Uw mening over het monitoringsprogramma voor onze Noordzee

Van 15 april tot en met 15 juni 2020 organiseert de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een openbare raadpleging over ‘het ontwerp van de actualisering van het monitoringsprogramma voor de Belgische mariene wateren’.

© KBIN/BMM

Het monitoringsprogramma is een onderdeel van de Belgische Mariene Strategie en dient om de milieutoestand van onze Noordzee te beoordelen. Elementen die gemonitord worden zijn onder andere biodiversiteit, de integriteit van de zeebodem, niet-inheemse soorten, eutrofiëring (vermesting) en verontreiniging.

Dit programma werd opgemaakt ter omzetting van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Deze richtlijn verplicht elke Europese lidstaat om een mariene strategie op te stellen voor de bescherming, het behoud en het herstel van het mariene milieu. De richtlijn stelt als doel om tegen 2020 een goede milieutoestand van de Noordzee te bekomen, waarbij ook een duurzaam gebruik van de mariene wateren wordt gegarandeerd.

De Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) is verantwoordelijk voor de monitoring, die wordt uitgevoerd in samenwerking met het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV), het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) en verschillende onderzoeksgroepen van het KBIN.

Deze openbare raadpleging komt voort uit het Verdrag van Aarhus, dat u het recht geeft op inspraak bij beslissingen over het milieu.

Meer informatie en het monitoringsprogramma vindt u vanaf 15 april op http://www.consult-leefmilieu.be/ en https://odnature.naturalsciences.be/msfd/nl/monitoring/2020/.

Roofdieren volgen om ecosystemen in Zuidelijke Oceaan te beschermen

Een internationale groep wetenschappers heeft de ‘hotspots’ van biodiversiteit in kaart gebracht in de Zuidelijke Oceaan rond Antarctica. De onderzoekers deden dat door verplaatsingsgegevens van 17 soorten roofdieren – meer dan 4000 individuen die elektronisch waren gemerkt – samen te brengen. Dieren gaan namelijk naar plaatsen waar ze voedsel vinden. Door regelmatig zulke grote datasets te analyseren kunnen we de kwetsbare ecosystemen beter beschermen.

In een snel veranderende wereld is het belangrijk te weten welke gebieden bescherming nodig hebben tegen bestaande, zich ontwikkelende en toekomstige bedreigingen. Dat is moeilijk objectief vast te stellen in de uitgestrekte oceanen, en met name in de afgelegen Zuidelijke Oceaan rond Antarctica. Een artikel deze week in Nature (samen met een bijbehorende datapaper in het tijdschrift Scientific Data) beschrijft een nieuwe oplossing voor dit probleem: gebruik maken van gegevens van elektronische gemerkte vogels en zeezoogdieren. Het door KBIN beheerde Antarctisch Biodiversiteitsportaal was nauw betrokken bij het verzamelen, opschonen en standaardiseren van de gegevens.

De oplossing is gebaseerd op een eenvoudig principe: dieren gaan naar plaatsen waar ze voedsel vinden. Het identificeren van gebieden in de Zuidelijke Oceaan waar roofdieren het vaakst komen, vertelt ons waar hun prooi kan worden gevonden. Zo bezoeken bultruggen en pinguïns plaatsen waar ze zich kunnen voeden met krill, terwijl zeeolifanten en albatrossen gaan waar ze zich kunnen voeden met vis, inktvis of andere prooien. Als al die roofdieren en hun diverse prooien op dezelfde plaats gevonden worden, dan bevat dat gebied én een grote diversiteit aan soorten én grote aantallen per soort. Dat gebied is dan van groot ecologisch belang.

Adeliepinguin (Pygoscelis adeliae) uitgerust met elektronische zender (©Judy Rebekah Clarke)
Zuidelijke zeeolifant (Mirounga leonina) uitgerust met elektronische zender (© Clive R. McMahon)

Antarctische krachten gebundeld

Het project werd uitgevoerd door het Wetenschappelijk Comité voor Antarctisch Onderzoek (SCAR), met steun van het Centre de Synthèse et d’Analyse sur la Biodiversité, Frankrijk, WNF-UK en vele andere partners.

SCAR schakelde zijn uitgebreide netwerk van Antarctische onderzoekers in om bestaande gegevens over roofdieren in de Zuidelijke Oceaan te verzamelen.  Het resultaat: een enorme database met verplaatsingsgegevens van meer dan 4000 roofdieren van 17 verschillende soorten, verzameld door meer dan 70 wetenschappers in 12 nationale Antarctische programma’s. “Het SCAR Antarctisch Biodiversiteitsportaal, dat beheerd wordt door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), was nauw betrokken bij het verzamelen, opschonen en standaardiseren van deze gegevens.” zegt KBIN-onderzoeker Anton Van de Putte, mede-auteur van de artikelen. Hij is Belgisch wetenschappelijk vertegenwoordiger voor zowel SCAR als de Commissie voor het behoud van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR).

4.060 trajecten van Antarctische roofdieren van 17 verschillende soorten. De data geven de ‘hotspots’ weer waar Antarctische roofdieren op zoek gaan naar prooi. (© Hindell et al. 2020, Nature)

Deze indrukwekkende database geeft niet alle roofdieractiviteiten in de Zuidelijke Oceaan weer, omdat het onmogelijk is om àlle kolonies van elke soort te volgen. “Daarom werden verfijnde statistische modellen gebruikt om de bewegingen te voorspellen voor alle gekende kolonies van elk van de 17 roofdiersoorten in de hele Zuidelijke Oceaan. Deze voorspellingen werden gecombineerd om een geïntegreerde kaart te maken van de gebieden die bezocht worden door veel verschillende roofdieren met uiteenlopende prooibehoeften”, voegt Van de Putte toe.

Huidige en toekomstige gebieden van groot ecologisch belang

De belangrijkste van deze gebieden – gebieden van groot ecologisch belang – liggen verspreid over het continentale plat rond Antarctica en in twee grotere oceaangebieden. Van die laatste strekt het ene zich uit van het Antarctische schiereiland tot aan de Scotia-boog, en omvat het andere de sub-Antarctische eilanden in de Indische sector van de Zuidelijke Oceaan.

Momenteel overlappen de bestaande en voorgestelde beschermde mariene gebieden grotendeels met de gebieden van groot ecologisch belang die in deze studie zijn geïdentificeerd. (© Hindell et al. 2020, Nature)

Mariene beschermde gebieden (Marine Protected Areas – MPA’s) zijn een cruciaal instrument voor natuurbehoud. Bestaande en voorgestelde MPA’s blijken zich grotendeels binnen de gebieden van groot ecologisch belang te bevinden die deze nieuwe studie heeft geïdentificeerd. Dat suggereert dat de MPA’s momenteel op goede plaatsen liggen. Maar volgens klimaatmodellen kunnen belangrijke habitats tegen 2100 verschuiven. Het is dus mogelijk dat de bestaande MPA’s met hun vaste grenzen niet blijven overlappen met toekomstige belangrijke habitats. Een dynamisch beheer van de MPA’s, dat geregeld wordt bijgewerkt als reactie op de voortdurende veranderingen, is daarom nodig. Zo kunnen we de ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan blijven beschermen tegen de toenemende vraag naar hulpbronnen door de huidige en toekomstige generaties.

Van de Putte: “Dit soort onderzoek wijst op het belang van internationale samenwerking en het delen van wetenschappelijke gegevens. Alleen door de gegevens te combineren en gezamenlijk te analyseren, kunnen we tot deze resultaten komen. Ik wil onze bevindingen ook in de toekomst beschikbaar blijven stellen en zo bijdragen aan het behoud van de unieke Antarctische ecosystemen.”

Bekijk de timelapse video van de gegevens: youtu.be/BUgYD1dQwBI

Zeehonden met nood aan rust: afstand bewaren is cruciaal

Zeehonden worden de laatste jaren steeds talrijker aan onze kust, wat ook de kans vergroot dat wandelaars er eentje ontmoeten op het strand. Veel mensen veronderstellen verkeerdelijk dat een zeehond op het droge sowieso in de problemen verkeert, maar in de meeste gevallen is daar niets van aan. Wanneer een vakantieperiode overlapt met een periode waarin meer zeehonden rusten op het strand, worden de kenners van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en Sea Life Blankenberge overstelpt met bezorgde telefoontjes. Gisteren was zo’n dag … Helaas wordt in veel berichten ook gemeld dat de dieren door mensen worden lastig gevallen. Tragisch genoeg vaak door mensen met goede intenties, die niet beseffen dat hun acties de dieren vooral stress bezorgen, met verstoring en soms zelfs lagere overlevingskansen tot gevolg. Het advies luidt dus altijd dat zeehonden op het strand vooral rust moet worden gegund, waarbij een afstand van minstens 20 m tot de dieren moet worden gerespecteerd. Of het om een zieke of gezonde zeehond gaat maakt daarbij geen verschil.

Grijze zeehonden © KBIN/Kelle Moreau

Tegenwoordig worden langs de Belgische kust elk jaar meer zeehonden gemeld, in opvolging van de positieve trend die zowel in Nederland, N-Frankrijk als ZO-Engeland wordt opgetekend. Vooral Gewone zeehonden Phoca vitulina (zelfs kleine groepjes) worden dagelijks gezien, en ook de Grijze zeehond Halichoerus grypus is inmiddels ingeburgerd. Volstrekt normaal dat veel mensen niet goed weten hoe de aanwezigheid van een zeehond op het strand te interpreteren, voor hen gaat het om een onbekend fenomeen. Kustgebieden, en dus ook stranden, vormen echter een belangrijk deel van het leefgebied van zeehonden, het zijn geen dolfijnen of walvissen die buiten het water niet kunnen overleven. Wanneer een zeehond zich op het strand begeeft betekent dat dus niet noodzakelijk dat deze in problemen verkeert. Dat is vaker niet dan wel het geval.

Ziek versus gezond

Om niet-hulpbehoevende zeehonden niet onnodig te stresseren, maar ook om hulpdiensten en opvangcentra niet onnodig te belasten, is het van belang dat strandgangers er niet enkel van op de hoogte zijn dat zeehonden tegenwoordig een vast onderdeel van de Belgische Noordzee en stranden vormen, maar ook weten hoe men gezonde van zieke zeehonden kan onderscheiden. Steeds meer kustgemeenten zetten in op het verstrekken van dergelijke informatie op infopanelen en banners. Samenvattend: gezonde zeehonden nemen vaak de typerende ‘banaanhouding’ aan (met opgeheven hoofd en staart), vertonen meestal geen wondjes, zijn alert en grommen wanneer ze worden benaderd. Zieke of verwonde zeehonden zien er veel passiever uit, ze nemen een ‘platte houding’ aan, vertonen wondjes en/of hoesten. In het laatste geval, en zeker bij een combinatie van deze symptomen, loont het de moeite om lokale hulpdiensten of een gespecialiseerd opvangcentrum te contacteren (in België is dat Sea Life Blankenberge).

Grijze zeehonden aan het einde van de winter

In het voorjaar kunnen er echter ook zeehonden op het strand liggen die in essentie gezond zijn, maar die afwijken van het typische beeld van een gezonde zeehond. Het gaat daarbij vaak om volwassen mannetjes van de Grijze zeehond die uitgeput zijn na het paarseizoen, en daardoor ook mager kunnen lijken en een ‘platte houding’ aannemen. Grijze zeehonden paren vooral in december – januari, en de mannetjes voeren daarbij impressionante en energieverslindende gevechten om de voorkeur van de vrouwtjes te krijgen. Vooral late en onervaren mannetjes – die tijdens de piek van het paarseizoen niet aan hun trekken kwamen, en hun paarpogingen en vechtlust langer hebben volgehouden – kunnen nu vermoeid op onze stranden liggen. Het enige wat ze nodig hebben is rust. Eten geven is niet aan de orde, en ze hoeven ook niet nat te worden gemaakt (opnieuw: het zijn geen dolfijnen of walvissen). Bovendien is het omwille van hun grootte, gewicht en indrukwekkende tanden en klauwen geen evidentie om deze dieren in een opvangcentrum onder te brengen. Geniet van op een afstand van hun aanwezigheid, onderdruk de drang naar een ‘sealfie’ (zeehonden-selfie), en hou ook zeker uw hond(en) altijd aan de leiband op een strand waar een zeehond ligt!

Meer informatie over zeehonden in België kan u vinden in de jaarlijkse zeezoogdierenrapporten van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (beschikbaar voor 2014 tot 2018, de editie over 2019 is in voorbereiding), op http://www.marinemammals.be/reports.

Eerste tewaterlating van het nieuwe onderzoeksschip Belgica

Het toekomstige Belgische onderzoeksschip Belgica werd op 11 februari 2020 voor het eerst te water gelaten vanuit de scheepswerf Freire Shipyard in Vigo, Spanje. Een belangrijke mijlpaal die volgt op de kiellegging, het equivalent van de eerstesteenlegging bij een gebouw, net geen jaar geleden. De ceremonie vond plaats in aanwezigheid van de verschillende projectpartners: de scheepswerf, het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO), Defensie en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Nu wordt het schip verder afgewerkt en voorzien van alle nodige uitrusting en apparatuur. De oplevering van het schip in Zeebrugge is voorzien in het laatste kwartaal van dit jaar. Dan wordt het officieel in de vaart genomen. De kostprijs van het project bedraagt ongeveer 54 miljoen euro (BTW inbegrepen).

De nieuwe RV Belgica ligt voor het eerst in het water, Vigo (Spanje), 11 februari 2020 (© Belgian Navy/Jorn Urbain)

De eerste tewaterlating van een nieuw schip (waarbij het schip letterlijk voor het eerst van het land naar het water wordt overgebracht) geldt steeds als een heuglijk feit, dat wordt gevierd met een formele ceremonie. Deze omvat onder meer speeches van de verschillende projectpartners aan Spaanse en Belgische zijde, de eigenlijke tewaterlating, het tekenen van het ereboek (book of honour) en het uitwisselen van geschenken.

Na een welkomstwoord door de heer Guillermo Freire, General Manager van Freire Shipyard, richtten de vertegenwoordigers van de Belgische delegatie als eersten het woord tot de aanwezigen. De heer Pierre Bruyere, Voorzitter van het Directiecomité van BELSPO, schetste het traject dat leidde tot de huidige samenwerking en het contract met Freire Shipyard, en benadrukte dat we in 2020 ook 50 jaar van voortgezette financiering van de mariene wetenschappen via de onderzoeksprogramma’s van BELSPO vieren. De komst van de nieuwe RV Belgica zal een hoogtepunt van deze viering zijn. Mevrouw Patricia Supply, Algemeen Directeur van het KBIN, legde onder meer de nadruk op de lange historie van zeewetenschappelijk onderzoek aan dit instituut. Vele mijlpalen passeerden daarbij de revue: van de eerste Belgische Antarctica-expeditie (1897-1899) onder leiding van Adrien de Gerlache, over de eerste gestandaardiseerde staalnames van de Belgische mariene fauna (1898-1939) door Gustave Gilson, tot het onderbrengen van de wetenschappelijke dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) binnen het KBIN in 1997. Divisie-Admiraal Yves Dupont, hoofd van de afdeling Systemen van de Algemene Directie Material Resources van Defensie, loofde vervolgens de wijze waarop de nauwe samenwerking van de voorbije jaren in het kader van de huidige RV Belgica tot een toenemende kennis van de zee leidde, die ook bijdraagt tot het welslagen van de activiteiten van de Marine. Ook de kennis die de nieuwe RV Belgica zal vergaren, en de voortgezette uitwisseling van wetenschappelijke en militaire informatie, zal in dit verband onontbeerlijk blijven.

Tot slot feliciteerden de Belgische vertegenwoordigers Freire Shipyard niet enkel met de succesvolle manier waarop zij het nieuwe RV Belgica project uitvoeren, maar ook met de 125e verjaardag van de sheepswerf, die eveneens in 2020 wordt gevierd.

Mevr. Patricia Supply, Algemeen Directeur van het KBIN, richt het woord tot de aanwezigen (© Belgian Navy/Jorn Urbain)

Achtergrond en mijlpalen van het bouw- en naamgevingsproces

Na 36 jaar dienst, met meer dan 1.000 wetenschappelijke expedities en meer dan 900.000 afgelegde kilometers op de teller (>22,5 keer rond de aarde), was het huidige Belgische oceanografisch onderzoeksschip A962 Belgica (bouwjaar 1984) aan vervanging toe. Daarom nam de federale regering op 28 oktober 2016 de beslissing om een nieuw modern onderzoeksschip te laten bouwen. De opdracht voor het ontwerp en de bouw van het schip werd door de Minister van Wetenschapsbeleid toegewezen aan de Spaanse scheepswerf Freire Shipyard (Vigo) en de Noorse scheepsdesigner Rolls-Royce Marine AS (dat intussen onderdeel werd van het Noorse Kongsberg Maritime).

De Algemene Directie Material Resources (DG MR) bij Defensie beschikt over een solide kennis wat aanbestedingen aangaat. De laatste aankoop van twee nieuwe patrouilleschepen en de vernieuwingen van o.a. de mine counter measure capaciteit sloten goed aan bij de verwerving van dit nieuwe onderzoeksschip. Het sprak dan ook voor zich dat Defensie en Wetenschapsbeleid voor de verwerving en de opvolging van het ontwerp- en bouwproces verder nauw samenwerkten. Sinds de gunning van het contract werd heel wat gerealiseerd: de gedetailleerde plannen van het schip werden uitgetekend, schaalmodellen werden uitgetest, en op 13 februari 2019 werd gestart met het snijden van het staal voor de bouw van het nieuwe schip. Op 27 maart 2019 vond de kiellegging plaats. Minder dan een jaar later kan de nieuwe RV Belgica voor het eerst te water worden gelaten! Nadien wordt het schip verder afgewerkt en voorzien van alle nodige uitrusting en apparatuur. Eind 2020 zal het zoals voorzien in de planning opgeleverd worden in de thuishaven Zeebrugge om de mariene onderzoeksgemeenschap te ondersteunen voor de komende dertig jaren. Na 36 jaar trouwe diensten zal de huidige RV Belgica dan voorgoed zijn onderzoeksactiviteiten beëindigen.

Intussen werd ook de naam van het Belgische oceanografische schip bepaald. Na een naamgevingswedstrijd met verschillende fasen (indienen van voorstellen door secundaire scholen, eerste selectie van ontvankelijke namen door een professionele jury, gevolgd door publieke online stemming) werd duidelijk dat het nieuwe schip de Belgische traditie zal eren en ook als RV Belgica door het leven zal gaan. De Federale minister van Wetenschapsbeleid kondigde dit op 25 april 2019 aan in aanwezigheid van de winnende klas 1LA van Athénée Maurice Destenay in Luik, waarop leerlingen en minister konden genieten van een zeereis met de huidige A 962 Belgica.

Klaar voor de tewaterlating! Van links naar rechts: Divisie-Admiraal Yves Dupont (Defensie), Mr. Pierre Bruyere (BELSPO), Mevr. Patricia Supply (KBIN) en Mr. Guillermo Freire (Freire Shipyard) (© KBIN/Kelle Moreau)

Toekomst van de nieuwe RV Belgica

In vergelijking met zijn voorganger is de nieuwe RV Belgica groter (71,4 m lang t.o.v. 50 m) en biedt het meer ruimte aan de wetenschappers (een verdubbeling aan laboratoriumruimte met een capaciteit om tot 28 wetenschappers aan boord te nemen). De nieuwe RV Belgica zal de navolging van de nationale en internationale verplichtingen van ons land garanderen en de continuïteit in de ondersteuning van mariene wetenschappen verzekeren. Op deze manier zet de nieuwe RV Belgica de belangrijke rol van de huidge A962 Belgica verder bij het opvolgen (monitoren) van de staat van de Belgische en omringende mariene wateren, alsook bij fundamenteel wetenschappelijk onderzoek.

De nieuwe Belgica wordt ook uitgerust met de modernste wetenschappelijke apparatuur die onder meer toelaat om stalen te nemen tot op een diepte van 5.000 m. Het nieuwe schip zal ook een stil schip zijn (belangrijk voor o.a. visserijonderzoek) met een lichte ijsversterking om tijdens de zomer onderzoek te kunnen doen in Arctische gebieden. Hoewel de Noordzee het belangrijkste focusgebied van het nieuwe schip blijft, strekt het onderzoeksgebied zich verder uit ten opzichte van de huidige RV Belgica: noordwaarts tot boven de noordpoolcirkel, verder naar het zuiden inclusief de Middellandse Zee en Zwarte Zee en westwaarts naar de Atlantische Oceaan. Het schip zal over een autonomie van 30 dagen beschikken en jaarlijks tot circa 300 dagen op zee onderzoek uitvoeren.

De nieuwe RV Belgica voor de tewaterlating (© Belgian Navy/Jorn Urbain)

Internationale dimensie

Ook de internationale dimensie van wetenschap zal de nodige aandacht krijgen bij de invulling van de agenda van de nieuwe RV Belgica. Net zoals de huidige RV Belgica in deze context reeds onderdeel van het Europese EUROFLEETS-netwerk vormde (waarin internationale wetenschappers scheepstijd op buitenlandse onderzoeksschepen kunnen verkrijgen), zal ook de nieuwe RV Belgica actief blijven binnen dit netwerk. Ook onder de paraplu van de European Marine Board werkte België (in dit dossier vertegenwoordigd door Dr. Lieven Naudts, ‘New RV’ projectverantwoordelijke voor het KBIN) mee aan een studie over de status van de Europese vloot van onderzoeksschepen, en bepaalt het mee de sleutelrol die deze schepen nu en in de toekomst spelen in het streven naar een beter begrip van de oceanen, de functies die deze voor ons kunnen vervullen, en de randvoorwaarden binnen dewelke menselijke activiteiten kunnen worden toegestaan. Een ‘European Marine Board Position Paper’ over deze thematiek werd in de herfst van 2019 gepubliceerd. Dr. Naudts neemt sinds juni 2019 ook de functie van voorzitter van de Europese onderzoeksschipbeheerders (European Research Vessel OperatorsERVO) waar.

Dankzij de nieuwe RV Belgica en de Europese omkadering blijft België mee op de voorgrond van de zeegerelateerde wetenschap en technologie, en helpt het verzekeren dat Europa een wereldleider kan blijven in zeewetenschap en exploratie.

De nieuwe RV Belgica tijdens de feestelijke tewaterlating (© Belgian Navy/Jorn Urbain)

Het project ‘NewRV’ kwam tot stand dankzij de samenwerking tussen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), het Ministerie van Defensie en het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). De nieuwe Belgica zal eigendom zijn van de Belgische Staat, vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Het operationeel beheer zal worden voorzien door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in samenwerking met Defensie en een private operator.

Meer informatie over het project ‘NewRV’ en de technische specificaties van het nieuwe schip kan worden geraadpleegd op http://www.belspo.be/NewRV, waar ook het bouwproces kan worden gevolgd.

Mysterieuze dolfijnenschedel in Braine-le-Château (Waals-Brabant)

Op zaterdag 25 januari 2020 keek een wandelaar vreemd op toen hij langs de weg een eigenaardige dierenschedel aantrof, met nog vlees- en vetresten eraan. Plaats van het gebeuren was Braine-le-Château (Kasteelbrakel), een kleine, groene gemeente in de provincie Waals Brabant.

© M. Kyramarios

Niet bijzonder? Toch wel, het ging immers om de schedel van een dolfijn, en de wandelaar was toevallig iemand met kennis ter zake. Het betreft de schedel van een Gewone dolfijn (Delphinus delphis) of een Gestreepte dolfijn (Stenella coeruleoalba), twee soorten waarvan de schedels niet eenvoudig van elkaar te onderscheiden zijn. Deze soorten komen slechts heel zelden in de Noordzee terecht, hun normale Atlantische verspreidingsgebied strekt zich slechts uit tot het westelijke deel van het Engels Kanaal.

Hoe kwam deze schedel terecht langs een kleine weg, dicht bij de E19 tussen Nijvel en Brussel? Wilde speculatie … Dat het dier de Schelde opzwom, en daarna via zijrivieren, doorheen sluizen, tot in de buurt van de vindplaats raakte, kunnen we alvast uitsluiten. Dat het dier na stranding tot daar versleept werd door bijvoorbeeld een vos lijkt al even onwaarschijnlijk.

Alle informatie die kan bijdragen tot het oplossen van dit mysterie is welkom op kmoreau@naturalsciences.be.