Op dinsdag 28 juni 2022 vond een oefening plaats op zee waarbij een gesimuleerde olievlek binnen de offshore windparken werd opgeruimd. Het doel van deze oefening was het testen en optimaliseren van procedures, middelen en samenwerking tussen diensten voor als er zich een olieramp zou voordoen op zee. De dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid coördineerde de oefening met alle betrokken diensten. Vice-eersteminister en minister van de Noordzee Vincent Van Quickenborne bracht een bezoek aan de schepen. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen leverde ondersteuning vanuit de lucht en modelleringen.
Snelle respons
Het aantal olievervuilingen op de Noordzee waarbij een opruimactie noodzakelijk is, is de laatste jaren sterk gedaald en in 2021 werd zelfs geen enkele olielozing vastgesteld in de Noordzee. Regelmatig luchttoezicht, scheepvaartinspecties en de controle van satellietbeelden zorgen voor een ontradingseffect wat betreft illegale lozingen. Een ongeval blijft echter mogelijk waarbij een snelle respons met pollutiebestrijdingsmiddelen noodzakelijk is om schade aan het milieu te beperken. Het toenemend transport van olie over water als gevolg van de oorlog in Oekraïne verhoogt het risico op dergelijk type incident.
Te land, ter zee en in de lucht
Voor deze oefening werd een grote olievlek nagebootst met stro, die de windparken Seastar en Nobelwind binnendreef. Via de kustwachtcentrale werd de dienst Marien Milieu verwittigd waarop deze een opruimactie startte. Met behulp van Hulpverleningszone 1 (regio Brugge-Oostende) werd het materiaal naar een schip van de Marine en een schip van DAB Vloot gebracht. Eenmaal geïnstalleerd konden de schepen uitvaren en op locatie starten met de bestrijding. In de lucht bewaarde het vliegtuig van de wetenschappelijke dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM, onderdeel van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) een overzicht over de hele bestrijdingsoperatie. Deze dienst maakte ondertussen modellen op om de herkomst van de olie te achterhalen en te voorspellen waar de vlek naartoe dreef. Die boden de mogelijkheid om gericht materieel in te zetten moest het nodig geweest zijn op te schalen.
Bestrijdingstechnieken
De techniek die in eerste instantie wordt gebruikt in het Belgische deel van de Noordzee is mechanische recuperatie. Dit betekent dat de olie wordt verzameld en aan land wordt gebracht voor verwerking. Als deze tactiek niet mogelijk is, kan een chemisch middel worden gesproeid op de olie om deze in kleinere druppels te verdelen. Die kunnen door de natuur met haar zelfreinigend vermogen beter worden opgeruimd. Een chemische dispersant in de natuur brengen en de olie in het water laten, is niet de eerste keuze maar kan in noodgevallen, mits een wetenschappelijke afweging van voor- en nadelen en goedkeuring van de BMM, worden gebruikt. Beide technieken werden getest in deze oefening.
Vlotte samenwerking
Dit type oefeningen zijn mogelijk dankzij een degelijke samenwerking tussen verschillende partners. Overeenkomsten zoals deze tussen de dienst Marien Milieu, de Civiele Bescherming en Hulpverleningszone 1 ondertekend op 13 juli 2021 en goede relaties tussen de kustwachtpartners dragen bij tot het slagen van oefeningen én echte bestrijdingsoperaties.
Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “De Noordzee is ons grootste natuurgebied. Dat moeten we goed beschermen. Dat doen we onder meer met bestrijden van luchtvervuiling en door zwerfvuil uit de zee te halen. Maar een ongeluk is snel gebeurd. Zeker op één van de drukste zeegebieden ter wereld. Dan moet er snel ingegrepen worden. Sinds vorig jaar bundelen de dienst Marien Milieu, Civiele Bescherming en Hulpverleningszone 1 (regio Brugge-Oostende) hun krachten. Zo kan eventuele vervuiling bij een incident snel en efficiënt worden bestreden.”
Van 30 mei tot 2 juni heeft het Belgische luchttoezichtvliegtuig een internationale zending uitgevoerd naar Bretagne in Frankrijk. Het vliegtuig is eigendom van en wordt beheerd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en wordt in België veelvuldig ingezet in het kader van de Kustwacht. Ook internationale missies staan op de agenda. Het doel van deze zending was tweeledig: het vliegtuig nam deel aan een internationale oefening voor de detectie van chemische verontreiniging en controleerde met de sniffer sensor de luchtuitstoot van schepen aan de grens van de Emission Control Area (ECA) op de navolging van de internationale emissieregelgeving die is vastgelegd in de zogenaamde MARPOL Annex VI .
MANIFESTS Sea Trials
In tegenstelling tot de steeds minder frequent vastgestelde vervuiling door olie neemt de vervuiling door andere chemische stoffen op zee gestaag toe. Als gevolg van het toenemend transport van chemische producten met tankers, en de complexe internationale wetgeving (MARPOL Annex II) die lozingen van bepaalde stoffen toelaat onder specifieke voorwaarden, vertoont de impact van chemische vervuiling op het mariene milieu dus ook een stijgende trend.
De variatie van getransporteerde chemicaliën is groot, wat heel wat uitdagingen creëert voor de overheden die verantwoordelijk zijn voor monitoring en handhaving. Onder andere de detectie en identificatie van chemicaliën op het zeeoppervlak door luchteenheden is bijzonder complex. Daarnaast is er nog onvoldoende kennis over het gedrag van verschillende chemicaliën op zee, wat de modelering van de drift van deze verontreinigingen in de tijd en de ruimte bemoeilijkt.
Het project MANIFESTS (MANaging risks and Impacts From Evaporating and gaseous Substances To population Safety) probeert aan deze uitdagingen een antwoord te bieden. Voor dit project werden de voornaamste categorieën van getransporteerde chemicaliën geïdentificeerd. Verschillende sensoren werden getest op hun capaciteiten om verschillende stoffen te identificeren. Dit werd eerst in een laboratoriumomgeving gedaan, maar de ultieme test was een oefening op zee waarbij sensoren op schepen en op vliegende eenheden werden uitgeprobeerd. De klemtoon lag hierbij op sterk evaporerende stoffen.
Tijdens de oefening op zee werden verschillende stoffen geloosd op zee (in beperkte hoeveelheid), waarna ze door verschillende vliegende eenheden werden geobserveerd. Het Belgische kustwachtvliegtuig was één van vier vliegtuigen die bij de oefening werden ingezet, naast de Spaanse en Franse kustwachtvliegtuigen en een onderzoeksvliegtuig van het Franse Office National d’Etudes et de Recherches Aérospatiales (ONERA). De kustwachtvliegtuigen werden voornamelijk gebruikt voor de kartering van de vlek voor de modelering, de detectie via radar en infrarood. Het vliegtuig van ONERA werd uitgerust met 2 hyperspectraalsensoren die speciaal ontwikkeld zijn voor de detectie van chemicaliën zowel op het wateroppervlak als in de atmosfeer (gaswolken).
De oefening op zee is goed verlopen en het Belgische kustwachtvliegtuig heeft een constructieve bijdrage kunnen leveren aan het verzamelen van de veldgegevens. Het is nu verder aan de wetenschappers om de modellen op punt te stellen en om de sensors te optimaliseren zodat lozingen van chemicaliën in de toekomst beter gemonitord kunnen worden.
Het KBIN (Marine Forecasting Centre – MFC) is betrokken partner bij het MANIFESTS project. Het Instituut staat hierbij vooral in voor de verdere ontwikkeling van mathematische modellen die de drift en het gedrag van andere schadelijke stoffen dan olie (zogenaamde HNS – Hazardous and Noxious Substances) kunnen simuleren, waarbij de kennishiaten van interne modellen wordt gereduceerd door implementatie van de nieuw opgedane kennis over evaporatie-, vuur- en explosieprocessen van gassen en evaporatoren, en waarbij een grondige onderlinge vergelijkings- en validatie-oefening van modellen wordt uitgevoerd om de sterktes en zwaktes beter te begrijpen. Verder draagt het KBIN ondermeer bij aan de ontwikkeling van een beslissingsondersteunend systeem (decision-support system of DSS; proof of concept) die nuttige informatie zoals modelsimulaties, een HNS database, kwetsbaarheidskaarten, enz. moet integreren met als doel het crisisbeheer van HNS-incidenten door bevoegde maritieme diensten vlotter te laten verlopen.
Monitoring van scheepsemissies aan de ECA grens
De MANIFESTS Sea Trials vonden plaats net ten westen van Brest, in Franse wateren. Aangezien dit ook de zone is waar de ECA grens zich bevindt, waar schepen moeten overschakelen naar laagzwavelige brandstoffen wanneer ze het gebied binnenvaren, werd gekozen om de deelname van het Belgische Kustwachtvliegtuig aan de MANIFESTS-oefening te combineren met een controle op overtredingen van de internationale regelgeving voor scheepsemissies. In totaal werden tijdens de zending 62 schepen gecontroleerd. 18 hiervan bevonden zich in de directe omgeving van de ECA-grens, de andere vaartuigen werden waargenomen op de heen- en terugweg van en naar Bretagne. Van de 18 schepen op de grens toonden zes verdachte zwavelwaarden, terwijl twee vaartuigen een hoge NOx uitstoot hadden. Eén vaartuig werd waargenomen met zowel een hoge NOx uitstoot als een hoog zwavelgehalte in zijn brandstof. Niet alle waarnemingen betreffen overtredingen aangezien sommige vaartuigen net buiten de ECA waargenomen werden, maar hoogst waarschijnlijk was hun uitstoot tijdens het laatste deel van hun passage in de ECA reeds boven de limiet. Een meer gedetailleerde analyse dient nog te worden uitgevoerd, maar uit deze preliminaire resultaten blijkt duidelijk dat meer controle aan de ECA grens erg nuttig kan zijn voor de verbetering van de MARPOL Annex VI handhaving. België trekt op dit vlak al jaren aan de internationale kar en probeert hier dan ook een draagvlak voor te creëren bij andere Noordzeekuststaten, in kader van het Bonn Akkoord. Eén van de Belgische voorstellen is om samen intensieve controlecampagnes te organiseren aan de ECA-grens. Deze zending kan alvast als interessante voorbeeldstudie dienen om het belang van dit soort campagnes aan te tonen.
Op zaterdag 25 juni (voormiddag) en zondag 26 juni (volledige dag) krijgt het publiek de kans om het nieuwe Belgische oceanografische onderzoeksschip RV Belgica te bezoeken in haar peterstad Gent. De RV Belgica maakt voor deze gelegenheid de reis naar de Rigakaai (North Sea Port, Gent) waar ze in de namiddag van zaterdag 25 juni ook officieel wordt gedoopt.
Voor een bezoek aan de RV Belgica geldt een registratieplicht (zie verder). Aan boord kan men het leven aan boord van een onderzoeksschip ontdekken, en demonstraties door verschillende wetenschappelijke gebruikers van het schip bijwonen (wetenschapsbeurs).
Het eventterrein – met uitzondering van de RV Belgica – is tijdens de opendeurmomenten wel vrij toegankelijk voor het grote publiek, zonder registratie. In een heuse technologiebeurs kan u hier zonder registratie de activiteiten ontdekken van DEME, NH Marine, Expo Marine, Hulpbetoon in de Marine, Informatie Centrum Defensie, ABC Engines, North Sea Drones, Statamat en Thales. Op de kade treft u ook enkele foodtrucks en gelegenheid voor een drankje aan, alsook enkele bijkomende activiteiten.
De doopceremonie op zaterdagnamiddag is een gesloten evenement waarvoor het publiek zich niet kan inschrijven.
Praktische informatie
Timing
Op zaterdag 25 juni kunnen bezoekers van 9u30 tot 11u30 aan boord gaan van de RV Belgica. Om 12u30 moeten de laatste bezoekers het schip hebben verlaten. Het eventterrein sluit om 14:00.
Op zondag 26 juni kan men van 9u30 tot 11u30, en van 13u30 tot 17u30 aan boord gaan, en moeten bezoekers respectievelijk uiterlijk om 12u30 en 18u30 weer van boord zijn. Het eventterrein sluit om 18:30.
Aangezien delen van de RV Belgica beperkte bewegingsmogelijkheden bieden zijn wordt het dragen van rugzakken, draagtassen enz. ontmoedigd. Kinderwagens, buggy’s, rolstoelen enz. kunnen omwille van de toegang via een loopbrug en de vele trappen die in het schip moeten worden genomen helaas niet aan boord worden toegelaten. Hou de vele trappen ook in gedachten indien u van plan bent om het schip te bezoeken met kleine kinderen.
Gebruik van het openbaar vervoer wordt aangemoedigd. Voor wie met de wagen komt zijn in de buurt onder meer parkeermogelijkheden voorzien op het terrein tussen de Sint-Theresiastraat en de Dukkeldamstraat (braakliggend terrein Stukwerkers, ten NW van het eventterrein aan de andere kant van het Grootdok waar de RV Belgica zal liggen), op het terrein ‘Park & Ride Stad Gent (ten ZO van het eventterrein langs de Vliegtuiglaan) en op het terrein ‘Park & Ride Muide’ (ten ZW van het eventterrein, ten Z van het rond punt).
Op vrijdag 24 juni 2022 vindt in de Aula van de Universiteit Gent (Campus Aula, Voldersstraat 9, 9000 Gent; 14u-18u30) het symposium ‘RV Belgica – A ship for the future’ plaats.
Registratie is open voor alle geïnteresseerden tot maandag 20 juni om 17u (zolang er plaatsen zijn). Registreren kan via deze link.
14h00 – 14h15 Welcome – Prof. dr. Mieke Van Herreweghe, Vice-Rector of Ghent University
14h15 – 15h30: Session 1
14u15 – 14u30 Prof. dr. Ann Vanreusel (UGent) “Future opportunities and challenges for marine life science research”
14h30 – 14h45 Prof. dr. David Van Rooij (UGent) “To boldly go where no one has gone before: geoscientific challenges for RV Belgica”
14h45 – 15h00 Dr. Patrick Roose (RBINS) “Science-based Marine Management: Practice and Future”
15h00 – 15h15: CPV Guy Schotte (RMA) “RV Belgica: A burden or an added value for Belgian Defence?”
15h15 – 15h45 Coffee break
15h45 – 16h40 Session 2
15h45 – 16h00 Dr. Lieven Naudts (RBINS) “RV Belgica: A ship for the future”
16h00 – 16h15 Dhr. Tom Nees (DEME) “Importance of RV Belgica for the Belgian offshore industry”
16h15 – 16h30 Panel discussion
16h30 – 16h40 Closing – Patricia Supply (General Director RBINS), representing Thomas Dermine, State Secretary for Science Policy, Recovery Program and Strategic Investments
De Nieuwpoortse Handelsmaatschappij nv en DEME Building Materials NV hebben op 29 maart 2022 een aanvraag ingediend voor een verlenging en uitbreiding van hun concessie voor zand- en grindwinning op het Belgisch Continentaal Plat. De exploitatie van zand en grind is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.
De concessieaanvragen en het milieueffectbeoordelingsrapport, inclusief ontwerp van passende beoordeling, worden hieronder voorgelegd.
De inzageperiode van de raadpleging loopt van 31 mei 2022 t.e.m. 30 juni 2022.
Iedere belanghebbende kan zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 15 juli 2022 per brief of per email overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert.
Meervoudig gebruik van de mariene ruimte is een instrument om de schaarse ruimte optimaal te benutten zonder de draagkracht van het ecosysteem te overschrijden. In het relatief kleine Belgisch deel van de Noordzee wordt onderzoek naar dergelijke mogelijkheden voor meervoudig gebruik van de mariene ruimte steeds meer noodzakelijk.
UNITED, een internationaal onderzoeks- en innovatieproject dat wordt medegefinancierd via het Horizon 2020-programma van de Europese Unie (looptijd 2020-2023), doet precies dit. UNITED staat voor Multi-Use offshore platforms demoNstrators for boostIng cost-effecTive and Eco-friendly proDuction in sustainable marine activities, en heeft tot doel de levensvatbaarheid van meervoudig gebruik van de mariene ruimte aan te tonen door de ontwikkeling van vijf demonstratiepiloten in het Europese mariene milieu.
Binnen UNITED combineert het Belgische pilootproject aquacultuur en ecologisch herstel van riffen van Europese platte oester (Ostrea edulis) met de teelt van suikerwier (Saccharina latissima) in een offshore windpark. UNITED wordt gecoördineerd door de Universiteit Gent (UGent), met Jan De Nul Group, Brevisco, Colruyt Group, Parkwind en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) als partners. Alvorens offshore te gaan, worden verschillende materialen en methoden geëvalueerd in een kustnabije testlocatie in het Westdiep gebied (5 km voor de kust van Nieuwpoort, België). De meest veelbelovende technieken worden op deze locatie verder geoptimaliseerd en vervolgens offshore toegepast.
Ideale monitoringsomstandigheden
De lente van 2022 begon met enkele heldere en zonnige dagen. Dit gaf de projectpartners de mogelijkheid om de 2e generatie zeewiernetten te controleren op de testlocatie (een eerste generatie netten werd getest in 2020-2021), en gaf hen ook de kans om de eerste offshore wetenschappelijke duikcampagne te organiseren om de constructies voor oesterherstel te inspecteren. De gebruikte constructies zijn schanskorven, gevuld met erosiebeschermingsmateriaal, schelpenmateriaal en deels ook met levende volwassen platte oesters (Figuur 1), en hebben als doel de meest geschikte substraten en condities voor vestiging van platte oesters en rifherstel te identificeren. De oesterherstelconstructies zijn geïnstalleerd op de erosiebeschermingslaag van verschillende windturbines binnen het Belwind offshore windpark.
Onder de wetenschappelijk duikleiding van Alain Norro (KBIN), en onder coördinatie van Parkwind, werden de constructies voor oesterherstel met succes bemonsterd en aan boord gebracht voor verdere inspectie (Figuren 2 en 3). De bemonstering gebeurde deels vanuit het nieuwe onderzoeksschip RV Belgica, met ruime laboratoria die een onmiddellijke verwerking van een deel van de stalen mogelijk maakten.
Veelbelovende resultaten
De teams van het KBIN en UGent (Artemia Reference Center, ARC) ontdekten succesvolle vestiging van jonge platte oesters op de toegevoegde materialen (Figuur 4), in aantallen die nooit eerder werden waargenomen in de Belgische offshore windparkzone. Een andere interessante observatie was de aanwezigheid van kokervormende borstelwormen (Sabellaria spinulosa, figuur 5), die onder bepaalde omstandigheden in staat zijn om riffen te vormen, wat ook hier werd waargenomen. Hoewel dit slechts kleinschalige resultaten zijn, zijn ze veelbelovend voor toekomstige herstelinspanningen van biogene riffen in het Belgische deel van de Noordzee.
Tegelijkertijd voeren de UGent (Fycologie) en Brevisco teams met de “Stream” naar de Westdiep testsite om de proefopstellingen voor zeewierteelt te controleren. Een van de doelstellingen van deze proefopstellingen is het bepalen van de best haalbare manier om in het Belgisch deel van de Noordzee suikerwier te kweken. Na de eerste succesvolle oogst in mei 2021, passen de onderzoekers momenteel de beste praktijken aan om de groei van suikerwier te optimaliseren voor de komende teeltproeven in het offshore windpark in het volgende groeiseizoen (2022-2023). Hiervoor werd juveniel suikerwier gezaaid op verschillende substraten met behulp van verschillende technieken. Deze ingezaaide substraten werden geïnstalleerd in het Westdiep in november 2021. De kleine juveniele suikerwieren van ongeveer 1 cm lengte zijn in de winter flink gegroeid. Ze bedekken nu een aanzienlijke oppervlakte van de ingezaaide substraten (Figuur 6), wat goede vooruitzichten geeft op een nieuwe succesvolle oogst in mei 2022.
Text door Thomas Kerkhove (KBIN), Jessica Knoop (UGent-Fycologie) & Annelies M Declercq (UGent-ARC).
Wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen hebben in het Belgische deel van de Noordzee een hotspot voor onderwaterleven ontdekt. In de verst afgelegen Belgische wateren, onder een van de drukste scheepvaartroutes ter wereld, werden volwaardige kolonies van langlevende fauna aangetroffen, verbonden met een zeebodem die bestaat uit aanzienlijke hoeveelheden rotsen en stenen. Er werden ecologisch belangrijke soorten waargenomen, waaronder talrijke kolonies van het zachte koraal ‘dodemansduim’. Het grindbed huisvestte ook het eerste levende exemplaar van de Europese platte oester op de Belgische zeebodem in tientallen jaren. Deze soort werd in België recent enkel nog aangetroffen op artificiële structuren zoals windturbines en kaaimuren.
Het Belgische deel van de Noordzee vormt slechts een klein onderdeel van de ‘Grote Noordzee’, het beslaat slechts ongeveer 0,6 % van het totale Noordzeeoppervlak. Ondanks de beperkte omvang van het gebied, leiden de diversiteit en de omvang van de menselijke commerciële activiteiten, gaande van intensieve scheepvaart, commerciële visserij, tot infrastructuur-ontwikkeling voor de productie van hernieuwbare energie, en de ontginning van zeezand, tot één van de meest complexe mariene ruimtelijke plannen van Europa. De Belgische wateren staan bekend om hun overwegend zanderig zeebodemmilieu, met wijdverspreide aanwezigheid van grote zandbanken die van oudsher bekend staan als een groot gevaar voor de scheepvaart.
Meer dan zand
Toch is het bestaan van natuurlijke harde substraten, meestal grindbedden genoemd en samengesteld uit achtergebleven afzettingen (overgebleven grove sedimenten waaruit het fijnere materiaal werd weggespoeld door wind, stromingen, getijden), kiezel en keien, al lang bekend, en zowel historisch als recent vrij goed gedocumenteerd. Regionale sedimentverspreidingskaarten tonen aan dat ongeveer 15% van de Belgische zeebodem bestaat uit potentiële grindbedden, waarvan het merendeel tot op heden geologisch en biologisch nog niet geëxploreerd is. Wereldwijd is de ecologische relevantie van dit substraattype een onbetwist feit omdat, onder de juiste omstandigheden, stenen een thuis kunnen vormen voor een diverse onderwaterfauna. Op deze manier kunnen op grindbedden biologische riffen ontstaan, en zich ecologisch unieke gebieden vormen binnen de uitgestrekte en overwegend zandige en modderige zeebodem.
De oudste beschikbare documentatie die een verband legt tussen de Belgische ‘steenachtige’ gronden en een zeer kenmerkende fauna, dateert van de 20e-eeuwse verkenningen (1898 – 1939) van professor Gustave Gilson, een Belgisch pionier-oceanograaf en voormalig directeur van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Onze grindgebieden zijn echter sterk afgenomen ten gevolge van intensieve en alomtegenwoordige visserijactiviteiten, waarbij het sediment wordt omgeploegd en de stenen worden omgewoeld. Op sommige plaatsen werden zelfs stenen ‘geoogst’ en dus van hun natuurlijke locatie verwijderd, met als gevolg dat deze unieke habitat verloren gaat. Stenen uit de Noordzee kunnen immers zeer decoratief zijn (o.a. door de kalkrijke begroeiing met kokerwormen) waardoor sommigen er een leuke verfraaiing voor de tuin in zien. Door stenen van een visgrond te verwijderen wordt bovendien het risico op beschadiging van de netten weggenomen. Het daaruit voortvloeiende proces van aantasting van de habitat is van dien aard dat de grindbedhabitat en verscheidene van de typische soorten plaatselijk op de rand van uitsterven zijn gebracht. Een kenmerkend voorbeeld van het verdwijnen van soorten uit deze offshore-gebieden, hoofdzakelijk ten gevolge van overbevissing, is dat van de eens florerende Europese platte oester (Ostrea edulis), een soort van groot ecologisch én economisch belang.
Gunstige ecologische omstandigheden
Ondanks de aangetaste staat van de Hinderbanken heeft recent onderzoek door wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen het bestaan gedocumenteerd van verschillende kleine toevluchtsoorden met een fragiele en veerkrachtige typische fauna. Daarom werd een groot deel van de grindgebieden van de Hinderbanken in 2012 aangewezen als ‘Speciale Beschermingszone Vlaamse Banken’ en deel van het Belgische Natura 2000-netwerk.
Gedurende de voorbije vier jaren heeft uitgebreid onderzoek naar de verspreiding van de grindbedden in de verste Belgische wateren voorbij de Hinderbanken ook geleid tot de ontdekking van een natuurlijke grindbedhabitat in schijnbaar gunstige ecologische omstandigheden, vlak onder de belangrijkste scheepvaartroute. Met behulp van ultramoderne oceanografische instrumenten aan boord van het vorige Belgische onderzoeksschip RV A962 Belgica werd 5 km² van deze ‘hotspot van onderwaterbiodiversiteit’ in ongezien detail geobserveerd en in kaart gebracht.
De gunstige ecologische omstandigheden worden afgeleid uit de wijdverspreide aanwezigheid van typische grindbeddiersoorten die de stenen koloniseren, waaronder talrijke kolonies van het zachte koraal dodemansduim (Alcyonium digitatum; ongeveer 200 kolonies / 80 m2). Bovendien werd voor het eerst in decennia een levend exemplaar van de Europese platte oester (Ostrea edulis) op de Belgische zeebodem aangetroffen. Deze soort werd in België recent enkel nog aangetroffen op artificiële structuren zoals windturbines en kaaimuren.
Andere ecologisch belangrijke soorten zijn een reeks schelpdieren, schaaldieren, vissen, de Bruine Zeevinger (Alcyonidium diaphanum), het Breedbladig Mosdiertje (Flustra foliacea) en de Zeespriet (Nemertesia antennina).
Een dergelijk gebied is ecologisch zeer relevant: habitats op hard substraat leveren unieke ecosysteemdiensten. De structurele complexiteit van stenige zeebodems biedt microhabitat voor een reeks dieren die hetzij vastgehecht op de stenen, hetzij tussen de gecreëerde spleten en kloven leven. Deze dieren kunnen een complexe morfologie hebben, vaak lijkend op plantenstructuren, en op hun beurt als secundair substraat dienen waaraan andere organismen zich vasthechten. Dergelijke biogene substraten kunnen zacht of hard zijn en worden gecreëerd door diverse dieren, van rif- en kokerbouwende wormen tot rechtopstaande en boomvormige poliepen en mosdiertjes. Deze grote structurele complexiteit bevordert niet alleen de kolonisatie door een diverse fauna, maar creëert ook ideale paai- en kweekgronden, schuilplaatsen en/of voedselgebieden voor diverse andere soorten in hun diverse levensstadia. Aangezien veel van deze dieren zich voeden door de watermassa te filteren, dragen zij bij tot de zuivering en de helderheid van het water. De harde substraten vervullen op de overwegend zanderige zeebodem van de zuidelijke Noordzee dus de rol van fundament voor een diverse biologische gemeenschap. Net zoals zeegrassen, kelpwouden en andere macroalgen dat doen in andere mariene ecosystemen.
Beschut door een scheepvaartroute
Gezien de veelheid aan menselijke activiteiten, en de commerciële visserij in het bijzonder, mag deze ontdekking verrassend worden genoemd. Inspectie van regionale kaarten van de visserij-intensiteit in het studiegebied, waarin de activiteit van de Belgische, Franse, Deense, Duitse, Nederlandse en Britse vloten is opgenomen, toonde inderdaad aan dat hier een hotspot voor de visserij bestaat, aangezien het gebied meer dan vijf dagen per jaar wordt bevist. Uit een gedetailleerder onderzoek van de lokale visserijpatronen bleek echter dat de activiteiten meestal beperkt blijven tot het gebruik van passief vistuig en vistuig voor de visserij in de waterkolom, en dat slechts in geringe mate aan bodemberoerende visserij wordt gedaan. Dit wijst erop dat de drukke scheepvaartroute wellicht een beschermende rol speelt tegen bodemverstorende visserijactiviteiten, waardoor de typische fauna zich kan ontwikkelen. De vondst werd gedaan in één van de drie zoekzones voor bodembescherming die zijn vastgelegd in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026 van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. In deze zoekzones is het mogelijk om beschermingszones voor de integriteit van de bodem in te stellen, waaraan momenteel wordt gewerkt. Het doel is waardevolle natuurlijke elementen te beschermen door alleen visserijtechnieken toe te laten die de zeebodem niet verstoren.
De wetenschappelijke resultaten van de gedetailleerde kartering van de natuurlijke grindbedden en de ecologische analyse zijn samengevat in een artikel uit 2021 dat is gepubliceerd in het Journal of Remote Sensing. In deze studie werden onderwaterakoestiek en videografie gecombineerd om de verspreiding van de habitat in kaart te brengen en het effect te bestuderen van de grootte van de stenen met betrekking tot hun kolonisatie door de typische fauna.
“We gaan door met het monitoren van dit gebied en de bredere regio van de Hinderbanken, nu met behulp van de nieuwe RV Belgica” zegt Giacomo Montereale Gavazzi, eerste auteur van de publicatie, “maar de ontdekking suggereert nu al dat biologische gemeenschappen die geassocieerd zijn met grindbedden kunnen blijven bestaan en zich kunnen herstellen in Belgische wateren”. In het kader van de toekomstige mariene ruimtelijke ordening en natuurbehoud en -herstel, “kan dit gebied als voorbeeld dienen voor deze habitat elders in de Belgische wateren en in het algemeen, in de bredere zuidelijke Noordzee regio”. Bovendien “wekt het feit dat dergelijke dieren in dit gebied voorkomen de verwachting dat scheepvaartroutes in de hele Noordzee corridors zouden kunnen vormen van natuurlijke hotspots voor biodiversiteit op hard substraat”.
Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “Voor het eerst in decennia werd een levend exemplaar van de Europese platte oester op de Belgische zeebodem aangetroffen. Deze vondst is des te bijzonder omdat ze werd gedaan in een grindbed in ecologisch goede staat onder één van de drukste scheepvaartroutes ter wereld. Dit is een zone waar er niet geankerd maar wel gevist mag worden. Dit gebeurt niet zoveel aangezien er hier een verplichte vaarrichting bestaat, en vissers er dus niet heen en terug kunnen varen. De ontdekking van het grindbed werd gedaan in één van de drie zoekzones voor bodembescherming die zijn vastgelegd in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. Dit grindbed gaan we nu extra beschermen. Als Blue Leader moeten we niet alleen de oceaan ver weg beschermen, maar ook de bijzondere natuur in onze eigen Noordzee.”
De zeebodemkarteringen van het KBIN worden uitgevoerd door de onderzoeksgroepen MARECO (Marine Ecology and Management) en SUMO (Suspended Sediment and Seabed Monitoring), in het kader van onderzoek naar grindbedecologie, zeebodemintegriteit en nationale milieumonitoring waarbij de effecten van menselijke activiteiten worden bestudeerd. Bathymetrische gegevens van de Vlaamse Hydrografie, alsook visserijgegevens van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), zorgden verder voor de nodige context voor de studie.
Op donderdag 21 april 2022 bezocht Zijne Majesteit Koning Filip het nieuwe onderzoeksschip RV Belgica. Het Belgische Staatshoofd en opperbevelhebber van het Belgische leger (de marinecomponent levert het brugpersoneel en voorziet in de thuishaven Zeebrugge) werd voor deze gelegenheid ontvangen en begeleid door Dhr. Thomas Dermine, Staatssecretaris belast met Wetenschapsbeleid, Dhr. Arnaud Vajda, Voorzitter van de Raad van Bestuur van de Programmatorische Overheidsdienst Wetenschapsbeleid (BELSPO), Mevr. Patricia Supply, Algemeen Directeur a.i. van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), Dhr. Léandre Brehier, Administratief en financieel directeur van Genavir, en uiteraard door Korvetkapitein en Gezagvoerder van de RV Belgica Gaëtan Motmans en KBIN-coördinator van de RV Belgica Dhr. Lieven Naudts.
Tijdens een korte tocht op zee werden het belang en de werking van de RV Belgica uitvoerig uit de doeken gedaan. Dit kon op grote interesse van Koning Filip rekenen, wat zich vertaalde in de vele vragen aan de betrokkenen.
Het programma startte met een deskundige uitleg over het schip en haar wetenschappelijk programma door Gezagvoerder Gaëtan Motmans en Belgica-coördinator Lieven Naudts. Hun woorden vormden de perfecte opstap naar enkele demonstraties van de diverse wetenschappelijke activiteiten die Belgische en internationale wetenschappers dankzij de RV Belgica kunnen uitvoeren, en maken dat ons land internationaal op de voorgrond van het marien wetenschappelijk onderzoek treedt. Er werd hierbij aandacht besteed aan biologisch, chemisch, fysisch, geologisch en hydrodynamisch onderzoek, en de demonstraties omvatten zowel staalnames (water- en bodemstalen) als laboratoriumactiviteiten (met dank aan de bemanning van de RV Belgica, en aan Laura Lemey en Coenraad Deputter – ILVO, David Van Rooij – Ugent, en Kyra Gesquiere en Tom Scholdis – KBIN). Vervolgens nam Koning Filip tijd voor een uitgebreider gesprek met regelmatige opvarenden. Hierbij kregen naast de hogergenoemde personen ook tweede commandant Anthony Willaert, Hoofdingenier Antoine Samzun en Hoofdelectricien Andrejs Jankins van de RV Belgica de eer om met de Koning in gesprek te gaan, alsook Dhr. Patrick Roose, Operationeel Directeur Natuurlijk Milieu van het KBIN, Mevr. Alice Matossian (Ugent), Dhr. Kris Hostens (ILVO) en Dhr. Michael Fettweis (KBIN).
Ter gelegenheid van zijn bezoek ondertekende Koning Filip ook het Gulden Boek van de nieuwe RV Belgica.
Na afloop van het Koninklijk Bezoek maakte de RV Belgica zich klaar voor haar eerste internationale campagne, dezelfde namiddag zette ze koers naar de Middellandse Zee.
In 2021 realiseerde het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in het kader van het nationale programma voor luchtobservaties 248 vlieguren boven de Noordzee. Er werden 13 gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen waargenomen. Daarnaast kon de sniffertechnologie bij 16 schepen verdachte zwavelwaarden en bij 23 schepen verdachte stikstofwaarden opmeten in de rookpluimen. In 2021 werd ook een nieuwe sensor in de snifferopstelling geïntegreerd, die de uitstoot van ‘black carbon’ (zwarte koolstof, een onderdeel van roet en fijn stof) opmeet. Met deze uitbreiding blijft België een internationale trekkersrol vervullen op het gebied van de monitoring van scheepsemissies. Het vliegtuig nam ondanks de Covid-19 pandemie ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee, en aan een internationale pollutiecontrole in de Skagerrak zee-engte. Verder werden 2 seizoenale zeezoogdiersurveys uitgevoerd. Het vliegtuig voerde tot slot nog 2 ‘on call’ vluchten uit tengevolge van noodsituaties op zee: de eerste na een aanvaring tussen twee schepen, de tweede na een noodoproep over transmigranten op zee.
Overzicht van de toezichtvluchten
In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2021 248 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Dankzij een operationeel Covid-19 schakelplan konden alle initieel voorziene vlieguren gevlogen worden.
Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (177 uren):
119 uren pollutiecontrole: 54 uren voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en 65 uren voor de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen (handhaving van MARPOL Annex VI /SO2 en NOx ECA – Emission Control Area, zie verder);
45 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij;
2 uren waarbij ‘on call’ vluchten werden geactiveerd naar aanleiding van meldingen van een aanvaring tussen twee schepen (zonder vervuiling) en van een boot met migranten aan boord op drift in de windparken;
2 uren in het kader van pollutiebestrijdingsoefeningen die succesvol verlopen zijn.
9 uren zeezoogdierenmonitoring.
Verder werden 71 uren besteed aan internationale vluchten, waarvan 34 uren voor de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot in Nederlandse wateren in opdracht van de Nederlandse overheid (Inspectie Leefomgeving en Transport). De resterende uren werd gevlogen in het kader van het Bonn Akkoord: 19 uren Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee en 18 uren Super-CEPCO-missie (Coordinated Extended Pollution Control Operation) ter controle van lozingen van schepen in de Skagerrak zee-engte.
Operationele scheepslozingen
Gezien er in 2021 in het Belgische zeegebied geen accidentele pollutie plaatsvond (vervuiling als gevolg van ongelukken), werden enkel operationele scheepslozingen waargenomen. Dit zijn doelbewuste lozingen, die zowel legaal als illegaal kunnen zijn, zoals wordt bepaald in de verschillende bijlagen van het MARPOL-verdrag.
In geen enkel geval ging het hierbij om aangetoonde operationele olieverontreinigingen. Dit is een bevestiging van de dalende trend, wat bevestigd dat dit type verontreinigingen het laatste decennium sterk is afgenomen (zie onderstaande figuur).
Ook werden in 2021 geen inbreuken vastgesteld op Annex V van de MARPOL wetgeving die betrekking heeft op het lozen van vuilnis en vaste bulkstoffen.
Er werden wel 13 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen, waarbij het om andere of onbekende stoffen ging:
Elf verontreinigingen door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II) waarvan er één aan een schip kon worden gelinkt. Uit controle in de volgende aanloophaven bleek dat het een toegelaten lozing van FAME (fatty acid methyl ester) betrof. Drie andere verontreinigingen betroffen verificaties door het vliegtuig van een Clean Sea Net (CSN) satellietdetectie. Deze satelliettoezichtdienst wordt aangeboden door het Europese Agentschap voor de veiligheid van de Scheepvaart (EMSA) en stuurt regelmatig alerts van satellietdetecties van mogelijke zeeverontreinigingen in het Belgische toezichtsgebied.
Twee nachtelijke radardetecties van een ongekende (niet visueel geverifieerde) vloeistof. Beide detecties waren eveneens verificaties van CSN satellietdetectie-alerts.
Verontreinigingen door andere schadelijke vloeistoffen dan olie vormen bijgevolg nog steeds een courant probleem, datzelfs in licht stijgende lijn lijkt (zie onderstaande figuur). Hierbij dient vermeld dat het vaak gaat om toegestane scheepslozingen, die conform de internationale lozingsstandaarden gebeuren, zoals vervat in Annex II van het MARPOL Verdrag. Sinds 2021 geldt ook een verstrenging van de MARPOL Annex II lozingsstandaarden voor de zogenaamde ‘persistent floaters’ zoals paraffine-achtige stoffen, waarop geen inbreuken werden vastgesteld.
Olieverontreiniging in Belgische havens en de Westerschelde
Tijdens de transitvluchten van de luchthaven van Antwerpen (de thuisbasis van het vliegtuig) naar de Noordzee werden ook 2 olievervuilingen waargenomen in de Antwerpse haven, die niet gelinkt konden worden aan een schip. Ook in de haven van Oostende werden in 2021 2 olievlekken waargenomen, ook hier kon men niet met zekerheid de vervuiler identificeren. Alle vaststellingen werden onmiddellijk gerapporteerd aan de bevoegde autoriteiten om een opvolging te verzekeren.
Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen op zee
Door de toepassing van een sniffersensor in het vliegtuig staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee. De sensor laat toe om op het terrein diverse luchtpolluenten te meten in de uitstoot van schepen.
Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma. Om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee emissiecontrolegebied te monitoren werden in 2021 57 sniffer-vluchten (89 uren) uitgevoerd met het vliegtuig, zowel boven het Belgisch toezichtsgebied als boven Nederlandse wateren (in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport van de Nederlandse overheid). Van de 1015 schepen waarvan de zwaveluitstoot gemeten werd vertoonden 16 een verdacht hoge zwavelwaarde. Deze werden gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.
Door de succesvolle integratie van een NOx-sensor in 2020 kan het vliegtuig nu ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen meten, dit ter monitoring en handhaving van de strenge beperkingen die vanaf 1 januari 2021 in het Noordzee emissiecontrolegebied gelden met betrekking tot de stikstofuitstoot van schepen. België was hiermee als eerste operationeel om deze strengere beperkingen op te volgen. Van de 1004 schepen waarvan de stikstofuitstoot in 2021 werd gemonitord lieten 23 verdachte waarden optekenen.
In 2021 werd nog een nieuwe sensor toegevoegd aan de snifferopstelling, met name de ‘black carbon’ sensor. Deze sensor meet de hoeveelheid zwarte koolstof in scheepsemissies, die een maat is voor de roetconcentratie. Wanneer uitzonderlijk hoge roetconcentraties worden gemeten wordt aan de bevoegde maritieme havendiensten gevraagd een staal te nemen van de gebruikte brandstof. Deze stalen worden in 2022 in de KBIN-labo’s in Oostende geanalyseerd. De gecombineerde gegevens van de black carbon sensor en de oliestaalanalyses zullen belangrijke nieuwe inzichten genereren over de zwarte koolstofuitstoot door de mondiale scheepvaart, dit met het oog op mogelijke toekomstige internationale regelgevingen om de uitstoot ervan te beperken.
Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending
Tijdens de jaarlijkse internationale TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord in juli 2021, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 20 polluties, waarvan 18 olievlekken en 2 pollutiedetecties met een ongekende stof die omwille van plaatselijke mist niet visueel geverifieerd kon worden.
19 polluties konden rechtstreeks gelinkt worden aan een olieplatform. De resterende vlek werd waargenomen zonder schip of platform in de buurt. Alle waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat, voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.
Internationale ‘Super-CEPCO” zending
In 2021 werd ook deelgenomen aan een internationale Super-CEPCO operatie (Coordinated Extended Pollution Control Operations). Tijdens dergelijke zendingen voeren vliegtuigen van verschillende Noordzeelanden gedurende meerdere dagen samen een continu toezicht uit over een bepaalde (druk bevaren) zone. Tijdens de zending van 2021, georganiseerd door Noorwegen, verzamelden vliegtuigen uit zes Noordzeelanden in Oslo om gedurende drie dagen boven de Skagerrak zee-engte controle op pollutie door schepen uit te voeren. Het Belgische vliegtuig nam tijdens de vlucht richting Oslo één operationele MARPOL Annex II lozing (andere schadelijke stof dan olie) waar in Duitse wateren en één kleine olievlek zonder aanwijsbare vervuiler in de Oslofjord.
Monitoring van zeezoogdieren
In 2021 voerde het KBIN twee zeezoogdiersurveys uit voor het bepalen van de dichtheid en de verspreiding van zeezoogdieren in Belgische wateren. Dergelijke monitoring wordt ook in andere Noordzeelanden op een gestandaardiseerde manier uitgevoerd. Zo kan een beeld gevormd worden van de seizoenale verspreiding en trends in het voorkomen van Bruinvissen (Phocoena phocoena) en andere walvisachtigen in de Noordzee.
De surveys werden, zoals in 2020, uitgevoerd in juni en in september. Er werden tijdens beide surveys telkens 52 Bruinvissen waargenomen, waaronder respectievelijk vier en negen kalfjes. De gemiddelde geschatte dichtheid in Belgische wateren was tijdens beide surveys hoger dan in 2020: respectievelijk gemiddeld 0,81 (0,52-1,28) en 0,78 (0,44-1,35) Bruinvissen per km² zeegebied, of in totaal naar schatting 2700 dieren.
Misschien meer opvallend dan de Bruinvissen was het aantal zeehonden: in juni waren dat negen dieren, waaronder (op basis van de grootte) minstens één Grijze zeehond. In september werden 20 zeehonden gezien, waarvan vermoedelijk (minstens) zeven Grijze zeehonden: het hoogste aantal zeehonden ooit tijdens een Belgische luchtsurvey.
Noodinterventies: Aanvaring op zee en problematiek van transmigratie
Op 13 maart 2021 vond er een lichte aanvaring plaats tussen twee schepen in het Westhinder ankergebied. De betrokken schepen waren de XING ZHI HAI (bulk carrier) en de ASTREA (tanker) die voor anker lag. Het kustwachtvliegtuig werd die dag geactiveerd en bevestigde dat er enkel lichte schade was aan beide schepen en dat er geen verontreiniging was.
Het vliegtuig werkt ook geregeld in ondersteuning van de Kustwacht, ook in domeinen waarvoor de BMM niet specifiek bevoegd is. Zo documenteert de bemanning geregeld diverse andere dan milieugebonden observaties die systematisch worden gerapporteerd aan de Kustwachtcentrales en bevoegde partnerorganisaties. Op die manier werd het toezichtsvliegtuig in 2021 helaas meermaals geconfronteerd met de toegenomen transmigratieproblematiek in en rondom onze wateren.
Op 27 oktober 2021, terwijl het vliegtuig aan de kust operationeel was, werd het opgeroepen door de Kustwachtcentrale met de melding dat een boot met transmigranten in nood verkeerde nabij de windparken. Het vliegtuig kon snel opstijgen en was als eerste kustwachtplatform ter plekke. Het kon zo de bevoegde instanties informeren over de situatie. Het betrof een rubberen boot met 24 opvarenden die op drift was richting de windparken. De reddingshelikopters van Koksijde en een marineschip kwamen vervolgens ter plaatse en slaagden erin alle opvarenden in veiligheid te brengen. Doorheen het jaar vonden ook geregeld andere observaties plaats die gelinkt zijn aan transmigratie maar dan zonder opvarenden, het ging hier meestal om achtergelaten boten of reddingsvesten.
Zand is van vitaal belang voor de bouw van de fundamenten van onze samenleving. Momenteel winnen we wereldwijd jaarlijks zo’n 50 miljard ton van deze grondstof, en de groeiende wereldbevolking doet de vraag enkel stijgen. De ecologische en sociale gevolgen dwingen ons ertoe om onze omgang met zand opnieuw te bekijken. In een nieuw rapport dat vandaag werd gelanceerd door het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) formuleren deskundigen uit de hele wereld aanbevelingen om over te schakelen naar betere praktijken voor de winning en het beheer van zand. Ook experten vanuit België waren hierbij betrokken. Nieuwe ontwikkelingen in het Belgische beleid anticiperen pro-actief op een toenemende vraag naar marien zand.
50 miljard ton, dit is de hoeveelheid zand (en grind) die we als wereldbevolking elk jaar verbruiken, waarmee het na water de meest gebruikte hulpbron ter wereld is. Genoeg om een muur van 27 meter breed en 27 meter hoog rond de planeet aarde te bouwen. Ondanks het strategisch belang van zand zijn de winning, het gebruik en het beheer ervan in grote delen van de wereld grotendeels ongereguleerd, met talrijke ecologische en sociale gevolgen die grotendeels over het hoofd worden gezien. Waar zand een actieve rol speelt in het ecosysteem, zoals in rivieren, kusten en ondiepe zeeën, kan winning leiding tot erosie, verzilting van waterhoudende grondlagen, verlies van bescherming tegen stormvloeden en gevolgen voor de biodiversiteit, die op hun beurt een bedreiging vormen voor onder meer onze watervoorziening, onze voedselproductie, de visserij of voor de toeristische industrie.
Toenemende vraag
Zand is van vitaal belang voor de bouw van de fundamenten van onze samenleving: onze huizen, wegen, bruggen, ziekenhuizen, scholen, stuwdammen, maar ook bjivoorbeeld de fotovoltaïsche panelen om hernieuwbare energie te produceren, … het zijn slechts enkele van de vele toepassingen van zand die we hebben ontwikkeld. Zand mag met recht de niet-erkende held van onze ontwikkeling worden genoemd.
We zijn gewoon geworden aan gemakkelijk toegankelijke zandvoorraden, met als gevolg dat zand veelal sneller wordt gebruikt dan het door natuurlijke geologische processen kan worden aangevuld. Aangezien de wereldbevolking sterk groeit, en het aandeel van de stedelijke bevolking tegen 2050 wordt verwacht toe te nemen tot meer dan 68% van de wereldbevolking, zal de vraag naar zand alleen maar toenemen.
10 aanbevelingen om een crisis af te wenden
Het is dus hoog tijd om onze omgang met zand opnieuw te beoordelen, en zand te erkennen als een strategische grondstof. Dit staat in het nieuwe rapport ‘Sand and Sustainability: 10 strategic recommendations to avert a crisis’ (Zand en duurzaamheid: 10 strategische aanbevelingen om een crisis af te wenden) dat het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP) vandaag lanceerde. In dit rapport brengen deskundigen uit de hele wereld en uit diverse sectoren aanbevelingen samen om over te schakelen naar betere praktijken voor de winning en het beheer van zand.
De aanbevelingen omvatten het instellen van geïntegreerde beleids- en wetgevingskaders, het in kaart brengen van zandvoorraden, het bevorderen van efficiënt gebruik van hulpbronnen en circulariteit, het verantwoord inkopen en het herstellen van aangetaste ecosystemen. Het grote doel van dit rapport is om beleidsmakers op alle bestuursniveaus aan te moedigen om relevante beleidslijnen en -normen aan te nemen en beste praktijken te bevorderen, in overeenstemming met lokale zandafhankelijkheden en ontwikkelingsbehoeften.
De 10 aanbevelingen
Erken zand als een strategische hulpbron die kritieke ecosysteemdiensten levert en de basis is van de aanleg van vitale infrastructuur in zich ontwikkelende steden over de hele wereld.
Overleg met alle belanghebbenden (betrokkenen en geïmpacteerden) over de besluitvorming rond en het uitvoeren van zandontginning.
Maak de transitie mogelijk naar een regeneratieve en circulaire economie.
Implementeer strategische en geïntegreerde beleids- en wetgevingskaders, in overeenstemming met de lokale, nationale en regionale realiteiten.
Eigendomsrechten en gereglementeerde toegang tot zandvoorraden door middel van mineraalrechten en vergunningen dragen bij tot een duurzame zandontginning.
Karteer, monitor, en rapporteer zandgrondstoffen voor een transparante, wetenschappelijk onderbouwde en datagestuurde besluitvorming.
Bevorder het opstellen van richtlijnen voor optimale werkmethoden en nationale normen, en van een coherent internationaal kader.
Verminder het gebruik van zand, en vervang waar mogelijk door alternatieven en gerecycleerde zandproducten.
Koop zand in op een ethische, duurzame en sociaal bewuste manier.
Herstel ecosystemen en compenseer verliezen door de kennisbasis te vergroten, mitigerende maatregelen te integreren bij de ontginning, en natuurgebaseerde oplossingen te bevorderen.
Pro-actief beheer van mariene zandvoorraden in België
De vraag naar zand, en in het bijzonder naar zeezand, neemt ook in België gestaag toe. De Dienst Continentaal Plat van de Federale Overheidsdienst Economie beheert de Belgische zeezandvoorraden en doet dit op een pro-actieve manier, zich daarbij beroepend op de best beschikbare kennis en opvolgingsmethodiek. Bouwend op onderzoeksresultaten is er een vernieuwend beleid van kracht dat een ondergrens aan de winning oplegt op basis van de geologische voorraad, alsook criteria om de impact op het zeebodemmilieu te minimaliseren. Dit nieuwe referentievlak is sinds 2020 van kracht, wordt nauwgezet opgevolgd, en betekent een echte paradigmaverschuiving ten gunste van een duurzaam beheer van de hulpbron.
Een evaluatie van de mariene zandontginning in het Belgische deel van de Noordzee leidt tot de conclusie dat het beheer van onze mariene zandvoorraad al overeenstemt met de aanbevelingen 1, 4, 5, 6, 7 en 9 van het nieuwe UNEP rapport. Aanbevelingen 2, 3 en 8, die zich richten op de overgang naar een circulaire zandeconomie, zijn uiteraard ook van groot belang om te implementeren, en passen in een groter transitiekader dat ons intussen niet mag weerhouden om de huidige mariene zandontginning verder te zetten binnen de vastgelegde duurzame milieu- en socio-economische grenzen. Op basis van de monitoringresultaten (bathy-geomorfologie, sediment en benthische biota) die voor, tijdens en na de zandwinning in verschillende Belgische zandwinningzones zijn verkregen, is aanbeveling 10 rond het herstel van ecosystemen niet kritisch voor het Belgische deel van de Noordzee.
Belgische bijdrage aan het UNEP-rapport
Vera Van Lancker van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en professor aan Universiteit Gent was verantwoordelijk voor de aanbeveling rond het karteren van zandvoorraden en gebruik, milieuopvolging en rapportering met nadruk op de nood aan beslissingsondersteunende systemen (Aanbeveling 6). Wereldwijd, maar ook regionaal is de kwaliteit en kwantiteit van beschikbaar zand nauwelijks gekend. De zandvraag is echter ongekend hoog en toenemend, waarbij de ontginning van grote hoeveelheden wellicht de nieuwe norm wordt. De kennisbasis om dergelijke ontginning te ondersteunen is echter miniem. Het gezamenlijk afwegen van geologische, milieu-, en socio-economische parameters is daarom van het grootste belang voor geïnformeerde beslissingen. Met toenemende ontginning, en mogelijke schaarste, worden de afhankelijkheden van mens en natuur, maar ook tussen zandrijke en -arme regio’s op de proef gesteld. Voor een meer systematisch begrijpen van deze afhankelijkheden, en ter ondersteuning van (grensoverschrijdende) besluitvorming is er meer dan ooit nood aan data, kennis en informatie, én voorspellende wetenschap.
Vera: “De uitdagingen voor een toenemend zandgebruik zijn groot, waarbij hedendaagse praktijken en bijhorende impacten wellicht niet meer aan de orde zijn. Een versnelde kartering van zandvoorraden is nodig waarvoor structurele samenwerkingen het meeste perspectief bieden. Dit vereist meer standaardisatie in het classificeren van grondstoffen, dat ook de milieu- en socio-economische dimensie meeneemt. Het voorspellend modelleren van ontginningsscenarios en mens-natuur afhankelijkheden neemt in belang toe.”
Aurora Torres, Marie Skłodowska-Curie Postdoctoral Fellow aan de Université Catholique de Louvain, leidde samen met andere deskundigen de aanbeveling over het herstel van aangetaste ecosystemen (Aanbeveling 10). Zand is fundamenteel voor het behoud van biodiversiteit en van de verscheidenheid aan ecosysteemdiensten die in maatschappelijke behoeften voorzien. Beleidsmakers, de industrie en andere belanghebbenden worden daarom aangemoedigd maatregelen te nemen om risico’s voor biodiversiteit en ecosysteemdiensten te vermijden en te minimaliseren, ecosystemen te herstellen, en resterende verliezen te compenseren. Ook in het perspectief van de VN-doelstellingen voor ecosysteemherstel (2021-2030) zijn er verdere inspanningen nodig om de gevolgen van mijnbouw voor de biodiversiteit en ecosysteemdiensten beter te documenteren, om de doeltreffendheid van mitigatie- en herstelinspanningen te verbeteren, en om het gebruik van wetenschappelijk onderbouwde evaluatie en monitoring als basis voor effectbeoordeling, mitigatieplanning en compensatie te waarborgen. Tenslotte draagt zand ook bij tot het herstel en de bescherming van land, zoetwatersystemen of kustgebieden tegen erosie of overstromingen. Op de natuur gebaseerde oplossingen en ‘building with nature’-benaderingen worden hierbij sterk aanbevolen.
Aurora: “Overgang naar een circulaire economie vereist dat we minder afhankelijk worden van natuurlijke systemen als materiaalleveranciers. Wanneer winning noodzakelijk wordt geacht, moeten zandbronnen worden verkregen op een verantwoorde manier die schade aan ecosystemen en mensen voorkomt of tot een minimum beperkt.”
Astrid Smeets en collega’s van Bureau Brussels schreven mee aan aanbevelingen over hoe duurzaamheid mee te nemen in de hele keten van herkomst van zand tot gebruiker, en hoe een bredere maatschappelijke verandering te verwezenlijken (Aanbeveling 3 en 9). Hierbij wordt gedacht aan het (her)opleiden van architecten om alternatieve materialen te gebruiken, tot een fiscaal beleid dat financiële stromen stuurt naar alternatieven voor zand of duurzamere ontginning en gebruik. Om een stimulerend beleid te maken, is het belangrijk dat overheden en bedrijven samenzitten om ‘best practices’ met elkaar te delen en toe te passen. Door een duurzamer zandbeleid op internationaal niveau aan te pakken, kan men leren van lokale oplossingen die al bestaan, en die mits kleine aanpassingen aan de andere kant van de wereld makkelijk kunnen worden toegepast. Dit is zowel tijds- als kostenefficiënt.
Astrid: “De overgang naar een duurzamer grondstoffenbeleid zullen we ook hier in België voelen. We zien Europa in een ongezien tempo de duurzaamheid van ketens aanpakken met o.a. de EU Taxonomie en de uitbreiding van de ketenaansprakelijkheid. Bedrijven en overheden zullen zich moeten verantwoorden over de impact die hun activiteiten hebben op mens en milieu. Daarnaast zullen ze moeten aantonen hoe duurzaam zij én hun leveranciers zijn. Zand zal in de komende tijd ongetwijfeld ook op de agenda komen te staan. Met de tien aanbevelingen uit het rapport kunnen overheden, kennisinstellingen, het bedrijfsleven en consumenten alvast aan de slag, om een enorme crisis af te wenden. Hoe eerder we starten met het zoeken naar oplossingen, hoe beter voor mens, planeet én onze economie”.
BIJLAGE 1: Meer informatie over zeezandwinning in België
Cijfers en meer informatie over het beheer van de mariene zandvoorraden in het Belgische deel van de Noordzee, de wetenschappelijke basis en de ecologische impact:
FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie, Dienst Continentaal Plat, is de bevoegde overheidsdienst voor zandwinning op zee. Samen met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en het Instituut voor Landbouw, Zeevisserij en Voedingsonderzoek (ILVO), worden de fysische en biologische veranderingen in zandwingebieden opgevolgd, en worden aanbevelingen geformuleerd om de impact te minimaliseren. Tijdens driejaarlijkse studiedagen worden de resultaten geïntegreerd voorgesteld, en wordt ook aandacht besteed aan het bredere duurzaamheidskader.
Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Federaal Wetenschappelijk Instituut dat fundamenteel en toegepast onderzoek combineert, ondermeer voor het inschatten van de effecten van menselijke activiteiten in mariene wateren. Met betrekking tot zandwinning wordt ingezet op een beter begrip van de variabiliteit van sedimentkarakteristieken en -processen, modellering van de keten activiteit-druk-effecten op het mariene milieu, en worden aanbevelingen geformuleerd voor een meer duurzaam gebruik van mariene grondstoffen. Hiertoe coördineerde het KBIN het Belspo TILES project dat de kwaliteit en kwantiteit van de zandvoorraden in kaart bracht. Verdere valorisatie en nieuwe initiatieven worden ontplooid in het kader van de Europese actie ‘Geological Service of Europe’ waarbij de Europese Geologische Diensten krachten bundelen ter ondersteuning van maatschappelijke uitdagingen.
Université Catholique de Louvain, Instituut voor Aarde en Leven, heeft als belangrijk doel het ontwerpen van duurzame oplossingen voor enkele van de grootste uitdagingen voor onze samenlevingen (bv. voor een duurzaam landgebruik wordt ingezet op transities, invloed van globalisering op beslissingen, en de interacties tussen publiek en privaat bestuur). UCLouvain werkt samen met Michigan State University om belangrijke verbanden te onderzoeken tussen zandgebruik, economische activiteit, milieudruk en sociale gevolgen (SANDLINKS: https://cordis.europa.eu/project/id/846474).
Bureau Brussels is een Europees adviesbureau ter ondersteuning van het bedrijfsleven, overheden en non-profitorganisaties bij het Europese beleidsmakingsproces. Bureau Brussels werkt voor opdrachtgevers op verschillende domeinen zoals vrouwengezondheidszorg, circulaire economie, duurzaamheid, digitale en financiële sectoren. Ook het onderwerp ‘zand’ staat vanuit een circulair oogpunt en ketenbenadering, sinds een aantal jaar op de agenda.