Minister van Noordzee controleert mee de stikstofuitstoot van schepen op zee

Op woensdag 13 januari 2021 controleerde vice-eersteminister en minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne in hoeverre schepen zich in het Belgisch deel van de Noordzee aan de geldende normen voor luchtvervuiling houden. Hij vloog daartoe mee met het Belgische Kustwachtvliegtuig. Door de toepassing van een ‘sniffer’-sensor in dit vliegtuig staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling boven zee. De sensor laat toe om op het terrein vervuilende componenten te meten in de uitstoot van schepen. Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma, sinds 2020 kunnen ook stikstofverbindingen worden gedetecteerd. Hiermee was België als eerste klaar om boven zee in te zetten op de controle op de beperkingen die vanaf 1 januari 2021 in de Noordzee gelden inzake de stikstofuitstoot van schepen.

Piloten Dries Noppe en Pieter Janssens, minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne en operator Ward Van Roy (vlnr.) na de geslaagde sniffermissie met het Kustwachtvliegtuig OO-MMM. © KBIN/BMM

De uitstoot van zwaveldioxiden (SO2) en stikstofoxiden (NOx) door schepen draagt in belangrijke mate bij tot diverse gezondheids- en milieuproblematieken, zoals de vorming van fijn stof, de eutrofiëring (voedselverrijking door overmatige bemesting) van het leefmilieu (op land en zee) en de verzuring van drukbevaren kustregio’s. Ze geven ook aanleiding tot de vorming van het broeikasgas ozon, dat niet enkel bijdraagt tot de klimaatopwarming maar ook kan leiden tot aanzienlijke ademhalingsproblemen. Voldoende redenen om de strijd tegen de uitstoot van deze stoffen serieus te nemen!

Federale aandacht voor de strijd tegen luchtvervuiling

De Belgische Kustwacht gebruikt reeds sinds 2016 een zogenaamde ‘sniffer’-sensor aan boord van het vliegtuig van de BMM (Britten-Norman Islander, kenteken OO-MMM) dat boven zee wordt ingezet bij de controle op milieu- en nautische overtredingen. Deze sensor is een belangrijk instrument in de strijd tegen luchtvervuiling. België liep reeds internationaal in de kijker met betrekking tot de handhaving van de zwavelwetgeving, en breidde de unieke expertise in 2020 uit om voortaan ook het meten van stikstofverbindingen in de uitstoot van schepen op zee mogelijk te maken.

“Voor de aankoop van de stikstofsensor stelde mijn voorganger Philippe De Backer in 2019 een budget van € 70.000 ter beschikking van de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dat zowel eigenaar als beheerder is van het Kustwachtvliegtuig. Ook in mijn beleid maken we van de strijd tegen luchtvervuiling boven zee een prioriteit en volgen we dit dossier nauwgezet op.” zegt minister Van Quickenborne.

Minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne en operator Ward Van Roy tijdens de sniffermissie boven de Noordzee. © KBIN/BMM

Wanneer schepen met verdachte zwavel- of stikstofwaarden in de uitstoot worden gedetecteerd, wordt een rapport opgemaakt en bezorgd aan de haveninspectiediensten van de FOD Mobiliteit. Zij gaan vervolgens aan boord en onderwerpen het schip aan een uitgebreide controle. Indien onregelmatigeheden worden vastgesteld wordt een adminstratieve boete opgelegd. Door het targeten van verdachte schepen op basis van luchtmonitoring kunnen haveninspecties en staalnames gerichter worden uitgevoerd waardoor ze efficiënter worden.

Controlegebied voor stikstofemissies

Op 1 januari 2021 is in de Noordzee en Baltische Zee een emissiecontrolegebied voor stikstofoxiden (NOx) in werking getreden. Dit zogenaamde NECA-gebied (Nitrogen Emmission Control Area) is onderdeel van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen  (MARPOL), een verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Voorschrift 13 van de MARPOL Bijlage VI bepaalt de limieten van de NOx-uitstoot voor scheepsdiesel-motoren, als hoeveelheid NOx per eenheid van motorvermogen (uitgedrukt in g NOx per kWh).

De maximaal toegestane NOx-uitstoot door schepen uit de drie Tier-categorieën in de NECA gebieden, in functie van het motorvermogen.

Er worden 3 emissieniveaus gedefinieerd op basis van de bouwdatum (kiellegging) van het schip, de zogenaamde Tiers. Schepen gebouwd tussen 2000 en 2011 moeten voldoen aan de Tier I-norm (maximaal 17g NOx/kWh), schepen gebouwd na 2011 zullen moeten voldoen aan de Tier II-norm (maximaal 14.4g NOx/kWh). Schepen die vanaf 2021 worden gebouwd moeten in het NECA-gebied voldoen aan de strengste NOx-normen van Tier III (maximaal 3,4g NOx/kWh). Voor schepen gebouwd tussen 1990 en 2000 met een groot motorvermogen (>5000kW) of met een cilindergrootte groter dan 90l geldt ook de Tier I-norm. Voor oudere schepen werd geen norm vastgelegd. Het opzet is om tegen 2040 een graduele daling tot 80% te bekomen van de NOx-uitstoot door schepen varend in deze en andere NECA gebieden.

Ook voor zwavel bestaan er controlegebieden met strenge normen, en geldt dat de Belgische mariene wateren sinds 2015 deel uitmaken van de Noordzee en Baltische Zee SECA-zone (Sulphur Emission Control Area). Omdat de NECA- en SECA-gebieden voor de Noordzee en Baltische Zee geografisch overeenstemmen, spreken we vanaf 2021 eenvoudigweg over het Noordzee en Baltische Zee ECA-gebied (zie kaart).

Het Noordzee en Baltische Zee ECA gebied (Emission Control Area).

De NOx-sensor

Wanneer een beperkend wettelijk kader niet gepaard gaat met afdoende controlemechanismen riskeren de regels uiteraard dode letter te blijven. Tot voor kort kon de NOx-regelgeving enkel worden gehandhaafd door middel van de controle op het hebben van een geldig internationaal certificaat ter voorkoming van luchtverontreiniging, dat diende te worden beschouwd als voorlopig bewijs om vast te stellen of aan de voorschriften werd voldaan. Ook in hoeverre schepen die gebruik maken van emissiereductietechnieken (bv. een katalysator) hun apparatuur tijdig voor het binnenlopen van de ECA hadden geactiveerd, en of ze dus daadwerkelijk de stikstofvoorschriften naleefden, kon recent nog niet met zekerheid worden vastgesteld.

De nieuwe technologie van de stikstofsensor brengt verandering in deze situatie. Voor het eerst kunnen nauwkeurige NOx-controles boven zee worden uitgevoerd, en kunnen niet-conforme schepen worden geidentificeerd met echte metingen als bewijslast.

Het Kustwachtvliegtuig met immatriculatie OO-MMM. © KBIN/BMM

Testresultaten en toekomstperspectieven

De NOx-sensor werd tijdens de tweede helft van 2020 uitvoerig getest. “Tijdens 25 vluchten konden we in de Belgische wateren met success de stikstofuitstoot van maar liefst 394 schepen bepalen!” verduidelijkt Ward Van Roy, één van de operatoren van het Kustwachtvliegtuig. Van de gemonitorde schepen was ongeveer de helft gebouwd tussen 2000 en 2011, voor een derde was dat recenter dan 2011. De resterende schepen dateerden van voor 2000. “We constateerden hierbij dat de grote meerderheid van de gecontroleerde schepen die vanaf 2021 aan de normen van Tier I en Tier II moeten voldoen reeds in overeenstemming was met deze regels, maar documenteerden ook enkele schepen met stikstofconcentraties in de uitstoot die meer dan het dubbele van de grenswaarde bedroegen. We zijn benieuwd of dit ook na het activeren van de NECA op 1 januari 2021 het geval zal blijven.” voegt Van Roy toe.

Minister Van Quickenborne besluit: “België was klaar om vanaf 1 januari 2021 haar handhavingsrol ook op het vlak van stikstofemissies uit te voeren. De eerste resultaten mogen een groot succes worden genoemd, en geven vertrouwen dat we een enorme hoeveelheid informatie zullen kunnen verzamelen over de stikstofemissie van schepen op zee. Intussen heb ik ook middelen vrijgemaakt voor de aankoop van een sensor die de uitstoot van ‘zwarte koolstof’ kan meten. Die wordt later in 2021 toegevoegd aan de uitrusting van het vliegtuig en zal resultaten opleveren die bijdragen tot het uitwerken van de nodige regelgeving binnen de IMO. We streven naar 55% daling tegen 2030 en klimaatneutraliteit tegen 2050. Op deze manier bouwen we de Belgische pioniersrol in de strijd tegen luchtvervuiling door scheepsemissies op zee verder uit.”