Wat schuilt er onder de drukste scheepvaartroute ter wereld? Ontdekking van een hotspot voor onderwaterleven in de Belgische Noordzee

Wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen hebben in het Belgische deel van de Noordzee een hotspot voor onderwaterleven ontdekt. In de verst afgelegen Belgische wateren, onder een van de drukste scheepvaartroutes ter wereld, werden volwaardige kolonies van langlevende fauna aangetroffen, verbonden met een zeebodem die bestaat uit aanzienlijke hoeveelheden rotsen en stenen. Er werden ecologisch belangrijke soorten waargenomen, waaronder talrijke kolonies van het zachte koraal ‘dodemansduim’. Het grindbed huisvestte ook het eerste levende exemplaar van de Europese platte oester op de Belgische zeebodem in tientallen jaren. Deze soort werd in België recent enkel nog aangetroffen op artificiële structuren zoals windturbines en kaaimuren.

Voorbeeld van een relatief dens grindbed met stenen die gekoloniseerd zijn door kokerwormen en volwassen kolonies van het zachte koraal ‘dodemansduim’. Beeld verkregen met behulp van een onderwater videoframe. ©KBIN

Het Belgische deel van de Noordzee vormt slechts een klein onderdeel van de ‘Grote Noordzee’, het beslaat slechts ongeveer 0,6 % van het totale Noordzeeoppervlak. Ondanks de beperkte omvang van het gebied, leiden de diversiteit en de omvang van de menselijke commerciële activiteiten, gaande van intensieve scheepvaart, commerciële visserij, tot infrastructuur-ontwikkeling voor de productie van hernieuwbare energie, en de ontginning van zeezand, tot één van de meest complexe mariene ruimtelijke plannen van Europa. De Belgische wateren staan bekend om hun overwegend zanderig zeebodemmilieu, met wijdverspreide aanwezigheid van grote zandbanken die van oudsher bekend staan als een groot gevaar voor de scheepvaart.

Meer dan zand

Toch is het bestaan van natuurlijke harde substraten, meestal grindbedden genoemd en samengesteld uit achtergebleven afzettingen (overgebleven grove sedimenten waaruit het fijnere materiaal werd weggespoeld door wind, stromingen, getijden), kiezel en keien, al lang bekend, en zowel historisch als recent vrij goed gedocumenteerd. Regionale sedimentverspreidingskaarten tonen aan dat ongeveer 15% van de Belgische zeebodem bestaat uit potentiële grindbedden, waarvan het merendeel tot op heden geologisch en biologisch nog niet geëxploreerd is. Wereldwijd is de ecologische relevantie van dit substraattype een onbetwist feit omdat, onder de juiste omstandigheden, stenen een thuis kunnen vormen voor een diverse onderwaterfauna. Op deze manier kunnen op grindbedden biologische riffen ontstaan, en zich ecologisch unieke gebieden vormen binnen de uitgestrekte en overwegend zandige en modderige zeebodem.

De oudste beschikbare documentatie die een verband legt tussen de Belgische ‘steenachtige’ gronden en een zeer kenmerkende fauna, dateert van de 20e-eeuwse verkenningen (1898 – 1939) van professor Gustave Gilson, een Belgisch pionier-oceanograaf en voormalig directeur van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Onze grindgebieden zijn echter sterk afgenomen ten gevolge van intensieve en alomtegenwoordige visserijactiviteiten, waarbij het sediment wordt omgeploegd en de stenen worden omgewoeld. Op sommige plaatsen werden zelfs stenen ‘geoogst’ en dus van hun natuurlijke locatie verwijderd, met als gevolg dat deze unieke habitat verloren gaat. Stenen uit de Noordzee kunnen immers zeer decoratief zijn (o.a. door de kalkrijke begroeiing met kokerwormen) waardoor sommigen er een leuke verfraaiing voor de tuin in zien. Door stenen van een visgrond te verwijderen wordt bovendien het risico op beschadiging van de netten weggenomen. Het daaruit voortvloeiende proces van aantasting van de habitat is van dien aard dat de grindbedhabitat en verscheidene van de typische soorten plaatselijk op de rand van uitsterven zijn gebracht. Een kenmerkend voorbeeld van het verdwijnen van soorten uit deze offshore-gebieden, hoofdzakelijk ten gevolge van overbevissing, is dat van de eens florerende Europese platte oester (Ostrea edulis), een soort van groot ecologisch én economisch belang.

Stenen en typische geassocieerde onderwaterfauna, bemonsterd met een Gilson dreg. ©KBIN

Gunstige ecologische omstandigheden

Ondanks de aangetaste staat van de Hinderbanken heeft recent onderzoek door wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen het bestaan gedocumenteerd van verschillende kleine toevluchtsoorden met een fragiele en veerkrachtige typische fauna. Daarom werd een groot deel van de grindgebieden van de Hinderbanken in 2012 aangewezen als ‘Speciale Beschermingszone Vlaamse Banken’ en deel van het Belgische Natura 2000-netwerk.

Gedurende de voorbije vier jaren heeft uitgebreid onderzoek naar de verspreiding van de grindbedden in de verste Belgische wateren voorbij de Hinderbanken ook geleid tot de ontdekking van een natuurlijke grindbedhabitat in schijnbaar gunstige ecologische omstandigheden, vlak onder de belangrijkste scheepvaartroute. Met behulp van ultramoderne oceanografische instrumenten aan boord van het vorige Belgische onderzoeksschip RV A962 Belgica werd 5 km² van deze ‘hotspot van onderwaterbiodiversiteit’ in ongezien detail geobserveerd en in kaart gebracht.

Het Belgische deel van de Noordzee, met aanduiding van zones met grindbedpotentieel (groen), het studiegebied (geel) en de ontdekte grindbedden in goede ecologische staat (rood). ©KBIN

De gunstige ecologische omstandigheden worden afgeleid uit de wijdverspreide aanwezigheid van typische grindbeddiersoorten die de stenen koloniseren, waaronder talrijke kolonies van het zachte koraal dodemansduim (Alcyonium digitatum; ongeveer 200 kolonies / 80 m2). Bovendien werd voor het eerst in decennia een levend exemplaar van de Europese platte oester (Ostrea edulis) op de Belgische zeebodem aangetroffen. Deze soort werd in België recent enkel nog aangetroffen op artificiële structuren zoals windturbines en kaaimuren.

Andere ecologisch belangrijke soorten zijn een reeks schelpdieren, schaaldieren, vissen, de Bruine Zeevinger (Alcyonidium diaphanum), het Breedbladig Mosdiertje (Flustra foliacea) en de Zeespriet (Nemertesia antennina).

Een dergelijk gebied is ecologisch zeer relevant: habitats op hard substraat leveren unieke ecosysteemdiensten. De structurele complexiteit van stenige zeebodems biedt microhabitat voor een reeks dieren die hetzij vastgehecht op de stenen, hetzij tussen de gecreëerde spleten en kloven leven. Deze dieren kunnen een complexe morfologie hebben, vaak lijkend op plantenstructuren, en op hun beurt als secundair substraat dienen waaraan andere organismen zich vasthechten. Dergelijke biogene substraten kunnen zacht of hard zijn en worden gecreëerd door diverse dieren, van rif- en kokerbouwende wormen tot rechtopstaande en boomvormige poliepen en mosdiertjes. Deze grote structurele complexiteit bevordert niet alleen de kolonisatie door een diverse fauna, maar creëert ook ideale paai- en kweekgronden, schuilplaatsen en/of voedselgebieden voor diverse andere soorten in hun diverse levensstadia. Aangezien veel van deze dieren zich voeden door de watermassa te filteren, dragen zij bij tot de zuivering en de helderheid van het water. De harde substraten vervullen op de overwegend zanderige zeebodem van de zuidelijke Noordzee dus de rol van fundament voor een diverse biologische gemeenschap. Net zoals zeegrassen, kelpwouden en andere macroalgen dat doen in andere mariene ecosystemen.

Levend individu van de Europese platte oester (Ostrea edulis) vastgehecht aan een steen. Het exemplaar werd vastgelegd tijdens het eerste bezoek aan het nieuw ontdekte grindbedgebied in 2018. De steen huisvest verder onder meer de kokerbouwende worm Spirobranchus triqueter, het zachte koraal Alcyonium digitatum, evenals kleine poliepen- en mosdiertjeskolonies. ©KBIN

Beschut door een scheepvaartroute

Gezien de veelheid aan menselijke activiteiten, en de commerciële visserij in het bijzonder, mag deze ontdekking verrassend worden genoemd. Inspectie van regionale kaarten van de visserij-intensiteit in het studiegebied, waarin de activiteit van de Belgische, Franse, Deense, Duitse, Nederlandse en Britse vloten is opgenomen, toonde inderdaad aan dat hier een hotspot voor de visserij bestaat, aangezien het gebied meer dan vijf dagen per jaar wordt bevist. Uit een gedetailleerder onderzoek van de lokale visserijpatronen bleek echter dat de activiteiten meestal beperkt blijven tot het gebruik van passief vistuig en vistuig voor de visserij in de waterkolom, en dat slechts in geringe mate aan bodemberoerende visserij wordt gedaan. Dit wijst erop dat de drukke scheepvaartroute wellicht een beschermende rol speelt tegen bodemverstorende visserijactiviteiten, waardoor de typische fauna zich kan ontwikkelen. De vondst werd gedaan in één van de drie zoekzones voor bodembescherming die zijn vastgelegd in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026 van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. In deze zoekzones is het mogelijk om beschermingszones voor de integriteit van de bodem in te stellen, waaraan momenteel wordt gewerkt. Het doel is waardevolle natuurlijke elementen te beschermen door alleen visserijtechnieken toe te laten die de zeebodem niet verstoren.

De wetenschappelijke resultaten van de gedetailleerde kartering van de natuurlijke grindbedden en de ecologische analyse zijn samengevat in een artikel uit 2021 dat is gepubliceerd in het Journal of Remote Sensing. In deze studie werden onderwaterakoestiek en videografie gecombineerd om de verspreiding van de habitat in kaart te brengen en het effect te bestuderen van de grootte van de stenen met betrekking tot hun kolonisatie door de typische fauna.

“We gaan door met het monitoren van dit gebied en de bredere regio van de Hinderbanken, nu met behulp van de nieuwe RV Belgicazegt Giacomo Montereale Gavazzi, eerste auteur van de publicatie, “maar de ontdekking suggereert nu al dat biologische gemeenschappen die geassocieerd zijn met grindbedden kunnen blijven bestaan en zich kunnen herstellen in Belgische wateren”. In het kader van de toekomstige mariene ruimtelijke ordening en natuurbehoud en -herstel, “kan dit gebied als voorbeeld dienen voor deze habitat elders in de Belgische wateren en in het algemeen, in de bredere zuidelijke Noordzee regio”. Bovendien “wekt het feit dat dergelijke dieren in dit gebied voorkomen de verwachting dat scheepvaartroutes in de hele Noordzee corridors zouden kunnen vormen van natuurlijke hotspots voor biodiversiteit op hard substraat”.

Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “Voor het eerst in decennia werd een levend exemplaar van de Europese platte oester op de Belgische zeebodem aangetroffen. Deze vondst is des te bijzonder omdat ze werd gedaan in een grindbed in ecologisch goede staat onder één van de drukste scheepvaartroutes ter wereld. Dit is een zone waar er niet geankerd maar wel gevist mag worden. Dit gebeurt niet zoveel aangezien er hier een verplichte vaarrichting bestaat, en vissers er dus niet heen en terug kunnen varen. De ontdekking van het grindbed werd gedaan in één van de drie zoekzones voor bodembescherming die zijn vastgelegd in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. Dit grindbed gaan we nu extra beschermen. Als Blue Leader moeten we niet alleen de oceaan ver weg beschermen, maar ook de bijzondere natuur in onze eigen Noordzee.”

Voorbeeld van een dens grindbed met stenen die gekoloniseerd zijn door kokerwormen. Ook verschillende zeesterren (Asterias rubens), wulken (Buccinum undatum) en een Engelse poon (Chelidonichthys cuculus) zijn te zien. Beeld verkregen met behulp van een onderwater videoframe. De groene laseraanwijzers staan 10 cm uit elkaar. ©KBIN

De zeebodemkarteringen van het KBIN worden uitgevoerd door de onderzoeksgroepen MARECO (Marine Ecology and Management) en SUMO (Suspended Sediment and Seabed Monitoring), in het kader van onderzoek naar grindbedecologie, zeebodemintegriteit en nationale milieumonitoring waarbij de effecten van menselijke activiteiten worden bestudeerd. Bathymetrische gegevens van de Vlaamse Hydrografie, alsook visserijgegevens van het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), zorgden verder voor de nodige context voor de studie.