De Belgische Kustwacht zet verder in op de internationale strijd tegen luchtvervuiling boven zee met behulp van de zogenaamde ‘sniffer’-sensor. Deze sensor laat toe zwavel-verbindingen te meten in de uitstoot van schepen op zee, en na te gaan in hoeverre deze schepen zich aan de geldende zwavelnormen houden. Om voorbereid te zijn op de beperkingen die vanaf 2021 in de Noordzee zullen gelden inzake de stikstofuitstoot van schepen, en om ook hierop te kunnen controleren, werd de sniffer-technologie in het voorjaar van 2020 uitgebreid om voortaan ook stikstofverbindingen te kunnen detecteren. De resultaten van de eerste testvluchten zijn veelbelovend.
Sinds 2016 gebruikt de Belgische Kustwacht een zogenaamde ‘sniffer’-sensor aan boord van het vliegtuig van de BMM (Britten-Norman Islander, kenteken OO-MMM) dat boven zee wordt ingezet bij de controle op milieu- en nautische overtredingen. Deze sensor is een belangrijk instrument in de strijd tegen luchtvervuiling, die meer bepaald toelaat het zwavelgehalte in de brandstof af te leiden uit metingen van zwaveldioxide (SO2) in de uitstoot van schepen die boven zee worden gerealiseerd. België loopt hiermee internationaal in de kijker met betrekking tot de handhaving van de Zwavelwetgeving. In 2020 werd de ‘sniffer’-sensor uitgebreid om het meten van stikstofverbindingen (de zogenaamde NOx-uitstoot) van schepen op zee mogelijk te maken.
Controlegebied voor stikstofemissies
Per 1 januari 2020 is het maximaal toegestane zwavelgehalte van scheepsbrandstof teruggebracht van 3,5 naar 0,5 procent. In de SECA zone (Sulphur Emission Control Area), waar België sinds 2015 deel van uitmaakt, is de norm nog strenger met 0,1 procent.
Op 1 januari 2021 treedt in de Noordzee en Baltische Zee ook een emissiecontrolegebied voor stikstofoxiden in werking, kortweg het NECA-gebied (Nitrogen Emmission Control Area). Voorschrift 13 van de MARPOL Bijlage VI bepaalt de limieten van de NOx-uitstoot voor scheepsdieselmotoren. Schepen die vanaf 2021 worden gebouwd zullen in het NECA- gebied moeten voldoen aan de strengste NOx-normen. Opzet is om zo tegen 2040 een graduele daling te bekomen van de NOx-uitstoot door schepen varend in deze en andere NECA gebieden. Voor oudere schepen gelden andere normen en ook deze moeten gerespecteerd worden.
Voor de Noordzee en Baltische Zee stemt het NECA-gebied geografisch overeen met het SECA-gebied. Vanaf 2021 zal daarom eenvoudigweg gesproken worden over het Noordzee en Baltische Zee ECA gebied (zie kaart).
Nood aan stikstofmonitoring
NOx-emissies spelen een belangrijke rol bij de vorming van fijn stof en de eutrofiëring van het mariene en terrestrische leefmilieu. Ze geven in de onderste luchtlagen ook aanleiding tot de vorming van ozon, een broeikasgas dat bijdraagt tot de klimaatopwarming dat tevens kan leiden tot aanzienlijke ademhalingsproblemen. Zowel de SOx als NOx afkomstig van schepen dragen ook bij aan de verzuring van de drukbevaren kustregio’s.
Minister van de Noordzee Philippe De Backer: “Luchtvervuiling op zee raakt niet alleen ons marien milieu maar schaadt ook de gezondheid van onze bevolking. Daarom blijven we investeren in betere meetinstrumenten om luchtvervuiling in kaart te brengen. Alleen zo kunnen we werk maken van een betere handhaving en zorgen voor gezonde lucht voor mens en milieu”.
De NOx-sensor
Voor de handhaving van de NOx-regelgeving bestond er tot voor kort echter nog geen nauwkeurig mechanisme dat toelaat om niet-conforme schepen op te sporen. Er kon enkel worden gehandhaafd door middel van de controle op het hebben van een geldig internationaal certificaat ter voorkoming van luchtverontreiniging, en deze controle gebeurde dus niet op basis van metingen of staalnames. Zo’n certificaat wordt dan beschouwd als voorlopig bewijs om vast te stellen of aan de voorschriften wordt voldaan. Veel schepen maken ook gebruik van emissiereductietechnieken (bv. een katalysator) om de naleving van de stikstofvoorschriften te waarborgen. Maar ook hier geldt dat er nog geen methode bestond waarmee met zekerheid kan worden nagegaan of schepen deze emissiereductie-apparatuur tijdig voor het binnenlopen van een NECA hebben geactiveerd.
Om de monitoring van de uitstoot van schepen op zee te kunnen uitbreiden met het bepalen van stikstofverbindingen werd een gemodificeerde NOx-sensor aangekocht en geïntegreerd in het sniffer-systeem aan boord van het luchttoezichtsvliegtuig. Voor deze aankoop stelde Minister van de Noordzee Philippe De Backer in 2019 een budget van € 70.000 ter beschikking van de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).
“Met behulp van de nieuwe sensor zijn we in staat om NOx-controles uit te voeren boven zee, wat erg waardevol is omdat er geen empirische controlemethode voor deze stoffen bestaat om in de haven handhaving uit te voeren.” verduidelijkt Ward Van Roy, één van de BMM-luchtoperatoren. “Bovendien vergroot de nieuwe sensor ook de nauwkeurigheid van onze zwavelmetingen. De lichte gevoeligheid van de zwavelsensor voor stikstof-monoxide (NO) kan met de stikstofmetingen immers gecorrigeerd worden.”
Veelbelovend
Begin juli 2020 werden de eerste testvluchten met de stikstofsensor uitgevoerd. Deze mogen een groot succes worden genoemd, en geven vertrouwen dat een enorme hoeveelheid informatie zal kunnen worden verzameld over de stikstofemissie van schepen op zee. Dit moet leiden tot een beter begrip van de manier waarop een effectieve offshore NECA-monitoring kan worden uitgewerkt ter verbetering van de handhaving in samenwerking met de haveninspectiediensten. Op deze manier bouwen de BMM en de Kustwacht de Belgische pioniersrol op gebied van de monitoring van scheepsemissies op zee verder uit, en zal België klaar zijn om vanaf 1 januari 2021 haar handhavingsrol ook op het vlak van stikstofemissies uit te voeren.
Bekijk ook het recente filmpje dat focust op de zwavelemissie-monitoring, en waarin op het einde reeds kort werd vooruitgeblikt naar het opnemen van de monitoring van stikstofemissies in het takenpakket.