Het stroomgebied van het Manyarameer is een biodiversiteitshotspot die ook economisch belangrijk is voor de lokale voedselvoorziening en het toerisme. Verschillende partijen (lokale gebruikers, natuurbeschermers, politici) hebben verschillende belangen, wat leidt tot zowel ecosysteem-bedreigingen als sociale kwesties in verband met land- en watergebruik. De beheerbelangen komen aan bod in een studie onder leiding van Luc Janssens de Bisthoven (CEBioS, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) in het kader van het MAB-programma (Mens en Biosfeer) van de UNESCO, dat gericht is op de duurzame ontwikkeling van gevoelige gebieden. Watergebruik en -verdeling, participatie van alle betrokken partijen en bestuur werden geïdentificeerd als belangrijke prioriteiten die moeten worden ontwikkeld om te evolueren naar een beheer dat gedeeld wordt door alle betrokken partijen en een positieve impact heeft op de duurzame ontwikkeling van het stroomgebied van het Manyarameer.
Het Manyarameer is een ondiep zout meer met een variërend oppervlak (maximaal 480 km2) in het hart van het Lake Manyara UNESCO Biosphere Reserve in de Noordelijke Tanzaniaanse Riftvallei. Het ligt in een gesloten bassin zonder natuurlijke afvoer, dat gevoed wordt door 9 rivieren. Het Lake Manyara National Park is een bekende hotspot van biodiversiteit. Als thuisbasis van meer dan 390 vogelsoorten is het geklasseerd als belangrijk vogelgebied (Important Bird Area). Ongeveer 200 zoogdiersoorten komen in het park voor, en de wateren herbergen een lijst van bedreigde vissoorten.
Het observateren van de natuurlijke diversiteit kan hier hotspot gecombineerd worden met bezoeken aan de iconische pastorale gemeenschappen van de Masai. Het is dan ook geen verrassing dat het Lake Manyara National Park deel uitmaakt van het beroemde ‘Noordelijke safaricircuit’ dat elk jaar vele toeristen aantrekt en zo bijdraagt aan de economische ontwikkeling van de regio.
De Manyara-managementuitdaging
Het beheer van het Manyarameer is een uitdaging, aangezien het ook een epicentrum van menselijke activiteit is. Ongeveer 18 000 inwoners (volkstelling van 2015) leven rond het meer en zijn er afhankelijk van. Het meer zelf wordt gebruikt voor de visserij, het noorden en de kloof ten zuiden worden gekenmerkt door irrigatielandbouw, de hoogvlakten in het hele stroomgebied worden door verschillende etniciteiten gebruikt voor regenlandbouw, en de drogere savannes worden gebruikt voor het grazen van vee (voornamelijk door Masai). Hoewel het Manyarameer dus cruciaal is voor de regio, is gebleken dat het te lijden heeft onder problemen van sociale, economische en ecologische aard, zoals een dalend waterpeil, erosie en water- en landconflicten.
De waargenomen problemen beïnvloeden zowel de biodiversiteit (bv. massale sterfte van flamingo’s en andere soorten die afhankelijk zijn van het meer) als de sociale en economische situatie. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel waarin waterconflicten tussen bestaansgroepen en tussen mens en dier toenemen en de inkomsten van het toerisme daarop ook afnemen. Dit beïnvloedt op zijn beurt de tolerantie van de lokale bevolking ten aanzien van natuurbeschermingsinitiatieven.
Problemen en oplossingen
De uitdaging voor wetenschappers en managers ligt in het verzoenen van de behoeften van de lokale bevolking met de noodzaak om de biodiversiteit te beschermen. Het onderzoek dat werd uitgevoerd om de belangrijkste acties voor de ontwikkeling van het Manyara-bekken te identificeren, suggereert een unieke meervoudige en multifocale aanpak. Dit was het resultaat van twee participatieve workshops in december 2015 en 2016, waaraan 40 deelnemers en 13 structuren uit verschillende wetenschappelijke disciplines, ngo’s, lokale gebruikersgroepen en beheerders deelnamen. De deelnemers identificeerden samen 12 thema’s die moeten worden aangepakt: demografische factoren, verzilting, erosie, opdroging van rivieren, ontbossing, vernietiging van waterbronnen, menselijke activiteiten in de buurt van het meer, het opvangen van water voordat het water het meer bereikt, zware regenval die erosie veroorzaakt, verdamping, vertrapping en begrazing. Vervolgens werd een beslissingsondersteunend systeem in dienst van een geïntegreerd beheersplan voorgesteld. De resultaten zijn in april 2020 gepubliceerd in het Journal of Environmental Management.
Gezamenlijk beheer en bescherming
Uit de analyse bleek dat watergebruik en -verdeling, participatie van alle betrokken partijen en bestuur de aspecten zijn die prioriteit moeten krijgen. Het feit dat er geen specifiek waterschap Manyara is en dat het stroomgebied van Manyara door verschillende overheden (met verschillende ruimtelijke en functionele schalen) wordt beheerd, leidt tot discrepanties in de beheer-mogelijkheden. Dit laat de deur open voor een grijze zone van interpretatie en handhaving en kan leiden tot corruptie en conflicten over landgebruik.
“Onze studie heeft tot doel een continue impuls te geven om alle partijen aan te moedigen een geschikt nationaal en internationaal beleid te voeren en de nodige middelen te mobiliseren. Dit moet gebeuren in een context van vertrouwen of ‘eerlijke verdediging’ om een beslissings-ondersteunend systeem te ontwikkelen met een holistische en transformatieve visie”, stelt Luc Janssens de Bisthoven, hoofdauteur van het artikel en coördinator van het CEBioS-programma (Capaciteiten voor Biodiversiteit en Duurzame Ontwikkeling) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “Dit is de enige weg naar een beheer dat gedeeld wordt door alle betrokken partijen en een positieve invloed heeft op de duurzame ontwikkeling van het stroomgebied van het Manyarameer”.
Het artikel over de sociaal-economische situatie van het Lake Manyara Biosphere Reserve in Journal of Environmental Management is het resultaat van een door VLIR-UOS gefinancierd Noord-Zuid-project, gepromoot door Prof. Luc Brendonck (KU Leuven) en medegepromoot door Luc Janssens de Bisthoven (CEBioS), en deel van de door BELSPO gefinancierde EVAMAB-activiteiten ter ondersteuning van het UNESCO Man and the Biosphere Programme. Ook onderzoekers van onder meer UHasselt en de Open University of the Netherlands werkten mee aan de studie.