Nieuwe studie toont aan dat recente zeeschepen meer stikstof uitstoten in de Belgische Noordzee

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) heeft een grootschalige onderzoek uitgevoerd naar de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen in het Belgisch deel van de Noordzee. Onze wateren behoren tot een lage-emissiezone voor NOx die werd ingesteld om de schadelijke impact ervan te beperken voor de dichtbevolkte kuststaten rond de Noordzee. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de schepen de uitstootnormen haalt. De metingen illustreren echter ook dat recente schepen in de Belgische wateren gemiddeld een hogere NOx-uitstoot hebben dan oudere schepen. Dit is opmerkelijk aangezien de internationale regelgeving de NOx-uitstoot in de lage-emissiezone net stapsgewijs wil doen dalen, waarbij recente schepen aan strengere normen moeten voldoen dan oudere schepen.

Het Belgische kustwachtvliegtuig in actie tijdens een vlucht met de sniffersensor.

Door de toepassing van een sniffersensor in het Belgische luchttoezichtvliegtuig, eigendom van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en veelvuldig ingezet binnen de taken van de Kustwacht, staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee. De sensor laat toe om op het terrein diverse luchtpolluenten te meten in de uitstoot van schepen. Zwaveldioxidemetingen staan al sinds 2016 op het programma. Sinds de integratie van een NOx-sensor in 2020 meet het vliegtuig ook de concentratie aan stikstofoxiden (NOx).

De operatoren van het Belgische luchttoezicht in actie tijdens een vlucht met de sniffersensor.

Nood aan reductie van de NOx-uitstoot

Dat het bekomen van een effectieve afname van de NOx-uitstoot, waaronder die veroorzaakt door de scheepvaart, een belangrijke doelstelling is vloeit voort uit de negatieve effecten van NOx op de volksgezondheid en onze leefomgeving. Stikstofoxiden dringen diep in de longen door en zijn een bevorderende factor voor luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol bij de vorming van ozon, dat niet enkel een broeikasgas is maar ook aanleiding kan geven tot ademhalingsproblemen. Verder spelen NOx een rol in de vorming van fijn stof. Tot slot dragen NOx bij tot de eutrofiëring en verzuring van het mariene en terrestrische leefmilieu.

Satellietbeelden visualiseren de uitstoot van stikstofdioxide NO2 op zee en aan land, met onder meer duidelijke oplichtende scheepvaartroutes in de Noordzee, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (naast sterk geürbaniseerde en geïndustrialiseerde zones aan land). Merk op dat niet enkel in de Belgische Noordzee, maar ook in heel Vlaanderen zeer hoge NO2 waarden worden waargenomen, met een uitschieter boven Antwerpen.

In navolging van de Baltische zee werden de Noordzee en het Engels Kanaal als emissiecontrolegebied aangeduid, met als doel de dichtbevolkte kustregio’s en de kwetsbare zeegebieden van de Noordzeestaten beter te vrijwaren van de kwalijke gevolgen van NOx. Omdat de scheepvaartdichtheid hier erg hoog is, en drukke vaarroutes zich dicht bij land bevinden, is de reductie van NOx-emissies door de scheepvaart hier extra relevant. Bepaling 13 van Bijlage VI van het MARPOL Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) legt vanaf 1 januari 2021 strengere beperkingen op aan de stikstofuitstoot van schepen in de Noordzee NOx Emission Control Area (NECA). De uitstootlimieten worden hierin vastgelegd op basis van de constructiedatum van schepen. Net zoals bij auto’s, waarvoor Euro-normen zijn gedefinieerd op basis van het bouwjaar, zijn de internationale maritieme NOx-uitstootlimieten onderverdeeld in verschillende niveaus of ‘Tiers’. Tier 0 geldt voor schepen gebouwd voor 2000, Tier I voor schepen gebouwd van 2000 tot 2010, Tier II voor schepen van 2011 tot 2020 en Tier III voor schepen vanaf 2021 in NECA’s. Voor schepen uit recentere leeftijdscategorieën gelden hierbij steeds strengere normen dan voor oudere schepen. Op deze manier werd in de NECA verwacht dat Tier II-schepen 20%, en Tier III-schepen 80% minder stikstof uitstoten dan Tier I-schepen.

Emissiecontrolegebied (ECA) in de Noordzee en de Baltische zee.
Uitstootlimiet voor NOx zoals vastgesteld in MARPOL Bijlage VI Bepaling 13.

Resultaten van de Belgische opvolging

België is met de inzet van het sniffervliegtuig op wereldschaal het enige land dat reeds de NOx uitstoot van schepen op die manier in kaart brengt. Twee jaar van NOx metingen van individuele schepen in het Belgisch deel van de Noordzee tonen aan dat de uitstootnormen grotendeels gehaald worden. In tegenstelling tot de verwachtingen werd echter ook vastgesteld dat recentere zeeschepen meer stikstof uitstoten in het werkingsgebied van het Belgische luchttoezichtvliegtuig dan oudere schepen.

In 2020 en 2021 werd tijdens 127 vlieguren de stikstofuitstoot van maar liefst 1407 schepen gemonitord. Bij 59 van deze schepen werden NOx-waarden opgetekend die nopen tot verder onderzoek. Zo werd vastgesteld dat voor meer recente (Tier II) schepen, die aan strengere normen moeten voldoen, de gemiddelde stikstofwaarde hoger was dan deze  voor oudere schepen (Tier I en Tier 0). Zo was de gemiddelde NOx uitstoot voor Tier I-schepen 12,6 g NOx/kWh, terwijl deze voor Tier II-schepen 13,5 g NOx/kWh bedroeg. Bovendien werden meer Tier II-schepen waargenomen met NOx-emissiewaarden die een vooropgestelde drempelwaarde hadden overschreden.

De bekomen percentages van schepen met verdachte NOx-waarden in 2020 en 2021 illustreren het frequenter voorkomen van overschrijdingen van de vastgelegde drempelwaarden door de jongere Tier II schepen (de categorieën ‘gele’, ‘oranje’ en ‘rode vlag’ geven de mate van overschrijding van de drempelwaarde aan).

Verklaring en verder onderzoek

In samenwerking met het Directoraat-Generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer), de scheepvaartsector en de Hoge Zeevaartschool Antwerpen, zal het KBIN verder onderzoek voeren naar de mogelijke oorzaken. Een verklaring die alvast aangehaald wordt in het onderzoek ligt in de manier waarop de regelgeving is opgesteld voor Tier II-schepen, waarbij de NOx uitstoot bij lagere motorvermogens minder doorwegen in de vastgestelde normen (met zelfs helemaal geen limiet bij vermogens lager dan 25%). De redenering hierachter is dat een schip voornamelijk op de hogere motorvermogens opereert, en dat de uitstoot op de hogere vermogens dus meer dient door te wegen. In het Belgisch deel van de Noordzee varen schepen omwille van het drukke verkeer echter vaak met een lager motorvermogen, terwijl de NOx-uitstoot bij de lagere vermogens net hoger is … Het energie-efficiëntere varen leidt dus wel tot een lager brandstofverbruik en een verminderde CO2-uitstoot, maar kan, vooral bij Tier II-schepen, dus ook leiden tot een hogere NOx-uitstoot. Ook andere polluenten kunnen toenemen bij een lager motorvermogen, zoals zwarte koolstof en fijn stof. De internationale regelgeving die net een reductie van de stikstofuitstoot beoogt blijkt dus niet aangepast aan de specifieke vaaromstandigheden in de zuidelijke Noordzee.

Een mogelijke oplossing om dit onverwachte effect van de internationale regelgeving weg te werken  zou kunnen bestaan uit het toevoegen van een niet te overschrijden drempelwaarde voor NOx-emissies ongeacht het motorvermogen en de bouwdatum van schepen. Dergelijke NTE-limiet (Not To Exceed) is in de regelgeving vastgelegd voor Tier III-schepen waardoor er goede hoop bestaat dat deze nieuwste generatie van schepen wel zal leiden tot een NOx-emissiereductie in onze zeegebieden. Problematisch blijft dat zelfs bij Tier III-schepen er geen limiet werd vastgesteld onder een motorvermogen van 25%.

Kielleggingsdatum

Tot slot is een zwak punt in de internationale regelgeving dat het te lang mogelijk blijft om nieuwe schepen te bouwen volgens oude normen. In de regelgeving bepaalt het Keel Laying Year, het jaar waarin de kiel van een schip wordt gelegd en geregistreerd, in welke Tier het schip terecht komt. Van alle schepen die in 2021 gebouwd werden blijken zo amper 13% Tier III-schepen te zijn. Er werd vastgesteld dat de tijd tussen constructiedatum en de kielleggingsdatum sterk toenam bij de implementatie van de NECA in de Noordzee in 2021. Op deze wijze kunnen recente schepen nog in Tier II terecht komen en hoeven deze bijgevolg niet aan de striktere Tier III-limiet te voldoen die garant staat voor een effectieve vermindering van de NOx uitstoot (bijvoorbeeld door toepassing van  NOx-reductiesystemen). Daarom zal België (en ook Nederland) schepen gebouwd vanaf 2026 maar met een Keel Laying Year ouder dan 2021 niet meer aanvaarden als Tier II-schepen.

Studies zoals deze tonen aan dat de scheepvaart zelfs binnen een kader van strengere emissienormen verder dient in te zetten op de transitie van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzamere energiebronnen met minder impact op volksgezondheid, klimaat en leefmilieu.

Een nieuwe pindaworm voor de Belgische wateren, en opnieuw een Europese platte oester

Op 20 oktober 2022 hebben wetenschappelijke duikers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in het Seastar-windpark een ankerblok geborgen dat werd gebruikt voor het monitoren van onderwatergeluid en dat al drie jaar op de zeebodem lag. Deze operatie werd uitgevoerd in het kader van onderzoek met behulp van het onderzoeksschip RV Belgica.

Op het ankerblok bevond zich een structuur die als behuizing moest dienen voor een boeikabel, maar die nu gevuld was met sediment. Onderzoekers van de onderzoeksgroep MARECO (Marine Ecology and Management) vonden in dat sediment zowaar een nieuwe soort voor de Belgische wateren, de pindaworm (Sipuncula) Nephasoma rimicola. De soort is bekend van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en werd ook reeds gevonden in het Engels Kanaal, maar werd dus niet eerder in België waargenomen.

De pindaworm Nephasoma rimicola, nieuw voor de Belgische wateren (©KBIN/F. Kerckhof)

Daarbovenop werd op het ankerblok zelf een Europese platte oester Ostrea edulis aangetroffen, waarvan de leeftijd op 2-3 jaar werd geschat (rechtsonder op de foto). Via moleculaire technieken zal de oorsprong van de oester worden nagegaan. Deze waarneming is alvast veelbelovend voor mogelijke oesterherstelprojecten in het Belgisch deel van de Noordzee. (Voor achtergrond over het uitzonderlijke karakter van deze vondst, zie onder meer hier.)

De Europese platte oester Ostrea edulis (rechtsonder) (©KBIN/J. Vanaverbeke)

België voorzitter van European Coast Guard Functions Forum

Aan het einde van de 13e plenaire zitting van het European Coast Guard Functions Forum (ECGFF), die van 5 tot 7 september 2022 in Split werd gehouden, heeft België de rol van voorzitter overgenomen van Kroatië.

De voorzitters Piet Pieters (Federaal) en Nathalie Balcaen (Vlaams) van de Belgische Kustwacht ontvingen de Europese vlag tijdens de ceremonie en wisselden informatie uit over de organisatie van dit belangrijke event.

Dit forum is een uniek en uitstekend instrument dat ons in staat stelt informatie en ervaringen uit te wisselen, te leren van gezamenlijke oefeningen en samen oplossingen voor gemeenschappelijke problemen te bedenken.  Kortom: onze banden aan te halen met de kustwachtorganisaties van de Europese lidstaten. De Belgische kustwacht organiseert in het komende jaar verschillende activiteiten:

  • een workshop samen met Frontex (the European Border and Coast Guard Agency)
  • een workshop samen met EMSA (European Maritime Safety Agency)
  • een bijeenkomst van de werkgroep Cyber Security
  • de oefening “COASTEX 23” in samenwerking met EFCA (European Fisheries Control Agency)
  • een plenaire conferentie in samenwerking met DG MARE (Directorate General Maritime Affairs and Fisheries)

Dankzij het Belgische voorzitterschap zullen de deelnemers ons veelzijdige land en het Belgisch deel van de Noordzee beter leren kennen.

De wetenschappelijke dienst “Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM)” van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) vertegenwoordigt het Federaal Wetenschapsbeleid als kustwachtpartner.

Dode Tuimelaar aangespoeld in De Haan

In de schaduw van de waarneming van een kadaver van een Gewone Vinvis op drift in de Belgische Noordzee op vrijdag 30 september (later aangespoeld in het Nederlandse Westkapelle), waren we op zondag 2 oktober getuige van nog een uitzonderlijke stranding. Die dag spoelde immers een Tuimelaar (Tursiops truncatus) aan op het strand van De Haan.

De aangespoelde Tuimelaar op het strand van De Haan (©NorthSealTeam).

Het dier werd aanvankelijk verondersteld een Bruinvis te zijn, pas na inzameling werd duidelijk dat het om een Tuimelaar in verregaande staat van ontbinding ging. Het betrof een jong mannetje van amper 2,24 m lang en slechts 129 kg zwaar. Verwondingen aan de staart suggereren dat het dier in contact kwam met de schroef van een klein vaartuig. De autopsie, uitgevoerd aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik, kon echter niet bevestigen dat een aanvaring de doodsoorzaak was of eventueel postmortaal plaatsvond. De dood kan mogelijk in verband worden gebracht met een verhongeringsproces, maar de staat van ontbinding van het kadaver verhinderde een vollediger onderzoek.

Na inzameling werd duidelijk dat het kadaver een Tuimelaar betrof (©KBIN/Francis Kerckhof).
Verwondingen aan de staart van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).

Het lijkt er niet op dat het om de Tuimelaar gaat die geregeld in het westelijke deel van de Belgische wateren gezien wordt, en daar actief de aanwezigheid van de mens opzoekt. De Tuimelaar is inheems in de zuidelijke Noordzee, maar is er sind de jaren 1960 erg zeldzaam. Sinds 1995 zijn slechts twee andere strandingen van Tuimelaars bekend in België, in 2016 en 2017.

Meer informatie over het voorkomen van Tuimelaars in de Noordzee en België kan worden geraadpleegd in dit artikel.

Buikzijde van het aangespoelde kadaver van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).
Rugzijde van het aangespoelde kadaver van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).

Startevent: Visievorming aquacultuur en ontmanteling offshore windparken

Aquacultuur op zee en de ontmanteling van offshore windparken gaan gepaard met heel wat mogelijkheden en uitdagingen.

In het Belgische deel van de Noordzee wordt al veel actie ondernomen op deze gebieden. De federale overheid wil deze initiatieven graag op elkaar afstemmen en consolideren in een geïntegreerde visie ter voorbereiding van de herziening van het Marien Ruimtelijk Plan. Hierbij zal specifieke aandacht gaan naar blauwe groei in een kader van de bescherming en het herstel van het marien milieu en de mariene biodiversiteit.

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen dit proces begeleiden. Hiertoe worden twee aparte trajecten gelanceerd, beide met de kick-off op dinsdag 18 oktober 2022 in het Radisson Blu Hotel in Brugge.

  • In de voormiddag start het traject rond aquacultuur.
  • ​In de namiddag start het traject rond de ontmanteling van offshore windparken.

Om tot een gedragen visie te komen, betrekken we graag alle belanghebbenden om van bij de start van de interactieve samenwerking zoveel mogelijk verschillende meningen te horen.

  • Welke mogelijkheden zien jullie?
  • Welke bezorgdheden hebben jullie?
  • Met welke aspecten moet rekening worden gehouden?
  • Welke bijkomende wetenschappelijke informatie is nog vereist?

Samen leggen we het volgende half jaar een traject af om zo op een transparante manier een visie te ontwikkelen voor aquacultuur enerzijds en ontmanteling van windmolenparken anderzijds, in het Belgische deel van de Noordzee. Met deze informatie kunnen de beleidsmakers daarna verder aan de slag.

Tijdens dit event kan iedere deelnemer zijn/haar/hun taal naar keuze spreken (NL/FR/ENG). Er zal echter geen simultane vertaling voorzien zijn.

Schrijf je in via deze link.

Wanneer?
Dinsdag 18 oktober 2022

Waar?
Radisson Blu Hotel, Frank Van Ackerpromenade 17, 8000 Brugge

Programma

8u45 – ontvangst met koffie

9u – verwelkoming

DEEL AQUACULTUUR

9u10 – inleiding door Sophie Mirgaux, dienst Marien Milieu (FOD Volksgezondheid)
9u20 – plan van aanpak door Steven Degraer, Mariene Ecologie en Beheer (KBIN)
9u30 – interactieve rondetafelgesprekken – aquacultuur
10u45 – koffiepauze
11u – vervolg interactieve rondetafelgesprekken – aquacultuur

12u30-13u30 lunch
DEEL ONTMANTELING OFFSHORE WINDPARKEN​

13u30 – inleiding door Sophie Mirgaux, dienst Marien Milieu (FOD Volksgezondheid)
13u40 – plan van aanpak door Steven Degraer, Mariene Ecologie en Beheer (KBIN)
13u50 – interactieve rondetafelgesprekken – ontmanteling windmolenparken
15u15 – koffiepauze
15u30 – vervolg interactieve rondetafelgesprekken – ontmanteling windmolenparken

16u45 – afsluitende receptie & netwerkmoment

Openbare consultatie voor de installatie van drijvende zonnepanelen op zee

De POM West-Vlaanderen heeft op 16 juni 2022 een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een milieuvergunning voor de installatie van drijvende zonnepanelen op zee met een elektrische zeekabel naar Oostende.

Testopstelling in de Noordzee in 2020 (© Oceans of Energy; Nederland)

De aanvraag en het milieueffectenrapport (inclusief ontwerp van passende beoordeling) kunnen geconsulteerd worden tussen 22 augustus en 20 september 2022, alle werkdagen van 9u tot 17u in de burelen van de BMM (Vautierstraat 29, 1000 Brussel, contactpersoon: mevrouw Mia Devolder, 0479 265 910, mdevolder@naturalsciences.be), of, uitsluitend op afspraak, in de burelen van de BMM in Oostende (3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende, contactpersoon: de heer Jan Haelters, 02/788 77 26. jhaelters@naturalsciences.be).

De documenten zijn eveneens digitaal beschikbaar :

Aanvraag

Milieueffectenrapport

De geïnteresseerden kunnen hun standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 5 oktober 2022 indienen, per mail aan BMM, Mia Devolder (mdevolder@naturalsciences.be).

De aanvraag kan ook geconsulteerd worden bij de gemeentebesturen van iedere kustgemeente tijdens werkdagen, mits voorafgaandelijke contactname.

Zeezoogdieren in België in 2021

In het nieuwe rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren in België in 2021 compileren het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, SeaLife Blankenberge en de Universiteit van Luik de resultaten van de monitoring en het wetenschappelijk onderzoek naar zeezoogdieren in België in 2021. De verdubbeling van het aantal dood aangespoelde zeehonden, veelal omgekomen in visnetten, was de meest opmerkelijke bevinding.

Welke dode of stervende zeezoogdieren spoelden aan op onze stranden? Welke doodsoorzaken konden worden aangewezen? Wat zijn de trends van zeezoogdieren in België? Hoeveel zeehonden heeft Sealife opgevangen? Dit zijn de vragen waarop men de antwoorden kan vinden in het nieuwste zeezoogdieren-rapport, dat de focus legt op de resultaten uit 2021.

Enkele van de zeehonden met een typisch circulair nek/koptrauma (links: Oostende, 6 april; midden: Oostduinkerke, 20 maart; rechts: Lombardsijde, 12 april 2021). © NorthSealTeam – Brandweer

Veel dode zeehonden

In 2021 strandden in België enkel Bruinvissen en zeehonden. Een saai jaar voor zeezoogdieren-onderzoekers na een spectaculair 2020, toen twee Gewone Spitssnuitdolfijnen en een Dwergvinvis aanspoelden? Zeker niet. Het aantal dode zeehonden verdubbelde immers tot meer dan 100, ten opzichte van een nagenoeg constant aantal in de periode 2018-2020 (gemiddeld 44). Het achterhalen van de doodsoorzaak bleek een echte uitdaging. Aangezien veel van de dode zeehonden ‘onthoofd’ leken, ontstond veel commotie en speculatie. Uiteindelijk bleek dat veel van de betrokken dieren waren gestorven in visnetten. Van de Grijze zeehond, die pas recenter dan de Gewone zeehond zijn plaats in de zuidelijke Noordzee opeist, schommelt het aandeel in de zeehondenstrandingen tijdens de laatste 10 jaren tussen de helft en ongeveer 70 %.

Het aantal dood of stervend gestrande zeehonden (blauwe balkjes) stijgt reeds sinds het begin van de tijdsreeks in 2005, en hangt samen met de populatie-toename van Gewone en Grijze zeehonden in onze buurlanden. De verdubbeling in 2021 kan hierdoor echter niet verklaard worden. Het percentage Grijze Zeehonden (oranje lijn) schommelt de laatste jaren binnen dezelfde marge van 50 à 70 %. ©KBIN

Bruinvissen

Met 74 dood aangespoelde bruinvissen was 2021 een eerder gematigd jaar. In 10 van de jaren sinds 2005 waren het er meer (in vier jaren zelfs meer dan 100), in de zes overige jaren minder. Van 30 bruinvissen kon de doodsoorzaak worden vastgesteld: 15 vielen ten prooi aan Grijze zeehonden (en dat is opvallend veel), 12 stierven door infectieziekten of verhongering en ‘slechts’ 3 verdronken in visnetten.

De tijdsreeks van de jaarlijkse aantallen geregis-treerde strandingen van Bruin-vissen (blauwe balkjes) laat toe om 2021 als een gematig jaar te bestempelen in vergelijking met de jaren sinds 2005. Doorgaans betroffen iets meer dan de helft van de dode Bruinvissen mannetjes (oranje lijn), maar dat aandeel is de laatste jaren gemiddeld toegenomen. ©KBIN

Verder strandden ook vier levende Bruinvissen, die allen jammer genoeg snel na de stranding stierven. Lucht-surveys toonden aan dat in onze wateren bijna 3.000 Bruinvissen aanwezig waren in juni en september.

Een levend gestrande Bruinvis op het strand van Mariakerke (30 augustus 2021). ©KBIN/Jan Haelters

Opvang van zeehonden

Sealife Blankenberge heeft in 2021 acht Grijze en 10 Gewone zeehonden opgevangen. Bijtwonden (van ongekende origine), verwondingen veroorzaakt door het nylon touw van een visnet, en ander afval op zee (rubberen ring), lagen aan de basis van de nood aan opvang. Zes Grijze en zeven Gewone zeehonden konden in 2021 worden vrijgelaten. In tegenstelling tot in het verleden laat men jonge Grijze zeehonden nu veel vaker gewoon op het strand liggen: het zijn er intussen steeds meer en de diertjes hebben onze hulp meestal niet nodig.

De vrijlating van Grijze zeehonden Lucas en Duvel op het strand van Blankenberge (28 april 2021). Duvel (rechts) had bij zijn opvang drie weken eerder een zware verwonding rond de nek, veroorzaakt door het nylon touw van een visnet. De sporen daarvan zijn nog zichtbaar. ©Luc David

Kaderstukken

Het jaarrapport wijdt verder aandacht aan de dood van Grijze zeehond Oscar. Deze hoogbejaarde zeehond bracht zijn laatste jaren aan onze kust door, en groeide in 2021 uit tot de mascotte van de vrijwillige zeehondenbewaking en kon ook op veel persaandacht rekenen. Ook de solitaire Tuimelaar, die al vele jaren met de regelmaat van de klok in onze wateren opduikt en vaak het gezelschap van duikers opzoekt, passeert de revue.

2021 markeerde de 75ste verjaardag van de Internationale Walvisvaartcommissie. Of er een reden is om de champagne boven te halen, leest u in een opiniestukje.

Alle zeezoogdieren genieten in België wettelijke bescherming. Het opvolgen van de populaties en het onderzoek naar verklaringen voor de geobserveerde trends, waarvoor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen als verantwoordelijke overheidsdienst werd aangeduid, kaderen in de uitvoering van het Koninklijk Besluit betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, waarbij onder meer de afspraken gemaakt binnen de Kustwacht worden gevolgd. Ook het onderzoek naar de gezondheidstoestand en doodsoorzaken is een verplichting aangegaan in internationale afspraken, die ons bovendien veel leert over de toestand van het mariene milieu. De monitoring en het wetenschappelijk onderzoek naar zeezoogdieren zijn echter enkel mogelijk dankzij de steun van de lokale nood- en controlediensten en het enthousiasme en de meldingsbereidheid van vele waarnemers.

Voor informatie over recente waarnemingen van zeezoogdieren in België en instructies over wat te doen bij strandingen kan je terecht op de website marinemammals.be. Het volledige rapport over 2021, alsook de oudere jaarrapporten, kunnen hier worden geraadpleegd.