Luchtobservaties boven de Noordzee in 2021

In 2021 realiseerde het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in het kader van het nationale programma voor luchtobservaties 248 vlieguren boven de Noordzee. Er werden 13 gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen waargenomen. Daarnaast kon de sniffertechnologie bij 16 schepen verdachte zwavelwaarden en bij 23 schepen verdachte stikstofwaarden opmeten in de rookpluimen. In 2021 werd ook een nieuwe sensor in de snifferopstelling geïntegreerd, die de uitstoot van ‘black carbon’ (zwarte koolstof, een onderdeel van roet en fijn stof) opmeet. Met deze uitbreiding blijft België een internationale trekkersrol vervullen op het gebied van de monitoring van scheepsemissies. Het vliegtuig nam ondanks de Covid-19 pandemie ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee, en aan een internationale pollutiecontrole in de Skagerrak zee-engte. Verder werden 2 seizoenale zeezoogdiersurveys uitgevoerd. Het vliegtuig voerde tot slot nog 2 ‘on call’ vluchten uit tengevolge van noodsituaties op zee: de eerste na een aanvaring tussen twee schepen, de tweede na een noodoproep over transmigranten op zee.

Het Belgische luchttoezichtvliegtuig in actie boven het nieuwe oceanografisch onderzoeksschip Belgica. ©Belgian Navy/Jorn Urbain

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2021 248 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Dankzij een operationeel Covid-19 schakelplan konden alle initieel voorziene vlieguren gevlogen worden.

Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (177 uren):

  • 168 uren in het kader van de Belgische kustwacht:
    • 119 uren pollutiecontrole: 54 uren voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en 65 uren voor de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen (handhaving van MARPOL Annex VI /SO2 en NOx ECA – Emission Control Area, zie verder);
    • 45 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij;
    • 2 uren waarbij ‘on call’ vluchten werden geactiveerd naar aanleiding van meldingen van een aanvaring tussen twee schepen (zonder vervuiling) en van een boot met migranten aan boord op drift in de windparken;
    • 2 uren in het kader van pollutiebestrijdingsoefeningen die succesvol verlopen zijn.
  • 9 uren zeezoogdierenmonitoring.

Verder werden 71 uren besteed aan internationale vluchten, waarvan 34 uren voor de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot in Nederlandse wateren in opdracht van de Nederlandse overheid (Inspectie Leefomgeving en Transport). De resterende uren werd gevlogen in het kader van het Bonn Akkoord: 19 uren Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee en 18 uren Super-CEPCO-missie (Coordinated Extended Pollution Control Operation) ter controle van lozingen van schepen in de Skagerrak zee-engte.

Operationele scheepslozingen

Gezien er in 2021 in het Belgische zeegebied geen accidentele pollutie plaatsvond (vervuiling als gevolg van ongelukken), werden enkel operationele scheepslozingen waargenomen. Dit zijn doelbewuste lozingen, die zowel legaal als illegaal kunnen zijn, zoals wordt bepaald in de verschillende bijlagen van het MARPOL-verdrag.

In geen enkel geval ging het hierbij om aangetoonde operationele olieverontreinigingen. Dit is een bevestiging van de dalende trend, wat bevestigd dat dit type verontreinigingen het laatste decennium sterk is afgenomen (zie onderstaande figuur).

Ook werden in 2021 geen inbreuken vastgesteld op Annex V van de MARPOL wetgeving die betrekking heeft op het lozen van vuilnis en vaste bulkstoffen.

Er werden wel 13 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen, waarbij het om andere of onbekende stoffen ging:

  • Elf verontreinigingen door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II) waarvan er één aan een schip kon worden gelinkt. Uit controle in de volgende aanloophaven bleek dat het een toegelaten lozing van FAME (fatty acid methyl ester) betrof. Drie andere verontreinigingen betroffen verificaties door het vliegtuig van een Clean Sea Net (CSN) satellietdetectie. Deze satelliettoezichtdienst wordt aangeboden door het Europese Agentschap voor de veiligheid van de Scheepvaart (EMSA) en stuurt regelmatig alerts van satellietdetecties van mogelijke zeeverontreinigingen in het Belgische toezichtsgebied.
  • Twee nachtelijke radardetecties van een ongekende (niet visueel geverifieerde) vloeistof. Beide detecties waren eveneens verificaties van CSN satellietdetectie-alerts.

Verontreinigingen door andere schadelijke vloeistoffen dan olie vormen bijgevolg nog steeds een courant probleem, datzelfs in licht stijgende lijn lijkt (zie onderstaande figuur). Hierbij dient vermeld dat het vaak gaat om toegestane scheepslozingen, die conform de internationale lozingsstandaarden gebeuren, zoals vervat in Annex II van het MARPOL Verdrag. Sinds 2021 geldt ook een verstrenging van de MARPOL Annex II lozingsstandaarden voor de zogenaamde ‘persistent floaters’ zoals paraffine-achtige stoffen, waarop geen inbreuken werden vastgesteld.

Olieverontreiniging in Belgische havens en de Westerschelde

Tijdens de transitvluchten van de luchthaven van Antwerpen (de thuisbasis van het vliegtuig) naar de Noordzee werden ook 2 olievervuilingen waargenomen in de Antwerpse haven, die niet gelinkt konden worden aan een schip. Ook in de haven van Oostende werden in 2021 2 olievlekken waargenomen, ook hier kon men niet met zekerheid de vervuiler identificeren. Alle vaststellingen werden onmiddellijk gerapporteerd aan de bevoegde autoriteiten om een opvolging te verzekeren.

Olieverontreiniging in de haven van Oostende gezien vanuit het kustwachtvliegtuig © KBIN/BMM

Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen op zee

Door de toepassing van een sniffersensor in het vliegtuig staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee. De sensor laat toe om op het terrein diverse luchtpolluenten te meten in de uitstoot van schepen.

Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma. Om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee emissiecontrolegebied te monitoren werden in 2021 57 sniffer-vluchten (89 uren) uitgevoerd met het vliegtuig, zowel boven het Belgisch toezichtsgebied als boven Nederlandse wateren (in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport van de Nederlandse overheid). Van de 1015 schepen waarvan de zwaveluitstoot gemeten werd vertoonden 16 een verdacht hoge zwavelwaarde. Deze werden gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.

Een kalibratie van de sniffer-sensor wordt uitgevoerd voor elke vlucht. © KBIN/BMM

Door de succesvolle integratie van een NOx-sensor in 2020 kan het vliegtuig nu ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen meten, dit ter monitoring en handhaving van de strenge beperkingen die vanaf 1 januari 2021 in het Noordzee emissiecontrolegebied gelden met betrekking tot de stikstofuitstoot van schepen. België was hiermee als eerste operationeel om deze strengere beperkingen op te volgen. Van de 1004 schepen waarvan de stikstofuitstoot in 2021 werd gemonitord lieten 23 verdachte waarden optekenen.

In 2021 werd nog een nieuwe sensor toegevoegd aan de snifferopstelling, met name de ‘black carbon’ sensor. Deze sensor meet de hoeveelheid zwarte koolstof in scheepsemissies, die een maat is voor de roetconcentratie. Wanneer uitzonderlijk hoge roetconcentraties worden gemeten wordt aan de bevoegde maritieme havendiensten gevraagd een staal te nemen van de gebruikte brandstof. Deze stalen worden in 2022 in de KBIN-labo’s in Oostende geanalyseerd. De gecombineerde gegevens van de black carbon sensor en de oliestaalanalyses zullen belangrijke nieuwe inzichten genereren over de zwarte koolstofuitstoot door de mondiale scheepvaart, dit met het oog op mogelijke toekomstige internationale regelgevingen om de uitstoot ervan te beperken.

Aanvliegen van een schip voor controle van de zwavel-, stikstof- en zwarte koolstof-uitstoot. © KBIN/BMM

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

Tijdens de jaarlijkse internationale TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord in juli 2021, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 20 polluties, waarvan 18 olievlekken en 2 pollutiedetecties met een ongekende stof die omwille van plaatselijke mist niet visueel geverifieerd kon worden.

19 polluties konden rechtstreeks gelinkt worden aan een olieplatform. De  resterende vlek werd waargenomen zonder schip of platform in de buurt. Alle waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat, voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.

Olie aan een boorplatform, zoals waargenomen vanuit het toezichtvliegtuig tijdens de internationale Tour d’Horizon-missie in 2021. © KBIN/BMM

Internationale ‘Super-CEPCO” zending

In 2021 werd ook deelgenomen aan een internationale Super-CEPCO operatie (Coordinated  Extended  Pollution  Control  Operations). Tijdens dergelijke zendingen voeren vliegtuigen van verschillende Noordzeelanden gedurende meerdere dagen samen een continu toezicht uit over een bepaalde (druk bevaren) zone. Tijdens de zending van 2021, georganiseerd door Noorwegen, verzamelden vliegtuigen uit zes Noordzeelanden in Oslo om gedurende drie dagen boven de Skagerrak zee-engte controle op pollutie door schepen uit te voeren. Het Belgische vliegtuig nam tijdens de vlucht richting Oslo één operationele MARPOL Annex II lozing (andere schadelijke stof dan olie) waar in Duitse wateren en één kleine olievlek zonder aanwijsbare vervuiler in de Oslofjord.

Monitoring van zeezoogdieren

In 2021 voerde het KBIN twee zeezoogdiersurveys uit voor het bepalen van de dichtheid en de verspreiding van zeezoogdieren in Belgische wateren. Dergelijke monitoring wordt ook in andere Noordzeelanden op een gestandaardiseerde manier uitgevoerd. Zo kan een beeld gevormd worden van de seizoenale verspreiding en trends in het voorkomen van Bruinvissen (Phocoena phocoena) en andere walvisachtigen in de Noordzee.

De surveys werden, zoals in 2020, uitgevoerd in juni en in september. Er werden tijdens beide surveys telkens 52 Bruinvissen waargenomen, waaronder respectievelijk vier en negen kalfjes. De gemiddelde geschatte dichtheid in Belgische wateren was tijdens beide surveys hoger dan in 2020: respectievelijk gemiddeld 0,81 (0,52-1,28) en 0,78 (0,44-1,35) Bruinvissen per km² zeegebied, of in totaal naar schatting 2700 dieren.

Misschien meer opvallend dan de Bruinvissen was het aantal zeehonden: in juni waren dat negen dieren, waaronder (op basis van de grootte) minstens één Grijze zeehond. In september werden 20 zeehonden gezien, waarvan vermoedelijk (minstens) zeven Grijze zeehonden: het hoogste aantal zeehonden ooit tijdens een Belgische luchtsurvey.

Een groep rustende zeehonden op een zandbank in de Westerschelde (buiten het Belgische surveygebied). © KBIN/BMM

Noodinterventies: Aanvaring op zee en problematiek van transmigratie

Op 13 maart 2021 vond er een lichte aanvaring plaats tussen twee schepen in het Westhinder ankergebied. De betrokken schepen waren de XING ZHI HAI (bulk carrier) en de ASTREA (tanker) die voor anker lag. Het kustwachtvliegtuig werd die dag geactiveerd en bevestigde dat er enkel lichte schade was aan beide schepen en dat er geen verontreiniging was.

Het vliegtuig werkt ook geregeld in ondersteuning van de Kustwacht, ook in domeinen waarvoor de BMM niet specifiek bevoegd is. Zo documenteert de bemanning geregeld diverse andere dan milieugebonden observaties die systematisch worden gerapporteerd aan de Kustwachtcentrales en bevoegde partnerorganisaties. Op die manier werd het toezichtsvliegtuig in 2021 helaas meermaals geconfronteerd met de toegenomen transmigratieproblematiek in en rondom onze wateren.

Op 27 oktober 2021, terwijl het vliegtuig aan de kust operationeel was, werd het opgeroepen door de Kustwachtcentrale met de melding dat een boot met transmigranten in nood verkeerde nabij de windparken. Het vliegtuig kon snel opstijgen en was als eerste kustwachtplatform ter plekke. Het kon zo de bevoegde instanties informeren over de situatie. Het betrof een rubberen boot met 24 opvarenden die op drift was richting de windparken. De reddingshelikopters van Koksijde en een marineschip kwamen vervolgens ter plaatse en slaagden erin alle opvarenden in veiligheid te brengen. Doorheen het jaar vonden ook geregeld andere observaties plaats die gelinkt zijn aan transmigratie maar dan zonder opvarenden, het ging hier meestal om achtergelaten boten of reddingsvesten.

Rubberen boot met 24 opvarenden op drift in de windparken © KBIN/BMM