Luchtobservaties boven de Noordzee in 2024

In 2024 documenteerde het Kustwachtvliegtuig van het Instituut voor Natuurwetenschappen vier gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen. Daarnaast werden verdachte zwavel- en stikstof-waarden gemeten in de rookpluimen van 31 en 59 schepen. De overige activiteiten bestonden uit vluchten in het kader van ruimer maritiem toezicht, internationale operaties en zeezoogdierentellingen.

Het Kustwachtvliegtuig boven de Noordzee (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Overzicht van de toezichtvluchten

In 2024 presteerde het Belgische Kustwachtvliegtuig in het kader van het nationale luchttoezichtprogramma 220 vlieguren boven de Noordzee . Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie.

De grootste inspanning (177,5 uren) werd besteed aan nationale vluchten, met niet minder dan 161,5 vlieguren als onderdeel van de werking van de Belgische Kustwacht. Deze inzet omvatte 118,5 uren voor maritiem toezicht in het kader van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL). 69 van deze uren waren specifiek gericht op toezicht op lozingen van olie, andere schadelijke stoffen en afval, de overige 49,5 uren waren gewijd aan de monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen. De resterende 43 uren gingen naar visserijcontrole in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij, en er werd ook luchtsteun voorzien tijdens een oefening voor de bestrijding van mariene vervuiling. Daarnaast werd 16 uren gevlogen voor de monitoring van zeezoogdieren.

Internationaal werd 42,5 uren gevlogen in het kader van het Akkoord van Bonn, het internationaal mechanisme waarin de Noordzeelanden samenwerken om zeeverontreiniging te bestrijden. Dit omvatte onder meer een Tour d’horizon-missie (TdH) ter controle van boorplatformen in de Noordzee en een meerdaagse monitoringscampagne aan de grens van het controlegebied voor scheepsemissies ter hoogte van Bretagne (Frankrijk). Tot slot werden 23,5 uren gevlogen in het kader van het Europese onderzoeksproject CINDI-3, in samenwerking met het Belgisch Instituut voor Ruimte-Aëronomie (BIRA).

Scheepslozingen op zee

In het Belgisch deel van de Noordzee werden in 2024 geen olieveront-reinigingen vastgesteld. Hierdoor blijft de dalende trend van de afgelopen 34 jaar overeind.

Operationele (= doelbewuste) olieverontreinigingen per vlieguur sinds het begin van het Belgische luchttoezichtprogramma (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Wel werden vier gevallen van operationele verontreiniging door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Bijlage II) waargenomen, telkens zonder vervuiler in de buurt. Hierdoor was het ook niet mogelijk om na te gaan welke type vloeistof precies in zee werd geloosd.

In tegenstelling tot olielozingen vormt het lozen van andere schadelijke vloeistoffen nog steeds een courant probleem. Tot 2022 leek het aantal waarnemingen in stijgende lijn te evolueren, wat door andere Noordzeelanden werd bevestigd. 2023 was het eerste jaar in het afgelopen decennium waarin een daling werd genoteerd. Deze lijkt in 2024 stand te houden, maar het is nog te voorbarig om hier conclusies aan te verbinden. Dat het in sommige gevallen om toegestane lozingen gaat neemt niet weg dat ze een negatieve impact kunnen hebben op het mariene milieu. Het is belangrijk dat kuststaten deze lozingen blijven monitoren, om eventuele problemen op zee in kaart te brengen en als stimulans om de wetgeving aan te passen wanneer dat nodig zou blijken.

Operationele (= doelbewuste) verontreinigingen met andere schadelijke stoffen (dan olie) per vlieguur sinds het begin van het Belgische luchttoezichtprogramma (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Er werden in 2024 geen inbreuken vastgesteld op Bijlage V van het MARPOL Verdrag, dat betrekking heeft op het storten in zee van vuilnis en vaste bulkstoffen.

Olieverontreiniging in havens

Op 14 maart 2024 detecteerde het Kustwachtvliegtuig een verweerde olievlek in de haven van Antwerpen, zonder vervuiler in de buurt. Op 4 juni werden verschillende olievlekken waargenomen in dezelfde haven. Mogelijk ging het om een historische vervuiling die vrijkwam door baggerwerken. Kort daarna, op 7 juni, werd opnieuw olie waargenomen. Na contact met de havenautoriteiten bleek de verontreiniging afkomstig van een overflow van zware stookolie tijdens een bunkeroperatie. De dagen nadien werden meerdere vluchten boven de haven uitgevoerd in opvolging van deze vervuiling en werden de succesvolle bestrijdingsacties vanuit de lucht opgevolgd.

Oliebestrijding in het Deurganckdok na het bunkerincident op 7 juni. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/ BMM).

Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot

Ons land staat bekend als een internationale trekker in de strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee door het gebruik van een sniffer-sensor in het Kustwachtvliegtuig (monitoring en handhaving van MARPOL Bijlage VI). Deze sensor laat toe om op zee diverse luchtpolluenten te meten in de rookpluimen van schepen.

Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma, en hebben als doel om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee-emissiecontrolegebied te monitoren. Uit de resultaten van de in 2024 uitgevoerde zwavelmetingen blijkt dat 31 van de 743 geïnspecteerde schepen een verdacht hoge zwavelwaarde vertoonden.

Sinds de toevoeging van een NOx-sensor in 2020 meet het vliegtuig ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen. Hiervoor gelden sinds 1 januari 2021 eveneens strengere beperkingen in het Noordzee-emissiecontrolegebied. In 2024 leidde dit tot metingen van verdachte waarden bij 59 van de 735 gemonitorde schepen.

Alle verdachte schepen werden gerapporteerd aan de bevoegde Belgische en Europese maritieme inspectiediensten, welke instaan voor de verdere opvolging en controles aan de wal.

In 2021 werd een ‘black-carbon’-sensor toegevoegd aan de snifferopstelling. Deze meet de zwarte koolstof die een maat is voor de roetconcentratie in scheepsemissies. In 2024 werd zo de uitstoot van zwarte koolstof gemeten bij 451 schepen. De voorlopige resultaten tonen aan dat schepen op zee gevoelig meer roet uitstoten dan wat tot op heden werd vermoed.

Tijdens sniffervluchten vliegt het kustwachtvliegtuig door de rookpluim van schepen om zo verschillende polluenten te meten (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM).

Ruimer maritiem toezicht

In het kader van de Kustwacht draagt het vliegtuig ook bij aan de ruimere taken van maritieme handhaving en veiligheid op zee. De luchtoperatoren van de BMM rapporteren zo regelmatig inbreuken op de vaarregels en de AIS-plicht (Automatic Identification System) voor schepen aan de Kustwachtcentrale, en controleren inbreuken tegen de veiligheidsperimeter van bepaalde infrastructuur (zoals windparken of aquacultuurinstallaties).

Zo werden in 2024 11 schepen waargenomen zonder werkende AIS, allen vissersschepen. Daarnaast werden 26 inbreuken op de navigatieregels waargenomen, een aanzienlijke toename waarbij het vooral gaat om schepen die in tegengestelde richting varen (spookvaren) of voor anker gaan in vaarroutes. Deze waarnemingen werden systematisch gemeld aan het Directoraat-generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer) voor opvolging.

Het voorbije jaar werden ook drie overtredingen met betrekking tot intrusies in veiligheidsperimeters op zee gemeld aan de bevoegde autoriteiten. Dit is in lijn met de cijfers uit 2023 maar beduidend minder dan de jaren daarvoor. Een mogelijke verklaring is dat de invoering van de afgesloten gebieden voor scheepvaart, zoals het aquacultuurbedrijf voor de kust van Nieuwpoort en het kalibratiegebied voor wetenschappelijke instrumenten (nabij Oostende) ondertussen reeds zijn ingeburgerd bij de zeegaande vloot.

Tot slot heeft het kustwachtvliegtuig, in nauwe coördinatie met het Maritiem Informatiekruispunt (MIK) vier verdachte activiteiten in en nabij de Belgische zeegebieden gemonitord. In drie van deze gevallen ging het om Russische schepen.

Passage van een verdacht Russisch schip doorheen de Belgische wateren onder begeleiding van de Belgische marine (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM).

Monitoring van zeezoogdieren

In 2024 voerde het Instituut voor Natuurwetenschappen seizoenale surveys van zeezoogdieren uit in de maanden april, augustus en november. Er werden respectievelijk 109, 21 en 69 Bruinvissen waargenomen langs de vliegtracks. Wetenschappelijke extrapolatie leidt tot populatieschattingen in de Belgische wateren van meer dan 5200 dieren in april, meer dan 1000 in augustus en meer dan 3300 in november.

Ook zeehonden werden regelmatig waargenomen tijdens deze vluchten, met name drie, 10 en 18 in de respectievelijke maanden. De survey in april was bijzonder omdat ook enkele veel zeldzamere soorten werden  gezien: een Dwergvinvis en een groep van vijf Witsnuitdolfijnen.

Internationale opdrachten

In juli werd een meerdaagse campagne uitgevoerd aan de grens van het controlegebied voor scheepsemissies in Brest (21,2 vlieguren). Hierbij werd tijdens vijf dagen de uitstoot gecontroleerd van 189 schepen. 14 hiervan waren niet in overeenstemming met de zwavelregelgeving en vier schepen hadden een te hoge NOx uitstoot. Alle waarnemingen werden gerapporteerd aan de bevoegde instanties in Frankrijk en aan de Europese aanloophavens, en werden eveneens opgenomen inde Europese inspectiedatabank Thetis-EU.

In september volgde de jaarlijkse internationale ‘Tour d’Horizon’-missie in het kader van het Akkoord van Bonn (21,3 vlieguren). Hierbij wordt zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen opgespoord in het centrale deel van de Noordzee (Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren). Het vliegtuig detecteerde in totaal acht olievervuilingen, een laag aantal in vergelijking met de voorgaande jaren. Het slechte weer, met zware zee en hoge golven die olie snel mengen met het zeewater, zal vermoedelijk een rol hebben gespeeld. Zeven van de acht vervuilingen konden rechtstreeks worden gelinkt aan een olieplatform. Alle waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.

Olieverontreiniging aan een boorplatform. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

De CINDI-3 campagne vond voor de derde keer plaats in Cabauw, Nederland. Meer dan 100 deelnemers uit 16 landen werkten samen met als hoofddoel het vergelijken van wetenschappelijke meetinstrumenten die stikstofdioxide, ozon, aerosolen en andere gassen meten. De metingen werden uitgevoerd vanop land, vanuit de lucht en vanuit de ruimte.

Een belangrijk onderdeel van de campagne was de inzet van het kustwachtvliegtuig om de luchtkwaliteit te meten boven Cabauw en de havens van Rotterdam en Antwerpen. Door luchtgegevens te combineren met andere instrumenten werd waardevolle informatie verkregen voor het valideren van satellietwaarnemingen van luchtvervuiling.

Een nieuwe horizon?

Hoewel 2024 opnieuw een succesvol jaar was voor het luchttoezichtsprogramma boven de Noordzee, moet worden opgemerkt dat het kustwachtvliegtuig een verouderd platform is dat binnenkort 50 jaar oud wordt. Vervanging is noodzakelijk om de continuïteit te garanderen van de steeds delicatere operaties die België als kuststaat moet uitvoeren in een complexer wordende maritieme en internationale context. Zonder vervanging is het waarschijnlijk dat België niet langer over een geschikt platform voor luchttoezicht beschikt en dus niet langer volledig kan voldoen aan zijn nationale en internationale verplichtingen op het gebied van milieubescherming, veiligheid en beveiliging in de Noordzee.

Het kustwachtvliegtuig tijdens een passage aan de meettoren in Cabauw (© Arnoud Apituley)