Combineren van oester- en suikerwierteelt met herstel van oesterriffen in Belgische offshore windparken: veelbelovende resultaten van het UNITED-project

Meervoudig gebruik van de mariene ruimte is een instrument om de schaarse ruimte optimaal te benutten zonder de draagkracht van het ecosysteem te overschrijden. In het relatief kleine Belgisch deel van de Noordzee wordt onderzoek naar dergelijke mogelijkheden voor meervoudig gebruik van de mariene ruimte steeds meer noodzakelijk.

UNITED, een internationaal onderzoeks- en innovatieproject dat wordt medegefinancierd via het Horizon 2020-programma van de Europese Unie (looptijd 2020-2023), doet precies dit. UNITED staat voor Multi-Use offshore platforms demoNstrators for boostIng cost-effecTive and Eco-friendly proDuction in sustainable marine activities, en heeft tot doel de levensvatbaarheid van meervoudig gebruik van de mariene ruimte aan te tonen door de ontwikkeling van vijf demonstratiepiloten in het Europese mariene milieu.

Figuur 1: Voorbeeld van een oesterherstelconstructie, gevuld met erosiebeschermingsmateriaal, schelpenmateriaal en volwassen Europese platte oesters Ostrea edulis (©Annelies Declercq, UGent-ARC).

Binnen UNITED combineert het Belgische pilootproject aquacultuur en ecologisch herstel van riffen van Europese platte oester (Ostrea edulis) met de teelt van suikerwier (Saccharina latissima) in een offshore windpark. UNITED wordt gecoördineerd door de Universiteit Gent (UGent), met Jan De Nul Group, Brevisco, Colruyt Group, Parkwind en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) als partners. Alvorens offshore te gaan, worden verschillende materialen en methoden geëvalueerd in een kustnabije testlocatie in het Westdiep gebied (5 km voor de kust van Nieuwpoort, België). De meest veelbelovende technieken worden op deze locatie verder geoptimaliseerd en vervolgens offshore toegepast.

Figuur 2: Wetenschappelijk duiken binnen het Belwind offshore windpark. Duikers vertrekken met een RHIB vanaf de nieuwe RV Belgica om de constructies voor oesterherstel te bemonsteren om zo het vestigingssucces en de rifvorming van platte oesters op de verschillende materialen te evalueren (©Thomas Kerkhove, KBIN).

Ideale monitoringsomstandigheden

De lente van 2022 begon met enkele heldere en zonnige dagen. Dit gaf de projectpartners de mogelijkheid om de 2e generatie zeewiernetten te controleren op de testlocatie (een eerste generatie netten werd getest in 2020-2021), en gaf hen ook de kans om de eerste offshore wetenschappelijke duikcampagne te organiseren om de constructies voor oesterherstel te inspecteren. De gebruikte constructies zijn schanskorven, gevuld met erosiebeschermingsmateriaal, schelpenmateriaal en deels ook met levende volwassen platte oesters (Figuur 1), en hebben als doel de meest geschikte substraten en condities voor vestiging van platte oesters en rifherstel te identificeren. De oesterherstelconstructies zijn geïnstalleerd op de erosiebeschermingslaag van verschillende windturbines binnen het Belwind offshore windpark.

Figuur 3: Gele liftboei bij een Belwind windturbine. Wetenschappelijke duikers verbinden dergelijke liftboeien met constructies voor oesterherstel die op de erosiebeschermingslaag van de windturbine zijn geïnstalleerd, waarna ze worden gevuld met lucht en naar de oppervlakte opgelaten worden (©Annelies Declercq, UGent-ARC).

Onder de wetenschappelijk duikleiding van Alain Norro (KBIN), en onder coördinatie van Parkwind, werden de constructies voor oesterherstel met succes bemonsterd en aan boord gebracht voor verdere inspectie (Figuren 2 en 3). De bemonstering gebeurde deels vanuit het nieuwe onderzoeksschip RV Belgica, met ruime laboratoria die een onmiddellijke verwerking van een deel van de stalen mogelijk maakten.

Figuur 4 : Erosiebeschermingsmateriaal met vestiging van juveniele Europese platte oester Ostrea edulis (cirkel) (©Francis Kerckhof, KBIN).

Veelbelovende resultaten

De teams van het KBIN en UGent (Artemia Reference Center, ARC) ontdekten succesvolle vestiging van jonge platte oesters op de toegevoegde materialen (Figuur 4), in aantallen die nooit eerder werden waargenomen in de Belgische offshore windparkzone. Een andere interessante observatie was de aanwezigheid van kokervormende borstelwormen (Sabellaria spinulosa, figuur 5), die onder bepaalde omstandigheden in staat zijn om riffen te vormen, wat ook hier werd waargenomen. Hoewel dit slechts kleinschalige resultaten zijn, zijn ze veelbelovend voor toekomstige herstelinspanningen van biogene riffen in het Belgische deel van de Noordzee.

Figuur 5: Een van de constructies voor oesterherstel gevuld met erosiebeschermingsmateriaal. De erosiebeschermingssteen rechts laat duidelijk de kokers van de borstelworm Sabellaria spinulosa zien, die embryonale riffen vormen (aangegeven met pijlen) (©Annelies Declercq, UGent-ARC).

Tegelijkertijd voeren de UGent (Fycologie) en Brevisco teams met de “Stream” naar de Westdiep testsite om de proefopstellingen voor zeewierteelt te controleren. Een van de doelstellingen van deze proefopstellingen is het bepalen van de best haalbare manier om in het Belgisch deel van de Noordzee suikerwier te kweken. Na de eerste succesvolle oogst in mei 2021, passen de onderzoekers momenteel de beste praktijken aan om de groei van suikerwier te optimaliseren voor de komende teeltproeven in het offshore windpark in het volgende groeiseizoen (2022-2023). Hiervoor werd juveniel suikerwier gezaaid op verschillende substraten met behulp van verschillende technieken. Deze ingezaaide substraten werden geïnstalleerd in het Westdiep in november 2021. De kleine juveniele suikerwieren van ongeveer 1 cm lengte zijn in de winter flink gegroeid. Ze bedekken nu een aanzienlijke oppervlakte van de ingezaaide substraten (Figuur 6), wat goede vooruitzichten geeft op een nieuwe succesvolle oogst in mei 2022.

Figuur 6: Gezond uitziend suikerwier Saccharina latissima tijdens de voorjaarsinspectie in april 2022 aan de kustnabije testsite (Westdiep, 5 km voor de kust van Nieuwpoort) (©Jessica Knoop, UGent-Fycologie).

 

Text door Thomas Kerkhove (KBIN), Jessica Knoop (UGent-Fycologie) & Annelies M Declercq (UGent-ARC).