2019 JJ Mehta Award voor uitstekende bijdragen aan de studie van de cohesieve sedimentdynamiek gaat naar KBIN-collega Michael Fettweis.

“Beste Michael, het is mij een groot genoegen u te kunnen meedelen dat u bent geselecteerd om de JJ Mehta Award 2019 in ontvangst te nemen voor uw uitstekende bijdragen aan de studie van de cohesieve sedimentdynamiek tijdens de komende INTERCOH 2019 bijeenkomst in Istanbul, Turkije.” Dit waren de woorden waarmee Carl T. Friedrichs, Professor, Coördinator Onderzoek & Associate Director van CBNERR-VA aan het Virginia Institute of Marine Science, Verenigde Staten, het grote nieuws aan onze collega Michael Fettweis aankondigde.

De Mehta Award wordt uitgereikt aan een persoon die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de vooruitgang in de theorie of de toepassing van samenhangend sedimenttransport in het mariene of aquatische milieu. De prijs, die een gedenkplaat en een financiële prijs inhoudt, wordt uitgereikt in herinnering aan Jayant J. Mehta (1916-1996), door zijn zoon Ashish J. Mehta. Jayant J. Mehta (MS, MIT, 1938) was een pionier in het ontstaan en de groei van de petrochemische industrie in India, en droeg aanzienlijk bij aan de industriële expansie van het land vanaf de jaren zeventig.

De selectiecommissie was vooral onder de indruk van Michael’s staat van dienst in het combineren van diverse veldwaarnemingen en innovatieve analyses om met succes van nature complexe, samenhangende sedimentprocessen te karakteriseren en tegelijkertijd de inherente onzekerheden te herkennen en te kwantificeren. Als laureaat werd Michael gevraagd om tijdens de conferentie een uitgebreide keynote lezing te geven.

De prijs werd uitgereikt tijdens het INTERCOH 2019 conferentiebanket op de avond van dinsdag 15 oktober 2019.

Gefeliciteerd met deze welverdiende erkenning van je werk, Michael!

KBIN en de volgende generatie Europese onderzoeksschepen

Met de bouw van het nieuwe Belgische ‘Ocean Class’ onderzoeksschip die momenteel aan de gang is, bereidt België zich voor op een mooie oceaan-wetenschappelijke toekomst.

In een nieuw positiedocument geeft de Europese Mariene Raad (European Marine Board – EMB) samen met de European Research Vessel Operators (ERVO) een uitgebreide kijk op de huidige Europese onderzoeksvloot. De publicatie geeft een overzicht van de huidige vloot, haar capaciteiten, uitrusting en beheer. Er wordt ook naar de toekomst gekeken en er wordt benadrukt wat er nodig is om ervoor te zorgen dat de Europese vloot hetzelfde hoge niveau van ondersteuning van de wetenschap kan blijven bieden, in het bijzonder in speciale gebieden zoals de diepzee- en poolgebieden. Het document gaat ook verder dan de vloot zelf, en neemt de opleiding van vlootpersoneel, het vlootbeheer en de rol van onderzoeksschepen in de bredere context van oceaanobservatie in overweging.

De verdere ontwikkeling van ons begrip van de oceaan is van fundamenteel belang om veel van de mondiale uitdagingen waarmee de samenleving van vandaag wordt geconfronteerd, zoals klimaatverandering en voedselzekerheid, aan te pakken. Hoewel nieuwe en autonome platforms voor gegevensverzameling (vaste en mobiele continue meetapparatuur en satellieten) in toenemende mate worden gebruikt om het mariene milieu te onderzoeken, te monitoren en te evalueren, blijven onderzoeksschepen (Research Vessels – RVs) een belangrijke infrastructuur die wetenschappers in staat stellen gegevens te verzamelen en het onderzoek uit te voeren dat nodig is om onze kennis uit te breiden met het oog op zowel fundamenteel begrip als beleidsondersteuning. Fysieke bemonstering van de zeebodem, waterkolom en mariene fauna, alsook het in kaart brengen van de zeebodem met akoestische technieken, zijn voorbeelden van activiteiten waarvoor RVs nog steeds van cruciaal belang zijn. Ook het uitzetten en recupereren van hulpmiddelen zoals meetplatforms, op afstand bediende voertuigen (Remotely Operated Vehicles – ROV’s) en autonome onderwater-voertuigen (Autonomous Underwater Vehicles – AUV’s), is vaak afhankelijk van RVs.

Onderzoeksschepen en hun uitrusting vormen echter grote en geavanceerde, en onvermijdelijk ook dure, infrastructuur. Het is daarom cruciaal dat het belang en de onmisbare rol van deze schepen duidelijk is en dat passende investeringen worden gedaan om de wetenschappelijke ondersteuning te garanderen. Op 6 november 2019 heeft de European Marine Board (een strategisch pan-Europees forum van 33 lidorganisaties, met inbegrip van de belangrijke mariene onderzoeksinstituten, financieringsagentschappen en universitaire consortia) een nieuw positieducument gelanceerd dat een overzicht geeft van de huidige Europese onderzoeksvloot en haar capaciteiten, en aanbevelingen doet voor de wijze waarop deze zich zou moeten ontwikkelen om te voldoen aan de toekomstige wetenschappelijke behoeften. Het positiedocument nr. 25 is getiteld Europese onderzoeksschepen van de volgende generatie: Huidige stand van zaken en te verwachten ontwikkeling en is het resultaat van een samenwerking met de European Research Vessel Operators (ERVO). ERVO is een Europees platform waar RV-exploitanten hun nationale activiteiten, projecten, problemen en plannen voor onderhoud, aanpassingen en vernieuwing van hun onderzoeksschepen bespreken.

Onderzoeksschepen om in te spelen op toekomstige wetenschappelijke behoeften

In het positiedocument wordt beschreven dat de huidige vloot zeer capabel en toonaangevend is op het wereldtoneel. Met een typische levensduur van een onderzoeksschip van 30 jaar is de vloot echter aan het vergrijzen en moet de (her)investering dringend worden voortgezet om even efficiënt en capabel te blijven bij het ondersteunen van de wetenschappelijke gemeenschap en voeren van een doeltreffend beleid. Ondertussen ontwikkelt ook de technologie zich snel en ontstaat er nieuw onderzoek in gespecialiseerde domeinen zoals de diepzee- en poolgebieden, en moeten de onderzoeksschepen het tempo zien bij te benen. Naast de toekomstige behoeften gaat het positiedocument ook verder dan de vloot zelf, het gaat ook in op de opleiding van het vlootpersoneel, het vlootbeheer en de rol van onderzoeksschepen in de bredere context van oceaanwaarnemingen en het European Ocean Observing System (EOOS).

Algemene aanbevelingen

  • Informatie en gegevens over de mogelijkheden en de uitrusting van de Europese onderzoeksvloot moeten worden bijgewerkt en regelmatig worden geëvalueerd door de eigenaars, met steun van de ERVO groep.
  • Om de Europese onderzoeksvloot performant te houden, moeten zowel de vloot als de wetenschappelijke uitrusting en instrumenten dringend worden vernieuwd en verder uitgebouwd.
  • De gemeenschap van onderzoeksschepen moet verder gaan op de ingeslagen weg en blijven streven naar meer samenwerking met betrekking tot gelijke toegang tot scheepstijd (waarbij wetenschappelijke criteria centraal staan en scheepstijd niet wordt beperkt door het land van herkomst van de wetenschapper), een efficiënter gebruik van de middelen, een adequate opleiding van alle partijen en strategische planning van het onderzoek.
  • Financierende agentschappen moeten besprekingen aangaan met de gemeenschap van onderzoekschepen, de mariene wetenschappelijke gemeenschap en andere relevante belanghebbenden, om de belangrijkste financieringsbehoeften te bepalen.
  • De gemeenschap van RV-uitbaters moet blijven uitkijken naar de opkomende wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen (bv. in de richting van real-time data, nieuwe autonome systemen, nieuwe wetenschappelijke uitdagingen) en samenwerken met de betrokken partijen om ervoor te zorgen dat de vloot klaar is om deze te ondersteunen.

Belgische bijdrage

België wordt in de EMB vertegenwoordigd door het Fonds National de la Recherche Scientifique (FNRS), het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen (FWO) en het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). BELSPO werkt nauw samen met de Operationele Directie Natuurlijk Milieu van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) ter ondersteuning van geselecteerde EMB positiedocumenten en voor de communicatie-aspecten. Dr. Lieven Naudts, coördinator van de ‘Meetdienst Oostende & RV Belgica’-groep (onderdeel van KBIN-OD Natuur), was één van de trekkers in de EMB Expert Working Group on Next Generation European Research Vessels (WG Research Vessels) en is een van de auteurs van het resulterende positiedocument. In juni 2019 werd Dr. Naudts ook verkozen tot voorzitter van de European Research Vessel Operators (ERVO). Dat gebeurde tijdens de ERVO-jaarvergadering in Hamburg, Duitsland. “Naast de uitwisseling van ervaringen zal de ERVO zich tijdens de komende jaren richten op het verkennen van samenwerkingsmogelijkheden om gemeenschappelijke belangen te bevorderen en de dienstverlening van RVs aan de wetenschappelijke gemeenschap, beleidsmakers, financiers en zelfs particuliere bedrijven te verbeteren. Het verzoek aan de EMB om een nieuw positiedocument over RVs op te stellen, was een logische stap.”, zegt Naudts. “Met de bouw van de nieuwe Belgische Ocean Class RV die momenteel loopt bij Freire Shipyard (Vigo, Spanje), in samenwerking met Rolls-Royce Marine AS (nu Kongsberg Maritime CM AS), is België goed op weg om zich voor te bereiden op een mooie toekomst voor RVs. De nieuwe RV Belgica zal technologisch vooruitstrevend zijn en zorgt ervoor dat de Belgische bijdrage aan de broodnodige gegevensverzameling in het mariene milieu, niet alleen in de Noordzee maar ook in de diepzee- en poolgebieden, wordt voortgezet.” voegt hij eraan toe.

Klas Lackschewitz (GEOMAR, Duitsland) draagt het voorzitterschap van de ERVO groep over aan Dr. Lieven Naudts (KBIN-OD Nature, België) aan de Universiteit van Hamburg (juni 2019).

50 jaar bescherming van de Noordzee

Op vrijdag 11 oktober vierden de Noordzeelanden in Bonn (Duitsland) hun 50-jarige samenwerking. In het kader van het Akkoord van Bonn strijden België, Nederland, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Denemarken, Ierland, Zweden en Noorwegen samen met de EU tegen vervuiling van de Noordzee. Dit regionale akkoord ontstond tegen vervuiling van de Noordzee door schepen en andere maritieme activiteiten. België nam het initiatief om het toepassingsgebied van het akkoord te laten uitbreiden door er ook het voorkomen van illegale luchtvervuiling door de scheepvaart in op te nemen.

Evolutie van het akkoord

In 1967 verloor de olietanker ‘Torrey Canyon’ 117.000 ton olie na een schipbreuk. Kort na deze eerste grote olieramp, in 1969, sloegen de landen die grenzen aan de Noordzee de handen in elkaar en sloten het Akkoord van Bonn af. Daarmee helpen ze elkaar in de strijd tegen vervuiling door rampen op zee, chronische vervuiling door schepen en offshore installaties. Bovendien werken ze samen tijdens het uitoefenen van toezicht en controle.

Olievervuiling in de Noordzee is in de loop der jaren sterk gedaald, vooral doordat er tegenwoordig nog maar zelden illegale olielozingen op zee plaatsvinden. Dit is het resultaat van dertig jaar gecoördineerde inspanningen in het kader van het akkoord om illegale lozingen op te sporen en de betrapte vervuilers te vervolgen. Toch blijft het belangrijk om in geval van een milieuramp snel en collectief te kunnen optreden.

De Belgische delegatie. Vlnr. Eric Donnay (Celhoofd Milieuhandhaving op zee, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) – Pierre Kerkhofs (Directeur-General DG Leefmilieu, FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) – Ronny Schallier (teamleider SURV, BMM, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen)

Resultaten van de bijeenkomst

Tijdens de bijeenkomst in Bonn werden een aantal belangrijke beslissingen voor de toekomst van het akkoord genomen die in een ministeriële vergadering goedgekeurd werden. Een nieuw ambitieus  Strategisch Actieplan van het akkoord voor de komende zes jaar werd afgewerkt. De toetreding van Spanje tot het akkoord – met als gevolg de uitbreiding van de zone van het akkoord naar de Baai van Biskaje – werd formeel goedgekeurd. Een andere belangrijke beslissing is de uitbreiding van het toepassingsgebied van het akkoord: ook de uitstoot van verontreinigende gassen van schepen wordt voortaan mee opgenomen. Dit gebeurde op voorstel van België, dat de leiding over de organisatie van deze nieuwe activiteiten gekregen heeft.

Minister van Noordzee Philippe De Backer: “Dit is een internationale erkenning van de Belgische expertise en de voortrekkersrol van ons land op het gebied van de bescherming van zeeën en oceanen. Het lijdt geen twijfel dat deze expertise zal zorgen voor nog doeltreffendere controles op de naleving van de normen voor de uitstoot van verontreinigende gassen door schepen in de Noordzee.”

Uitvoering in België

In België wordt het Akkoord van Bonn uitgevoerd door de BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het KBIN en de dienst Marien milieu van de FOD Volksgezondheid. Met de nieuwe actie over de controle van de uitstoot van de schepen wordt vanaf nu ook het DG Scheepvaart van de FOD Mobiliteit actief betrokken. Zij houden samen toezicht op mariene vervuiling met vliegtuigen en patrouilleschepen en controle aan boord van de schepen in de haven.

Op het vlak van de bescherming van de zeeën en oceanen wordt België internationaal als een blue leader beschouwd. Ons land was pionier op het vlak van mariene ruimtelijke planning, de bouw van offshore windmolens en de strijd tegen plastic afval in zee. Het heeft ook internationaal aan de kar getrokken om de CO2-uitstoot van schepen tegen 2050 met de helft te verminderen en de Belgische reders werken hard aan een emissievrije scheepvaart. Bovendien is een derde van het Belgische deel van de Noordzee beschermd als Natura 2000-gebied en minister De Backer bevestigde recent aan de Verenigde Naties het ambitieuze ‘30×30’-plan om tegen 2030 30% van de oceaan te beschermen. Het initiatief tot uitbreiding van het toepassingsgebied van het Akkoord van Bonn om de Noordzee beter te beschermen, illustreert opnieuw de voortrekkersrol van België.

Meer info: www.bonnagreement.org

Dwergvinvis in Belgische wateren op 10 november 2019

Grote verrassing op zondag 10 november in één van de windparken in het Belgisch deel van de Noordzee: onderhoudstechnici nemen een walvis waar en kunnen een kort filmpje maken voor het dier weer wegduikt. De beelden worden aan het KBIN bezorgd: het blijkt om een dwergvinvis te gaan. Een zeldzaamheid waarvan uit de voorbije 20 jaren slechts vijf andere gevallen uit de Belgische wateren bekend zijn. In slechts twee van die eerdere gevallen ging het om levende dieren.

Op zondag 10 november bleven enkele onderhoudstechnici stomverbaasd achter nadat ze van op een windturbine niets minder dan een walvis zagen langszwemmen. De waarneming vond plaats in de Norther concessiezone, op ongeveer 23 km van de haven van Zeebrugge. Kenny De Groote slaagde erin een korte video te maken, die ter documentatie werd doorgestuurd aan wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

“De beelden tonen onmiskenbaar een vinvis, en het korte fragment blijkt gelukkig van voldoende kwaliteit om het dier te identificeren als dwergvinvis.” zegt Kelle Moreau, die de beelden als eerste ontving en doorstuurde aan zijn collega’s. “Op basis van de algemene indruk van grootte en vorm van het dier, en vooral omwille van de uitgebreide witte zones op de basis van de borstvinnen (flippers), dacht ik meteen aan een dwergvinvis” voegt Jan Haelters, zeezoogdierenexpert van het KBIN, toe. “Ook de vorm en inplantingsplaats van de rugvin, en de aanwezigheid van een lichtere zone achter de borstvinnen (de zogenaamde ‘chevron’), dragen bij tot de determinatie die door verschillende geraadpleegde experten werd bevestigd.”

Kenmerken van de dwergvinvis (© Whale Watching Handbook, International Whaling Commission)

Volwassen dwergvinvissen (Balaenoptera acutorostrata) bereiken een maximale grootte van 9 à 11 meter, waarbij de vrouwtjes iets groter worden dan de mannetjes. De dwergvinvis is daarmee één van de kleinere soorten baleinwalvissen, en wordt niet aanzien als een zeldzame of bedreigde soort.

Meer dan zijn rug laat een dwergvinvis doorgaans niet zien (© Mike Baird)

Hoewel de dwergvinvis deel uitmaakt van de fauna van de Noordzee, is zijn verspreidingsgebied hoofdzakelijk beperkt tot haar noordelijke en centrale deel. De soort wordt slechts zelden ten zuiden van de Doggersbank aangetroffen. Uit onderzoek blijkt echter dat dwergvinvissen de laatste jaren, vermoedelijk door veranderingen in het ecosysteem, vaker wat zuidelijker voorkomen. Uit de Belgische wateren zijn ons uit de laatste 20 jaar enkel de volgende gevallen bekend:

  • 2004: dood op zee gevonden en aan land gebracht; gestorven door bijvangst
  • 2013: stranding; gestorven door inslikken van een grote hoeveelheid plastic
  • 2013: waarneming op zee
  • 2017: kadaver in staat van ontbinding op zee
  • 2017: waarneming op zee

Het skelet van de dwergvinvis uit 2004 (eigendom KBIN) valt momenteel te bewonderen in de permanente tentoonstelling ‘Sea Change’ in het Provinciaal Bezoekerscentrum Duinpanne te De Panne.

Skelet van de Belgische dwergvinvis uit 2004, tentoonstelling ‘Sea Change’, Duinpanne, De Panne (© KBIN/Kelle Moreau)

‘The Ocean We Need’ – Europa’s toonaangevende oceaandeskundigen formuleren advies voor regeringen.

De Europese Mariene Raad (European Marine Board) lanceerde onlangs de publicatie ‘Navigating the Future V‘, die Europese regeringen krachtig en onafhankelijk wetenschappelijk advies geeft over toekomstig zee- en oceaanonderzoek tot 2030 en daarna. Om dit te bereiken hebben vooraanstaande oceaanexperts de belangrijkste domeinen van de mariene wetenschap geïdentificeerd waar nog steeds lacunes in de kennis bestaan.

De Europese Mariene Raad (EMB) is een toonaangevende Europese denktank op het gebied van marien wetenschapsbeleid. Het is een onafhankelijk, niet-gouvernementeel adviesnetwerk bestaande uit meer dan 10.000 mariene wetenschappers van de belangrijkste nationale mariene/oceanografische instituten, financieringsagentschappen en netwerken van universiteiten uit alle Europese landen. De Raad van Bestuur biedt een platform voor de aangesloten organisaties om gemeenschappelijke prioriteiten te ontwikkelen, marien onderzoek te bevorderen en de kloof tussen wetenschap en beleid te overbruggen om toekomstige uitdagingen en kansen op het gebied van mariene wetenschap aan te gaan.

Navigating the Future V

De leemten in de kennis die Navigating the Future V (NFV) adviseert om prioritair te behandelen in de onderzoeksagenda zijn van cruciaal belang voor het begrijpen van de vier-dimensionale oceaan, het voorspellen van tsunami’s en de impact van meervoudige stressoren op de biogeochemie en biologie, en voor het begrijpen van de impact van de toekomstige blauwe economie op onze mariene ecosystemen. NFV toont aan dat we transdisciplinaire wetenschap en duurzaamheidswetenschap nodig hebben om het beheer van een holistische vier-dimensionale oceaan aan te pakken. Het belicht ook de technologische vooruitgang en de modellering die nodig zijn voor een mogelijke toekomstige virtuele oceaan die de betrokkenheid en het begrip van het publiek voor de oceaan zou vergroten.

NFV stelt de wetenschap voor die we nodig hebben voor het komende Decennium voor oceaanwetenschap voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (United Nations Decade for Ocean Science for Sustainable Development; 2021-2030), het volgende Europese kaderprogramma, Horizon Europe, en zijn missie inzake gezonde oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren. De publicatie werd officieel gelanceerd op 11 juni 2019 in Parijs, Frankrijk, tijdens de EurOCEAN 2019-conferentie (conferentie op hoog niveau over wetenschapsbeleid, georganiseerd door de Europese Mariene Raad, de Europese Commissie en de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van Unesco).

Belangrijkste boodschappen

In het rapport wordt een oplossingsgerichte mariene onderzoeksagenda aanbevolen, die samen met alle belanghebbenden is opgesteld en waarbij duurzaamheid centraal staat. De volgende belangrijke kennislacunes moeten worden aangepakt:

  • De vierdimensionale oceaan (veranderingen in de driedimensionale oceaan in de loop van ruimte en tijd) en functionele verbanden tussen de componenten van het mariene systeem, d.w.z. fysica, chemie, biologie, ecologie en de mens;
  • Het effect van meervoudige stressoren (bv. klimaatverandering, vervuiling, overbevissing) op het functioneren van mariene ecosystemen, hun interacties, evolutie en aanpassing in de tijd en de ecosysteemdiensten die zij leveren;
  • De kenmerken, waarschijnlijkheid en effecten van klimaatgerelateerde extreme gebeurtenissen en geologische risico’s (bv. mariene hittegolven, meteotsunami’s en onderzeese aardbevingen, aardverschuivingen, vulkaan-uitbarstingen en de daarmee samenhangende tsunami’s) en de wijze waarop deze door de klimaatverandering kunnen veranderen; en
  • Oceaantechnologieën, modellering, gegevens en kunstmatige intelligentie die nodig zijn voor duurzame oceaanobservatie om de effecten van de mens op de oceaan te begrijpen, voorspellen en beheren.

De belangrijkste acties omvatten de ontwikkeling van een bedrijfsmodel dat de economische duurzaamheid van oceaanobservaties op lange termijn garandeert. We moeten ook een nieuwe generatie duurzaamheidswetenschappers ontwikkelen en een duurzaamheidsforum binnen Europa oprichten dat alle actoren, inclusief de industrie en het maatschappelijk middenveld, bij elkaar brengt.

 

 

De belangrijkste boodschappen en acties worden ook toegelicht in een reeks infographics (zie onderaan).

NFV is een gezamenlijk product waarvan de voorbereidingen in november 2017 werden gestart met een planningsvergadering van 19 vooraanstaande Europese deskundigen op het gebied van mariene wetenschap en aanverwante disciplines. Zij beslisten over de inhoudelijke thema’s. Vervolgens werkten uitgebreidere werkgroepen met vertegenwoordigers van 13 Europese landen aan het in kaart brengen van leemten in de kennis en het opstellen van de aanbevelingen van het rapport.

De Belgische federale regering wordt in de Europese Mariene Raad vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Voor communicatie-aspecten en lidmaatschap van het European Marine Board Communications Panel (EMBCP) wordt een wetenschapscommunicator van KBIN gedelegeerd.