Luchtobservaties boven de Noordzee in 2024

The Coast Guard Aircraft over the North Sea (© Institute of Natural Sciences/MUMM)

In 2024 documenteerde het Kustwachtvliegtuig van het Instituut voor Natuurwetenschappen vier gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen. Daarnaast werden verdachte zwavel- en stikstof-waarden gemeten in de rookpluimen van 31 en 59 schepen. De overige activiteiten bestonden uit vluchten in het kader van ruimer maritiem toezicht, internationale operaties en zeezoogdierentellingen.

Het Kustwachtvliegtuig boven de Noordzee (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Overzicht van de toezichtvluchten

In 2024 presteerde het Belgische Kustwachtvliegtuig in het kader van het nationale luchttoezichtprogramma 220 vlieguren boven de Noordzee . Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie.

De grootste inspanning (177,5 uren) werd besteed aan nationale vluchten, met niet minder dan 161,5 vlieguren als onderdeel van de werking van de Belgische Kustwacht. Deze inzet omvatte 118,5 uren voor maritiem toezicht in het kader van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL). 69 van deze uren waren specifiek gericht op toezicht op lozingen van olie, andere schadelijke stoffen en afval, de overige 49,5 uren waren gewijd aan de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen. De resterende 43 uren gingen naar visserijcontrole in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij, en er werd ook luchtsteun voorzien tijdens een oefening voor de bestrijding van mariene vervuiling. Daarnaast werd 16 uren gevlogen voor de monitoring van zeezoogdieren.

Internationaal werd 42,5 uren gevlogen in het kader van het Akkoord van Bonn, het internationaal mechanisme waarin de Noordzeelanden samenwerken om zeeverontreiniging te bestrijden. Dit omvatte onder meer een Tour d’horizon-missie (TdH) ter controle van boorplatformen in de Noordzee en een meerdaagse monitoringscampagne aan de grens van het controlegebied voor scheepsemissies ter hoogte van Bretagne (Frankrijk). Tot slot werden 23,5 uren gevlogen in het kader van het Europese onderzoeksproject CINDI-3, in samenwerking met het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA).

Scheepslozingen op zee

In het Belgisch deel van de Noordzee werden in 2024 geen olieveront-reinigingen vastgesteld. Hierdoor blijft de dalende trend van de afgelopen 34 jaar overeind.

Operationele (= doelbewuste) olieverontreinigingen per vlieguur sinds het begin van het Belgische luchttoezichtprogramma (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Wel werden vier gevallen van operationele verontreiniging door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Bijlage II) waargenomen, telkens zonder vervuiler in de buurt. Hierdoor was het ook niet mogelijk om na te gaan welke type vloeistof precies in zee werd geloosd.

In tegenstelling tot olielozingen vormt het lozen van andere schadelijke vloeistoffen nog steeds een courant probleem. Tot 2022 leek het aantal waarnemingen in stijgende lijn te evolueren, wat door andere Noordzeelanden werd bevestigd. 2023 was het eerste jaar in het afgelopen decennium waarin een daling werd genoteerd. Deze lijkt in 2024 stand te houden, maar het is nog te voorbarig om hier conclusies aan te verbinden. Dat het in sommige gevallen om toegestane lozingen gaat neemt niet weg dat ze een negatieve impact kunnen hebben op het mariene milieu. Het is belangrijk dat kuststaten deze lozingen blijven monitoren, om eventuele problemen op zee in kaart te brengen en als stimulans om de wetgeving aan te passen wanneer dat nodig zou blijken.

Operationele (= doelbewuste) verontreinigingen met andere schadelijke stoffen (dan olie) per vlieguur sinds het begin van het Belgische luchttoezichtprogramma (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Er werden in 2024 geen inbreuken vastgesteld op Bijlage V van het MARPOL Verdrag, dat betrekking heeft op het storten in zee van vuilnis en vaste bulkstoffen.

Olieverontreiniging in havens

Op 14 maart 2024 detecteerde het Kustwachtvliegtuig een verweerde olievlek in de haven van Antwerpen, zonder vervuiler in de buurt. Op 4 juni werden verschillende olievlekken waargenomen in dezelfde haven. Mogelijk ging het om een historische vervuiling die vrijkwam door baggerwerken. Kort daarna, op 7 juni, werd opnieuw olie waargenomen. Na contact met de havenautoriteiten bleek de verontreiniging afkomstig van een overflow van zware stookolie tijdens een bunkeroperatie. De dagen nadien werden meerdere vluchten boven de haven uitgevoerd in opvolging van deze vervuiling en werden de succesvolle bestrijdingsacties vanuit de lucht opgevolgd.

Oliebestrijding in het Deurganckdok na het bunkerincident op 7 juni. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/ BMM).

Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot

Ons land staat bekend als een internationale trekker in de strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee door het gebruik van een sniffer-sensor in het Kustwachtvliegtuig (monitoring en handhaving van MARPOL Bijlage VI). Deze sensor laat toe om op zee diverse luchtpolluenten te meten in de rookpluimen van schepen.

Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma, en hebben als doel om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee-emissiecontrolegebied te monitoren. Uit de resultaten van de in 2024 uitgevoerde zwavelmetingen blijkt dat 31 van de 743 geïnspecteerde schepen een verdacht hoge zwavelwaarde vertoonden.

Sinds de toevoeging van een NOx-sensor in 2020 meet het vliegtuig ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen. Hiervoor gelden sinds 1 januari 2021 eveneens strengere beperkingen in het Noordzee-emissiecontrolegebied. In 2024 leidde dit tot metingen van verdachte waarden bij 59 van de 735 gemonitorde schepen.

Alle verdachte schepen werden gerapporteerd aan de bevoegde Belgische en Europese maritieme inspectiediensten, welke instaan voor de verdere opvolging en controles aan de wal.

In 2021 werd een ‘black-carbon’-sensor toegevoegd aan de snifferopstelling. Deze meet de zwarte koolstof die een maat is voor de roetconcentratie in scheepsemissies. In 2024 werd zo de uitstoot van zwarte koolstof gemeten bij 451 schepen. De voorlopige resultaten tonen aan dat schepen op zee gevoelig meer roet uitstoten dan wat tot op heden werd vermoed.

Tijdens sniffervluchten vliegt het kustwachtvliegtuig door de rookpluim van schepen om zo verschillende polluenten te meten (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM).

Ruimer maritiem toezicht

In het kader van de Kustwacht draagt het vliegtuig ook bij aan de ruimere taken van maritieme handhaving en veiligheid op zee. De luchtoperatoren van de BMM rapporteren zo regelmatig inbreuken op de vaarregels en de AIS-plicht (Automatic Identification System) voor schepen aan de Kustwachtcentrale, en controleren inbreuken tegen de veiligheidsperimeter van bepaalde infrastructuur (zoals windparken of aquacultuurinstallaties).

Zo werden in 2024 11 schepen waargenomen zonder werkende AIS, allen vissersschepen. Daarnaast werden 26 inbreuken op de navigatieregels waargenomen, een aanzienlijke toename waarbij het vooral gaat om schepen die in tegengestelde richting varen (spookvaren) of voor anker gaan in vaarroutes. Deze waarnemingen werden systematisch gemeld aan het Directoraat-generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer) voor opvolging.

Het voorbije jaar werden ook drie overtredingen met betrekking tot intrusies in veiligheidsperimeters op zee gemeld aan de bevoegde autoriteiten. Dit is in lijn met de cijfers uit 2023 maar beduidend minder dan de jaren daarvoor. Een mogelijke verklaring is dat de invoering van de afgesloten gebieden voor scheepvaart, zoals het aquacultuurbedrijf voor de kust van Nieuwpoort en het kalibratiegebied voor wetenschappelijke instrumenten (nabij Oostende) ondertussen reeds zijn ingeburgerd bij de zeegaande vloot.

Tot slot heeft het kustwachtvliegtuig, in nauwe coördinatie met het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) vier verdachte activiteiten in en nabij de Belgische zeegebieden gemonitord. In drie van deze gevallen ging het om Russische schepen.

Passage van een verdacht Russisch schip doorheen de Belgische wateren onder begeleiding van de Belgische marine (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM).

Monitoring van zeezoogdieren

In 2024 voerde het Instituut voor Natuurwetenschappen seizoenale surveys van zeezoogdieren uit in de maanden april, augustus en november. Er werden respectievelijk 109, 21 en 69 Bruinvissen waargenomen langs de vliegtracks. Wetenschappelijke extrapolatie leidt tot populatieschattingen in de Belgische wateren van meer dan 5200 dieren in april, meer dan 1000 in augustus en meer dan 3300 in november.

Ook zeehonden werden regelmatig waargenomen tijdens deze vluchten, met name drie, 10 en 18 in de respectievelijke maanden. De survey in april was bijzonder omdat ook enkele veel zeldzamere soorten werden  gezien: een Dwergvinvis en een groep van vijf Witsnuitdolfijnen.

Internationale opdrachten

In juli werd een meerdaagse campagne uitgevoerd aan de grens van het controlegebied voor scheepsemissies in Brest (21,2 vlieguren). Hierbij werd tijdens vijf dagen de uitstoot gecontroleerd van 189 schepen. 14 hiervan waren niet in overeenstemming met de zwavelregelgeving en vier schepen hadden een te hoge NOx uitstoot. Alle waarnemingen werden gerapporteerd aan de bevoegde instanties in Frankrijk en aan de Europese aanloophavens, en werden eveneens opgenomen inde Europese inspectiedatabank Thetis-EU.

In september volgde de jaarlijkse internationale ‘Tour d’Horizon’-missie in het kader van het Akkoord van Bonn (21,3 vlieguren). Hierbij wordt zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen opgespoord in het centrale deel van de Noordzee (Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren). Het vliegtuig detecteerde in totaal acht olievervuilingen, een laag aantal in vergelijking met de voorgaande jaren. Het slechte weer, met zware zee en hoge golven die olie snel mengen met het zeewater, zal vermoedelijk een rol hebben gespeeld. Zeven van de acht vervuilingen konden rechtstreeks worden gelinkt aan een olieplatform. Alle waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.

Olieverontreiniging aan een boorplatform. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

De CINDI-3 campagne vond voor de derde keer plaats in Cabauw, Nederland. Meer dan 100 deelnemers uit 16 landen werkten samen met als hoofddoel het vergelijken van wetenschappelijke meetinstrumenten die stikstofdioxide, ozon, aerosolen en andere gassen meten. De metingen werden uitgevoerd vanop land, vanuit de lucht en vanuit de ruimte.

Een belangrijk onderdeel van de campagne was de inzet van het kustwachtvliegtuig om de luchtkwaliteit te meten boven Cabauw en de havens van Rotterdam en Antwerpen. Door luchtgegevens te combineren met andere instrumenten werd waardevolle informatie verkregen voor het valideren van satellietwaarnemingen van luchtvervuiling.

Een nieuwe horizon?

Hoewel 2024 opnieuw een succesvol jaar was voor het luchttoezichtsprogramma boven de Noordzee, moet worden opgemerkt dat het kustwachtvliegtuig een verouderd platform is dat binnenkort 50 jaar oud wordt. Vervanging is noodzakelijk om de continuïteit te garanderen van de steeds delicatere operaties die België als kuststaat moet uitvoeren in een complexer wordende maritieme en internationale context. Zonder vervanging is het waarschijnlijk dat België niet langer over een geschikt platform voor luchttoezicht beschikt en dus niet langer volledig kan voldoen aan zijn nationale en internationale verplichtingen op het gebied van milieubescherming, veiligheid en beveiliging in de Noordzee.

Het kustwachtvliegtuig tijdens een passage aan de meettoren in Cabauw (© Arnoud Apituley)

De Europese Platte oester, terug van (nooit?) weggeweest?

Lang geleden was de Platte oester alomtegenwoordig in de zuidelijke Noordzee. Maar door overbevissing, vervuiling en ziekten verdween deze inheemse soort bijna volledig uit ons land. Vandaag zijn er tekenen dat de Platte oester aan een voorzichtig herstel is begonnen. Dat wordt onder meer aangetoond door vondsten op onverwachte plekken, zoals in havens en offshore windparken.

Ostrea edulis, jachthaven Zeebrugge, september 2020 (© Instituut voor Natuurwetenschappen/MARECO – F. Kerckhof)

Dat de Platte oester (Ostrea edulis) weer wordt aangetroffen in Belgische wateren, mag gerust een sensatie genoemd worden. Na decennia van afwezigheid vonden mariene biologen de voorbije jaren levende exemplaren en lege schelpen van Platte oesters op allerhande menselijke infrastructuur, waaronder wetenschappelijke instrumenten. Ook in havengebieden zoals Zeebrugge en Oostende worden nu Platte oesters aangetroffen.

Daarnaast bieden offshore structuren, zoals de stalen funderingen van windturbines op zee, nieuwe leefgebieden waar oesterlarven zich kunnen hechten. Strandjutters vonden aangespoelde levende exemplaren en verse schelpen van Platte oesters op de stranden van de westkust.

Francis Kerckhof en Thomas Kerkhove van de onderzoeksgroep ‘Ecologie en Beheer van de Zee’ (MARECO) van het Instituut voor Natuurwetenschappen vatten de recente vondsten samen in een artikel in De Strandvlo, het tijdschrift van de Strandwerkgroep België, en leggen mogelijke verklaringen onder de loep. Wat daarbij opvalt, is dat de nieuwe vondsten minstens gedeeltelijk van wilde oorsprong lijken te zijn. Een comeback op het ritme van de zee.

Platte oesters op Amerikaanse zwaardschede, De Panne, februari 2025 (© Instituut voor Natuurweten-schappen/MARECO – F. Kerckhof)

Waarom zijn havens en windparken interessant voor oesters?

De moderne zeehaven is verrassend genoeg een geschikte leefomgeving geworden voor sommige soorten die vroeger in natuurlijke riffen voorkwamen. Stevige structuren zoals kademuren, pontons, meerpalen en scheepswrakken bieden harde substraten waaraan larven van oesters zich kunnen vasthechten. Bovendien zorgen havens vaak voor een zekere luwte, wat larvale vestiging vergemakkelijkt. Daarnaast is de waterkwaliteit er de laatste decennia sterk verbeterd.

Bij offshore windparken is het verhaal vergelijkbaar. Onderwater transformeren de funderingen zich tot kunstmatige riffen die leven aantrekken, van zeesterren en zakpijpen tot mosselen en… Platte oesters. De structuren worden weinig verstoord omdat scheepvaart en visserij er niet zijn toegelaten, terwijl proefprojecten met een focus op het herstel van de Platte oester zorgen voor meer larven in het water. Dat blijkt precies wat een soort als Ostrea edulis nodig heeft om opnieuw voet aan de grond te krijgen.

Een geschiedenis van verlies

De Platte oester heeft een bewogen geschiedenis in België. Ooit was ze alomtegenwoordig in de zuidelijke Noordzee, en een culinair icoon. Tot het begin van de 20ste eeuw werden oesters volop geoogst uit natuurlijke banken in de Noordzee en verwaterd in zogenaamde oesterputten aan de kust, onder meer in Oostende (de bekende Ostendaise). Maar door overexploitatie, habitatverlies, vervuiling en het insluipen van ziekten en de oesterparasiet Bonamia ostreae verdween de soort uit onze wateren.

In de tweede helft van de 20ste eeuw schakelde de commerciële oesterkweek over op de Japanse oester (Crassostrea gigas), die makkelijker te kweken is en minder gevoelig is voor de oesterparasiet. Daardoor verzeilde Ostrea edulis ook in België nog verder op de achtergrond.

Ostrea edulis (midden & rechts) en Crassostrea gigas (links) aangetroffen op pijlers in de jachthaven van Zeebrugge, begin 2024 (© Instituut voor Natuurwetenschappen/ MARECO – F. Kerckhof)

Waarom is de terugkeer belangrijk?

Francis Kerckhof: “De herontdekking van de Platte oester is niet alleen cultureel en historisch interessant, het is bovenal een ecologisch verhaal. De Platte oester is immers een essentieel onderdeel van het mariene ecosysteem. Als filtervoeder helpt ze het water helder te houden, en haar riffen creëren een leefomgeving voor talloze andere soorten. Waar oesters zijn, floreert het onderwaterleven. Bovendien is de Platte oester een inheemse soort, ze hoort hier van nature thuis en haar herstel kan bijdragen aan het mariene herstel van de Noordzee.”

Daarnaast maakt deze comeback deel uit van een bredere Europese trend. In landen zoals het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Nederland en Frankrijk zijn herintroductieprogramma’s opgestart om de soort opnieuw te vestigen, en ook in België lopen er proefprojecten ondersteund met Belgische en Europese financiering.

Wat nu?

Voor wetenschappers is deze herontdekking een kans én een uitdaging. Kunnen we met monitoring en DNA-analyse nagaan waar deze oesters vandaan komen? Zijn ze afkomstig van geïsoleerde relictpopulaties, zijn ze meegekomen met scheepvaart of zeestromingen uit locaties waar herstelprojecten lopen, of kwamen de oesterlarven uit de commerciële oesterkweek?

Tegelijk roept de nieuwe kennis ook beleidsvragen op. Moeten we deze natuurlijke herkolonisatie ondersteunen? Kunnen havens of offshore installaties bewust ingericht worden als oestervriendelijke structuren? En hoe vermijden we dat dezelfde fouten uit het verleden, zoals overexploitatie of onvoldoende bescherming, opnieuw worden gemaakt?

Thomas Kerkhove: “Voorlopig is het aantal Platte oesters nog beperkt, en van grote populaties is nog geen sprake. Maar het feit dat Ostrea edulis spontaan opduikt op verschillende plekken is een hoopvol teken. De zee laat ons zien dat, als we haar de ruimte geven, herstel mogelijk is. In dit kader is elke vondst op het strand of aan een kademuur een kleine herinnering aan de veerkracht van de natuur.”

Publieke consultatie waterstofproductie op zee – ‘HOPE project’

Lhyfe Oostende BV  heeft een aanvraag ingediend voor het verkrijgen van een milieuvergunning en een Natura 2000-toelating voor de bouw, de exploitatie en de ontmanteling van een offshore platform voor de productie van waterstof, een pijpleiding om deze waterstof aan land te brengen en een hoogspanningskabel die elektriciteit vervoert van land naar het platform in het Belgisch deel van de Noordzee. Het offshore elektrolyser platform situeert zich op ca 1,2 km van de kustlijn en 600 m ten noordoosten van de oostelijke havendam van Oostende, binnen de circulaire veiligheidszone rond de Blue Accelerator. Het platform zal ca 190 m ten noordoosten van de Blue Accelerator geïnstalleerd worden. De voorziene coördinaten van het het platform zijn 51°14’57,3″N 2°55’22,4″E.

Deze aanvraag is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.

De minister van Noordzee beslist over deze aanvraag met een ministerieel besluit.

De aanvraag en het milieueffectbeoordelingsrapport kunnen geraadpleegd worden in de kantoren van de BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) te Brussel (Instituut voor Natuurwetenschappen, Vautierstraat 29, 1000 Brussel; mdevolder@naturalsciences.be; tel. 02 627 43 52) of te Oostende (3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende; jhaelters@naturalsciences.be; tel. 02 788 77 22), dit enkel op afspraak en tijdens de kantooruren tussen 9:00h en 17:00h. Het dossier kan ook ingezien worden in iedere kustgemeente op werkdagen.

De documenten kunnen eveneens elektronisch worden geraadpleegd:

Iedere belanghebbende kan tot en met 13 juni 2025 standpunten, opmerkingen en bezwaren overmaken aan de BMM, per brief of per email.

BMM
T.a.v. Patrick Roose
Vautierstraat 29
1000 Brussel

bmm@naturalsciences.be

Dichte begroeiing maakt schorren kwetsbaarder voor zeespiegelstijging

Schorren behoren tot de krachtigste natuurlijke verdedigingslinies tegen de stijgende zeespiegel. Ze fungeren als natuurlijke barrières die kusten beschermen tegen erosie en overstromingen. Maar nieuw onderzoek werpt een verrassend licht op hun kwetsbaarheid: dichte begroeiing maakt schorren juist gevoeliger voor zeespiegelstijging, omdat de planten de verspreiding van sediment belemmeren.

Een team onderzoekers onder leiding van Olivier Gourgue en Jean-Philippe Belliard van de Universiteit Antwerpen (Global Change Ecology Centre, vakgroep Ecosphere) en het Instituut voor Natuurwetenschappen gebruikte geavanceerde computermodellen om te onderzoeken hoe schorrenlandschappen zich op lange termijn ontwikkelen. Hun bevindingen zijn gepubliceerd in Limnology and Oceanography Letters.

De resultaten zijn opmerkelijk: hoewel dichte vegetatie sediment opvangt in de buurt van geulen, verhindert ze de aanvoer ervan naar de binnenste delen van het schor. Het gevolg? In plaats van een gelijkmatige verspreiding over het gebied, blijft het sediment geconcentreerd aan de randen van de geulen. Hierdoor worden de binnenste delen van het schor relatief lager, wat het ecosysteem kwetsbaarder maakt voor de stijgende zeespiegel.

Deze bevindingen stellen een breed aanvaard idee ter discussie: dat meer en dichtere vegetatie altijd gunstig is voor de overlevingskansen van schorren bij milieuveranderingen. Door aan te tonen hoe plantendichtheid sedimenttransport beïnvloedt, benadrukt de studie de complexiteit van het natuurlijke evenwicht.

Luchtbeeld van “Het Verdronken Land van Saeftinghe”, een natuurlijk kwelderecosysteem in de Scheldemonding in Nederland, vlakbij de Belgisch-Nederlandse grens. De afbeelding toont het complexe netwerk van getijdengeulen dat sediment door de kwelder transporteert. (© aerial-photos.com / Alamy Stock Photo)

Schorren en stijgende zeeën

Voor deze studie werd een krachtig numeriek model genaamd ‘Demeter’ ingezet, waarmee de evolutie van schorren gedurende 200 jaar onder verschillende vegetatiecondities werd gesimuleerd. Dit stelde de onderzoekers in staat om de invloed van vegetatie op sedimentverplaatsing te isoleren, iets wat in het veld moeilijk te meten is.

De modelvoorspellingen werden later bevestigd door waarnemingen in China, waar kustgebieden met dichte plantengroei dezelfde ongelijke sedimentpatronen vertonen. Deze veldgegevens zijn gepubliceerd in Global Change Biology. Door modelonderzoek te combineren met waarnemingen in het veld, schetsten de onderzoekers een vollediger beeld van hoe schorren functioneren doorheen de tijd.

Schorren zijn cruciaal voor kustbescherming, biodiversiteit en koolstofopslag. Als ze hun hoogte niet kunnen behouden ten opzichte van de stijgende zee, dreigen ze te verdwijnen. Dat zou leiden tot meer kusterosie, verlies aan biodiversiteit en minder koolstofopslag.

Luchtbeeld van de Hedwige- en Prosperpolders aan de Belgisch-Nederlandse grens langs het Schelde-estuarium. Deze gebieden, die in 2022 zijn hersteld als estuariene habitat, zullen zich de komende decennia geleidelijk ontwikkelen tot kwelderecosystemen. De foto toont de locatie in de beginfase van de restauratie en toont het netwerk van getijdengeulen dat bewust is uitgegraven om het sedimenttransport naar de slikplaat en de toekomstige kwelders te verbeteren. (© Edwin Paree)

Balans tussen sediment en vegetatie

De studie onderstreept dat natuurbehoud meer vereist dan simpelweg extra vegetatie aanplanten. Het is essentieel om het volledige sedimenttransportsysteem te begrijpen en ervoor te zorgen dat schorren voldoende materiaal ontvangen om in een gezond tempo te kunnen groeien. Dit heeft belangrijke implicaties voor beleidsmakers en natuurbeschermers.

Olivier Gourgue benadrukt: “Herstelprojecten voor kustgebieden richten zich vaak op het aanplanten van zoveel mogelijk vegetatie om wetlands te stabiliseren. Onze resultaten tonen echter aan dat een mix van plantendichtheden of het toelaten van natuurlijke processen mogelijk effectiever is op lange termijn.”

Bovendien is het cruciaal dat de aanvoer van sediment verzekerd blijft. Menselijke ingrepen zoals het afdammen van rivieren en het baggeren van vaarwegen kunnen de sedimenttoevoer beperken, wat het voortbestaan en de beschermende functie van schorren in gevaar brengt.

Door beter inzicht te krijgen in de delicate balans tussen vegetatie en sedimenttransport kunnen we deze essentiële ecosystemen en hun waardevolle functies voor mens en natuur beter beschermen.

 

De studie in Limnology and Oceanography Letters is het resultaat van een samenwerking tussen onderzoekers van de ECOSPHERE Research Group van de Universiteit Antwerpen (België), het Department of Earth and Environment van Boston University (VS), de Operationele Directie Natuurlijk Milieu van het Instituut voor Natuurwetenschappen (België) en de afdeling Fysische Geografie van de Universiteit Utrecht (Nederland). Voor de publicatie in Global Change Biology werkten de Belgische onderzoekers samen met collega’s van het State Key Laboratory of Water Environment Simulation van Beijing Normal University, het Environmental Research Center van Duke Kunshan University en het State Key Laboratory of Estuarine and Coastal Research van East China Normal University (China).

Behoud en gebruik van de Diepzee: Wetenschappers dringen aan op meer kennis voor duurzaam beheer

Een nieuwe Future Science Brief van de European Marine Board, onder leiding van professor dr. Sylvia Sander van het GEOMAR Helmholtz Centre for Ocean Research Kiel, waarschuwt dat duurzaam beheer van diepzee-ecosystemen onmogelijk is zonder beter begrip ervan. Het rapport, gelanceerd op 11 april 2025 via een online webinar, benadrukt de dringende noodzaak van gerichte onderzoeksinspanningen en beleidsmaatregelen om deze essentiële maar grotendeels onontgonnen omgevingen te beschermen.

De diepzee, in dit rapport gedefinieerd als water en zeebodem dieper dan 200 meter, beslaat ongeveer 90% van het oceaanvolume. Ze speelt een cruciale rol in biodiversiteit, klimaatregulatie en de wereldwijde koolstofcyclus. Toch wordt dit uitgestrekte gebied steeds meer bedreigd door olie-exploitatie, visserij, mijnbouw en klimaatverandering.

De Deep Sea and Ocean Health Working Group van de European Marine Board, bestaande uit elf onderzoekers, presenteert tien belangrijke aanbevelingen voor duurzaam beheer en behoud. Deze omvatten onder meer het opzetten van een internationaal wetenschappelijk comité, verbetering van milieueffectrapportages, investeren in langdurige monitoring, versterken van educatie en technologische overdracht, en toepassing van FAIR-data principes (Findable, Accessible, Interoperable, Reusable).

“De oceaan is een verbonden systeem,” zegt professor Sander. “De diepzee kan niet los worden gezien van de rest van het mariene milieu.”

Ooit beschouwd als onleefbaar, weten we nu dat de diepzee complexe ecosystemen herbergt, waaronder hydrothermale bronnen en abyssale vlaktes. Toch blijft veel onbekend. Naar schatting is 90% van de diepzeeorganismen nog niet beschreven, en er bestaan nog steeds grote wetenschappelijke kennishiaten op het gebied van fysische oceanografie, mariene geochemie en ecosysteemfuncties.

Technologische uitdagingen belemmeren bovendien het verzamelen van data. Huidige monitoringssystemen zijn vaak niet geschikt voor extreme dieptes, wat het moeilijk maakt om de gevolgen van bijvoorbeeld diepzeemijnbouw goed te volgen. Inzicht in deze systemen is cruciaal voor wetenschappelijk onderbouwde en duurzame besluitvorming.

Menselijke activiteiten verstoren de diepzee nu al. Klimaatverandering versnelt opwarming, verzuring en zuurstofverlies. Overexploitatie van mariene hulpbronnen voegt extra druk toe. Aangezien de oceaan CO₂ opslaat, meer dan de helft van de zuurstof op aarde produceert en leven ondersteunt, vormt haar aantasting een wereldwijde bedreiging.

De auteurs beschouwen 2025 als een cruciaal moment voor oceaangezondheid. Het behalen van een netto nuluitstoot tegen 2050 en het nu tegengaan van biodiversiteitsverlies zijn noodzakelijk om onomkeerbare schade te voorkomen. “Klimaatverandering is een van de meest verontrustende bedreigingen voor het leven op aarde,” aldus Sander. “In combinatie met biodiversiteitsverlies kan dit de oceaansystemen permanent ontwrichten.”

Volgens het rapport heeft Europa een unieke kans om het voortouw te nemen. Via internationale samenwerking en financiering van transdisciplinair onderzoek kan de EU wereldwijd diepzeebescherming aanjagen. Dit omvat ook steun aan ondervertegenwoordigde landen en erkenning van wetenschap als mensenrecht.

Alleen door wereldwijde samenwerking en verhoogde wetenschappelijke investeringen kunnen we de diepzee, en de bredere ocean, behouden voor toekomstige generaties.

Download de publicatie hier.

Het Instituut voor Natuurwetenschappen zet ook in op onderzoek naar de ecologische opbouw en functionering van de diepzee. Ook het inschatten van de potentiële impact van menselijke activiteiten en het formuleren van daaraan gerelateerd beleidsadvies, krijgen daarbij aandacht.

De Belgische Federale Staat wordt in de European Marine Board (EMB) vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) en in het EMB Communication Panel door het Instituut voor Natuurwetenschappen.

Eurofleets AISBL: Een nieuw tijdperk voor mariene wetenschap in Europa

Een nieuw hoofdstuk in Europees marien onderzoek is begonnen met de officiële oprichting van Eurofleets AISBL, een pan-Europese onderzoeksinfrastructuur die is ontworpen om de toegang tot mariene onderzoeksschepen te revolutioneren. Dit baanbrekende initiatief werd geformaliseerd in Brussel met de ondertekening van de oprichtingsakte door vertegenwoordigers van Ierland, Italië, Frankrijk en België. Voor België was het Serge Scory van het Instituut voor Natuurwetenschappen die de honneurs waarnam.

Brussel, 26 maart 2025. Van links naar rechts: Aodhán Fitzgerald (Marine Institute, Ierland), Giuseppe Magnifico (CNR, Italië), Olivier Lefort (IFREMER, Frankrijk) en Serge Scory (Instituut voor Natuurwetenschappen, België)

Eurofleets AISBL is het resultaat van meer dan een decennium van samenwerking tussen Europa’s toonaangevende mariene onderzoeksinstellingen. Sinds 2009 werken uitbaters van onderzoeksschepen samen om een ​​kader te creëren dat ervoor zorgt dat onderzoekers in heel Europa, en zelfs daarbuiten, toegang hebben tot ultramoderne onderzoeksschepen. Door middelen en expertise te bundelen, zal dit initiatief oceanografisch onderzoek efficiënter, duurzamer en inclusiever maken.

Uitbreiding van wetenschappelijke toegang tot de oceanen

Marien onderzoek speelt een cruciale rol bij het begrijpen van klimaatverandering, het beschermen van biodiversiteit en het beheren van mariene hulpbronnen. Onderzoeksschepen zijn echter duur en niet alle landen hebben daarvoor de nodige middelen. Eurofleets AISBL overbrugt deze kloof, waardoor wetenschappers uit verschillende landen kunnen samenwerken en toegang krijgen tot hightech onderzoeksvloten, ongeacht de maritieme capaciteiten van hun thuisland.

Dit initiatief zal helpen om enkele van de meest urgente wetenschappelijke uitdagingen van onze tijd aan te pakken, van het in kaart brengen van de oceaanbodem tot het bestuderen van de effecten van klimaatverandering op mariene ecosystemen. Door gecoördineerde toegang tot onderzoeksschepen kunnen wetenschappers grootschalige studies uitvoeren die voorheen buiten bereik waren voor veel onderzoeksteams. Ook het Belgische state-of-the-art onderzoeksschip RV Belgica maakt al sinds het begin deel uit van de Eurofleets-initiatieven, en dat is nog steeds zo.

Een groenere toekomst voor marien onderzoek

Een van de belangrijkste doelen van Eurofleets AISBL is het stimuleren van de milieutransitie van Europese onderzoeksvloten. Het initiatief zet zich in voor het verminderen van CO2-uitstoot, het verbeteren van energie-efficiëntie en het bevorderen van duurzame maritieme operaties. Tegen 2030 wordt van onderzoeksschepen verwacht dat ze voldoen aan strengere milieunormen, zodat mariene wetenschap zelf niet bijdraagt ​​aan de degradatie van de ecosystemen die ze wil bestuderen en beschermen.

Ondersteuning van de volgende generatie mariene wetenschappers

Naast het verbeteren van de onderzoeksinfrastructuur, is Eurofleets AISBL toegewijd aan training en loopbaanontwikkeling. Jonge onderzoekers zullen profiteren van gecoördineerde trainingsprogramma’s in heel Europa, waarbij ze waardevolle ervaring opdoen aan boord van onderzoeksschepen van wereldklasse. Samenwerkingen met universiteiten en onderzoeksorganisaties zullen wetenschappers in hun beginfase van hun carrière verder ondersteunen, zodat de volgende generatie is uitgerust met de vaardigheden en kennis die nodig zijn om de mariene wetenschap te bevorderen.

Een stap naar een meer uniform Europees onderzoekslandschap

Door de toegang tot onderzoeksschepen te stroomlijnen en internationale samenwerking te bevorderen, versterkt Eurofleets AISBL de positie van Europa als wereldleider in mariene wetenschap. Het zorgt ervoor dat wetenschappelijk onderzoek niet wordt beperkt door nationale grenzen en dat Europa collectief kan reageren op de uitdagingen waarmee onze oceanen worden geconfronteerd.

Nu dit ambitieuze initiatief van start gaat, markeert het een keerpunt voor de Europese mariene wetenschap. Met een grotere toegankelijkheid, een sterke focus op duurzaamheid en een toewijding aan het bevorderen van talent, is Eurofleets AISBL klaar om de toekomst van oceanografisch onderzoek voor de komende jaren vorm te geven.

Mariene Strategie voor een duurzame en veerkrachtige Noordzee

Een team van onderzoekers heeft de staat van de het mariene milieu in onze Belgische Noordzee uitgebreid geëvalueerd. De inzichten zijn samengebracht in de herziene Belgische Mariene Strategie. Ze onderstreept ook de nood aan maatregelen om de ecologische gezondheid en economische duurzaamheid van het gebied te waarborgen.

Noordse stormvogel (© Instituut voor Natuurwetenschappen / K. Moreau)

De Belgische Noordzee is een van de meest intensief gebruikte zeeën ter wereld. Met een kustlijn van 67 kilometer en een oppervlakte van amper 3454 km² herbergt ze een verrassend rijke biodiversiteit en tal van economische activiteiten zoals scheepvaart, visserij, offshore energie, zandontginning en toerisme. Het mariene ecosysteem staat echter onder druk door vervuiling, klimaatverandering en overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen.

De Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) verbindt alle EU-lidstaten tot het ontwikkelen van een mariene strategie met het bereiken van een Goede Milieutoestand als doel. Om de zes jaar wordt hierover een stand van zaken aan de Europese Commissie gerapporteerd. In de Goede Milieutoestand is de zee gezond, schoon en productief, en worden de negatieve effecten van menselijke activiteiten tot een minimum beperkt.

Met de herziening van de Belgische Mariene Strategie zetten we een belangrijke stap in de bescherming en het duurzame beheer van de Noordzee”, zegt minister van Justitie en Noordzee Annelies Verlinden. “Door een combinatie van wetenschappelijk onderbouwd beleid, strikte regelgeving en internationale samenwerking streven we naar een veerkrachtig marien ecosysteem dat niet alleen ons leefmilieu maar ook onze economie ten goede komt.

Belangrijkste bevindingen van het rapport

De Belgische Mariene Strategie 2024 geeft een beeld van de huidige staat van de Belgische Noordzee in al haar facetten. De meest opvallende bevindingen kunnen als volgt worden samengevat:

Biodiversiteit en ecosysteemgezondheid – De populaties van bruinvissen, zeevogels en andere mariene soorten, zoals bepaalde vissoorten, blijven kwetsbaar door menselijke verstoring en klimaatverandering. Daarnaast zorgt verstoring van de zeebodem voor habitatverlies en de achteruitgang van de daaraan verbonden fauna. De overmatige toevoer van nutriënten (stikstof en fosfor), grotendeels via rivieren, blijft leiden tot seizoensgebonden algenbloei met ontwrichting van ecosystemen als gevolg. Er worden ook nog steeds nieuwe invasieve uitheemse soorten ontdekt. Toch zijn er ook positieve ontwikkelingen. Zo draagt de uitbreiding van beschermde mariene gebieden bij aan het behoud en herstel van mariene ecosystemen.

Aangespoelde levende Yoldia limatula, een nieuwe exoot in België. (© Aäron Fabrice de Kisangani)

Chemische verontreiniging – Hoewel de concentraties van veel vervuilende stoffen afnemen, blijven onder meer kwik, tributyltin, PAK’s en PCB’s een ernstige bedreiging voor het mariene ecosysteem. Olievervuiling is weliswaar zo sterk afgenomen dat dit nog nauwelijks voorkomt, maar door de steeds drukkere scheepvaart blijft het risico op ongelukken die kunnen leiden tot olievervuiling hoog. Het inplanten van nieuwe infrastructuur op zee (zoals windparken) is dan ook een punt van zorg, onder meer omdat het leidt tot meer scheepvaart. Scheepslozingen van andere schadelijke stoffen dan olie dalen niet en blijven een aandachtspunt.

Klimaatverandering en oceaanverzuring – De gemiddelde temperatuur van het zeewater blijft stijgen, met impact op mariene ecosystemen en de verspreiding van soorten. Daarnaast leidt de opname van het broeikasgas CO₂, waarvan de wereldwijde uitstoot nog steeds toeneemt, tot oceaanverzuring. Dit brengt de groei en overleving van kalkvormende organismen, zoals schelpdieren en plankton, in gevaar. Ook extreme weersomstandigheden en de stijgende zeespiegel vergroten de kwetsbaarheid van kustgebieden en hun ecosystemen.

Marien zwerfvuil en onderwatergeluid – De hoeveelheid plastic afval in de Noordzee blijft een hardnekkig probleem, met mogelijk grote gevolgen voor zeedieren en kustecosystemen. Daarnaast vormt onderwatergeluid door scheepvaart en industriële activiteiten een toenemend risico voor zeezoogdieren, zoals bruinvissen.

Duurzaam gebruik van mariene hulpbronnen – Hoewel het visserijbeheer is verbeterd, blijft overbevissing een uitdaging voor bepaalde commerciële vissoorten. De socio-economische analyse die eveneens onderdeel vormt van de herziene Belgische mariene strategie, onderstreept de noodzaak van een duurzame exploitatie van mariene hulpbronnen om economische groei en milieubescherming in evenwicht te houden. Daarnaast breidt offshore windenergie zich snel uit en speelt het een belangrijke rol in de energietransitie, maar dit heeft ook ecologische impact die nauwlettend moet worden gemonitord.

Zoöplankton uit het Belgisch deel van de Noordzee (© VLIZ)

Maatregelen en beleidsdoelstellingen

Een duurzame toekomst voor de Noordzee vereist een brede aanpak met gerichte maatregelen om de uitdagingen aan te pakken. De uitbreiding en betere bescherming van mariene beschermde gebieden, gecombineerd met strikte regulering van menselijke activiteiten in ecologisch kwetsbare zones, is essentieel. Daarnaast blijft de aanpak van chemische vervuiling en plastic afval een prioriteit. Ook hier kan strengere regelgeving een rol spelen, samen met innovatieve afvalbeheerstrategieën.

Ook het beheer van onderwatergeluid verdient aandacht, met nieuwe technologieën en beleidsmaatregelen om geluidsoverlast door scheepvaart en de offshore industrie te beperken. Duurzame visserijpraktijken blijven cruciaal, niet alleen door vangstquota maar ook door ruimtelijke beperkingen die visbestanden helpen beschermen. Verder is het versterken van klimaatadaptatie en mitigatie noodzakelijk, met onderzoek naar de impact van klimaatverandering en maatregelen om de gevolgen ervan te beperken.

Tot slot blijven structureel onderzoek en monitoring van groot belang voor alle aspecten die in de Belgische invulling van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie aan bod komen. Enkel zo kunnen beleidsmaatregelen blijvend worden afgestemd op de meest actuele wetenschappelijke inzichten en kunnen milieunormen worden bepaald voor nieuwe vormen van door de mens veroorzaakte verstoring, zoals nieuwe infrastructuur en nieuwe polluenten.

Samenwerking loont

Omdat mariene ecosystemen, de verspreiding van soorten en de invloed van menselijke factoren zich uitstrekken over de grenzen van nationale bevoegdheden, vereist de bescherming en het duurzaam beheer van de Noordzee een geïntegreerde en grensoverschrijdende aanpak. Ook België werkt hiervoor nauw samen met de buurlanden, niet enkel op vlak van het beleid (formuleren van doelen en maatregelen) maar ook voor het definiëren van de Goede Milieutoestand en het evalueren van de huidige situatie in relatie tot de gestelde milieudoelen. In het nieuwe rapport werden dan ook niet enkel nationale evaluaties gebruikt, maar werd ook beroep gedaan op evaluaties die werden uitgevoerd in internationaal verband, zoals het OSPAR Quality Status Report en de beoordelingen van visbestanden door de International Council for the Exploration of the Sea (ICES).

Een succesvol marien beheer is ook afhankelijk van beleid dat in andere domeinen wordt gevoerd. Zo is het reduceren van de nog steeds groeiende uitstoot van broeikasgassen cruciaal om de negatieve effecten van klimaatverandering op het mariene milieu een halt toe te roepen. De problematiek van overmatige toevoer van nutriënten via rivieren kan niet worden opgelost zonder goede afstemming met het stikstofbeleid aan land, en dus ook met het landbouwbeleid. Verder is ook het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van groot belang, niet enkel voor het duurzaam beheer van commercieel geëxploiteerde soorten (vissen, schaal- en schelpdieren) maar ook voor het vrijwaren van de zeebodem van bodemberoerende visserij.

Daarnaast speelt de publieke sector een cruciale rol: beleidsmakers, wetenschappers, bedrijven en burgers worden aangemoedigd om bij te dragen aan de bescherming van onze Noordzee. Initiatieven zoals publiek-private samenwerkingen en educatieve campagnes zullen een steeds belangrijkere rol spelen in het verhogen van het milieubewustzijn.

Voor meer informatie en het volledige rapport, bezoek de Belgische KRMS-website.

 

De dienst Marien Milieu (Directoraat-Generaal Leefmilieu) van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu coördineert de uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie voor België. Het Instituut voor Natuurwetenschappen (wetenschappelijke dienst BMM) is verantwoordelijk voor de coördinatie van de monitoring en de beoordeling van de toestand, en werkt daarvoor nauw samen met verschillende overheidsdiensten en onderzoeksinstellingen: het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Onder meer de Dienst Continentaal Plat van de Federale Overheidsdienst Economie en de Onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent leverden ook gegevens voor de beoordeling aan.

Mariene strategie voor onze Noordzee: resultaten van de openbare raadpleging

Van 1 oktober tot en met 29 november 2024 heeft de FOD Volksgezondheid een openbare raadpleging gehouden over de ‘Mariene Strategie voor de Belgische mariene wateren – deel 1’.

De Kaderrichtlijn Mariene Strategie verplicht elke Europese lidstaat om een mariene strategie op te stellen voor de bescherming, het behoud en het herstel van het mariene milieu. Het doel is om een goede milieutoestand te bereiken en een duurzaam gebruik van de mariene wateren te garanderen.

De ‘Mariene Strategie voor de Belgische wateren – deel 1’ geeft een overzicht van de huidige staat van het mariene ecosysteem in onze wateren en beschrijft de herziening van de definitie van de goede milieutoestand en de gerelateerde milieudoelen.

Resultaten raadpleging

In totaal werden 146 opmerkingen ontvangen. Deze kwamen van 5 bedrijven, 3 burgers, 2 overheidsinstellingen, een belangenvereniging en een coalitie van ngo’s. Twee indieners wensten anoniem te blijven.

Na afloop van de raadpleging werden de opmerkingen en voorstellen bestudeerd. Tekstuele verbeteringen werden aangebracht om het rapport nauwkeuriger te maken. Inhoudelijke opmerkingen werden overgenomen voor zover deze als relevant werden beschouwden.

Het aangepaste rapport werd op 11 februari 2025 aan de Europese Commissie overgemaakt.

De resultaten van de raadpleging en het definitieve rapport zijn beschikbaar op www.consult-leefmilieu.

 

DG Leefmilieu coördineert de uitvoering van de KRMS voor België. De wetenschappelijke dienst BMM van het Instituut voor Natuurwetenschappen is verantwoordelijk voor de coördinatie van de monitoring en de beoordeling van de toestand. Dit proces gebeurt in samenwerking met verschillende partners.

Dolfijn duikt op in Schelde, maar overleeft het niet

Begin maart vond een voorbijganger aan de Scheldekaai in Burcht een aangespoelde dode dolfijn. De persaandacht voor deze uitzonderlijke vondst bracht een nog opmerkelijker gegeven aan het licht: eind januari had een veerman verder stroomopwaarts in de Schelde een levende dolfijn gefilmd.

Gewone dolfijn, Burcht, 7 maart 2025 (© René Maes)

Het was vreemd opkijken voor Kobe Vercruyssen wanneer hij op 7 maart 2025 langs de Schelde in Burcht een dode dolfijn aantrof. Het dier lag op ongeveer vijftien meter van de kaaimuur, en dreigde met het opkomende tij terug de rivier in te drijven. Het nieuws verspreidde zich snel via sociale media. Het kadaver werd door Kobe en de intussen toegesnelde René Maes met een touw aan de kaaimuur vastgemaakt, zodat het niet verloren zou gaan.

Na melding aan verschillende instanties kwam het opvangcentrum ‘Wilde Dieren in Nood/Vogelopvangcentrum Brasschaat-Kapellen’ (VOC) ter plaatse om de dolfijn op te halen. De brandweer van Antwerpen moest eraan te pas komen om het dier uit het water te halen, waarna het VOC de dolfijn voor verder onderzoek naar de loods van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) in Kalmthout bracht.

Identificatie en doodsoorzaak

Bij de analyse door medewerkers van het ANB en de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt Antwerpen Noord & Kempen, in overleg met het Instituut voor Natuur-wetenschappen, werd vastgesteld dat het dier een jong vrouwtje was met een lengte van 166 cm en een geschat gewicht van 70 à 80 kg. De huid was grotendeels verdwenen, waardoor het moeilijk was om te bepalen om welke soort het ging. Het gebit past het best bij een gewone dolfijn (Delphinus delphis), maar een gestreepte dolfijn (Stenella coeruleoalba) kon niet worden uitgesloten.

Gewone dolfijn, Burcht, 7 maart 2025 (© René Maes)

Omdat het kadaver al in verregaande staat van ontbinding was, kon geen exacte doodsoorzaak worden vastgesteld. Het werd uiteindelijk voor vernietiging afgevoerd.

De vondst en berging van de dolfijn van Burcht was een staaltje van snelle en efficiënte samenwerking tussen burgers en verschillende organisaties, waaronder Natuurpunt Waasland, Wilde Dieren in Nood/Vogelopvangcentrum Brasschaat-Kapellen, het Agentschap voor Natuur en Bos, het Instituut voor Natuurwetenschappen en de Zoogdierenwerkgroep van Natuurpunt Antwerpen Noord & Kempen. Ondanks de trieste omstandigheden bood deze gebeurtenis een unieke kans om een zeldzaam zeezoogdier van dichtbij te bestuderen” zegt Johan Neegers van de genoemde zoogdierenwerkgroep.

Gewone dolfijn, Kalmthout, 8 maart 2025 (© Geert Steel)

Een verrassende wending

De persaandacht die volgde bracht een zo mogelijk nog vreemder gegeven aan het licht. De vondst van de dode dolfijn in Burcht herinnerde veerman Nils Verbeeck aan een bijzondere ontmoeting een maand tevoren op de Schelde, een heel eind stroomopwaarts van Burcht. Hij nam contact op met het Instituut voor Natuurwetenschappen.

Nils bleek op 31 januari 2025 in Hamme niets minder dan een levende dolfijn te hebben gezien. Het filmpje dat hij van het dier had gemaakt, toonde dat ontegensprekelijk aan. Uit de beelden kon worden opgemaakt dat het om een gewone dolfijn ging. Het is erg waarschijnlijk dat dit hetzelfde dier was dat 35 dagen later dood werd aangetroffen in Burcht.

Gewone – en gestreepte – dolfijnen zijn niet aangepast aan een leven in rivieren. Het zijn soorten met een pelagische leefwijze. Dat betekent dat ze de open zee verkiezen en doorgaans ver van kusten verwijderd blijven. Aanvankelijk werd dan ook vermoed dat het dode dier van Burcht door de getijden de Schelde was binnengedreven, maar dit moest op basis van de waarneming in Hamme worden bijgesteld. Waarom deze dolfijn zo ver de Schelde opzwom, is niet bekend. Dat ze haar bezoek aan de rivier niet overleefde, is geen verrassing.

Gewone dolfijn, Hamme, 31 januari 2025 (© Nils Verbeeck)

Zeldzame verschijning

Jan Haelters van het Instituut voor Natuurwetenschappen duidt hoe bijzonder de vondst is: “Na de tuimelaar en de witsnuitdolfijn is de gewone dolfijn de meest te verwachten dolfijnensoort voor de Belgische kust. Toch blijft het hier een zeldzame verschijning. In de voorbije tien jaar zijn voor ons land slechts enkele waarnemingen van levende gewone dolfijnen bekend, met daarnaast nog een handvol waarbij de identiteit niet met zekerheid kon worden achterhaald.”

Ook strandingen van gewone dolfijnen zijn zeldzaam in België. Op 22 december 2023 spoelde een recent gestorven en dus makkelijk herkenbaar individu aan in Oostende, maar de overige recente dolfijnen die mogelijk tot deze soort behoorden (telkens één in 2016, 2019 en 2020, en nog twee in 2023) waren te ontbonden om ze met zekerheid aan deze soort toe te wijzen. De gewone dolfijn van Burcht en Hamme is niet de eerste die in de Schelde werd waargenomen, maar voor zover bekend wel degene die het verst de rivier opzwom. In het Nederlandse deel van de Schelde werd nabij ‘s-Gravenpolder een gewone dolfijn waargenomen van eind juli tot begin september 2002. Dit dier werd op 8 april 2003 dood teruggevonden in Saeftinghe.

De gestreepte dolfijn is in Belgische wateren nog zeldzamer. Deze soort werd hier maar twee keer met zekerheid gedocumenteerd: een stranding van een dood dier in 1981 en een waarneming van een levend dier van 15 tot 19 mei 2009. Deze laatste zwom nota bene ook in de Schelde (Doel en Verrebroek), overleefde dit eveneens niet en werd op 21 mei van dat jaar dood teruggevonden.

Kobe Vercruyssen, René Maes en Lenn Gommers stellen het kadaver van de gewone dolfijn veilig. Burcht, 7 maart 2025 (© Arlette Strubbe)
Gewone dolfijn klaar om vanuit Burcht naar Kalmthout te worden getransporteerd, 7 maart 2025 (© Dafne Van Mieghem)

 

Alle betrokken personen en instanties worden bedankt voor de vlotte samenwerking en informatie-doorstroming. Boswachters Bram Vereecken en Lucas Bergmans van het Agentschap Natuur en Bos zorgden respectievelijk voor de snelle interne melding van de dolfijn en de algemene coördinatie van de berging en opmeting van het kadaver. Wilde Dieren in Nood/ Vogelopvangcentrum Brasschaat-Kapellen zorgde voor het transport naar de ANB-loods in Kalmthout.

Bijkomende dank gaat naar Johan Neegers (Zoogdierenwerkgroep Natuurpunt Antwerpen Noord & Kempen), René Maes (Natuurpunt Waasland), Jan Haelters (Instituut voor Natuurwetenschappen) en Jaap van der Hiele (Stichting ReddingsTeam Zeedieren, Nederland) voor hun medewerking aan de tekst, en naar Nils Verbeeck (Boottochten Jan Plezier), René Maes, Arlette Strubbe (Natuurpunt Waasland), Dafne Van Mieghem (Wilde Dieren in Nood/VOC Brasschaat-Kapellen) en Geert Steel (Zoogdierenwerkgroep Natuurpunt Antwerpen Noord & Kempen) voor het ter beschikking stellen van de afbeeldingen.

9th EMB Forum on ‘Addressing coastal and water resilience on the land-sea interface’

On Wednesday 2 April 2025, the European Marine Board (EMB) will host its 9th Forum on ‘Addressing coastal and water resilience on the land-sea interface’.

EMB’s open Fora provide an opportunity to bring together the marine science and policy communities to jointly discuss important issues.

The 9th EMB Forum will discuss ‘Addressing coastal and water resilience on the land-sea interface’. This one day event will consider aspects such as policy and governance for the land-sea interface, pollution crossing the land-sea interface, and coastal adaptation and livability on the land-sea interface.

A draft agenda for this event can be found here. Please note that some speakers are still TBC and will be confirmed in due course.

Registration for this event is open for both in person and online attendance. You can register herePlease note that in-person registration will close on Tuesday 25 March.

If you have any qustions about the event or your participation, please contact info@marineboard.eu

This event is being co-hosted by the Institute of Natural Sciences. This event is endorsed as being in support of the UN Decade of Ocean Science for Sustainable Development. It is also a recognised action in support of the EU Mission: Restore our Ocean and Waters.

 

The Belgian Federal State is represented in the EMB by the Belgian Science Policy Office (BELSPO) and in the EMB Communication Panel by the Institute of Natural Sciences.