Hoe gezond is onze Noordzee?

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) heeft als hoofddoel tegen 2020 de ‘goede milieutoestand’ te bereiken in het mariene milieu van alle EU-lidstaten. Na de publicatie van een eerste beoordeling van de Belgische mariene wateren in 2012, is 2018 het eerstvolgende rapportagejaar. De samenvattende conclusie van de huidige beoordeling luidt dat de gewenste ‘goede milieutoestand’ nog niet werd bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee. Voor verschillende elementen wordt echter wel een positieve evolutie waargenomen.

Na de Europese lancering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in 2008, werd het kader in 2010 in de Belgische wetgeving opgenomen, gevolgd door de publicatie van een initiële beoordeling van de Belgische mariene wateren (in welke staat van gezondheid verkeert de Noordzee?) en een beschrijving van de ‘goede milieutoestand’ (welke staat willen we bereiken?) in 2012. De milieudoelen die daarbij werden gedefinieerd laten toe de voortgang naar de goede milieutoestand te evalueren. De KRMS voorziet een zesjaarlijkse herziening. Op basis van gegevens verzameld in monitoringsprogramma’s, voornamelijk tijdens de periode 2011-2016, kon  in 2018 dus een nieuwe balans worden opgemaakt. In het nieuwe rapport worden meer dan 50 indicatoren beoordeeld (gegroepeerd in 11 thema’s of ‘beschrijvende elementen’), die samen toelaten om inzicht te verwerven in de huidige gezondheidstoestand van onze Noordzee. De resultaten werden gebundeld in een overzichtelijk rapport, en samengevat op een nieuwe website.

Schuim van Phaeocystis globosa treffen we vooral aan op de stranden tijdens periodes met grote nutriëntenrijkdom. © C. Lancelot.

Het Belgisch deel van de Noordzee

Hoewel de Belgische mariene wateren met een oppervlakte van 3454 km² slechts de oppervlakte van een gemiddelde Belgische provincie hebben, gaat het om een van de meest intensief gebruikte stukken zee op onze planeet. Het is een continue uitdaging om de invloed van diverse menselijke activiteiten (scheepstransport, visserij, zand- en grindwinning, hernieuwbare energie, baggerstorten, watersport, toerisme …) op het mariene milieu binnen aanvaardbare grenzen te houden, en dus te zorgen voor een blijvend evenwicht tussen menselijke invloed en behoud van natuurwaarden. Gezien het belang van grensoverschrijdende stromingen op de toestand van het Belgisch deel van de Noordzee, is voor vele aspecten bovendien een internationale aanpak aangewezen.

Het aantal illegale olielozingen is sterk afgenomen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991. Het optreden van ongelukken waarbij olie vrijkomt kan natuurlijk niet volledig worden uitgesloten. © KBIN/BMM

De belangrijkste resultaten

  • Voor de commerciële visserij, wordt één van de negen gerapporteerde visbestanden beoordeeld als volledig duurzaam bevist (schol). Zeven soorten laten positieve ontwikkelingen opmerken (kabeljauw, wijting, tong, tarbot, griet, schar, bot). Enkel voor tongschar nam de biomassa tijdens de beoordelingsperiode soms af. Het invoeren van ambitieuzere beheerdoelen en een correctere toepassing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vormen hierbij belangrijke verklarende factoren.
  • Eutrofiëring (te grote nutriëntenconcentraties in water, potentieel leidend tot algenbloei en zuurstofgebrek) blijft een probleem in bijna een derde van het Belgisch deel van de Noordzee, met name in de zone langs de kust. Door de aanwezige stromingen resulteert dit echter niet noodzakelijk in ongewenste fenomenen zoals zuurstofgebrek.
  • De polluentenconcentraties in water, biota en sediment zijn nog steeds hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen. De meeste stoffen die niet voldoen behoren tot de groep van persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. Voor bepaalde andere stoffen is verdere uitwerking van streefwaarden op regionaal niveau aangewezen. Er werd wel een positieve evolutie (dus dalende trends) opgemerkt voor verschillende stoffen maar opvolging blijft noodzakelijk, in het bijzonder voor koper dat wegens de ban van TBT (tributyltin) opnieuw veel gebruikt wordt in antifouling verf op schepen. Voor de meeste effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een goede beoordeling bekomen.
Er wordt een duidelijke verbetering waargenomen in de reproductieve toestand van mariene slakken. Op de foto een purperslak (Nucella lapillus) tussen Mosselen (Mytilus edulis) en zeepokken, Zeebrugge. © Franky Bauwens
  • Het voorkomen van visziekten kan nog niet beoordeeld worden en het aantal met olie besmeurde vogels vertoont een sterk afnemende trend, als gevolg van een afname van het aantal illegale olielozingen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991.
  • De concentraties aan vervuilende stoffen in vis- en visserijproducten voor menselijke consumptie voldoen allen aan de Europese gezondheidsnorm.
  • In de beoordelingsperiode werden nog acht nieuwe niet-inheemse soorten geobserveerd, t.o.v. de 42 die reeds geïdentificeerd werden in de periode voor 2011.
  • Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch, dit element vraagt de nodige aandacht.
Voor zwerfvuil op de stranden blijft de toestand problematisch. © KBIN/BMM
  • De effecten van energietoevoer (waaronder onderwatergeluid) op de populaties van mariene biota, zijn nog onduidelijk, hoewel het vluchtgedrag van zeezoogdieren als respons overduidelijk is. De monitoring van omgevingsgeluid wordt op regionale schaal verder uitgewerkt.
  • De toestand van het benthische habitat (de bodem) is niet optimaal, vooral omwille van verstoring door bodemvisserij en slechts in zeer beperkte mate, of enkel lokaal, door andere menselijke activiteiten. De soortensamenstelling van de benthische habitats wijkt, door het gebrek aan langlevende soorten, af van de referentiegemeenschappen.
Van de platte oester (Ostrea edulis) werden tijdens de referentieperiode enkel juveniele exemplaren waargenomen. © KBIN/BMM
  • Voor de stekelrog als indicator voor langlevende soorten wordt een positieve trend waargenomen, wat het potentieel tot herstel ook voor dergelijke soorten illustreert.
  • Voor zeevogels worden de milieudoelen niet gehaald of nemen de aantallen af met huidige dichtheden nog net boven de drempelwaarden.

Conclusies 

  • De goede milieutoestand werd nog niet bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee, hoewel voor verschillende elementen een positieve evolutie werd waargenomen.
  • Voor bepaalde doelen is verdere gegevensverzameling noodzakelijk om tot een conclusie te komen (visziekten, benthische fauna, afval op de zeebodem, …) aangezien de monitoring voor deze aspecten slechts recent werd opgestart. Verder blijkt voor verschillende elementen een nood aan kennis en wetenschappelijke onderbouwing om de beoordeling te vervolledigen en verbeteren (zwerfvuil, onderwatergeluid, cumulatieve effecten, ..).
  • Internationale samenwerking blijft belangrijk aangezien grensoverschrijdende stromingen de toestand van de Belgische wateren in grote mate bepalen.

De KRMS-opvolging en -rapportage worden gecoördineerd door de Dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (DG EM) en de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Naast het KBIN leverden ook de volgende partners een belangrijke bijdrage: Instituut voor Landbouw, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO), Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) & het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).