De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging voor het bouwen en een vergunning voor het exploiteren van offshore windparken en parkbekabeling in het Belgisch deel van de Noordzee. Deze aanvraag is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.
De aanvraag, het milieueffectenrapport en de niet-technische samenvatting kunnen geraadpleegd worden van 12 December 2023 tot en met 11 Januari 2024 in de kantoren van de BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) te Brussel (Instituut voor Natuurwetenschappen, Vautierstraat 29, 1000 Brussel; mdevolder@naturalsciences.be; tel. 02 627 43 52) of te Oostende (3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende; jhaelters@naturalsciences.be; tel. 02 788 77 22), dit enkel op afspraak en tijdens de kantooruren tussen 9:00h en 17:00h. Het dossier kan ook ingekeken worden in iedere kustgemeente op werkdagen. Een lijst van de consultatieplaatsen en van de contactpersonen is beschikbaar op eenvoudig verzoek bij de BMM.
De documenten kunnen eveneens elektronisch worden geraadpleegd:
Iedere belanghebbende kan tot en met 26 Januari 2024 standpunten, opmerkingen en bezwaren overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert, per post of via e-mail:
Op 29 oktober werd een mannelijke orka opgemerkt voor de kust van Koksijde, het eerste zekere geval van deze soort in België in de 21e eeuw. Enkele uren later spoelde het sterk verzwakte dier aan in De Panne, waar hij vrijwel onmiddellijk overleed. De autopsie vond op 30 oktober plaats op het strand. In hoeverre de verzwakking en het overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd of met gezondheidsproblemen bleef onduidelijk. Ook de herkomst van het dier is nog niet gekend.
In de ochtend van zondag 29 oktober werd op de grens van Nieuwpoort en Oostduinkerke een groot maar niet nader geïdentificeerd zeedier opgemerkt. Even later merkte Laurent Raty voor de kust van Koksijde de grote zwaardvormige rugvin van een zeezoogdier op. Het was onmiddelijk duidelijk dat deze enkel op een mannelijke orka (ook zwaardwalvis genoemd) paste. Het dier bewoog zich langzaam in zuidwestelijke richting langs de kust en het nieuws verspreidde zich snel.
Wanneer een uurtje later bleek dat de orka intussen amper was opgeschoven tot voor Sint-Idesbald, en daar ter plaatse bleef rondhangen, snelden honderden kijklustigen naar de kust in de hoop een glimp van het dier op te vangen. Dat bleek niet moeilijk, de platte zee maakte dat de orka van ver zichtbaar was. Het dier naderde soms echter ook tot op slechts enkele tientallen meters van de vloedlijn.
Stranding onafwendbaar
Veel ‘oohs en ahhs’, maar het opduiken van deze orka in de zuidelijke Noordzee, het trage zwemmen en het dicht naderen van de kustlijn waren tekenen aan de wand. De euforie sloeg dan ook snel om wanneer duidelijk werd dat het dier met het opkomende tij zou aanspoelen. Een ultieme poging van de reddingsboot Brandaris (Ship Support, Nieuwpoort) om de orka aan te moedigen open zee te kiezen had geen effect.
Om kwart na twee in de namiddag spoelde de orka aan in De Panne, net over de grens met Sint-Idesbald. Eens drooggevallen bij het inmiddels weer wegebbende tij, overleed het erg magere dier vrijwel meteen. Los van de verzwakte toestand speelt ook het wegvallen van de ondersteunende kracht van het water daarbij een rol. Op het droge wordt de druk van het eigen gewicht op de organen, bloedsomloop en ademhaling al snel te groot.
Autopsie
Omwille van de grootte van het dier – 6,13 m lang – en de wens om het lichaam voor de autopsie zo intact mogelijk te houden en ook het skelet te vrijwaren, werd beslist om het onderzoek naar de medische achtergrond en de doodsoorzaak van de orka ter plaatse te organiseren.
De autopsie werd op maandagochtend 30 oktober uitgevoerd door medewerkers van de faculteiten Diergeneeskunde van Universiteit Gent en Université de Liège en het Instituut voor Natuurwetenschappen. Het grote publiek kon het gebeuren, dat een drietal uren in beslag nam, vanop een afstand volgen. Alle lichaamsdelen en organen werden uitwendig en inwendig geïnspecteerd, en er werden diverse weefselstalen verzameld voor verdere microbiologische (ziektekiemen) en ecotoxicologische (o.a. chemische vervuiling) studies.
Doodsoorzaak?
Uit analyse van het spijsverteringsstelsel bleek dat de maag en de darmen volledig leeg waren, en dat het dier er dus al een tijd niet meer in was geslaagd voedsel te bemachtigen. Ook de dunne speklaag (onderhuids vet) en de sterk gesleten tanden lijken hiermee in verband te kunnen worden gebracht. Deze bevindingen zijn consistent met de uitwendig vastgestelde vermagering en verzwakking van het dier.
Inspectie van de overige organen leverde tekenen van een infectie van het lymfevatenstelsel op, en kleine bloedingen in de darmwand. De ernst en de rol hiervan in het verzwakken en overlijden van de orka worden microbiologisch verder opgevolgd. De overige organen vertoonden geen zichtbare sporen van infecties of duidelijke ziektebeelden. Er werd ook geen verdachte hoeveelheid inwendige of uitwendige parasieten aangetroffen.
In hoeverre de verzwakking en het uiteindelijke stranden en overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd (en een natuurlijke dood), met onderliggende gezondheidsproblemen, of met een combinatie van beide, staat dus nog niet volledig vast.
Orka’s in België
Er zijn uit de voorbije eeuwen amper goed gedocumenteerde gevallen van orka’s in België gekend. Er liggen vier meldigen uit de 20e eeuw voor, en voor een oudere stranding moeten we al terug naar het jaar 1850. Recentere gevallen (onder andere enkele meldingen in 2022) konden niet voldoende worden gedocumenteerd om als zeker te worden weerhouden. Het dier van 29 oktober 2023 betreft dus de eerste zekere orka in België in de 21e eeuw. Intussen werd bekend dat hij op donderdag 26 oktober ook al eens werd gefilmd op zee langs de Noord-Franse kust tussen Wimereux en Boulogne-sur-Mer.
Hoewel in oktober 2022 ook een orka aanspoelde in het Nederlandse Cadzand, in mei van datzelfde jaar een orka werd aangetroffen in de Franse rivier Seine (die het ook beide niet overleefden), en de voorbije jaren ook andere zeldzame en onverwachte zeezoogdieren opdoken in de zuidelijke Noordzee, moeten we omwille van de lage aantallen voorzichtig zijn met het interpreteren hiervan. Hetzelfde geldt voor het aanwijzen van oorzaken voor het opduiken van deze soorten in gebieden waar ze normaal niet voorkomen.
Herkomst
Ook met betrekking tot de herkomst van de Belgische orka is het voorlopig nog koffiedik kijken. De orka is een kosmopolitische soort, wat betekent dat hij over de hele wereld kan worden aangetroffen, maar leeft doorgaans in populaties die min of meer resident zijn binnen welomschreven gebieden (die best heel groot kunnen zijn). Het zuiden van de Noordzee kent geen lokale populatie, de meest nabije orka’s leven in Schotland, Noorwegen en het zuiden van de Golf van Biskaje (N-Spanje).
Orkapopulaties worden steevast goed opgevolgd door lokale wetenschappers, en de individuen zijn doorgaans gekend en gedocumenteerd in fotodatabanken. Individuele herkenning is daarbij vaak mogelijk op basis van de tekening, de vorm van de vinnen en eventuele beschadigingen en littekens. De orka van de Belgische kust wordt momenteel vergeleken met foto’s uit deze databanken. Tot zover werden geen overeenkomsten gevonden met orka’s uit het Iberische schiereiland (Spanje – Portugal), Madeira, Schotland en Ierland. Een mogelijke herkomst uit populaties van Noorwegen, IJsland en de Azoren wordt nog verder onderzocht.
Dank
Een uitdrukkelijk woord van dank aan de lokale politie en brandweer, de stadsdiensten van De Panne, de reddingsdiensten, de civiele bescherming, de medewerkers van de Universiteit Gent en de Université de Liège, de collega’s van het Instituut voor Natuurwetenschappen en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en aan de talrijke vrijwilligers en andere betrokkenen die een rol speelden bij het opvolgen en documenteren van de orka, het in goede banen leiden van de stranding, het publiek en de autopsie.
De gemeente De Panne gaf de onfortuinlijke orka de naam ‘Reveil’ mee, naar het initiatief dat de Vlaamse rouwcultuur de 21e eeuw in wil loodsen en waar De Panne zich in 2023 ‘troosthoofdstad’ van mag noemen. Op de vooravond van het aanspoelen van de orka werden in dit kader 10.000 kaarsjes op het strand van De Panne geplaatst.
25 juni 2023, 17u00 – Het zou onwaar zijn om te beweren dat de voorbereidingen voor een expeditie op zee beginnen op de dag dat de deelnemers aan boord gaan. In werkelijkheid zijn de voorbereidingen al heel lang aan de gang, van het uitdenken van het concept, het schrijven van het projectvoorstel, het voorbereiden en indienen van de aanvraag om het gekozen schip te mogen gebruiken, tot de concrete praktische voorbereiding van de expeditie.
Die laatste stap is een titanenwerk, zeker voor een expeditie met een groot internationaal karakter zoals de DEHEAT-expeditie. Er moest immers materiaal vanuit verschillende Europese locaties naar Zeebrugge en Reykjavik gestuurd worden, alles moest een logische plaats krijgen aan boord, en er moest ook een hele reeks bemonsteringsapparatuur en laboratoria klaargemaakt en ingericht worden zodat ze meteen na de start van de eigenlijke expeditie in actie kunnen komen. Een aantal wetenschappers was hiervoor al in Galway aan boord gekomen om de nodige voorbereidingen te treffen tijdens de reis van Ierland naar IJsland.
Maar vandaag is de grote dag eindelijk aangebroken: alle wetenschappers die zullen deelnemen aan de DEHEAT IJsland-expeditie werpen nu hun eerste blik op de RV Belgica, het schip waarop ze 17 nachten zullen doorbrengen en de tussenliggende dagen het beste van zichzelf zullen geven.
Ze zijn met 22, afkomstig van universiteiten en instituten uit België, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Denemarken en Zweden, maar ze vertegenwoordigen nog veel meer verschillende nationaliteiten. Sommigen hebben al eerder samengewerkt, maar er zijn ook veel nieuwe gezichten.
Geen overbodige luxe om een foto-overzicht met namen samen te stellen, waardoor het ook voor de vaste bemanning van de RV Belgica meteen duidelijk is wie wie is. Het overzicht hangt in de mess, zowat de enige plek aan boord waar iedereen elke dag een paar keer langskomt. Zo ziet iedereen het regelmatig en kan iedereen snel namen koppelen aan de vele gezichten!
Het vertrek staat pas voor morgenochtend gepland, maar de eerste avond aan boord wordt meteen goed benut. Allereerst is er de noodzakelijke veiligheidsbriefing door chiefmate Sam, waarbij iedereen op de hoogte wordt gebracht van de verschillende veiligheidsprocedures en het verwachte gedrag aan boord. Ook moesten we ons allemaal in een reddingspak wurmen, wat soms hilarische taferelen opleverde.
Vervolgens: de wetenschappelijke orde van de dag. Hoofdwetenschapper Sebastiaan vat de opzet van het DEHEAT-project samen, met uiteraard aandacht voor de cruciale rol van de RV Belgica-expeditie. Ook het verloop en de activiteiten van de eerste bemonsteringsdag passeren de revue.
Niet alleen het dek, maar ook de laboratoria van de RV Belgica zullen tijdens deze expeditie volledig bemand zijn. Een goede organisatie is onontbeerlijk om iedereen efficiënt te laten werken. Laboratoriummanager Astrid neemt daarom het woord om de procedures uit te leggen en goede afspraken te maken.
Genoeg voor de eerste avond! Laten we allemaal profiteren van de laatste nacht waarvan we zeker weten dat hij in een stabiele omgeving plaatsvindt.
Een nieuw rapport van de European Marine Board (EMB) schetst de belangrijkste kennishiaten die een duurzame, billijke en verantwoorde ontwikkeling van de sector van offshore hernieuwbare energie in de weg kunnen staan.
De nieuwe EMB Future Science Brief nr. 9 “European offshore renewable energy: Towards a sustainable future” is gelanceerd op 4 april 2023. De noodzaak om de koolstofuitstoot dringend en drastisch te verminderen staat hoog op de wetenschappelijke, politieke en maatschappelijke agenda. De winning van energie uit offshore hernieuwbare energiebronnen wordt gezien als een belangrijke maatregel om deze vermindering van de koolstofuitstoot te bereiken.
Om de Green Deal-visie van de EU te verwezenlijken, moet de geïnstalleerde offshorecapaciteit voor het opwekken van hernieuwbare energie in Europa 30 keer groter worden dan de huidige geïnstalleerde capaciteit. In de haast om nieuwe offshore-installaties voor hernieuwbare energie in de Europese zeebekkens te ontwikkelen en te installeren, mogen de potentiële milieu- en maatschappelijke gevolgen daarvan echter niet worden genegeerd. De EMB Future Science Brief belicht welke stappen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de uitbreiding van deze sector duurzaam, verantwoord en billijk wordt beheerd.
Het document presenteert de technische, ecologische en sociaaleconomische stand van zaken van de offshore hernieuwbare energiesector, met de nadruk op de Europese ontwikkeling. Het presenteert de belangrijkste lacunes in kennis, onderzoek en capaciteit die moeten worden aangepakt om de duurzame uitvoering van de Green Deal van de EU te waarborgen en sluit af met belangrijke aanbevelingen op het gebied van beleid, onderzoek, capaciteit en gegevens om de sector vooruit te helpen.
Als u gedrukte exemplaren van deze publicatie wilt ontvangen, neem dan contact op met info@marineboard.eu en bevestig het aantal exemplaren en uw postadres.
De European Marine Board (EMB) is een toonaangevende Europese denktank op het gebied van het beleid inzake mariene wetenschappen. EMB is een netwerk met een lidmaatschap dat meer dan 10.000 mariene wetenschappers omvat van de belangrijkste nationale mariene/ oceanografische instituten, onderzoeks-financieringsinstanties en nationale netwerken van universiteiten uit landen in heel Europa. De EMB biedt een platform voor de aangesloten organisaties om gemeenschappelijke prioriteiten te ontwikkelen, marien onderzoek te bevorderen en de kloof tussen wetenschap en beleid te overbruggen om toekomstige uitdagingen en kansen op het gebied van mariene wetenschap aan te gaan. De Belgische federale staat wordt in de EMB vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) en in het EMB-communicatiepanel door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).
De KBIN-expertise inzake de monitoring van de milieuimpact van offshore windparken wordt veelvuldig geciteerd in de nieuwe EMB Future Science Brief ‘European offshore renewable energy: Towards a sustainable future’.
Ruim drie kwart van alle afval in de Belgische Noordzee bestaat uit macroplastics (grotere partikels plastic afval), en dat is vooral in de kuststrook een belangrijke bron van vervuiling. Kunststofvezels, grotendeels afkomstig van ‘spekking’ uit de sleepnetvisserij, zijn echter overal te vinden, ook verder uit de kust. Ook de kleinere plastic bolletjes of microplastics van >50 µm (één twintigste van een mm) blijken veel vaker op te duiken langs de kuststrook en in havens dan verder op zee. Dat blijkt allemaal uit een eerste systematische monitoringsstudie in de Belgische Noordzee. Via het onderzoeksproject MarinePlastics beschikt de wetenschap nu over de nodige input om een macro- en microplastics monitoringsplan op te zetten voor het Belgisch deel van de Noordzee, een Europese verplichting.
Op de visgronden waar Belgische vissers actief zijn, hebben de onderzoekers ook commerciële vissoorten en schaaldieren onderzocht op microplastics. Daar zijn de aantallen erg laag tot afwezig. Zo duiken er slechts in 5 van de 42 onderzochte visfilets een paar microplastic deeltjes op: 2 à 6 deeltjes per 100 g visfilet. Op basis van deze studie noemen de onderzoekers de vis en schaaldieren van Belgische visserij op dit moment alvast een veilige voedingsbron wat betreft microplasticvervuiling.
Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) hebben binnen het twee jaar durende onderzoeksproject MarinePlastics in kaart gebracht hoeveel en welke types plastic voorkomen op de Belgische visgronden. Het gaat zowel om grotere stukken afval (macroplastics groter dan 5 mm) als minuscule plasticdeeltjes (microplastics kleiner dan 5 mm). Dat onderzoek was niet vrijblijvend, maar een verplichting vanuit Europa, dat al sinds 2012 vraagt dat elke lidstaat cijfers verzamelt rond macroplastics op de zeebodem. Vanaf 2020 dient er ook data verzameld te worden rond microplastics in het sediment en in het water. Het project MarinePlastics onderzocht daarnaast ook in welke mate er microplastics aanwezig zijn in de commerciële vissoorten en schaaldieren uit onze visserijgebieden (Noordzee, Kanaal, Keltische Zee, Ierse Zee). De onderzoekers maakten het onderscheid tussen de plastic deeltjes in de vissenmaag (die mensen niet mee consumeren) en de visfilet (die we wel opeten).
Veilige Belgische vis
Uit dat onderzoek komen alvast geruststellende resultaten: er werd vastgesteld dat microplastics >50 µm (dit is een twintigste van een mm; vervuiling met nanoplastics, nog kleinere deeltjes dus, werd in dit project niet onderzocht) zich niet ophopen in commerciële vissen en schaaldieren die werden bemonsterd in visserijgebieden waar Belgische vissers actief zijn. In bijna alle vis- en schaaldierenmonsters (zowel eetbare als niet-eetbare delen) waren de aantallen microplastics zo laag dat de concentratie niet precies bepaald kon worden. In slechts 5 van de 42 visfilets werden 2-6 microplastic deeltjes per 100 g visfilet gevonden, wat niet alarmerend is. Het publiek mag dus worden geïnformeerd dat vis en schaaldieren van de Belgische visserij momenteel veilige producten zijn qua microplasticvervuiling.
Meer microplastics nabij havens en de kust
Nochtans zijn de concentraties microplastics in de zeebodem en in zeewater soms vrij hoog, zij het variabel. In deze studie was de concentratie microplastics in kustsedimenten (bij Zeebrugge) ongeveer negen keer hoger dan verder van de kust. In zeewater was het verschil nog spectaculairder: water uit de haven van Zeebrugge en nabij de kust bevatte respectievelijk 48 en 10 keer meer microplastics vergeleken met meer zeewaarts gelegen locaties. Momenteel bestaat er geen monitoringprogramma dat de evolutie van dit type vervuiling in België volgt. Om te voldoen aan de Europese verplichtingen moet dus een nationaal monitoringprogramma voor microplastics worden opgezet. De onderzoekers raden hiervoor ook aan om het transport van microplastics in het mariene milieu, mogelijke hotspots en het verband met de verspreiding van macroafval verder te (laten) onderzoeken.
Karien De Cauwer, onderzoeker KBIN: “Door deze studie hebben we een goed beeld van de mate van vervuiling met microplastics nabij de kust en verder zeewaarts. Op basis van een goede opsporingsmethodologie kan de evolutie opgevolgd worden volgens Europese normen. Dit zal toelaten om te evalueren of genomen maatregelen en acties effectief werken. Met meer kennis over locaties waar microplastics zich zouden kunnen opstapelen, kan er nog gerichter gemeten worden.”
Plastic vezels uit de visserij
Grote stukken afval – macroplastics – maken in aantallen 77 tot 88% uit van alle afval in zee. Daarbij is er één item dat blijkbaar overal te vinden is: kunststofvezels. De zeer lichte monofilamenten van ‘spekking’ – de mat van losse draden die de buik van een sleepnet moeten beschermen tegen schade – zijn het belangrijkste plastic item dat gelijkmatig over ons deel van de Noordzee wordt verspreid, ook verder uit de kust. Zwaardere plastics (zoals kratten, flessen en containers) vind je vooral in de buurt van de kust. Belangrijk detail: in het Nederlandse deel van de Noordzee is er meer vervuiling door plastic vezels dan in het Belgische deel. De onderzoekers vragen aan beleid en sector om het vinden en implementeren van een goed biologisch afbreekbaar alternatief voor spekking bovenaan de prioriteitenlijst te zetten. Vanzelfsprekend gaat het dan niet enkel over de Belgische visserijsector, maar dient er initiatief te worden genomen op de schaal van de volledige Noordzee of zelfs heel Europa.
Verspreidingsroutes van zwerfvuil?
Er mag dan wel een verband zijn tussen plastic vervuiling en visserij, een eenduidig oorzakelijk verband met visserij-intensiteit is er niet. Met andere woorden: het is niet zo dat het meeste afval wordt gevonden op plaatsen waar het meest intensief wordt gevist. Evenmin werd een direct verband gevonden met zandwinning of offshore windparken. Op één baggerstortplaats, nabij de haven van Zeebrugge, werd een hotspot van afval geïdentificeerd. Het blijft echter onduidelijk of dit het gevolg is van het storten zelf, of van stroming of andere drijvende krachten. Er is dus een gedetailleerd onderzoek nodig naar de hotspots van zwerfvuil op zee, waarbij de impact van verschillende bronnen wordt onderzocht en de transportprocessen van zwerfvuil worden gemodelleerd.
Bavo De Witte, onderzoeker ILVO: “In onze woelige Noordzee is het niet verwonderlijk dat stromingen een sterke invloed kunnen uitoefenen op plastic vervuiling. Via modellering moet het mogelijk zijn om nog meer te weten te komen over de herkomst van verschillende afvaltypes.”
Het onderzoeksproject MarinePlastics werd gefinancierd door het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het Financierings-instrument voor de Vlaamse Visserij (FIVA).
De kweek van mosselen in de Belgische offshore windparken is zowel op biologisch als op technisch vlak haalbaar, zo blijkt uit onderzoek dat onze wetenschappers en hun partners uitvoerden binnen het project Edulis. De economische haalbaarheid hangt af van het oplossen van technische uitdagingen.
Na twee jaar van experimenteren en onderzoek stellen wetenschappers en bedrijven de resultaten voor van het onderzoeksproject ‘Edulis: offshore mussel culture in wind farms’, dat de mogelijkheden voor de mosselkweek bekeek in de offshore windparken op 30 tot 50 km van de Belgische kust. Edulis is een samenwerking tussen de Universiteit Gent, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), KBIN/OD Natuur en 5 private partners (Belwind, Brevisco, C-Power, Colruyt Group en DEME Group). Het ambitieuze proefproject wordt grotendeels gefinancierd door private financiering en gefaciliteerd door Vlaamse en Europese financiering.
Kwaliteitsmosselen
Het project heeft kunnen aantonen dat het zowel biologisch als technisch mogelijk is om mosselen te cultiveren in de Belgische offshore windparken, waardoor deze meer dan één doel tegelijk kunnen dienen. De experimenten leidden tot een smakelijke kwaliteitsmossel die goed gevuld is en voldoet aan alle voedselveiligheidsvoorschriften. De opbrengst is gelijkwaardig aan hangcultuur uit Nederland en Ierland, én de mosselen groeien sneller dan mosselen uit bodemcultuur (marktklare mosselen in 15 in plaats van 24 maanden).
Technische uitdagingen
Dé grote uitdaging is installaties ontwerpen die bestand zijn tegen de soms extreme Noordzee-omgeving. Investeren in robuuste, gemakkelijk te onderhouden en veilige systemen, inclusief vaartuigen, is volgens de onderzoekers een must, al zal dat de algemene productiekost omhoog stuwen. Daarnaast bleek dat de dimensionering en de organisatie van de windparken niet optimaal is voor voedselproductie, wat logisch is gezien ze daar niet voor zijn ontworpen. Ook de afstand tot de kust vormt een uitdaging voor technische, praktische en economische haalbaarheid. Bij het ontwerpen van toekomstige windparken dient hierop gelet te worden om beide activiteiten te kunnen combineren.
Economische haalbaarheid
“Edulis heeft ons een duidelijk beeld verschaft van de kosten en baten van mosselkweek in de Noordzee”, zegt Margriet Drouillon, Senior Business Developer Aquacultuur en Blue Life Sciences aan de Universiteit Gent. “Indien we werkelijk mosselkweek op commerciële schaal beogen, zullen we fors moeten inzetten op de ontwikkeling van kennis aangaande de economische haalbaarheid van mosselkweek in de windparken. Ook zullen we andere pistes verkennen voor meervoudig ruimtegebruik op zee, met de nodige aandacht voor duurzame productie.”
Drie bijkomende uitdagingen voor aquacultuur op de Noordzee
De Universiteit Gent en het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) lanceerden in 2017 het project ‘Noordzee Aquacultuur’, met Edulis en Value@Sea als dochterprojecten. Ze sloegen hiervoor de handen in elkaar met hun partners KBIN/OD Natuur, Belwind, Brevisco, C-Power, Colruyt Group, DEME Group, Lobster Fish en Sioen Industries. Noordzee Aquacultuur pakte drie uitdagingen aan:
Innovatieve kweektechnieken voor schelpdieren en zeewier;
Efficiënt ruimtegebruik van de Belgische Noordzee;
De ontwikkeling van een markt voor nieuwe mariene streekproducten.
De Lederschildpad is een uitgesproken soort van open en warme zeeën, waar ze vooral van kwallen leven. In kustgebieden laten ze zich doorgaans niet snel zien (tenzij om eieren te leggen, maar dat is bij ons uitgesloten). Jan Haelters van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen zorgt voor duiding: “In het Belgisch deel van de Noordzee is de Lederschildpad zeer zeldzaam: tot op heden kenden we slechts drie strandingen (1988, 1998 en 2000) en drie waarnemingen (2018 en 2 in 2019). Hoewel het lijstje dus slechts zeven exemplaren telt is er een toename merkbaar in de recente jaren.”
Ook in Nederland
Opmerkelijk is dat er ook in Nederland recent enkele Lederschildpadden werden gezien: van 22 tot 24 september verbleef er eentje in de Oosterschelde, en op 7 en 11 oktober zwom er eentje langs de Noordzeekust van Scheveningen. Uit vergelijking van de vorm en grootte van littekens op de kop van de beide dieren, en van de ‘ribben’ op hun rugschilden, blijkt dat het in België en de Oosterschelde alvast om verschillende individuen ging. Het Oosterscheldedier spoelde op 3 november dood aan ter hoogte van het Deense Ballum (artikel tvs).
Op 15 augustus werden in de Belgische Noordzee ter hoogte van de Buitenratel zandbank opvallende oranje vlekken en slierten waargenomen, die als een mogelijke vervuiling aan de Kustwacht werden gemeld. Na controle door diverse diensten werd duidelijk dat het om een ongeziene bloei van de ééncellige planktonsoort ‘Zeevonk’ ging. Het warme en rustige weer van de voorbije dagen is wellicht een belangrijke verklarende factor. De rottende massa zou mogelijk tot zuurstoftekort en vissterfte kunnen leiden. Het is ook mogelijk dat resten ervan tijdens de volgende week op de Belgische stranden zullen aanspoelen.
In de ochtend van zaterdag 15 augustus kreeg de Belgische Kustwachtcentrale (MRCC – Maritime Rescue and Coordination Centre) een melding binnen van een opvallende oranjekleurige vlek op zee, met daarin enkele dode vogels. Een zeiler had deze opgemerkt ter hoogte van de ‘Buitenratel’, één van de zandbanken uit het complex van de Vlaamse Banken. Deze zandbank ligt zo’n 16 à 20 km in zee voor de Belgische Westkust, en nabij de grens met de Franse wateren. De opvallende melding deed bij de Kustwacht wenkbrauwen fronsen, omdat de gerapporteerde kleur niet overeenkwam met de typische kleuren van minerale olie, en omdat de dode vogels mogelijk wezen op een chemisch product. Een omvangrijke natuurlijke algenbloei was echter evenzeer mogelijk.
Controle ter land, ter zee en in de lucht
De Scheepvaartpolitie stuurde daarop een patrouille naar de Buitenratel. Deze vond de gerapporteerde vlek en nam enkele monsters. Dode vogels werden niet meer gespot. Ook een reddingshelikopter van de luchtmachtbasis van Koksijde vloog over het gebied, en het toezichtsvliegtuig van het KBIN (BMM, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) werd opgeroepen om de ruimere zeegebieden voor de Belgische kust te scannen op eventuele verdere vervuiling. Beide toestellen maakten beelden van de oranjeachtige, kilometerslange vlekken en slierten.
Alle betrokken varende en vliegende eenheden kwamen tot hetzelfde besluit: het betrof wellicht een grote natuurlijke bloei, weliswaar op erg grote schaal. Het monster van de scheepvaartpolitie werd na binnenvaren naar het biologisch labo van het KBIN in Oostende gebracht waar men al snel kon bevestigen dat het wel degelijk om een Noctiluca-bloei ging.
De dinoflagellaat Noctiluca scintillans of Zeevonk is een relatief grote eencellige micro-alg (0,5 – 1 mm dus met het blote oog zichtbaar) die in de meeste zeeën van de wereld voorkomt en tot het plankton behoort. Het ziet eruit als een gelatineus bolletje met een staartje (flagel), waarmee voedsel wordt gevangen. Noctiluca vormt in hoge concentraties – we spreken van bloei – goed zichtbare oranjerode vlekken die in het voorjaar en de zomer kunnen optreden. Bij beroering geeft Zeevonk een blauwachtig licht af dat in het duister zorgt voor sprookjesachtige effecten (het lichten van de zee). De bioluminescentie wordt veroorzaakt door luciferine, een pigment, en luciferase, een enzym, wanneer die in aanraking komen met zuurstof.
Huidige omstandigheden
De hoge concentraties Zeevonk die nu waargenomen werden, zijn waarschijnlijk te wijten aan het erg warme en rustige weer van de afgelopen dagen. De bemonsterde Noctiluca was ook al deels aan het rotten, een proces dat zuurstof verbruikt en waarbij ammoniak vrijkomt. Hoewel het in essentie een onschadelijk organisme betreft, kan het massaal afsterven en rotten ervan dus lokaal leiden tot zuurstoftekort. Bij hogere temperaturen lost sowieso al minder zuurstof op in water, en de afwezigheid van sterke wind en golfslag maakt dat er ook weinig mixing optreedt die extra zuurstof in het water brengt. De resulterende lage zuurstofspanning kan leiden tot sterfte van vissen en andere waterorganismen, hoewel dit onder normale omstandigheden erg onwaarschijnlijk is in open zee.
Modelsimulaties door het KBIN, die rekening houden met stromingen, meteorologische omstandigheden en de fysische eigenschappen van de drijvende Noctiluca-vlekken, illustreren dat de restanten van deze vlekken tijdens de volgende week mogelijk zouden kunnen aanspoelen op de Belgische stranden.
De laatste decennia is er een relatieve toename van de dinoflagellatengemeenschap in het Belgische deel van de Noordzee. Deze stijging zou verband kunnen houden met de opwarming van het zeewater (+ 1,6 ° C in de afgelopen dertig jaar). Het is mogelijk dat Noctiluca scintillans ook een stijgende trend vertoont. Daarnaast kunnen ook bloeien verwacht worden van andere eencellige planktonorganismen waaronder enkele mogelijk gevaarlijke soorten.
De mariene wetenschap gaat snel het digitale tijdperk in. Uitbreidingen in het bereik en de omvang van oceaanwaarnemingen, evenals geautomatiseerde bemonstering en ‘slimme sensoren’ leiden tot een continue stroom van gegevens. Dit leidt ertoe dat de mariene wetenschap de wereld van de big data betreedt, waar we te maken hebben met grote hoeveelheden gegevens van een grote verscheidenheid, die aan hoge snelheid worden verzameld. Big data bieden het potentieel om de manier waarop we de oceaan bestuderen en begrijpen om te vormen door middel van meer complexe en transdisciplinaire analyses, en bieden nieuwe benaderingen voor het beheer van het menselijk gebruik van mariene hulpbronnen. Meer data betekent echter niet noodzakelijkerwijs dat we de juiste gegevens hebben om veel kritische wetenschappelijke vragen te beantwoorden en goed geïnformeerde, datagestuurde beheerbeslissingen te nemen. Om de waarde van grote mariene datasets te verhogen, moeten deze openlijk worden gedeeld, interoperabel zijn en beschikbaar zijn voor complexe analyses die gebaseerd kunnen zijn op kunstmatige intelligentie.
Future Science Brief over ‘Big Data in Marine Science’
In de 6e Future Science Brief van de European Marine Board (EMB) over ‘Big Data in Marine Science’ worden recente vorderingen, uitdagingen en mogelijkheden voor Big Data ter ondersteuning van de mariene wetenschap gepresenteerd en komen onderwerpen aan bod als klimaat- en mariene biogeochemie, het in kaart brengen van habitats ten behoeve van het behoud van de zee, mariene biologische waarnemingen en voedselvoorziening uit zeeën en de oceaan. Het document werd op 28 april 2020 gelanceerd tijdens een webinar met meer dan 400 deelnemers, en is het resultaat van de werkzaamheden van de EMB-werkgroep voor Big Data, die in mei 2019 van start ging. De Future Science Brief en bijhorende samenvattende infographics zijn beschikbaar op de EMB website, terwijl video-opnamen van de presentaties beschikbaar zijn op het EMB YouTube-kanaal.
Aanbevelingen
Tijdens het webinar presenteerde Sheila Heymans, uitvoerend directeur van EMB, een overzicht van het document en de belangrijkste aanbevelingen die nodig zijn om de mariene wetenschap volledig in de wereld van de Big Data te brengen. Het gaat onder meer om het open delen van gegevens, de interoperabiliteit van gegevens, de beschikbaarheid van cloud computing-infrastructuren, de verdere ontwikkeling van ‘slimme’ sensoren om de gegevensverzameling te verbeteren, gespecialiseerde opleidingsprogramma’s voor mariene wetenschappers om kunstmatige intelligentie in hun werk toe te passen en meer samenwerking tussen mariene wetenschappers, computerwetenschappers, datawetenschappers en databeheerders.
Gedetailleerde voorbeelden
Het webinar omvatte vier presentaties in TED-stijl door geselecteerde co-auteurs van het document. Jerry Tjiputra (NORCE Norwegian Research Centre) illustreerde hoe grote gegevens de klimaatmodellering en -voorspelling kunnen verbeteren die de wereldwijde klimaatonderhandelingen voeden en de doelstellingen van het Akkoord van Parijs helpen bereiken. Federica Foglini (Institute of Marine Science – Italian National Research Council) presenteerde hoe Big Data kunnen worden gebruikt om hoge resolutie, multidisciplinaire habitatkaarten te creëren voor de planning van een nieuw beschermd marien gebied in de Bari Canyon in Italië. Matthias Obst (Universiteit van Göteborg) demonstreerde hoe machines de manier waarop we biologische processen in de oceaan observeren drastisch veranderen, en Ketil Malde (Universiteit van Bergen en Institute of Marine Research) presenteerde de vooruitgang op het gebied van machinaal leren en de gegevensgestuurde toekomst van de mariene wetenschap.
EMB-forum over Big Data in de mariene wetenschap
Naar aanleiding van de COVID-19-pandemie is het 7e Forum uitgesteld tot vrijdag 23 oktober 2020. De focus van het forum zal liggen op Big Data in de mariene wetenschap, gezien de essentiële rol die dit speelt tijdens het VN-Decennium van de Oceaanwetenschap voor Duurzame Ontwikkeling. U wordt uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek en ideeën aan te dragen om het forum te voeden via de EMB LinkedIn pagina en Twitter (met behulp van #EMBForum). De registratie voor het 7e Forum zal binnenkort worden geopend op de EMB-website.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Dr. Britt Alexander, Science Officer, European Marine Board Email: balexander@marineboard.eu
De European Marine Board (EMB) is een toonaangevende Europese denktank op het gebied van het mariene wetenschapsbeleid. EMB is een netwerk met meer dan 10.000 mariene wetenschappers en technisch personeel van de belangrijkste nationale marine/oceanografische instituten, onderzoeks-financieringsagentschappen en nationale netwerken van universiteiten uit landen in heel Europa. De Raad van Bestuur biedt een platform voor zijn ledenorganisaties om gemeenschappelijke prioriteiten te ontwikkelen, het mariene onderzoek te bevorderen en de kloof tussen wetenschap en beleid te overbruggen om toekomstige uitdagingen en kansen op het gebied van mariene wetenschap aan te gaan. De Belgische Federale Staat is in de EMB vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) en in het EMB-communicatiepanel door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). De langetermijnopslag, wetenschappelijke verwerking en publicatie van Belgische mariene Big Data wordt bij KBIN verzorgd door het Belgian Marine Data Center (BMDC). Zowel KBIN-datasets als datasets van partners en projecten komen in aanmerking.