50 jaar bescherming van de Noordzee

Op vrijdag 11 oktober vierden de Noordzeelanden in Bonn (Duitsland) hun 50-jarige samenwerking. In het kader van het Akkoord van Bonn strijden België, Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Denemarken, Ierland, Zweden en Noorwegen samen met de EU tegen vervuiling van de Noordzee. Dit regionale akkoord ontstond tegen vervuiling van de Noordzee door schepen en andere maritieme activiteiten. België nam het initiatief om het toepassingsgebied van het akkoord te laten uitbreiden door er ook het voorkomen van illegale luchtvervuiling door de scheepvaart in op te nemen.

Evolutie van het akkoord

In 1967 verloor de olietanker ‘Torrey Canyon’ 117.000 ton olie na een schipbreuk. Kort na deze eerste grote olieramp, in 1969, sloegen de landen die grenzen aan de Noordzee de handen in elkaar en sloten het Akkoord van Bonn af. Daarmee helpen ze elkaar in de strijd tegen vervuiling door rampen op zee, chronische vervuiling door schepen en offshore installaties. Bovendien werken ze samen tijdens het uitoefenen van toezicht en controle.

Olievervuiling in de Noordzee is in de loop der jaren sterk gedaald, vooral doordat er tegenwoordig nog maar zelden illegale olielozingen op zee plaatsvinden. Dit is het resultaat van dertig jaar gecoördineerde inspanningen in het kader van het akkoord om illegale lozingen op te sporen en de betrapte vervuilers te vervolgen. Toch blijft het belangrijk om in geval van een milieuramp snel en collectief te kunnen optreden.

De Belgische delegatie. Vlnr. Eric Donnay (Celhoofd Milieuhandhaving op zee, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) – Pierre Kerkhofs (Directeur-General DG Leefmilieu, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) – Ronny Schallier (teamleider SURV, BMM, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen)

Resultaten van de bijeenkomst

Tijdens de bijeenkomst in Bonn werden een aantal belangrijke beslissingen voor de toekomst van het akkoord genomen die in een ministeriële vergadering goedgekeurd werden. Een nieuw ambitieus  Strategisch Actieplan van het akkoord voor de komende zes jaar werd afgewerkt. De toetreding van Spanje tot het akkoord – met als gevolg de uitbreiding van de zone van het akkoord naar de Baai van Biskaje – werd formeel goedgekeurd. Een andere belangrijke beslissing is de uitbreiding van het toepassingsgebied van het akkoord: ook de uitstoot van verontreinigende gassen van schepen wordt voortaan mee opgenomen. Dit gebeurde op voorstel van België, dat de leiding over de organisatie van deze nieuwe activiteiten gekregen heeft.

Minister van Noordzee Philippe De Backer: “Dit is een internationale erkenning van de Belgische expertise en de voortrekkersrol van ons land op het gebied van de bescherming van zeeën en oceanen. Het lijdt geen twijfel dat deze expertise zal zorgen voor nog doeltreffendere controles op de naleving van de normen voor de uitstoot van verontreinigende gassen door schepen in de Noordzee.”

Uitvoering in België

In België wordt het Akkoord van Bonn uitgevoerd door de BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het KBIN en de dienst Marien milieu van de FOD Volksgezondheid. Met de nieuwe actie over de controle van de uitstoot van de schepen wordt vanaf nu ook het DG Scheepvaart van de FOD Mobiliteit actief betrokken. Zij houden samen toezicht op mariene vervuiling met vliegtuigen en patrouilleschepen en controle aan boord van de schepen in de haven.

Op het vlak van de bescherming van de zeeën en oceanen wordt België internationaal als een blue leader beschouwd. Ons land was pionier op het vlak van mariene ruimtelijke planning, de bouw van offshore windmolens en de strijd tegen plastic afval in zee. Het heeft ook internationaal aan de kar getrokken om de CO2-uitstoot van schepen tegen 2050 met de helft te verminderen en de Belgische reders werken hard aan een emissievrije scheepvaart. Bovendien is een derde van het Belgische deel van de Noordzee beschermd als Natura 2000-gebied en minister De Backer bevestigde recent aan de Verenigde Naties het ambitieuze ‘30×30’-plan om tegen 2030 30% van de oceaan te beschermen. Het initiatief tot uitbreiding van het toepassingsgebied van het Akkoord van Bonn om de Noordzee beter te beschermen, illustreert opnieuw de voortrekkersrol van België.

Meer info: www.bonnagreement.org

Dwergvinvis in Belgische wateren op 10 november 2019

Grote verrassing op zondag 10 november in één van de windparken in het Belgisch deel van de Noordzee: onderhoudstechnici nemen een walvis waar en kunnen een kort filmpje maken voor het dier weer wegduikt. De beelden worden aan het KBIN bezorgd: het blijkt om een dwergvinvis te gaan. Een zeldzaamheid waarvan uit de voorbije 20 jaren slechts vijf andere gevallen uit de Belgische wateren bekend zijn. In slechts twee van die eerdere gevallen ging het om levende dieren.

Op zondag 10 november bleven enkele onderhoudstechnici stomverbaasd achter nadat ze van op een windturbine niets minder dan een walvis zagen langszwemmen. De waarneming vond plaats in de Norther concessiezone, op ongeveer 23 km van de haven van Zeebrugge. Kenny De Groote slaagde erin een korte video te maken, die ter documentatie werd doorgestuurd aan wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

“De beelden tonen onmiskenbaar een vinvis, en het korte fragment blijkt gelukkig van voldoende kwaliteit om het dier te identificeren als dwergvinvis.” zegt Kelle Moreau, die de beelden als eerste ontving en doorstuurde aan zijn collega’s. “Op basis van de algemene indruk van grootte en vorm van het dier, en vooral omwille van de uitgebreide witte zones op de basis van de borstvinnen (flippers), dacht ik meteen aan een dwergvinvis” voegt Jan Haelters, zeezoogdierenexpert van het KBIN, toe. “Ook de vorm en inplantingsplaats van de rugvin, en de aanwezigheid van een lichtere zone achter de borstvinnen (de zogenaamde ‘chevron’), dragen bij tot de determinatie die door verschillende geraadpleegde experten werd bevestigd.”

Kenmerken van de dwergvinvis (© Whale Watching Handbook, International Whaling Commission)

Volwassen dwergvinvissen (Balaenoptera acutorostrata) bereiken een maximale grootte van 9 à 11 meter, waarbij de vrouwtjes iets groter worden dan de mannetjes. De dwergvinvis is daarmee één van de kleinere soorten baleinwalvissen, en wordt niet aanzien als een zeldzame of bedreigde soort.

Meer dan zijn rug laat een dwergvinvis doorgaans niet zien (© Mike Baird)

Hoewel de dwergvinvis deel uitmaakt van de fauna van de Noordzee, is zijn verspreidingsgebied hoofdzakelijk beperkt tot haar noordelijke en centrale deel. De soort wordt slechts zelden ten zuiden van de Doggersbank aangetroffen. Uit onderzoek blijkt echter dat dwergvinvissen de laatste jaren, vermoedelijk door veranderingen in het ecosysteem, vaker wat zuidelijker voorkomen. Uit de Belgische wateren zijn ons uit de laatste 20 jaar enkel de volgende gevallen bekend:

  • 2004: dood op zee gevonden en aan land gebracht; gestorven door bijvangst
  • 2013: stranding; gestorven door inslikken van een grote hoeveelheid plastic
  • 2013: waarneming op zee
  • 2017: kadaver in staat van ontbinding op zee
  • 2017: waarneming op zee

Het skelet van de dwergvinvis uit 2004 (eigendom KBIN) valt momenteel te bewonderen in de permanente tentoonstelling ‘Sea Change’ in het Provinciaal Bezoekerscentrum Duinpanne te De Panne.

Skelet van de Belgische dwergvinvis uit 2004, tentoonstelling ‘Sea Change’, Duinpanne, De Panne (© KBIN/Kelle Moreau)

‘The Ocean We Need’ – Europa’s toonaangevende oceaandeskundigen formuleren advies voor regeringen.

De Europese Mariene Raad (European Marine Board) lanceerde onlangs de publicatie ‘Navigating the Future V‘, die Europese regeringen krachtig en onafhankelijk wetenschappelijk advies geeft over toekomstig zee- en oceaanonderzoek tot 2030 en daarna. Om dit te bereiken hebben vooraanstaande oceaanexperts de belangrijkste domeinen van de mariene wetenschap geïdentificeerd waar nog steeds lacunes in de kennis bestaan.

De Europese Mariene Raad (EMB) is een toonaangevende Europese denktank op het gebied van marien wetenschapsbeleid. Het is een onafhankelijk, niet-gouvernementeel adviesnetwerk bestaande uit meer dan 10.000 mariene wetenschappers van de belangrijkste nationale mariene/oceanografische instituten, financieringsagentschappen en netwerken van universiteiten uit alle Europese landen. De Raad van Bestuur biedt een platform voor de aangesloten organisaties om gemeenschappelijke prioriteiten te ontwikkelen, marien onderzoek te bevorderen en de kloof tussen wetenschap en beleid te overbruggen om toekomstige uitdagingen en kansen op het gebied van mariene wetenschap aan te gaan.

Navigating the Future V

De leemten in de kennis die Navigating the Future V (NFV) adviseert om prioritair te behandelen in de onderzoeksagenda zijn van cruciaal belang voor het begrijpen van de vier-dimensionale oceaan, het voorspellen van tsunami’s en de impact van meervoudige stressoren op de biogeochemie en biologie, en voor het begrijpen van de impact van de toekomstige blauwe economie op onze mariene ecosystemen. NFV toont aan dat we transdisciplinaire wetenschap en duurzaamheidswetenschap nodig hebben om het beheer van een holistische vier-dimensionale oceaan aan te pakken. Het belicht ook de technologische vooruitgang en de modellering die nodig zijn voor een mogelijke toekomstige virtuele oceaan die de betrokkenheid en het begrip van het publiek voor de oceaan zou vergroten.

NFV stelt de wetenschap voor die we nodig hebben voor het komende Decennium voor oceaanwetenschap voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (United Nations Decade for Ocean Science for Sustainable Development; 2021-2030), het volgende Europese kaderprogramma, Horizon Europe, en zijn missie inzake gezonde oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren. De publicatie werd officieel gelanceerd op 11 juni 2019 in Parijs, Frankrijk, tijdens de EurOCEAN 2019-conferentie (conferentie op hoog niveau over wetenschapsbeleid, georganiseerd door de Europese Mariene Raad, de Europese Commissie en de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van Unesco).

Belangrijkste boodschappen

In het rapport wordt een oplossingsgerichte mariene onderzoeksagenda aanbevolen, die samen met alle belanghebbenden is opgesteld en waarbij duurzaamheid centraal staat. De volgende belangrijke kennislacunes moeten worden aangepakt:

  • De vierdimensionale oceaan (veranderingen in de driedimensionale oceaan in de loop van ruimte en tijd) en functionele verbanden tussen de componenten van het mariene systeem, d.w.z. fysica, chemie, biologie, ecologie en de mens;
  • Het effect van meervoudige stressoren (bv. klimaatverandering, vervuiling, overbevissing) op het functioneren van mariene ecosystemen, hun interacties, evolutie en aanpassing in de tijd en de ecosysteemdiensten die zij leveren;
  • De kenmerken, waarschijnlijkheid en effecten van klimaatgerelateerde extreme gebeurtenissen en geologische risico’s (bv. mariene hittegolven, meteotsunami’s en onderzeese aardbevingen, aardverschuivingen, vulkaan-uitbarstingen en de daarmee samenhangende tsunami’s) en de wijze waarop deze door de klimaatverandering kunnen veranderen; en
  • Oceaantechnologieën, modellering, gegevens en kunstmatige intelligentie die nodig zijn voor duurzame oceaanobservatie om de effecten van de mens op de oceaan te begrijpen, voorspellen en beheren.

De belangrijkste acties omvatten de ontwikkeling van een bedrijfsmodel dat de economische duurzaamheid van oceaanobservaties op lange termijn garandeert. We moeten ook een nieuwe generatie duurzaamheidswetenschappers ontwikkelen en een duurzaamheidsforum binnen Europa oprichten dat alle actoren, inclusief de industrie en het maatschappelijk middenveld, bij elkaar brengt.

 

 

De belangrijkste boodschappen en acties worden ook toegelicht in een reeks infographics (zie onderaan).

NFV is een gezamenlijk product waarvan de voorbereidingen in november 2017 werden gestart met een planningsvergadering van 19 vooraanstaande Europese deskundigen op het gebied van mariene wetenschap en aanverwante disciplines. Zij beslisten over de inhoudelijke thema’s. Vervolgens werkten uitgebreidere werkgroepen met vertegenwoordigers van 13 Europese landen aan het in kaart brengen van leemten in de kennis en het opstellen van de aanbevelingen van het rapport.

De Belgische federale regering wordt in de Europese Mariene Raad vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Voor communicatie-aspecten en lidmaatschap van het European Marine Board Communications Panel (EMBCP) wordt een wetenschapscommunicator van KBIN gedelegeerd.

Nieuwe methode maakt verwerking van 4 decennia aan satellietgegevens mogelijk

In de afgelopen vier decennia omcirkelden verschillende satellieten de aarde om talrijke gegevens te verzamelen. De technologie is in deze periode echter geëvolueerd, waardoor de behoefte aan een uniforme verwerkingsmethode is ontstaan. Een nieuw ontwikkeld algoritme en software maken het nu mogelijk om al deze gegevens consistent te verwerken en uniforme beeldreeksen te verkrijgen voor parameters zoals waterreflectie en troebelheid.

Sinds de lancering van Landsat 5 in 1984 werden de landmassa en de kustgebieden van de aarde elke 16 dagen in beeld gebracht. Landsat 5 leverde deze service gedurende meer dan 25 jaar, maar werd in 2013 volledig stopgezet. Zijn missie wordt voortgezet door Landsat 7 (gelanceerd in 1999) en Landsat 8 (2013). De Landsat missies worden aangevuld met twee Sentinel-2 satellieten, gelanceerd in 2015 (S2A) en 2017 (S2B), die elke 5 dagen de hele aarde in beeld brengen. De gegevens van de Landsat-missies zijn sinds 2008 vrij toegankelijk, die van Sentinel-2 sinds hun lancering. Door het combineren van de gegevensstromen kunnen lange tijdreeksen worden bestudeerd, maar door verschillen in sensorontwerp en beeldformaten van deze satellieten was het moeilijk om de gegevens over de hele tijdreeks op elkaar af te stemmen. Meer in het bijzonder was er behoefte aan een atmosferisch correctiealgoritme en verwerkingssoftware voor de geautomatiseerde en consistente verwerking van deze beelden.

Uniforme verwerking

In een recente publicatie in het tijdschrift ‘Remote Sensing of Environment’ beschrijft Quinten Vanhellemont van het Remote Sensing team (REMSEM) van ons instituut een methode voor een uniforme verwerking van de satellietgegevens. Hiermee kunnen waterreflectie en afgeleide parameters, zoals watertroebelheid, worden samengevoegd en in beeld gebracht. Deze producten zijn gevalideerd met een lange tijdreeks van in situ metingen van over de hele wereld (Figuur 1). Deze methode is sinds april 2018 de standaardmethode in de ACOLITE software die beelden van Sentinel-2A/B en Landsat 5/7/8 kan verwerken. ACOLITE werd ook door Quinten ontwikkeld aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Figuur 1: Tijdreeksen van watertroebelheid uit in situ metingen (volle lijn) en afgeleid van satellietbeelden voor een locatie in de zuidelijke Noordzee. Een goede overeenkomst wordt gevonden in de 20 jaar durende tijdreeks.

Afbeeldingen van lange tijdreeksen

De uniforme verwerking van de gegevens die door de verschillende satellieten worden verzameld leidt tot gestandaardiseerde, gemakkelijk interpreteerbare (en ook mooie) gegevens- en beeldreeksen. In de Belgische kustzone kunnen we bijvoorbeeld de impact van de uitbreiding van de havens van Zeebrugge en Oostende op de sedimentatie aan beide zijden van de havenmuren waarnemen. De fotoseries in Figuur 2 tonen een ophoping van zand op de stranden ten oosten en westen van de uitgebouwde havens. Ook de watertroebelheid kan worden afgeleid. Deze wordt in de Belgische kustzone voornamelijk bepaald door resuspensie van bodemmateriaal in gesuperponeerde cycli: een jaarlijkse cyclus van hoge troebelheid in de winter en lage waarden in de zomer, en resuspensiecycli van eb-vloed en doodtij-springtij.

Figuur 2a: Uitbreiding van de havenmuren en binnenhavendokken van de haven van Zeebrugge, en ophoping van zand op de stranden ten oosten en westen van de havenmuren (jaren 1980-2010).
Figuur 2b: Haven van Oostende (1980s-2010s)

Vanhellemont, Quinten. “Adaptation of the dark spectrum fitting atmospheric correction for aquatic applications of the Landsat and Sentinel-2 archives.” Remote Sensing of Environment 225 (2019): 175-192. https://doi.org/10.1016/j.rse.2019.03.010

ACOLITE processor https://odnature.naturalsciences.be/remsem/software-and-data/acolite

ACOLITE forum https://odnature.naturalsciences.be/remsem/acolite-forum/

ACOLITE source code https://github.com/acolite/acolite

EUROFLEETS+ Call voor scheepstijd- en mariene onderzoeksapparatuur (SEA-programma) “OCEANS”

Eurofleets+ is een alliantie van Europese infrastructuur voor marien onderzoek om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de onderzoeks- en industriële gemeenschappen.

Algemene informatie

Het Eurofleets+ project vergemakkelijkt de open toegang tot een geïntegreerde en geavanceerde onderzoeksvloot, ontworpen om te voldoen aan de veranderende en uitdagende behoeften van de gebruikersgemeenschap. Europese en internationale onderzoekers uit de wetesnchappelijke wereld en het bedrijfsleven kunnen via één enkel toegangssysteem verschillende toegangsprogramma’s aanvragen. Eurofleets+ geeft prioriteit aan steun voor onderzoek naar duurzame, schone en gezonde oceanen, waarbij een link wordt gelegd met bestaande infrastructuur voor oceaanobservatie, en ondersteunt innovatie door nauw samen te werken met de industrie.

Eurofleets+ onderzoeksschepen: Het project biedt toegang tot een unieke vloot van 27 ultramoderne onderzoeksschepen (13 Global/Ocean en 14 Regional) van Europese en internationale partners. Eurofleets+ biedt een brede geografische dekking, met toegang tot de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, de Baltische Zee en de Noordzee, de Noord-Atlantische Oceaan (met inbegrip van Groenland en de Noorse zee), de Zuidelijke Stille Oceaan en de Ross Zee.

Eurofleets+ apparatuur: Onderzoekers hebben toegang tot geavanceerde apparatuur, waaronder 7 ROV’s (Remotely Operated Vehicles) en 5 AUV’s (Autonomous Underwater Vehicles). Een uniek draagbaar telepresence systeem maakt toegang op afstand mogelijk voor onderzoekers en diverse eindgebruikers, waaronder het publiek; een primeur voor Europa.

Eurofleets+ programma’s

In Eurofleets+ zullen drie toegangsprogramma’s van start gaan:

1) Ship-time and Marine Equipment Application (SEA-programma) voor toegang tot de schepen en de uitrusting door middel van een volledige scheepstijdsaanvraag, waarvoor minimaal twee oproepen zullen worden gelanceerd, één voor “oceaan-” en één met “regionale” schepen. De oproep tot het indienen van voorstellen voor oceaanschepen en -uitrusting loopt vanaf 26 juni en blijft open tot 27 september 2019. Meer details over deze oproep vindt u hieronder. De oproep tot het indienen van voorstellen voor regionale vaartuigen wordt in het najaar van 2019 geopend en zal ook drie maanden open blijven. Onderzoeksschepen en mariene uitrusting die tijdens de eerste oproep (oceaan) niet worden aangeboden of aangevraagd, of die resterende capaciteit hebben, zullen worden aangeboden in de tweede, regionale oproep.

2) Het Co-PI programma is specifiek gericht op beginnende onderzoekers met het oog op de uitvoering van hun eigen onderzoek, samen met ervaren wetenschappers in het kader van de geplande Eurofleets+-cruises. Het Co-PI-programma zal naar verwachting vanaf november 2019 openstaan voor aanvragen en blijft beschikbaar tot begin 2022.

3) Transnationale toegang op afstand (RTA-programma, Remote Transnational Access) om onderzoekers op afstand toegang te geven tot stalen of gegevens van een Eurofleets+-vaartuig. Toegang op afstand maakt het mogelijk kleinere projecten, stalen of gegevensbehoeften te behartigen, wanneer deze met één dag scheepstijd kunnen worden gerealiseerd. Aanvragen voor RTA-programma’s zullen kunnen worden ingediend in het kader van een doorlopende oproep die naar verwachting ook open zal staan van november 2019 tot begin 2022.

Opmerkingen: Niet-Europese aanvragers komen ook in aanmerking voor financiering. Industriële partners, beginnende onderzoekers en vrouwelijke onderzoekers worden aangemoedigd om een aanvraag in te dienen.

De Eurofleets+-financiering dekt het gebruik van de schepen, de bemanning, de brandstof en andere standaard exploitatiekosten, alsmede de reiskosten voor het ingescheepte team en het vervoer van apparatuur en stalen.

SEA-Programma Oproep “OCEANS”

Het SEA-programma biedt volledig gefinancierde transnationale toegang tot 14 onderzoeksschepen (sommige met ijsklasse) en 9 onderzoeksapparaten zeeschepen voor het uitvoeren van scheepsgebaseerde onderzoeksactiviteiten binnen elk gebied van de mariene wetenschappen.

Meer informatie over de financieringsvoorwaarden, richtlijnen voor het indienen van aanvragen en de volledige toelatingscriteria.

Deze oproep blijft open voor het indienen van voorstellen tot vrijdag 27 september 2019.

Onderzoeksschepen:

Noord-Atlantische Oceaan

RV Arni Freidrickson (HAFRA, Ijsland)

RV Celtic Explorer (MI, Ierland)

RV DANA (DTU, Denemarken)

RV Magnus Heinason (HAVST, Faeroër)

RV Mar Portugal (IPMA, Portugal)

Arctische Oceaan

RV Sanna (GRONLANDS, Groenland)

RV G.O. SARS (HAVFO, Noorwegen)

Middellandse Sea, Atlantische Oceaan

RV Alliance (NATO-CMRE, Italië)

RV Pelagia (NIOZ, Nederland)

RV Ramon Margalef (IEO, Spanje)

RV Thalassa (IFREMER, Frankrijk)

Noordwestelijke/Westelijke Atlantische Oceaan

RV Coriolis II (UQAR, Canada)

RV Atlantic Explorer (BIOS, Bermuda)

Pacifische Oceaan

RV Tangaroa (NIWA, Nieuw-Zeeland)

Mariene Onderzoeksapparatuur:

AUV Hugin (UGOT, Zweden)

AUV Hugin (FFI, Noorwegen)

ROV Ægir 6000 (UiB, Noorwegen)

HROV Ariane (Ifremer, Frankrijk)

ROV Genesis (VLIZ, België)

ROV Holland1 (MI, Ierland)

ROV LUSO (IPMA, Portugal)

ROV Marum Squid (UB, Duitsland)

ROV Ocean Modules V8 offshore (UGOT, Zweden)

VSAT Satellite System (Telepresence Unit) (GFOE, Verenigde Staten)

Gedetailleerde beschrijvingen van de door EUROFLEETS+ aangeboden onderzoeksschepen en uitrusting.

Contact : eurofleetsplus@awi.de

KBIN en Zwin Natuur Park zenderen ooievaars

In het Zwin Natuur Park in Knokke-Heist werden eind juni drie jonge ooievaars voorzien van een zender. Dankzij hun zenders zullen deze Ooievaars voortdurend gevolgd kunnen worden. Met dit onderzoek willen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Zwin Natuur Park documenteren welke gevolgen wijzigende omstandigheden in de overwinteringsgebieden hebben op het trekgedrag van de Ooievaars.

Jonge ooievaar die eind juni 2019 in het Zwin werd uitgerust met een GPS zender (© Zwin Natuur Park)

Sinds Leon Lippens in 1957 in het Zwin Natuur Park een introductieprogramma voor ooievaars Ciconia ciconia begon, kropen er al een vijfhondertal jongen uit het ei (de eerste in 1965). Meer dan 300 hiervan kregen een wetenschappelijke ring om de poot, in het kader van de langlopende onderzoekstraditie en samenwerking met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De meerderheid werd ooit minstens één keer teruggemeld (gemiddeld vijf keer per teruggemelde ooievaar), vooral langsheen een as richting zuidwesten, doorheen de westelijke helft van Frankrijk en centraal Spanje. De verste terugmelding van een Zwin-ooievaar is bekend uit Algerije, op 2.164 kilometer van het Zwin. Maar er werden ook Belgische Ooievaars gemeld die in West-Afrika overwinterden, tot in Senegal en Mali. De ooievaar is één van de soorten waarvoor het Zwin in het kader van de EU-Vogelrichtlijn werd aangeduid als speciale beschermingszone.

Terugmeldingen van in België geringde ooievaars, 1965-2019 (© KBIN/Geoapp BeBIRDS)

Dit jaar telde de Zwin-populatie 13 broedparen. In de ruime omgeving konden echter nog 27 paren worden geteld (regio Knokke-Heist, Damme, Brugge, en over de Nederlandse grens) zodat de totale streekpopulatie in 2019 maar liefst 40 broedparen betrof. Enkele jaren geleden werd gestopt met het voederen van de Ooievaars in het Zwin, wat de verspreiding over een groter gebied vermoedelijk in de hand heeft gewerkt.

Naast ringen nu ook zenderen

Ook in 2019 ging in het Zwin aandacht naar het ringen van een aantal jonge ooievaars: op 5 juni werden 13 individuen van een wetenschappelijke ring voorzien. Deze ringen kunnen met een verrekijker of telescoop op afstand worden afgelezen, maar de kans dat een geringde ooievaar wordt waargenomen en gemeld blijft uiteindelijk behoorlijk klein. Hoewel de terugmeldingen ons veel leren, blijven het momentopnames. Met een zender kan een vogel echter voortdurend worden gevolgd, wat veel meer informatie oplevert over de overleving, de verplaatsingen en het habitatgebruik van de gezenderde vogels.

De zenders wegen slechts 25 gram en werken op zonne-energie (© Zwin Natuur Park)

Op 26 juni werden zo voor het eerst drie jonge Zwin-ooievaars (uit twee nesten) met een zendertje uitgerust. Ze wegen slechts 25 gram, wat minder dan één procent van het gewicht van de vogels vertegenwoordigt. Het gaat bovendien om zeer duurzame zenders: ze werken op zonne-energie en geven de gegevens die hun GPS verzamelt door via het GSM-netwerk. Geen nood wanneer er geen bereik is: alles wordt opgeslagen in een intern geheugen en doorgegeven van zodra het mogelijk is. Het is ook mogelijk om de zenderparameters (zoals de frequentie van de locatiebepalingen) van op afstand aan te passen. De nauwkeurigheid is verbluffend, posities worden tot op enkele meters na bepaald.

Het ruimtelijk gebruik van één van de gezenderde jonge ooievaars (periode 20-28 juli, de vogel verblijft nog rond de nestplaats) vertoont een zeer grote resolutie (© KBIN/Geoapp BeBIRDS)

Ooievaars op openluchtstorten

Vóór 1990 staken zowat alle West-Europese ooievaars in het najaar de Straat van Gibraltar (de zeeëngte die Spanje van Marokko scheidt) over om in West-Afrika te overwinteren. Sindsdien is er echter veel veranderd, en begrepen steeds meer ooievaars dat ze deze lange en energieverslindende tocht drastisch konden inkorten door in Spanje te blijven, waar ze op vuilnisbelten al het voedsel vinden dat ze nodig hebben. In de winter van 2018 – 2019 werden zo tot 46.000 overwinterende ooievaars geteld op het Iberisch schiereiland. Dit is maar liefst 20 procent van de West-Europese populatie. Deze vogels kennen bovendien een hogere overlevingskans, en zijn in het voorjaar sneller terug op de broedgronden waar ze dus de beste territoria kunnen inpikken.

De ooievaars hebben geen last van de zender op hun rug (© K. Moreau/KBIN)

Maar … er staan wolken aan de hemel van het Spaanse Ooievaarparadijs! De Europese ‘Waste Framework Directive’ verbiedt vuilnisbelten die aan de open lucht blootgesteld zijn, en de Europese Commissie klaagde Spanje in juni 2018 aan voor het Europese Hof van Justitie, naar aanleiding van het herhaaldelijk onbeantwoord blijven van oproepen om deze wetgeving ook in Spanje toe te passen. De Spaanse vuilnisbelten waar veel ooievaars gebruik van leerden maken, worden binnenkort dus gesloten. Dit zal de toestand en de omstandigheden van hun overwinteringskwartier grondig wijzigen. Met het zenderonderzoek willen het KBIN en het Zwin Natuur Park dus een bijdrage leveren tot het documenteren van de gevolgen die de gewijzigde toestand in Spanje zal hebben op het trekgedrag van de ooievaars.

Twee jonge gezenderde ooievaars in de Kleine Vlakte voor het Zwin (© K. Moreau/KBIN)

De resultaten van het onderzoek zullen op een specifieke projectpagina op de website van het Zwin Natuur Park (www.zwin.be) te volgen zijn. Het is de bedoeling dat in de volgende jaren nog meer ooievaars van een zender zullen worden voorzien.

Het Zwin Natuur Park is als internationale luchthaven voor vogels een kennis- en expertisecentrum voor de vogeltrek. Naast het ringen en zenderen van ooievaars, zet het Zwin Natuur Park ook in op het vogelringen. Van 1 augustus tot 20 oktober 2019 zal er bijna elke dag worden geringd, waarbij het publiek ook een inkijk in deze activiteit kan krijgen. In België wordt het wetenschappelijk ringen van vogels gecoördineerd door de groep BeBIRDS van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).

EuroGOOS, het Europees Waarnemingssysteem voor de Wereldzeeën

EuroGOOS is de Europese component van het Global Ocean Observing System van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO (IOC GOOS). Het EuroGOOS-secretariaat is gevestigd in Brussel, heeft 44 leden en ondersteunt vijf regionale systemen in Europa. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en meer bepaald het Marine Forecasting Centre van dit instituut, is één van deze leden en is betrokken bij het North West Shelf Operational Oceanographic System (NOOS).

EuroGOOS identificeert prioriteiten, verbetert de samenwerking en promoot de voordelen van operationele oceanografie om ervoor te zorgen dat er duurzame waarnemingen in de Europese zeeën worden verzameld die de basis vormen voor een reeks geschikte producten en diensten voor mariene en maritieme eindgebruikers.

De EuroGOOS-werkgroepen, netwerken van waarnemingsplatforms (task teams) en regionale systemen (ROOS) bieden fora voor samenwerking en voor het ontsluiten van hoogwaardige mariene gegevens, en leveren gemeenschappelijke strategieën, prioriteiten en normen. De vele EuroGOOS-netwerken werken aan geïntegreerde, duurzame en doelgerichte Europese oceaanobservatie, die het EOOS-kader (European Ocean Observation System) ondersteunt.

EuroGOOS Algemene Vergadering – Nieuwe Relevantie, Nieuwe Strategie

Op 8 en 9 mei kwam de Algemene Vergadering van EuroGOOS bijeen in Heraklion, onder auspiciën van het Hellenic Centre for Marine Research en George Petihakis, voorzitter van EuroGOOS. De EuroGOOS strategie en integratie waren de belangrijkste thema’s op de agenda. De bijeenkomst werd bijgewoond door EuroGOOS-leden en voorzitters van de EuroGOOS-activiteiten (werkgroepen, infrastructuurteams en de Regional Operational Oceanographic Systems – ROOS).

De Vergadering besprak de evolutie van de organisatie en brainstormde over de EuroGOOS-strategie voor 2020-2030. Het brainstormen werd gedaan aan de hand van een interactieve sessie onder de vorm van een World Café, en behandelde vier belangrijke thema’s van de strategie: high-level prioriteiten, uitdagingen, partnerschappen en nationale voordelen en belangenbehartiging. De resultaten van deze brainstorming zullen worden omgezet in de strategie en een bijhorend routekaart, waarbij het eerste ontwerp in de zomer zal worden voorbereid. De nakende OceanObs19 conferentie zal een verdere bijdrage leveren aan de voorbereiding van de strategie.

De Vergadering besprak ook manieren om een betere integratie tussen de verschillende EuroGOOS-activiteiten te bekomen. EuroGOOS task teams (netwerken van oceaanobservatietechnologieën) en werkgroepen (op het gebied van wetenschap, technologie, data-integratie en kustgebieden) leveren goede praktijken en analyses van de stand van zaken, terwijl de EuroGOOS Regional Operational Oceanographic Systems (ROOS) zorgen voor regionale coördinatie. Eind 2019 zal EuroGOOS een integratieworkshop organiseren waarin al deze activiteiten worden samengebracht, om te brainstormen en afspraken te maken over de nieuwe EuroGOOS-strategie, en over de steun die daarvoor van het EuroGOOS-leiderschap wordt verwacht.

Glenn Nolan (EuroGOOS General Secretary), George Petihakis (EuroGOOS chair) en Sebastien Legrand (Marine Forecasting Centre, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) schudden de hand op de nieuwe kantoorovereenkomst. © Dina Eparkhina/EuroGOOS

Nieuwe leden, een nieuwe thuis

 Tijdens het formele gedeelte van de vergadering warden drie nieuwe leden van EuroGOOS goedgekeurd en van harte welkom geheten: SHOM (Frankrijk), PLOCAN (Spanje) en NIVA (Noorwegen). Vertegenwoordigers van deze organisaties presenteerden hun activiteiten en toekomstige bijdragen aan EuroGOOS, die betrekking hebben op technologische ontwikkeling, integratie, monitoring van de oceanen en oceaangeletterdheid. De Vergadering heeft ook een nieuw lid voor de Raad van Bestuur verkozen – Holger Brix van het Helmholtz-Zentrum Geesthacht in Duitsland. Twee leden van de Raad van Bestuur traden af na de voltooiing van hun volledige mandaat – de Vergadering bedankte Urmas Lips (Tallinn University of Technology, Estland) en Bernd Brugge (Federaal Agentschap voor Maritieme en Hydrografische Zaken, BSH, Duitsland) voor hun bijdrage aan het werk van de Raad in de afgelopen zes jaar. Tijdens de Vergadering tekende voorzitter George Petihakis ook de kantoorovereenkomst tussen EuroGOOS en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), vertegenwoordigd door Patrick Roose en Sebastien Legrand. Vanaf eind 2019 zal het KBIN het EuroGOOS-secretariaat onderbrengen in zijn Brusselse kantoren (waar ook het Belgisch Museum voor Natuurwetenschappen is gevestigd).

Tekst: Dina Eparkhina (EuroGOOS), Kelle Moreau (RBINS)

Wanneer originaliteit je doet varen – Een klas uit het 4e op de Belgica

De naamgeving van de Belgica II, het nieuwe Belgische onderzoeksschip dat eind 2020 de Belgica zal opvolgen, werd aangekondigd op 25 april 2019 en deed heel wat inkt vloeien. Maar indien originaliteit en cinematografische creativiteit de belangrijkste selectiecriteria waren geweest, zou het nieuwe schip “Gamma Ruspo” heten. Deze naam werd voorgesteld door de leerlingen van klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen). Ook voor de meest originele video werd een beloning aangekondigd, dus werden de leerlingen op maandag 20 mei verwacht in de militaire haven van Zeebrugge, om een halve dag op de Belgica mee te varen. Kapitein Haddock’s schaduw zal boven de Noordzee zweven…

Op 6 november 2018 lanceerde het Federaal Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische oceanografische schip te bepalen. Na een eerste fase, waarin de scholen een naam konden voorstellen (met een video ter verduidelijking) en een tweede fase waarin iedereen uit zes geselecteerde voorstellen kon kiezen, kondigde de Federale minister van Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de gekozen naam aan: “Belgica II”.  De winnende klas 1LA van Athénée Maurice Destenay in Luik, kon dezelfde dag nog genieten van een zeereis met de Belgica.

Er werd echter ook een tweede winnaar gekozen om de meest overtuigende video te belonen, waarbij originaliteit voorop stond. Voor deze prijs heeft een jury bepaald dat klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen) de meest originele productie heeft ingezonden. Hun video is geïnspireerd op de stripfiguren Kuifje en Zonnebloem en legt uit waarom ze het nieuwe schip “Gamma Ruspo” zouden hebben genoemd. Op maandag 20 mei 2019 kreeg deze klas ook een dagtocht met de RV Belgica als geschenk.

Wetenschappers geven uitleg over de meetapparatuur op een tripode die dadelijk op de zeebodem zal worden gezet.

Het Institut de la Providence de Champion, een groene school met belangstelling voor de mariene wetenschappen

Het Institut de la Providence de Champion is een school die op initiatief van de directie, de leerkrachten en de studenten, sinds lange tijd steeds meer initiatieven op het gebied van milieubescherming ontplooit: installatie van fotovoltaïsche panelen, vervanging van alle verlichtingsarmaturen door LED’s, beheer van bijenkasten met een educatieve bijenkorf in het klaslokaal, ondertekening van het “Green deal sustainable canteens”-contract, zachte mobiliteitsweek van 20 tot en met 24 mei 2019, investeringen in herbruikbare bekers en waterfonteinen, milieucertificeringsproces, enz.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de studenten van het 4e B van het Institut de la Providence de Champion over de naamgevingswedstrijd hoorden. Vooraleer een naam voor te stellen voor de opvolger van de Belgica, werd iedereen uitgenodigd om dit eerbiedwaardige schip te onderzoeken en er meer over te weten te komen. De jongeren leerden dat het belangrijke informatie verzamelt die bijdraagt aan het denken over onder meer duurzame visserij, offshore windturbines, diepzee-mijnactiviteiten en offshore energieopwekking en -opslag. De bundeling van informatie maakte het mogelijk om denklijnen te lanceren om originele namen te formuleren voor de opvolger van de Belgica.

Het was bijzonder druk in de laboratoria van de Belgica.

Gamma Ruspo

Na een kleurrijk debat koos de 4B voor originaliteit. Waarom noemen we dit schip niet “Gamma Ruspo”?

Gamma rus wat? De “Gammarus pulex” is een soort garnaal, “ruspo” betekent “ik zoek” in het Latijn en het is niet nodig om de relatie tussen het woord “gamma” en de wereld van de wetenschap te specifiëren.

Toen de naam eenmaal was gekozen, was het tijd om over te gaan naar het tweede deel van de wedstrijd: film een anderhalve minuut durende video om de voorgestelde naam op een originele manier te presenteren. Een kleine groep studenten improviseerde als filmploeg en maakte eind januari zonder hulp van iemand anders een videoclip waarin zeer Belgische personages (Kuifje en Zonnebloem) worden geassocieerd met het speelse en wetenschappelijke universum van “C’est pas sorcier” (Frans educatief televisieprogramma). Het resultaat kende op het net een bescheiden succes en leidde tot reacties tot in Oostenrijk (de clip is vertaald in de drie landstalen).

Vertolking van Kuifje – één van de protagonisten uit het winnende filmpje – door één van de leerlingen.

De ontknoping

In februari 2019 werd de knoop doorgehakt: “Gamma Ruspo” werd niet geselecteerd als een van de namen waaruit het publiek zou kunnen kiezen. De studenten waren later zeer verbaasd om te horen dat de nieuwe Belgica…” Belgica 2″ zal heten! Ze hadden niet gedacht dat deze wedstrijd tot deze naam zou leiden, hoewel het een sterk merk is dat de geschiedenis en traditie van het Belgisch marien onderzoek eert.

De studenten van Providence toonden zich echter sportief, en gaven toe dat de naam die ze hadden voorgesteld waarschijnlijk niet voldoende bruikbaar was. Een beetje teleurstelling, maar nog steeds de voldoening van te hebben deelgenomen aan een geweldige groepservaring en een geweldige video.

April 2019, grote verrassing: een bericht van de organisatoren van de wedstrijd deelde mee dat hun inzending de wedstrijd voor de meest originele video heeft gewonnen.

Dominique Rappe, leraar Frans van de 4B’s, reageert: “Het is geweldig dat de klas werd beloond, omdat velen van hen het denken ver hebben doorgevoerd en hun belangstelling voor biologie, klimaat en wetenschap in het algemeen hebben bewezen. Het filmteam was volledig autonoom en het was echt hun intuïtieve talent dat werd beloond. Iedereen keek er naar uit om op maandag 20 mei in te schepen op de Belgica voor een excursie. We hebben dit bezoek grondig voorbereid zodat de jongeren zoveel mogelijk informatie konden verzamelen bij de wetenschappers die die dag onderzoek deden. En ze interviewden ook de militairen die het schip besturen. De klas heft zelfs een kleine animatie (een lied) aangeboden om de volwassenen te bedanken die hen ontvingen in hun professionele wereld.”

De leerlingen staan versteld van hoeveel er over een flesje zeewater kan worden verteld.