Zeehonden met beschadigde kop in 2021: wetenschappelijke bevindingen

Tot nu toe spoelden in 2021 reeds 22 dode zeehonden aan langs de Belgische kust. De helft daarvan, meestal jonge grijze zeehonden, vertoonde karakteristieke verwondingen aan de nek en kop. Er werd over onthoofdingen gesproken, en dit veroorzaakte heel wat opschudding. Een forensische analyse door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik concludeert dat deze zeehonden onbedoelde bijvangst waren van de  professionele visserij met warrel- of kieuwnetten. Het plotse grote aantal dode dieren kan worden verklaard door het hoge aantal jonge grijze zeehonden dat momenteel aan onze kust aanwezig is, in navolging van de grote populatiegroei in het zuidoosten van Engeland.

Zeehonden, zowel de gewone zeehond als de grijze zeehond, zijn niet langer bedreigde diersoorten in het zuidelijk deel van de Noordzee: populaties groeien, en zijn voor wat betreft de grijze zeehond omvangrijker dan in om het even welke periode in de geschiedenis van de Noordzee. Dit betekent ook dat zeehonden steeds nadrukkelijker aanwezig zijn in onze wateren en op onze stranden.

Vanaf december 2020 tot het voorjaar van 2021 was er een invasie van zeer jonge grijze zeehonden: dagelijks werden jonge dieren opgemerkt aan onze kust. Ongetwijfeld was het overgrote deel van deze dieren afkomstig uit kolonies in het zuidoosten van het Verenigd Koninkrijk, waar recordaantallen grijze zeehonden geboren werden in november en december 2020. Zo werden in de grootste kolonie, die van Blakeney Point (Norfolk, Engeland), in de winter van 2020-2021 ongeveer 4.000 grijze zeehonden geboren tegenover 3.399 in 2019-2020 en amper 25 in 2001.

Dode zeehonden in 2021

Samen met het hoge aantal waarnemingen van grijze zeehonden spoelden de laatste weken ook opvallend veel zeehonden dood aan, soms meerdere per dag: dit jaar al 22. De helft van deze dieren, de meeste daarvan zeer jonge grijze zeehonden die werden geboren in de voorbije winter, vertoonde een karakteristieke verwonding aan de nek en kop. De meeste spoelden aan tussen Oostende en De Panne. In samenwerking met een dierenarts en een forensisch patholoog werd een aantal van de dieren die typische verwondingen vertoonde, onderzocht.

Gescalpeerde Grijze Zeehond, Oostduinkerke, 20 maart 2021 (© Brandweer Westhoek)

De verwondingen op de jonge grijze zeehonden zijn nagenoeg identiek. De volgende waarnemingen en conclusies werden gemaakt:

  • De kop is meestal niet weg maar wel zwaar beschadigd; de schedel is er vaak nog, met breuken en blootliggend bot: de bovenliggende huid en weefsel zijn verdwenen;
  • Het vel is in een cirkelvormige manier rond de nek afgerukt van de kop vanaf de nek (scalpering);
  • De verwondingen zijn post-mortem (geen bloeduitstortingen in het vetweefsel dat blootligt);
  • De verwonding is eerder een scheurwonde, in laagjes; er zijn geen haartjes doorgesneden, wat insnijding door een scherp mes uitsluit;
  • De verwondingen werden veroorzaakt door mechanische actie: niet door messen maar door een roterend toestel.

Vermoedelijke oorzaak van de verwondingen

Aaseters hebben het gemakkelijkst toegang tot een dode zeehond via de kop. Zo zullen meeuwen snel de ogen uitpikken, en vandaar verder vet en vlees wegpikken via de kop. Zeker bij dieren in ontbinding ontstaat vaak eerst belangrijke schade aan de kop. De verwondingen bij de dode zeehonden in het voorjaar van 2021 hebben echter duidelijk een identieke achtergrond die niet bij aaseters moet gezocht worden, maar bij een menselijke factor.

Onze conclusies van het onderzoek zijn de volgende:

  • De zeehonden zijn incidenteel gevangen bij professionele visserij met warrel- of kieuwnetten, ze zitten vast in het net dat op de bodem staat en verdrinken.
  • De dieren zitten vast met de kop in het net; het systeem van ophalen van een net (systeem met een grote katrol/”drum”) veroorzaakt, samen met het fijne nylon garen, een cirkelvormige insnijding, niet typisch voor een messnede, en leidt tot het draaien van de kop van de zeehonden door het systeem met verbrijzeling van de onderkaak en bovenkaak en met scalperen van de schedel.
  • Na de vangst worden de dieren door de vissers overboord gezet.

De volgende randbemerkingen zijn belangrijk:

  • Het aantal aangespoelde zeehonden is slechts een fractie van het totaal aantal incidenteel gevangen zeehonden.
  • Dieren die zeer vers zijn bij aanspoelen, zijn zeer dicht bij de kust incidenteel gevangen. Dieren in staat van ontbinding kunnen zowel dicht bij als verder van de kust af incidenteel gevangen zijn.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat vissers moedwillig zeehonden doden.
  • Waarschijnlijke verklaring voor het plotse grote aantal dode dieren is het hoge aantal jonge grijze zeehonden dat momenteel aan onze kust aanwezig is, iets wat vroeger veel minder het geval was.
  • Mogelijke verklaringen waarom vrijwel enkel relatief kleine zeehonden dergelijke verwondingen vertonen, is dat (1) grotere zeehonden bij bovenhalen uit het net door hun gewicht uit het net zullen vallen voor ze met de trommel in contact komen en (2) veel meer kleine zeehonden aanwezig waren in deze periode.
  • Incidentele vangst van zeehonden is goed gekend, en wordt onder meer in het kader van het OSPAR Verdrag en uitvoering van Europese richtlijnen behandeld. De incidentele vangst kan niet beschouwd worden als een overtreding. Wat wel noodzakelijk is maar vrijwel nooit gebeurt, is de melding van bijvangst aan de overheid indien de bijvangst plaatsvindt bij een Belgisch vissersvaartuig (verplicht volgens KB van 21 december 2001).
  • De sterfte van zeehonden door incidentele vangst is in onze wateren niet van een niveau dat het populaties van zeehonden in gevaar brengt. De bijvangst is mogelijk wel problematisch in het kader van onze verplichtingen binnen de Europese Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Besluit

De hernieuwde aanwezigheid van zeehonden leidt tot conflicten: steeds vaker worden zeehonden incidenteel gevangen tijdens visserij-activiteiten, zowel recreatieve als professionele.

Professionele visserij met kieuw- en warrelnetten ligt vermoedelijk aan de basis van de typische verwondingen bij minstens 11 aangespoelde zeehonden in 2021. Het zijn meestal jonge grijze zeehonden geboren in de winter van 2020-2021 die na het spenen starten met hun omzwervingen in de zuidelijke Noordzee. Bij kieuw- en warrelnetvisserij worden vaak kilometerslange netten uitgezet vanaf een vaartuig. De netten worden tot 24 uren ter plaatse gelaten. In het zuidelijke deel van de Noordzee is deze visserij vooal intensief in de maanden februari tot mei, het seizoen waarin tong migreert. Dit visserijtype is populair in het noorden van Frankrijk, en wordt in onze kustwateren zeer weinig bedreven. De Franse vissers hebben geen toegang tot onze twaalfmijlszone. In het noorden van Frankrijk stelt men hetzelfde fenomeen van hoge aantallen gestrande jonge grijze zeehonden vast.

Incidentele vangst van zeezoogdieren moet beschouwd worden als één van de negatieve effecten die visserij heeft op het ecosysteem. Omdat zeehonden populair zijn, leidt dergelijke sterfte vaak tot publieke verontwaardiging. Daarbij moet men ook beseffen dat elke vorm van visserij een impact heeft op het ecosysteem, en staand wantvisserij, gevaarlijk voor zeezoogdieren, heeft voordelen voor het milieu tegenover boomkorvisserij, zoals voor wat betreft CO2-uitstoot, selectiviteit en bodemverstoring.

 

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) voert, samen met een aantal wetenschappelijke instituten, al sinds het begin van de jaren 1990 onderzoek uit op zeezoogdieren die in België (en in mindere mate Noord-Frankrijk) aanspoelen. Hierover wordt regelmatig gerapporteerd in vaktijdschriften en in het kader van internationale verplichtingen. Sinds 2014 publiceert het Instituut ook jaarrapporten over zeezoogdieren. Deze kunnen geraadpleegd worden op www.marinemammals.be/reports.

Het KBIN houdt er aan de vele vrijwilligers die strandingen gemeld hebben, in het bijzonder deze van het NorthSealTeam, de technische diensten en brandweerdiensten van de kustgemeenten, en de forensisch patholoog en de dierenarts te danken voor de medewerking.

 

Tekst: Jan Haelters(1), Francis Kerckhof(1), Kelle Moreau(1) en Thierry Jauniaux(2)

(1) Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM); Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)

(2) Faculté de Médecine vétérinaire, Département de morphologie et pathologie (DMP) – Faculté des Sciences, Département de Biologie, Ecologie et Evolution; Université de Liège