In de schaduw van de waarneming van een kadaver van een Gewone Vinvis op drift in de Belgische Noordzee op vrijdag 30 september (later aangespoeld in het Nederlandse Westkapelle), waren we op zondag 2 oktober getuige van nog een uitzonderlijke stranding. Die dag spoelde immers een Tuimelaar (Tursiops truncatus) aan op het strand van De Haan.
Het dier werd aanvankelijk verondersteld een Bruinvis te zijn, pas na inzameling werd duidelijk dat het om een Tuimelaar in verregaande staat van ontbinding ging. Het betrof een jong mannetje van amper 2,24 m lang en slechts 129 kg zwaar. Verwondingen aan de staart suggereren dat het dier in contact kwam met de schroef van een klein vaartuig. De autopsie, uitgevoerd aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik, kon echter niet bevestigen dat een aanvaring de doodsoorzaak was of eventueel postmortaal plaatsvond. De dood kan mogelijk in verband worden gebracht met een verhongeringsproces, maar de staat van ontbinding van het kadaver verhinderde een vollediger onderzoek.
Het lijkt er niet op dat het om de Tuimelaar gaat die geregeld in het westelijke deel van de Belgische wateren gezien wordt, en daar actief de aanwezigheid van de mens opzoekt. De Tuimelaar is inheems in de zuidelijke Noordzee, maar is er sind de jaren 1960 erg zeldzaam. Sinds 1995 zijn slechts twee andere strandingen van Tuimelaars bekend in België, in 2016 en 2017.
Meer informatie over het voorkomen van Tuimelaars in de Noordzee en België kan worden geraadpleegd in dit artikel.
Aquacultuur op zee en de ontmanteling van offshore windparken gaan gepaard met heel wat mogelijkheden en uitdagingen.
In het Belgische deel van de Noordzee wordt al veel actie ondernomen op deze gebieden. De federale overheid wil deze initiatieven graagop elkaar afstemmen en consolideren in een geïntegreerde visie ter voorbereiding van de herziening van het Marien Ruimtelijk Plan. Hierbij zal specifieke aandacht gaan naar blauwe groei in een kader van de bescherming en het herstel van het marien milieu en de mariene biodiversiteit.
Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen dit proces begeleiden. Hiertoe worden twee aparte trajecten gelanceerd, beide met de kick-off op dinsdag 18 oktober 2022 in het Radisson Blu Hotel in Brugge.
In de voormiddag start het traject rond aquacultuur.
In de namiddag start het traject rond de ontmanteling van offshore windparken.
Om tot een gedragen visie te komen, betrekken we graag alle belanghebbenden om van bij de start van de interactieve samenwerking zoveel mogelijk verschillende meningen te horen.
Welke mogelijkheden zien jullie?
Welke bezorgdheden hebben jullie?
Met welke aspecten moet rekening worden gehouden?
Welke bijkomende wetenschappelijke informatie is nog vereist?
Samen leggen we het volgende half jaar een traject af om zo op een transparante manier een visie te ontwikkelen voor aquacultuur enerzijds en ontmanteling van windmolenparken anderzijds, in het Belgische deel van de Noordzee. Met deze informatie kunnen de beleidsmakers daarna verder aan de slag.
Tijdens dit event kan iedere deelnemer zijn/haar/hun taal naar keuze spreken (NL/FR/ENG). Er zal echter geen simultane vertaling voorzien zijn.
Waar?
Radisson Blu Hotel, Frank Van Ackerpromenade 17, 8000 Brugge
Programma
8u45 – ontvangst met koffie
9u – verwelkoming
DEEL AQUACULTUUR
9u10 – inleiding door Sophie Mirgaux, dienst Marien Milieu (FOD Volksgezondheid) 9u20 – plan van aanpak door Steven Degraer, Mariene Ecologie en Beheer (KBIN) 9u30 – interactieve rondetafelgesprekken – aquacultuur 10u45 – koffiepauze 11u – vervolg interactieve rondetafelgesprekken – aquacultuur
12u30-13u30 lunch DEEL ONTMANTELING OFFSHORE WINDPARKEN
13u30 – inleiding door Sophie Mirgaux, dienst Marien Milieu (FOD Volksgezondheid) 13u40 – plan van aanpak door Steven Degraer, Mariene Ecologie en Beheer (KBIN) 13u50 – interactieve rondetafelgesprekken – ontmanteling windmolenparken 15u15 – koffiepauze 15u30 – vervolg interactieve rondetafelgesprekken – ontmanteling windmolenparken
De POM West-Vlaanderen heeft op 16 juni 2022 een aanvraag ingediend tot het verkrijgen van een milieuvergunning voor de installatie van drijvende zonnepanelen op zee met een elektrische zeekabel naar Oostende.
De aanvraag en het milieueffectenrapport (inclusief ontwerp van passende beoordeling) kunnen geconsulteerd worden tussen 22 augustus en 20 september 2022, alle werkdagen van 9u tot 17u in de burelen van de BMM (Vautierstraat 29, 1000 Brussel, contactpersoon: mevrouw Mia Devolder, 0479 265 910, mdevolder@naturalsciences.be), of, uitsluitend op afspraak, in de burelen van de BMM in Oostende (3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende, contactpersoon: de heer Jan Haelters, 02/788 77 26. jhaelters@naturalsciences.be).
De documenten zijn eveneens digitaal beschikbaar :
De geïnteresseerden kunnen hun standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 5 oktober 2022 indienen, per mail aan BMM, Mia Devolder (mdevolder@naturalsciences.be).
De aanvraag kan ook geconsulteerd worden bij de gemeentebesturen van iedere kustgemeente tijdens werkdagen, mits voorafgaandelijke contactname.
In het nieuwe rapport ‘Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren in België in 2021’ compileren het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, SeaLife Blankenberge en de Universiteit van Luik de resultaten van de monitoring en het wetenschappelijk onderzoek naar zeezoogdieren in België in 2021. De verdubbeling van het aantal dood aangespoelde zeehonden, veelal omgekomen in visnetten, was de meest opmerkelijke bevinding.
Welke dode of stervende zeezoogdieren spoelden aan op onze stranden? Welke doodsoorzaken konden worden aangewezen?Wat zijn de trends van zeezoogdieren in België? Hoeveel zeehonden heeft Sealife opgevangen? Dit zijn de vragen waarop men de antwoorden kan vinden in het nieuwste zeezoogdieren-rapport, dat de focus legt op de resultaten uit 2021.
In 2021 strandden in België enkel Bruinvissen en zeehonden. Een saai jaar voor zeezoogdieren-onderzoekers na een spectaculair 2020, toen twee Gewone Spitssnuitdolfijnen en een Dwergvinvis aanspoelden? Zeker niet. Het aantal dode zeehonden verdubbelde immers tot meer dan 100, ten opzichte van een nagenoeg constant aantal in de periode 2018-2020 (gemiddeld 44). Het achterhalen van de doodsoorzaak bleek een echte uitdaging. Aangezien veel van de dode zeehonden ‘onthoofd’ leken, ontstond veel commotie en speculatie. Uiteindelijk bleek dat veel van de betrokken dieren waren gestorven in visnetten. Van de Grijze zeehond, die pas recenter dan de Gewone zeehond zijn plaats in de zuidelijke Noordzee opeist, schommelt het aandeel in de zeehondenstrandingen tijdens de laatste 10 jaren tussen de helft en ongeveer 70 %.
Met 74 dood aangespoelde bruinvissen was 2021 een eerder gematigd jaar. In 10 van de jaren sinds 2005 waren het er meer (in vier jaren zelfs meer dan 100), in de zes overige jaren minder. Van 30 bruinvissen kon de doodsoorzaak worden vastgesteld: 15 vielen ten prooi aan Grijze zeehonden (en dat is opvallend veel), 12 stierven door infectieziekten of verhongering en ‘slechts’ 3 verdronken in visnetten.
Verder strandden ook vier levende Bruinvissen, die allen jammer genoeg snel na de stranding stierven. Lucht-surveys toonden aan dat in onze wateren bijna 3.000 Bruinvissen aanwezig waren in juni en september.
Sealife Blankenberge heeft in 2021 acht Grijze en 10 Gewone zeehonden opgevangen. Bijtwonden (van ongekende origine), verwondingen veroorzaakt door het nylon touw van een visnet, en ander afval op zee (rubberen ring), lagen aan de basis van de nood aan opvang. Zes Grijze en zeven Gewone zeehonden konden in 2021 worden vrijgelaten. In tegenstelling tot in het verleden laat men jonge Grijze zeehonden nu veel vaker gewoon op het strand liggen: het zijn er intussen steeds meer en de diertjes hebben onze hulp meestal niet nodig.
Het jaarrapport wijdt verder aandacht aan de dood van Grijze zeehond Oscar. Deze hoogbejaarde zeehond bracht zijn laatste jaren aan onze kust door, en groeide in 2021 uit tot de mascotte van de vrijwillige zeehondenbewaking en kon ook op veel persaandacht rekenen. Ook de solitaire Tuimelaar, die al vele jaren met de regelmaat van de klok in onze wateren opduikt en vaak het gezelschap van duikers opzoekt, passeert de revue.
2021 markeerde de 75ste verjaardag van de Internationale Walvisvaartcommissie. Of er een reden is om de champagne boven te halen, leest u in een opiniestukje.
Alle zeezoogdieren genieten in België wettelijke bescherming. Het opvolgen van de populaties en het onderzoek naar verklaringen voor de geobserveerde trends, waarvoor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen als verantwoordelijke overheidsdienst werd aangeduid, kaderen in de uitvoering van het Koninklijk Besluit betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, waarbij onder meer de afspraken gemaakt binnen de Kustwacht worden gevolgd. Ook het onderzoek naar de gezondheidstoestand en doodsoorzaken is een verplichting aangegaan in internationale afspraken, die ons bovendien veel leert over de toestand van het mariene milieu. De monitoring en het wetenschappelijk onderzoek naar zeezoogdieren zijn echter enkel mogelijk dankzij de steun van de lokale nood- en controlediensten en het enthousiasme en de meldingsbereidheid van vele waarnemers.
Voor informatie over recente waarnemingen van zeezoogdieren in België en instructies over wat te doen bij strandingen kan je terecht op de website marinemammals.be. Het volledige rapport over 2021, alsook de oudere jaarrapporten, kunnen hier worden geraadpleegd.
Het combineren van mariene activiteiten, het winnen van lithium uit de diepzee, de overbevissing van diepzeesoorten en de onverwachte oceaanimpact van bosbranden en van nieuwe biologisch afbreekbare materialen behoren tot de vijftien ‘nieuwe’ problemen waarvan experten snel de impact op de biodiversiteit in onze zee- en kustgebieden verwachten te zien. Ze waarschuwen dat we nu werk moeten maken van preventie en mitigatie.
Een internationaal team van deskundigen heeft een lijst opgesteld van 15 kwesties die momenteel niet op ruime schaal aandacht krijgen, maar die in het komende decennium waarschijnlijk een belangrijke impact zullen hebben op de biodiversiteit in zeeën en kustgebieden (zie verder voor volledige lijst).
Bij de horizonscan waren 30 deskundigen op het gebied van mariene en kustsystemen uit 11 landen in het noorden en zuiden van de wereld betrokken, met uiteenlopende achtergronden, waaronder wetenschappers en beleidsmakers. De studie werd geleid door Dr. James Herbert-Read en Dr. Ann Thornton van het Department of Zoology van de Universiteit van Cambridge, en omvatte ook Prof. Dr. Steven Degraer van het MARECO-team (Marine Ecology and Management) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). De resulterende publicatie ‘A global horizon scan of issues impacting marine and coastal biodiversity conservation’ werd op 7 juli 2022 gepubliceerd in het tijdschrift Nature Ecology and Evolution.
Dit proces van horizonscanning werd al eerder gebruikt om problemen aan het licht te brengen die later op de voorgrond zijn getreden. Een scan in 2009 leverde bijvoorbeeld een vroege waarschuwing op dat microplastics een groot probleem zouden kunnen worden in mariene milieus, wat intussen inderdaad het geval is.
Naast de bekende problemen die de biodiversiteit in de oceanen beïnvloeden, zoals klimaatverandering, verzuring van de oceanen en verontreiniging, richt deze studie zich op minder bekende opkomende problemen die binnenkort aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de ecosystemen in zee en aan de kust. Deze kwesties omvatten de effecten van nieuwe biologisch afbreekbare materialen op het mariene milieu, de effecten van bosbranden op kustecosystemen en een “lege” zone bij de evenaar wanneer soorten uit dit opwarmende deel van de oceaan wegtrekken.
“Mariene en kustecosystemen worden geconfronteerd met een groot aantal opkomende problemen die slecht worden onderkend of begrepen, en die elk een potentieel effect op de biodiversiteit hebben”, aldus Dr. James Herbert-Read. Hij voegt eraan toe: “Door toekomstige problemen te belichten, geven we aan waar vandaag veranderingen moeten worden doorgevoerd – zowel op het vlak van monitoring als van beleid – om ons mariene en kustmilieu te beschermen”.
Zo wijst de publicatie bijvoorbeeld op de potentiële impact van nieuwe biologisch afbreekbare materialen op de oceaan. Hoewel dergelijke materialen worden aangeprezen als een oplossing voor het afvalprobleem, zijn sommige van deze materialen giftiger voor zeedieren dan traditionele kunststoffen. Herbert-Read: “Regeringen dringen aan op het gebruik van biologisch afbreekbare materialen, maar in veel gevallen weten we niet welke gevolgen deze materialen kunnen hebben voor het leven in de oceanen”.
Op het eerste gezicht kan ook de potentiële impact van bosbranden op kust- en mariene milieus onverwacht lijken, maar naast de vernietiging van habitats kunnen bosbranden waterverontreiniging veroorzaken door as en ander puin, sedimenten en voedingsstoffen die zich vele kilometers stroomafwaarts verplaatsen en onderweg het aquatische leven beïnvloeden, en het ontstaan van schadelijke algenbloei.
Afgezien van het feit dat steeds meer vissoorten zich door de opwarming van de evenaar weg bewegen, waarschuwen de auteurs ook dat de voedingswaarde van vis afneemt als gevolg van de klimaatverandering. Essentiële vetzuren worden meestal geproduceerd door koudwatervissoorten, dus als de klimaatverandering de oceaantemperaturen doet stijgen, vermindert de productie van deze voedzame moleculen. Dergelijke veranderingen kunnen gevolgen hebben voor zowel het mariene leven als de menselijke gezondheid.
Verschillende van de geïdentificeerde problemen houden verband met de exploitatie van rijkdommen uit de oceanen. Zo zijn bijvoorbeeld diepzee-“pekelbassins” unieke mariene milieus die een diversiteit aan leven herbergen en hoge concentraties lithiumhoudende zouten bevatten. De auteurs waarschuwen dat de stijgende vraag naar lithium voor batterijen voor elektrische voertuigen deze milieus in gevaar kan brengen. Zij roepen op tot regels om ervoor te zorgen dat de biodiversiteit wordt geëvalueerd voordat pekelpoelen in de diepzee worden geëxploiteerd.
Hoewel overbevissing een onmiddellijk probleem is, werd in de horizonscan ook gekeken naar wat er daarna zou kunnen gebeuren. De auteurs denken dat er binnenkort misschien zal worden gevist in de diepere wateren van de mesopelagische zone (een diepte van 200 tot 1000 meter), waar vis niet geschikt is voor menselijke consumptie maar wel als voedsel aan viskwekerijen kan worden verkocht. “Er zijn gebieden waarvan wij denken dat onmiddellijke veranderingen enorme problemen in het komende decennium kunnen voorkomen, zoals overbevissing in de mesopelagische zone van de oceaan,” aldus Dr. Ann Thornton. Zij voegt daaraan toe: “Door dit aan banden te leggen, zou niet alleen een einde komen aan de overbevissing van deze visbestanden, maar zou ook de verstoring van de koolstofcyclus in de oceaan worden verminderd, omdat deze soorten een oceaanpomp zijn die koolstof uit onze atmosfeer verwijdert”.
Hoewel sommige van de opgesomde problemen misschien ver weg lijken, is de studie ook relevant voor het Belgische deel van de Noordzee. Steven Degraer van het KBIN verduidelijkt: “Kwesties zoals het goed beheren van in de ruimte gecombineerde menselijke activiteiten op zee of de mogelijke wijziging van de voedingswaarde van vis als gevolg van de klimaatverandering zijn ook van direct belang voor goed bestudeerde gebieden zoals de zuidelijke Noordzee”.
Omdat onze wateren op een drukke scheepvaartroute liggen, in de buurt van een aantal grote havens, en veel verschillende gebruikers tellen (scheepvaart, visserij, hernieuwbare energie, zandwinning, baggerwerken, toerisme, …), blijft het een voortdurende uitdaging om alle activiteiten op een beperkte oppervlakte met elkaar in overeenstemming te brengen, zodat de cumulatieve effecten aanvaardbaar en mitigeerbaar blijven. En natuurlijk zijn de gevolgen van de klimaatverandering niet uitsluitend beperkt tot tropische gebieden.
Niet alle voorspelde effecten zijn negatief. De auteurs denken dat de ontwikkeling van nieuwe technologieën, zoals zachte robotica en betere opsporingssystemen onder water, wetenschappers in staat zal stellen meer te weten te komen over mariene soorten en hun verspreiding. Dit zal dan weer leiden tot de ontwikkeling van meer doeltreffende beschermde mariene gebieden. Maar zij waarschuwen ook dat de gevolgen van deze technologieën voor de biodiversiteit moeten worden geëvalueerd voordat zij op grote schaal worden toegepast.
“Onze vroegtijdige identificatie van deze problemen en hun mogelijke gevolgen voor de biodiversiteit in zee en aan de kust zal wetenschappers, natuurbeschermers, beheerders van hulpbronnen, beleidsmakers en de bredere gemeenschap helpen bij het aanpakken van de uitdagingen waarmee mariene ecosystemen worden geconfronteerd,” aldus Herbert-Read.
Het hoofddoel van de studie is dan ook de bewustwording te vergroten en investeringen aan te moedigen om de voorspelde problemen nu volledig te evalueren, en mogelijk beleidswijzigingen te stimuleren, voordat de problemen een grote impact hebben op de biodiversiteit.
Door vroegtijdig te waarschuwen voor de opgesomde problemen, werken de auteurs in synergie met andere lopende processen. De Verenigde Naties hebben 2021-2030 uitgeroepen tot het “VN-decennium van de oceaanwetenschap voor duurzame ontwikkeling”. Bovendien zal de vijftiende Conferentie van de Partijen (COP) van het VN-Verdrag inzake biologische diversiteit eind 2022 de onderhandelingen afronden over een mondiaal kader voor biodiversiteit. Doel is het verlies aan biodiversiteit te vertragen en om te buigen en tegen 2050 doelstellingen voor positieve resultaten vast te stellen.