Luchtobservaties boven de Noordzee in 2023

In 2023 documenteerde het Instituut voor Natuurwetenschappen met het Kustwachtvliegtuig 17 gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen. Bij 24 en 42 schepen werden in de rookpluimen verdachte zwavel- en stikstofwaarden gemeten. Andere activiteiten bestonden onder meer uit toezicht op olie- en gasinstallaties, zeezoogdier-tellingen, en ruimer maritiem toezicht ten dienste van de Kustwacht.

© Ben Ullings

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2023 244 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie.

Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (221 uren):

  • 208 uren in kader van de Belgische Kustwacht:
    • 164 uren pollutiecontrole, evenredig verdeeld over toezicht op lozingen van olie, andere schadelijke stoffen en afval (MARPOL Bijlage I, II en V) en monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen (handhaving van MARPOL Bijlage VI);
    • 39 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij;
    • 3 uren ‘on call’, waarbij het vliegtuig werd opgeroepen ter verificatie van zee-verontreiniging na een aanvaring en de waarneming van olie nabij de windparken;
    • 2 uren voor het geven van luchtsteun in pollutiebestrijdingsoefeningen.
  • 13 uren zeezoogdierenmonitoring.

Verder werden 23 uren besteed aan internationale vluchten in het kader van het Akkoord van Bonn, namelijk een Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee.

Scheepslozingen op zee

In 2023 werden geen vervuilingen vastgesteld ten gevolge van incidenten op zee. Op 10 oktober werd het Kustwachtvliegtuig wel opgeroepen na een aanvaring tussen twee schepen in het Westhinder Ankergebied, maar er werd enkel materiële schade vastgesteld.

Anderzijds werden 4 operationele olieverontreinigingen vastgesteld. Hoewel dit het grootste aantal uit de afgelopen 5 jaren betreft blijft de dalende trend van de afgelopen 30 jaren overeind (zie grafiek).

De eerste olieverontreiniging werd waargenomen in het kielzog van een vissersschip, over een lengte van anderhalve kilometer. Hiervoor werd een PV opgesteld door de BMM-agenten. De verontreiniging was niet bestrijdbaar.

Een tweede, kleinschalige olieverontreiniging werd waargenomen aan de monding van de Westerschelde in Nederlandse wateren. De olievlek kon niet aan een vervuiler worden gelinkt en was al sterk verweerd.

De derde olievlek situeerde zich ter hoogte van de Noordhinder scheepvaartroute  en had een grotere omvang. De vlek van ongeveer 16 km2 besloeg zowel Franse, Engelse als Belgische wateren en was al sterk verweerd door de natuurlijke werking van de golven en het groot aantal schepen die op deze locatie langsvaren. Een mogelijke vervuiler kon niet worden geïdentificeerd.

Een vierde olievlek werd geobserveerd na de melding  door het windmolenpark Norther. Het betrof een kleine en reeds verweerde olievlek in de buurt van de windparken. Ook hier kon geen vervuiler worden aangeduid.

Er werden in 2023 geen inbreuken vastgesteld op Bijlage V van het MARPOL Verdrag, dat betrekking heeft op het lozen in zee van vuilnis en vaste bulkstoffen door schepen. Wel werden 13 gevallen van operationele verontreiniging door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Bijlage II) waargenomen, waarvan er 6 konden worden gelinkt aan een schip.

Drie keer ging het om een lozing  van FAME (fatty acid methyl ester). In de andere gevallen ging het om lozingen van aniline (een basisgrondstof voor de chemische industrie), zonnebloemolie en derivaten van palmolie. In één geval werd een PV uitgeschreven door de BMM-agenten, aangezien niet voldaan werd aan de lozingstandaard voor MARPOL Bijlage II die bepaalt dat dergelijke lozingen dienen te gebeuren waar het water dieper is dan 25 meter. In de overige gevallen werden de bevoegde havenstaatcontrolediensten ingelicht voor verdere opvolging en onderzoek.

Het lozen van andere schadelijke vloeistoffen dan olie vormt nog steeds een courant probleem, dat de laatste jaren in licht stijgende lijn lijkt te evolueren (zie grafiek). Niet alleen België maar ook andere Noordzeelanden merken deze stijgende trend op. Dat het vaak om toegestane lozingen gaat neemt echter niet weg dat ze, in variërende graad van ernst, een negatieve impact kunnen hebben op het mariene milieu. Het is belangrijk dat kuststaten deze lozingen blijven monitoren, omdat dit problemen op zee in kaart kan brengen en een stimulans kan zijn om indien nodig de huidige wetgeving aan te passen.

Olieverontreiniging in havens

Op 14 december werd een olievlek vastgesteld in de haven van Antwerpen. Het ging om een historische vervuiling van olie die vrijkomt uit de onderlaag, bijvoorbeeld door omwoeling of baggerwerken. De olie werd opgeruimd door een bestrijdingsvaartuig.

Olieverontreiniging in de haven van Antwerpen. © Instituut voor Natuurwetenschappen/ BMM

Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot

Door de toepassing van een sniffersensor kan het Kustwachtvliegtuig op zee polluenten meten in de uitstoot van schepen, en staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen.

Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma. Om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee-emissiecontrolegebied te monitoren werden in 2023 59 sniffer-vluchten (79,7 uren) uitgevoerd boven het Belgisch toezichtgebied. 24 van de 902 geïnspecteerde schepen vertoonden een verdacht hoge zwavelwaarde. Deze schepen werden gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten en werden vervolgens aan wal geïnspecteerd.

Sinds de succesvolle integratie van een NOx-sensor in 2020 meet het vliegtuig ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen. Hiervoor gelden sinds 1 januari 2021 strengere beperkingen in het Noordzee-emissiecontrolegebied. België was daarmee het eerste land dat de stikstofuitstoot van schepen op zee kon monitoren. In 2023 leidde dit tot metingen van verdachte waarden bij 42 van de 902 gemonitorde schepen.

In 2021 werd ook een ‘black-carbon’-sensor toegevoegd aan de snifferopstelling. Deze meet de zwarte koolstof die een maat is voor de roetconcentratie in scheepsemissies. In 2023 werd zo de roetconcentratie gemeten bij 377 schepen. Bij uitzonderlijk hoge concentraties werd aan de havendiensten gevraagd een staal te nemen van de gebruikte brandstof. Deze zullen in 2024 worden geanalyseerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen.

Controle op polluenten in de rookpluim van een schip. © Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

In juli 2023 voerde het toezichtvliegtuig de jaarlijkse internationale TdH-missie uit in het kader van het Akkoord van Bonn. Hierbij wordt zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen opgespoord in het centrale deel van de Noordzee, in Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren.

Het toezichtvliegtuig detecteerde in totaal 30 olievervuilingen, het op één na hoogste waargenomen aantal sinds de start van het uitvoeren van deze jaarlijkse missie in 1991. 28 hiervan konden rechtstreeks worden gelinkt aan een olieplatform. Alle  waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.

Olie aan een boorplatform tijdens de internationale TdH-missie. © Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM

De crew had ook het voorrecht om tijdens deze missie een groep orka’s te mogen waarnemen in Noorse wateren.

Drie orka’s (Orcinus orca) in Noorse wateren tijdens de internationale TdH-missie. © Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM

Monitoring van zeezoogdieren

In 2023 voerde het Instituut voor Natuurwetenschappen luchtsurveys voor zeezoogdieren-monitoring uit in de maanden april, juni en september. Er werden op de vluchttransecten respectievelijk 282, 32 en 55 Bruinvissen waargenomen. Omgerekend naar de volledige Belgische wateren zijn dat heel wat Bruinvissen: meer dan 14.700 in april, en meer dan 1.400 en 2.500 in juni en september. Ook zeehonden werden regelmatig waargenomen tijdens deze vluchten, met name 2 in april, 10 in juni en 30 in september.

Ruimer maritiem toezicht

In het kader van de Kustwachtsamenwerking droeg het toezichtvliegtuig ook bij aan de ruimere taken van maritieme handhaving en veiligheid op zee.

In 2023 werden zo 15 schepen waargenomen die voeren zonder AIS, het automatisch identificatiesysteem dat o.a. helpt om aanvaringen te voorkomen. De meerderheid (93%) waren vissersschepen. De cijfers bevestigen de stijgende trend die wordt waargenomen sinds vissersschepen verplicht met AIS moeten varen (2020).

Daarnaast werden in 2023 53 navigatie-overtredingen waargenomen in de offshore vaarroutes in en nabij de Belgische wateren. Dit is eveneens een aanzienlijke toename waarbij het voornamelijk gaat om schepen die in tegengestelde richting varen (‘spookvaren’) of voor anker gaan in een van de vaarroutes. Deze waarnemingen werden systematisch gemeld aan het Directoraat-generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer) dat zorgt voor de nodige follow-up.

Tot slot werden ook 3 overtreders die verboden gebieden betraden gemeld aan de bevoegde autoriteiten. Dit is beduidend minder dan de cijfers van de vorige jaren. Een mogelijke verklaring is dat de invoering van de gesloten gebieden voor scheepvaart, zoals het aquacultuurbedrijf (zeeboerderij) voor de kust van Nieuwpoort en het kalibratiegebied voor wetenschappelijke instrumenten ter hoogte van Oostende, ondertussen is ingeburgerd bij de zeegaande vloot.

© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM