Mummies in Afrika

… of toch zo dicht als je in Brussel bij Afrika kan zijn. Op vrijdag 14 juni bezocht het MUMM-team van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur-wetenschappen (KBIN) in het kader van hun jaarlijkse teambuilding immers het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren.MUMM (in het Nederlands beter bekend als de BMM) staat voor ‘Management Unit of the Mathematical Model of the North Sea’ en groepeert de KBIN-wetenschappers die de overheid adviseren in verband met menselijke activiteiten in het Belgisch deel van de Noordzee (het MARIMA-team), het luchttoezicht uitvoeren (het SURV-team, waarbij ook de OO-MMM-piloten werden uitgenodigd) en daarnaast onder meer ook de federale monitoring van zeezoogdieren op zee uitvoeren, het strandingennetwerk coördineren, eutrofiëring bestuderen en aan Europa rapporteren over de gezondheids-toestand van ons stukje Noordzee. Ook de ontwikkeling en het onderhoud van wetenschappelijke websites en toepassingen van de Operationele Directie Natuurlijk Milieu (OD Natuur, de grootste wetenschappelijke directie binnen het KBIN) gebeurt door specialisten van MUMM (het SWAP-team). Een groot en divers team dus, dat tijdens de teambuilding-dag een aantal keren verschillend werd opgedeeld om werknemers met verschillende taken/moedertalen met elkaar in contact te brengen!Voor het bezoek aan het AfricaMuseum kozen de mummies voor de gidsbeurt ‘A blend of Central Africa’, waarin gedurende twee uren onder meer werd stilgestaan bij de materiële cultuur, het immaterieel erfgoed en de biodiversiteit van Centraal Afrika. Er kon natuurlijk ook niet worden voorbij gegaan aan de Belgische koloniale geschiedenis, en hoe we daar in de huidige context mee om kunnen gaan. Hedendaagse thema’s als de multiculturele samenleving en duurzame ontwikkeling maakten het verhaal af. Sommigen waagden zich ook aan enkele Afrikaanse danspasjes.Na het interessante museumbezoek en een wandeling bij perfecte weersomstandigheden maakten we voor de lunch onze opwachting in het Tervuurse restaurant De Linde, waar we genoten van de juni-editie van het marktmenu. De opeenvolging van zeer gesmaakte voorproevertjes, voorgerechten, hoofdgerechten en desserts, vergezeld van aperitieven en aangepaste wijnen (uiteraard optioneel), maakte dat we het restaurant voldaan verlieten.De productie van een groepsfoto was zowat het enige waartoe we nadien nog in staat waren. Uit pure noodzaak zochten we daarna een naburig terrasje op, om verder te bekomen van het feestmaal.

Wie hard werkt, moet af en toe ook  hard ontspannen!

Boven, van links naar rechts: Ronny Schallier, Yolande Maes, Karien De Cauwer, Alexander Vermeire, Jan Haelters, Brigitte Lauwaert, Mia Devolder, Abdel Eslama, Geert Present, Kelle Moreau / Onder, van links naar rechts: Samuël Orsi, Lucien Schwind, Nabil Youdjou, Annelore Van Nieuwenhove, Ruth Lagring, Dries Noppen, Ward Van Roy, Kobe Scheldeman, Michel Kapel, Pieter Janssens

Zeezoogdieren in België in 2018

Wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen vatten de beschikbare informatie over zeezoogdieren in België in 2018 samen in het rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke andere soorten in België in 2018. De nieuwste editie bevat naast een bespreking van de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren, opmerkelijke vissen en een Lederschildpad in 2018 ook opiniestukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Kadaver van Gewone vinvis in de Belgische wateren op 24 oktober 2018 (© KBIN/SURV)

Het KBIN heeft, zoals elk jaar, gegevens samengebracht over zeezoogdieren in België, met medewerking van SEALIFE Blankenberge, de Universiteit van Luik en Natuurpunt. In 2018 spoelden 134 zeezoogdieren dood of stervend aan in België, waarvan 89 Bruinvissen, 1 Witsnuitdolfijn, 1 Gewone vinvis, 18 Grijze zeehonden, 11 Gewone zeehonden en 14 zeehonden die niet tot op soort gebracht werden. Daarnaast verzorgde SEALIFE Blankenberge 30 zeehonden: 17 Grijze en 13 Gewone (het hoogste aantal Grijze zeehonden ooit, en voor het eerst meer Grijze dan Gewone zeehonden).

Kadaver van Gewone vinvis op het strand van De Haan op 25 oktober 2018 (© KBIN/Jan Haelters)

Van de Bruinvissen met gekende doodsoorzaak was 10% gestorven door verdrinking in visnetten, en 30% door predatie door Grijze zeehonden. De Gewone vinvis, een mannetje van 18 m lang dat dood op zee gevonden was, was vermoedelijk door een natuurlijke doodsoorzaak gestorven. Het aantal gestrande dode en stervende zeehonden (43) was het hoogste aantal ooit. Zes van de Grijze en één van de Gewone zeehonden waren vermoedelijk gestorven door incidentele vangst. Een Grijze zeehond stierf verstrikt in een stuk nylon touw, en een andere stikte in een platvis.

Tuimelaars in de Belgische wateren op 16 juli 2018 (© KBIN/SURV)

De meest opvallende waarnemingen in 2018 waren zeer hoge aantallen Bruinvissen in april (geschat op bijna 20.000 in onze wateren, op basis van tellingen vanuit de lucht) en het relatief frequent voorkomen van Tuimelaars.

Het jaarrapport bevat verder kaderstukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Gewone zeehonden in de haven van Nieuwpoort op 17 november 2018 (© Linda Vanthournout)

Geïnteresseerden kunnen het nieuwe rapport, alsook voormalige rapporten, bekomen via www.marinemammals.be/reports.

Meer dan 40 ondertekenaars van de Brusselse Verklaring over klimaatverandering en oceanen

Op 19 februari vond de internationale conferentie ‘Climate Change and Oceans Preservation’ plaats op initiatief van de twee Belgische ministers van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling en van de Noordzee. De Verklaring van Brussel werd enthousiast ontvangen op de conferentie en de steun blijft komen. 33 landen en 11 organisaties hebben de verklaring ondertekend.

De Verklaring van Brussel roept op om vooruitgang te maken in een aantal lopende processen, in het bijzonder de onderhandeling van een nieuw verdrag over biodiversiteit op hoge zee en de nieuwe doelstellingen onder het Biodiversiteitsverdrag.

De Verklaring heeft ook als grote verdienste de vele bestaande engagementen rond oceanen en klimaat voor het eerst samen te brengen in één document dat landen ondertekenen en roept op om een passend gevolg te geven aan het oceanenrapport van de VN-klimaatcommissie dat in september 2019 uitkomt.

Landen maar ook organisaties hebben de verklaring ondertekend

Verschillende landen ondersteunen de verklaring: Europese landen maar ook landen uit Afrika, Latijns-Amerika, Azië en vele eilanden. Chili, waar de volgende klimaatconferentie (COP25, of “the Blue COP”, zoals de Chileense Minister voor Leefmilieu het noemt) in december 2019 zal plaatsvinden, heeft zich ertoe verbonden de doelstellingen van de verklaring op deze conferentie te bevorderen. Onder andere de volgende landen ondertekenden de verklaring: België, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Noorwegen, Ijsland, Monaco, Gabon, Ivoorkust, Marokko, Kaapverdië, Chili, Costa Rica, Nicaragua, Peru, Tadzjikistan, Dominicaanse Republiek, Gemenebest Dominica, Marshalleilanden, Sao Tome en Principe, Seychellen, St. Lucia, St. Kitts en Nevis, St. Vincent en de Grenadines … Er tekenden ook verscheidene internationale organisaties waaronder: EIB (European Investment Bank), Future Ocean Alliance (een onafhankelijke organisatie die wordt gefinancierd door de Global Environment Facility – ’s werelds grootste donor voor milieuverbeteringsprojecten), Wind Europe, Ocean Energy Europe, Air Centre, Natural Resources Defense Council (NRDC), Global Ocean Trust, Ocean Care, de KBRV (Koninklijke Belgische Redersvereniging), het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) en het KBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen).

Tijdens een event dat begin april in New York door de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Verenigde Naties georganiseerd werd, riep de Belgische ambassadeur landen op om zich bij deze groeiende groep te voegen. De nieuwe ondertekenaars werden op 7 mei door Ministers Marghem en De Backer uitgenodigd voor de tweede ondertekeningsceremonie op de FOD Volksgezondheid.

“De toestand van de biodiversiteit is helaas een uiterst zorgwekkende actuele kwestie geworden. Met de Verklaring van Brussel wil de federale overheid zich er samen met de ministers, ambassadeurs en vertegenwoordigers van 33 landen en verschillende organisaties toe verbinden om de uitdaging van de klimaatimpact op de oceanen aan te gaan. Ik roep andere landen op om zich bij ons aan te sluiten om ons optreden op Europees en internationaal niveau te versterken”, voegde Marie Christine Marghem toe.

Omzetten in de praktijk

België timmert al meteen druk aan de weg om de verklaring in de praktijk om te zetten. Onlangs zaten Belgische en Europese oceaan- en klimaatonderhandelaars samen om te kijken hoe ze oceanen concreet deel kunnen laten uitmaken van de volgende klimaat-COP en België trekt mee de groep van de “Friends of the Blue COP”. 2019, met op het einde de blauwe klimaattop, is een unieke kans om klimaatmaatregelen aan te gaan voor de oceaan.

Om de daad bij het woord te voegen, heeft Minister De Backer op 7 mei ook officieel de Belgische steun uitgesproken voor het 30×30 initiatief, een call for action om tegen 2030 30% van de oceaan te beschermen. Ons land heeft niet minder dan 35% van het Belgische deel van de Noordzee beschermd, maar om de oceaan echt een kans te geven tegen klimaatverandering is een netwerk van grote en efficiënte mariene beschermde gebieden nodig. België zal dit objectief pushen in de verschillende klimaat-, oceaan- en biodiversiteitsprocessen.

“Alleen door internationaal samen te werken kunnen we de klimaatverandering en de nadelige effecten ervan op zeeën en oceanen tegengaan. Iedereen moet een inspanning leveren. Daarom onderteken ik het internationale engagement om tegen 2030 30 procent van onze oceanen te beschermen. België is nog ambitieuzer en beschermt vandaag al 35 procent van onze Noordzee. Samen houden we oceanen en zeeën proper”, concludeerde Philippe De Backer.

Tekst: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties roept op tot een beter bestuur van de mondiale zandvoorraden.

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP – United Nations Environment Programme) lanceerde op 7 mei 2019 in Genève een nieuw rapport waarin de standpunten van verschillende belanghebbenden in verband met de duurzaamheidsuitdagingen van zandwinning en zandgebruik worden onderzocht. UNEP wil met dit rapport een wereldwijde discussie over zandwinning stimuleren, in aansluiting op de recente goedkeuring van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering.

Duurzaamheidsuitdagingen bij de wereldwijde ontginning en gebruik van zandvoorraden

De schaal waarop zand- en grindwinning wereldwijd plaatsvindt, maakt het één van de grote duurzaamheidsuitdagingen van de 21e eeuw. Jaarlijks wordt naar schatting 40 tot 50 miljard ton zand gewonnen uit groeven en putten, in rivieren, langs kusten en in het mariene milieu. De groeiende wereldbevolking, de verstedelijking, verschuivingen in onze consumptiepatronen, en de hiermee gepaard gaande ontwikkeling van infrastructuur, zijn belangrijke factoren die de ontginning van gemakkelijk beschikbare zandbronnen hebben doen verdrievoudigen over de laatste twee decennia. Zonder zand immers geen beton, geen asfalt, geen glas, … en dus ook geen scholen, ziekenhuizen, wegen, zonnepanelen en andere noodzakelijke infrastructuur. Ook waterzuivering en landwinning zijn grote gebruikers. Zand wordt zelfs gebruikt bij de industriële productie van electronica en cosmetica … Na water is het tegenwoordig de meest ontgonnen natuurlijke hulpbron. Verder hebben dammen en winning de sedimenttoevoer van rivieren naar veel kustgebieden verminderd, wat heeft geleid tot verminderde afzettingen in rivierdelta’s en versnelde stranderosie.

De groeiende trend van niet-duurzame en illegale zandwinning in mariene, kust- en zoetwater-ecosystemen heeft verstrekkende gevolgen voor het milieu, de maatschappij en de economie (bv. toerisme, visserij). Wetenschappelijk onderzoek en opvolging, alsook een adequaat beleid ter ondersteuning van een verantwoorde winning en consumptie, lopen in grote delen van de wereld echter achter. De internationale handel in zand en grind blijft intussen verder groeien. Door de grote vraag in regio’s zonder lokale zand- en grindvoorraden zal deze bedrijfsactiviteit naar verwachting met 5,5% per jaar toenemen. Als gevolg van internationale zandwinningsverboden, zandwinning voor landwinningsprojecten, en de effecten van ongereguleerde zandwinning in internationale rivieren, is zand- en grindwinning ook een snel groeiende grensoverschrijdende kwestie geworden.

Er is geen wereldwijde monitoring van het zandgebruik. Cement is echter goed gerapporteerd. Uit de monitoring van deze gegevens blijkt dat de cementproductie de afgelopen twee decennia is verdrievoudigd. (© UNEP/GRID-Geneva)

Nieuwe oplossingen voor een beter bestuur van wereldwijde zandreserves

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties erkent de noodzaak om de wereldwijde beleidslijnen en normen in overeenstemming te brengen met de plaatselijke beschikbaarheid van zand, de ontwikkelingsbehoeften en de handhavingsrealiteit, en zet zich in om deze uitdagingen onder de aandacht te brengen om, samen met alle stakeholders, beter te besturen. De organisatie kijkt dan ook uit naar de verdere ontwikkeling van doeltreffende instrumenten die een betere opvolging van de winning en het gebruik van zandvoorraden, en een efficiënte besluitvorming in verband met het beperken van de gevolgen van zandwinning, mogelijk zullen maken.

Zandverwerking aan land (© Shutterstock)

Het nieuwe rapport ‘Sand and Sustainability: Finding New Solutions for Environmental Governance of Global Sand Resources’ is geënt op deze thematiek. Het vestigt de aandacht op de duurzaamheidsuitdagingen en oplossingen voor de zandwinning en -consumptie, en beveelt gezamenlijke acties aan om de bestaande normen te actualiseren, monitoringprogramma’s op te zetten en een dialoog op gang te brengen in de gehele gebruiksketen. Bijkomend wordt gepleit om onnodige zandconsumptie te vermijden, toenemend gerecycleerde en alternatieve materialen te gebruiken, en milieu-impacten te reduceren door meer verantwoorde ontginningspraktijken. Het rapport kwam in oktober 2018 tot stand tijdens een dialoog tussen deskundigen, gefaciliteerd door UNEP/GRID-Genève (GRID = Global Resource Information Database) en de Universiteit van Genève met financiering van het Zwitserse Federale Ministerie van Milieu.

VN-resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen

Het ‘Sand and Sustainability’-rapport sluit aan op de recente goedkeuring (april 2019) van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering, en werd officieel voorgesteld op 7 mei 2019 in het Palais des Nations, Genève, in aanwezigheid van Mevr. Joyce Msuya, waarnemend directeur van het UNEP. De resolutie stuurt aan op het verzamelen van informatie over duurzame praktijken en kennishiaten, en op het oplijsten van uitvoeringsstrategieën en beoordelingsmethodes. Verslag dient te worden uitgebracht aan de vijfde zitting van de milieuvergadering van de Verenigde Naties.

Lossen van zand dat op zee werd gewonnen, Oostende, België (© KBIN)

Mariene zandontginning in België

Intussen investeert België verder in een beter beheer van haar minerale grondstoffen. In de Belgische mariene wateren wordt al meer dan 40 jaar zand ontgonnen onder de bevoegdheid en controle van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. “Om het beheer op de lange termijn te ondersteunen, werd voor het Belgisch en zuidelijk Nederlands deel van de Noordzee een geologische kennisbasis ontwikkeld die de beschikbare hoeveelheden per zandkwaliteit bevraagbaar maakt.” verduidelijkt Vera Van Lancker van de onderzoeksgroep ‘Suspended Matter and Seabed Monitoring and Modelling’ van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “Een koppeling met een numeriek instrumentarium laat bovendien toe om verschillende impactscenario’s van extractie te verrekenen.” Het eindrapport van het project TILES of  ‘Transnational and Integrated Long-term Marine Exploitation Strategies’ is beschikbaar op de website van het Belgisch Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Gezien de voorraden niet onuitputbaar zijn, wordt gepleit voor meer doordachte ontginningsstrategieën.

Zand is geen hernieuwbare grondstof. (© Shutterstock)

Het nieuwe onderzoeksschip zal de Belgische traditie eren en als ‘RV Belgica II’ door het leven gaan

Op 6 november 2018 lanceerde het kabinet Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische onderzoeksschip te bepalen. Na een eerste fase, waarin scholen namen konden suggereren, en een tweede fase, waarin iedereen kon kiezen uit zes resterende voorstellen, maakte de Minister voor Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de eindwinnaar bekend. Het publiek verkoos overtuigend om de historie van de Belgische mariene wetenschappen en onderzoeksschepen te eren, en het nieuwe schip ook onder de naam Belgica II de zeeën op te sturen!

‘Artist’s Impression’ van de Belgica II (© Freire Shipyard/Rolls-Royce Marine AS)

Minister Sophie Wilmès: “Hoewel de naam Belgica II misschien minder originaliteit bevat dan de andere kanshebbers in deze wedstrijd, kent deze naam een ongeëvenaarde symboliek. Het nieuwe schip zal de Belgische kleuren blijven dragen en herinnert er tegelijkertijd aan dat ons land in staat is tot grote projecten, zoals dat ook het geval was bij het schip dat over de zeeën voer in opdracht van Adrien de Gerlache in de negentiende eeuw. Daar de wetenschappelijke doelstellingen binnen de huidige context enigszins zijn veranderd, lijdt het geen twijfel dat de Belgica II een belangrijke bijdrage zal leveren aan de wetenschappelijke wereld. Grote hedendaagse kwesties zoals de strijd tegen de opwarming van de aarde of de bescherming van het milieu vereisen de bijdrage van de wetenschap. Ik ben heel blij dat België dankzij dit nieuwe schip aan dat onderzoek kan deelnemen.”

Bekendmaking van de naam ‘Belgica II’ door Minister Wilmès (Wetenschapsbeleid) en de leerlingen van klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik (© KBIN)

Achtergrond

Na 35 jaar dienst, meer dan 1.000 wetenschappelijke expedities en meer dan 900.000 afgelegde kilometers op de teller (>22,5 keer rond de aarde), is het Belgisch oceanografisch onderzoeksschip RV Belgica (bouwjaar 1984; ‘RV’ staat voor Research Vessel) aan vervanging toe. Daarom nam de federale regering op 28 oktober 2016 de beslissing om een nieuw modern onderzoeksschip te laten bouwen. Het contract werd binnengehaald door de Spaanse scheepsbouwer Freire Shipyard en scheepsdesigner Rolls-Royce Marine AS, en ging op 8 juni 2018 van start (de kostprijs bedraagt circa 54 miljoen euro – btw inbegrepen). Sindsdien werden de gedetailleerde plannen van het schip uitgetekend, en werden schaalmodellen uitgetest. Op 27 maart 2019 vond de kiellegging plaats, het equivalent van de eerste steen bij een gebouw. Een heuglijk feit! Het nieuwe onderzoeksschip zal eind 2020 operationeel zijn, en zal de mariene onderzoeksgemeenschap verder kunnen ondersteunen voor de volgende 30 jaar.

Kiellegging van Belgica II bij Freire Shipyard in Vigo, Spanje, op 27 maart 2019 (© KBIN).

Naamgeving

Een nieuw schip dient natuurlijk ook een naam te krijgen. Het kabinet Wetenschapsbeleid lanceerde daartoe op 6 november 2018 een wedstrijdprocedure. In een eerste fase – die liep tot 31 januari 2019 – werden klassen van het eerste tot en met vierde jaar van het secundair onderwijs van erkende Belgische scholen uitgenodigd om voorstellen in te dienen, waarbij geldige voorstellen dienden te bestaan uit een passende naam en een origineel filmpje waarin de naamkeuze enthousiast wordt toegelicht. De cijfers leren ons dat in België te weinig studenten kiezen voor een wetenschappelijke opleiding. Door hen te betrekken hopen we meer interesse op te wekken en aan een groter wetenschappelijk bewustzijn bij te dragen.

Na een eerste selectie door de projectpartners brak de tweede fase van de naamgevingswedstrijd aan, waarin beroep werd gedaan op het grote publiek. Van 27 februari tot en met 27 maart 2019 kon iedereen via een online module kiezen uit de zes resterende namen en aldus mee bepalen onder welke naam het nieuwe schip over onze zeeën en oceanen zal varen. Er kwam een overtuigende winnaar uit de bus: het voorstel Belgica II kon rekenen op 33,2 % van de stemmen! De opvolgers zijn Stella Maris (20,1 %), Impact (18,6 %), Oddysea (18,1 %), Belsora (5,2 %) en Lab Mare (4,8 %).

De naam Belgica II werd op 25 april 2019 aan boord van de huidige RV Belgica voorgesteld door Sophie Wilmès, de Minister bevoegd voor Wetenschaps-beleid, in aanwezigheid van de leerlingen van de winnende klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik. De leerlingen van deze klas mogen zich terecht ambassadeur van het nieuwe onderzoeksschip noemen, en konden de zeebenen testen op een dagtrip met het huidige onderzoeksschip RV Belgica. In het filmpje berichten zij onder de vorm van een nieuwsuitzending over hun keuze voor de naam Belgica II, waarbij ze duidelijk de Belgische kaart spelen, en onder meer verwijzen naar de Zuidpoolexpeditie van De Gerlache die in 1897-1899 plaatsvond en de eerste was om op de Zuidpool te overwinteren.

Een selectiejury bepaalde overigens ook welk filmpje het meest kon overtuigen, waarbij originaliteit voorop staat. Ook de klas die deze productie realiseerde – klas 4B van het Institut de la Providence de Champion uit Namen – zal eind mei een dagtrip met RV Belgica cadeau krijgen. Hun filmpje was geïnspireerd op de Belgische striphelden Kuifje en Professor Zonnebloem.

Onze wetenschappers verdronken haast in de aandacht van de leerlingen, de pers en de Minister (© KBIN)

Toekomst van de nieuwe Belgica

In vergelijking met zijn voorganger zal de nieuwe RV Belgica groter zijn (circa 70 m lang t.o.v. 50 m) en meer ruimte bieden aan de wetenschappers (een verdubbeling aan laboratoriumruimte met een capaciteit om tot 28 wetenschappers aan boord te nemen). Het wordt uitgerust met de modernste wetenschappelijke apparatuur die onder meer toelaat om stalen te nemen tot op 5.000 m diep. Het nieuwe schip zal ook een stil schip zijn (belangrijk voor o.a. visserijonderzoek) met een lichte ijsversterking om tijdens de zomer onderzoek te kunnen doen aan de noordpoolcirkel. Hoewel de Noordzee het belangrijkste focusgebied van het nieuwe schip blijft, strekt het onderzoeksgebied zich verder uit ten opzichte van de huidige RV Belgica:  noordwaarts tot boven de noordpoolcirkel, verder naar het zuiden inclusief de Middellandse Zee en Zwarte Zee en westwaarts naar de Atlantische Oceaan. Het schip zal over een autonomie van 30 dagen beschikken en jaarlijks tot circa 300 dagen op zee onderzoek uitvoeren.

De nieuwe Belgica zal de navolging van de nationale en internationale verplichtingen garanderen en de continuïteit in de ondersteuning van mariene wetenschappen verzekeren. Ook de internationale dimensie van wetenschap krijgt daarbij de nodige aandacht, en dit niet enkel voor de Belgische wetenschappers maar ook voor hun Europese collega’s. Net zoals de huidige RV Belgica in deze context reeds onderdeel van het Europese EUROFLEETS-netwerk vormde (waarin Europese wetenschappers scheepstijd op buitenlandse onderzoeksschepen kunnen verkrijgen), zal ook de nieuwe RV Belgica actief blijven binnen dit netwerk. Ook onder de paraplu van de European Marine Board werkt België mee aan een studie over de status van de Europese vloot van onderzoeksschepen, en bepaalt het de sleutelrol die deze schepen nu en in de toekomst spelen in het streven naar een beter begrip van de oceanen, de functies die deze voor ons kunnen vervullen, en de randvoorwaarden binnen dewelke menselijke activiteiten kunnen worden toegestaan. Een ‘European Marine Board Position Paper’ over deze thematiek zal in de herfst van 2019 worden gepubliceerd. Dankzij de nieuwe RV Belgica en de Europese omkadering blijft België mee op de voorgrond van de zeegerelateerde wetenschap en technologie, en helpt het verzekeren dat Europa een wereldleider kan blijven in zeewetenschap en exploratie.

Tijdens de bekendmaking van de naam RV Belgica II, was het erg druk op RV Belgica (© KBIN)

 

Het project ‘NewRV’ kwam tot stand dankzij de samenwerking tussen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), het Ministerie van Defensie en het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). De nieuwe Belgica zal eigendom zijn van de Belgische Staat, vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Het operationeel beheer zal worden voorzien door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in samenwerking met Defensie.

Meer informatie over het project ‘NewRV’ en de technische specificaties van het nieuwe schip kan worden geraadpleegd op www.belspo.be/NewRV, waar ook het bouwproces kan worden gevolgd.

Luchtobservaties boven de Noordzee in 2018

In 2018 realiseerden we in kader van het nationale programma voor luchtobservaties 225 vlieguren boven de Noordzee. Deze bijdrage lijst de belangrijkste resultaten op. De focus ligt hierbij op de kerntaken: toezicht op zeeverontreiniging en monitoring van het mariene milieu. Er werden 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen, en bij 73 schepen werden na bemonstering van hun rookpluimen verdachte zwavelwaarden opgemeten. Met deze zwavelemissiemonitoring vervult België een internationale trekkersrol die aanzienlijke interesse opwekt tot ver buiten Europa. Het vliegtuig nam ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee. Verder voerde het team enkele belangrijke zeezoogdierentellingen uit, met recorddensiteiten van bruinvissen waargenomen in het voorjaar van 2018.

Het Kustwachtvliegtuig OO-MMM in actie. (c) KBIN/BMM

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2018 225 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de wetenschappelijke dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (178 uren).

  • 162 uren in het kader van taken van de Belgische kustwacht:
    • 121 uren pollutiecontrole: ongeveer de helft voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en de helft voor de monitoring van de zwaveluitstoot door schepen (MARPOL Annex VI / SECA handhaving);
    • 37 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse Dienst Zeevisserij;
    • vier uren als reactie op specifieke oproepen en luchtsteun aan pollutie- bestrijdingsoefeningen
  • 16 uren zeezoogdierenmonitoring

Een kleiner deel  (47 uren) werd aan internationale vluchten besteed, waarvan 25 uren aan de monitoring van zwaveluitstoot in de Nederlandse wateren in opdracht van de Nederlandse overheid (Inspectie Leefomgeving en Transport) en 22 uren aan de Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee, een internationale opdracht in het kader van het Bonn Akkoord.

Scheepslozingen

In 2018 werd België gelukkig niet getroffen door vervuiling als gevolg van scheepsongelukken (accidentele pollutie). Er werden wel 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen:

  • Vijf olieverontreinigingen, waarbij het telkens kleine volumes betrof. In vier gevallen betrof het een olievlek zonder schip in de buurt. Slechts in één geval kon de olievlek gelinkt worden aan een schip, in Belgische wateren. Voor deze vaststelling van een MARPOL Annex I inbreuk werd een navolgend havenonderzoek uitgevoerd in Hamburg, en een PV overgemaakt aan het bevoegde Parket.
Het aantal operationele olielozingen vertoont een duidelijk dalende trend. (c) KBIN/BMM
  • Tien verontreinigingen van andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II). Geen enkele van deze vlekken kon echter aan een schip worden gelinkt.
Lozingen van andere schadelijke stoffen (dan olie) behoren nog niet tot het verleden. (c) KBIN/BMM
  • Eén geval van een vermoedelijke MARPOL Annex V inbreuk (verlies van vaste ladingresten) door een schip in Belgische wateren. Dit dossier werd opgevolgd door een havenonderzoek in Rotterdam, waarop een PV werd overgemaakt aan het Parket.

Monitoring van de zwaveluitstoot door schepen op zee

Tijdens 88 uren sniffer-vluchten boven Belgische en Nederlandse wateren, ter monitoring van de strenge zwavelgehalte-limieten voor brandstof gebruikt door schepen in de Noordzee SECA (zwavelemissiecontrolegebied of Sulphur Emission Control Area), werd voor in totaal 1139 schepen de zwaveluitstoot effectief opgemeten op zee. Hiervan vertoonden 73 schepen verdacht hoge zwavelwaarden. Deze werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.

Het zwavelgehalte in de uitstoot van schepen kan dankzij de sniffertechnologie worden gemeten op zee. (c) KBIN/BMM

België is momenteel een van de weinige landen die dergelijke zwavelemissie-monitoring van individuele schepen uitvoert boven zee. De opgedane ervaring en resultaten, ook op vlak van navolgend havenonderzoek en vervolging van overtreders, leidde al tot grote interesse binnen en buiten Europa.

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

Tijdens de jaarlijkse TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Duitse, Deense, Noorse en Britse wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 26 polluties, waarvan 23 olieverontreinigingen gelinkt konden worden aan een olieplatform. De resterende vlekken (één olievlek en twee vlekken van een andere schadelijke stof) werden gespot zonder schip of platform in de buurt. Deze detecties werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging, overeenkomstig de internationale procedures.

Deze olievlek kon duidelijk worden gelinkt aan een boorplatform. (c) KBIN/BMM

Monitoring van zeezoogdieren voor onze kust

In april, juli en oktober 2018 werden zeezoogdierenmonitoring-campagnes uitgevoerd over het volledige Belgische zeegebied. Tijdens deze campagnes werden in totaal 501 dieren (vnl. bruinvissen) langs het standaard vliegtraject waargenomen. In de campagne van april werden opmerkelijk hoge bruinvisdensiteiten waargenomen (schatting van gemiddelde densiteit van meer dan 5 bruinvissen per km²). Verder werd tijdens de monitoringsvlucht in juli een opvallende groep tuimelaars waargenomen voor de Belgische kust, wat tot heel wat media-aandacht leidde.

Tuimelaars (Tursiops truncatus) in de Belgische wateren, gespot vanuit het kustwachtvliegtuig op 16 juli 2018. (c) KBIN/BMM

SAVE THE DATE – Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw

De Académie Royale des Sciences de Belgique heeft de eer u op 2 en 9 oktober 2019 uit te nodigen op een serie avondlezingen ‘Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw’.

Deze lezingen zullen doorgaan in het Palais provincial de Namur en worden gehouden in het Frans.

Het is aan te raden dat deelnemers zich inschrijven op de website door op de lespagina te klikken op de knop “inschrijven”. Indien dit niet mogelijk is, kan de inschrijving aan de receptie gebeuren met behulp van papieren formulieren.

© beelden (links naar rechts, boven naar onder): pics-about-space.com/IPCC AR5 (2014)/ wallpaperscraft.com/NOAA/reference.com/thiswallpaper.com

Deze reeks lezingen licht de basisprincipes toe van de atmosferische dynamiek, de fysische oceanografie en het leven in de oceanische ecosystemen. Ook de werking van het klimaatmechanisme en de effecten van de huidige ontregeling ervan worden geïntroduceerd. Het doel is om de belangrijkste concepten te verankeren die toelaten te begrijpen hoe de verstoring van het klimaatmechanisme het leven op aarde, inclusief de menselijke samenleving, kan beïnvloeden.

 

Conferentie 1 – Systeem ‘Aarde’: Atmosfeer, oceaan en cyclus van het leven

Woensdag 2.10.2019 – 17u-19u

De circulatie van de atmosfeer is verantwoordelijk voor de vorming van de dominante winden op Aarde, alsook voor het transport van warmte en aerosols rondom de aardbol. De dominante winden dragen bij tot het ontstaan van de grote oceaanstromingen, maar vormen ook de wieg van lokale fysische fenomenen die essentieel zijn voor het mariene leven. Deze concepten maken het niet enkel mogelijk om de cyclus van het oceaanleven en de structuur van typische oceaanecosystemen voor te stellen, maar kunnen ook worden gelinkt aan de water- en koolstofcycli die zijn geïntegreerd in het klimaatsysteem.

 

Conferentie 2 – Klimatologische verstoring van het systeem ‘Aarde’

Woensdag 9.10.2019 – 17u-19u

De uitstoot van broeikasgassen door de mens ligt aan de basis van de opwarming van de atmosfeer, terwijl de uitgestootte CO2 ook bijdraagt aan de verzuring van de oceanen. Dit heeft gevolgen voor de watercyclus, voor de ecosystemen, voor het klimaat en voor de menselijke samenleving overal ter wereld. Het begrijpen van het systeem « Aarde » en van de klimaatverandering vormen wetenschappelijke doorbraken die ons toelaten de wereld te zien zoals hij is. Deze kennis kan de perceptie van de mens ten aanzien van het ecosysteem waarin hij wenst te floreren grondig verstoren.

 

Contactpersonen :

Xavier Desmit (KBIN), xdesmit@naturalsciences.be

Alexis Merlaud (BIRA), alexis.merlaud@aeronomie.be

Publieke raadpleging ‘Verlenging van bestaande concessies voor zand- en grindwinning’

De firma’s Alzagri nv, Belmagri nv en DC Industrial nv deden een aanvraag voor een verlenging en/of uitbreiding van hun concessie voor zand- en grindwinning op het Belgisch Continentaal Plat. De exploitatie van zand is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.

(c) KBIN/K. Moreau

De concessieaanvragen en de milieueffectbeoordelingsrapporten worden hieronder voorgelegd.

Aanvragenaanvraag Alzagri nvaanvraag Belmagri nv, aanvraag DC Industrial nv

Advies

Milieueffectbeoordelingsrapporten: rapport 1, rapport 2, rapport 3, rapport 4

De inzageperiode van de raadpleging loopt van 9 februari t.e.m. 10 maart 2019.

Iedere belanghebbende kan zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 25 maart 2019 overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert, per post of via e-mail.

BMM
T.a.v. Mevr. Brigitte Lauwaert
Vautierstraat 29
1000 Brussel

brigitte.lauwaert@naturalsciences.be

Hoe gezond is onze Noordzee?

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) heeft als hoofddoel tegen 2020 de ‘goede milieutoestand’ te bereiken in het mariene milieu van alle EU-lidstaten. Na de publicatie van een eerste beoordeling van de Belgische mariene wateren in 2012, is 2018 het eerstvolgende rapportagejaar. De samenvattende conclusie van de huidige beoordeling luidt dat de gewenste ‘goede milieutoestand’ nog niet werd bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee. Voor verschillende elementen wordt echter wel een positieve evolutie waargenomen.

Na de Europese lancering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in 2008, werd het kader in 2010 in de Belgische wetgeving opgenomen, gevolgd door de publicatie van een initiële beoordeling van de Belgische mariene wateren (in welke staat van gezondheid verkeert de Noordzee?) en een beschrijving van de ‘goede milieutoestand’ (welke staat willen we bereiken?) in 2012. De milieudoelen die daarbij werden gedefinieerd laten toe de voortgang naar de goede milieutoestand te evalueren. De KRMS voorziet een zesjaarlijkse herziening. Op basis van gegevens verzameld in monitoringsprogramma’s, voornamelijk tijdens de periode 2011-2016, kon  in 2018 dus een nieuwe balans worden opgemaakt. In het nieuwe rapport worden meer dan 50 indicatoren beoordeeld (gegroepeerd in 11 thema’s of ‘beschrijvende elementen’), die samen toelaten om inzicht te verwerven in de huidige gezondheidstoestand van onze Noordzee. De resultaten werden gebundeld in een overzichtelijk rapport, en samengevat op een nieuwe website.

Schuim van Phaeocystis globosa treffen we vooral aan op de stranden tijdens periodes met grote nutriëntenrijkdom. © C. Lancelot.

Het Belgisch deel van de Noordzee

Hoewel de Belgische mariene wateren met een oppervlakte van 3454 km² slechts de oppervlakte van een gemiddelde Belgische provincie hebben, gaat het om een van de meest intensief gebruikte stukken zee op onze planeet. Het is een continue uitdaging om de invloed van diverse menselijke activiteiten (scheepstransport, visserij, zand- en grindwinning, hernieuwbare energie, baggerstorten, watersport, toerisme …) op het mariene milieu binnen aanvaardbare grenzen te houden, en dus te zorgen voor een blijvend evenwicht tussen menselijke invloed en behoud van natuurwaarden. Gezien het belang van grensoverschrijdende stromingen op de toestand van het Belgisch deel van de Noordzee, is voor vele aspecten bovendien een internationale aanpak aangewezen.

Het aantal illegale olielozingen is sterk afgenomen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991. Het optreden van ongelukken waarbij olie vrijkomt kan natuurlijk niet volledig worden uitgesloten. © KBIN/BMM

De belangrijkste resultaten

  • Voor de commerciële visserij, wordt één van de negen gerapporteerde visbestanden beoordeeld als volledig duurzaam bevist (schol). Zeven soorten laten positieve ontwikkelingen opmerken (kabeljauw, wijting, tong, tarbot, griet, schar, bot). Enkel voor tongschar nam de biomassa tijdens de beoordelingsperiode soms af. Het invoeren van ambitieuzere beheerdoelen en een correctere toepassing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vormen hierbij belangrijke verklarende factoren.
  • Eutrofiëring (te grote nutriëntenconcentraties in water, potentieel leidend tot algenbloei en zuurstofgebrek) blijft een probleem in bijna een derde van het Belgisch deel van de Noordzee, met name in de zone langs de kust. Door de aanwezige stromingen resulteert dit echter niet noodzakelijk in ongewenste fenomenen zoals zuurstofgebrek.
  • De polluentenconcentraties in water, biota en sediment zijn nog steeds hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen. De meeste stoffen die niet voldoen behoren tot de groep van persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. Voor bepaalde andere stoffen is verdere uitwerking van streefwaarden op regionaal niveau aangewezen. Er werd wel een positieve evolutie (dus dalende trends) opgemerkt voor verschillende stoffen maar opvolging blijft noodzakelijk, in het bijzonder voor koper dat wegens de ban van TBT (tributyltin) opnieuw veel gebruikt wordt in antifouling verf op schepen. Voor de meeste effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een goede beoordeling bekomen.
Er wordt een duidelijke verbetering waargenomen in de reproductieve toestand van mariene slakken. Op de foto een purperslak (Nucella lapillus) tussen Mosselen (Mytilus edulis) en zeepokken, Zeebrugge. © Franky Bauwens
  • Het voorkomen van visziekten kan nog niet beoordeeld worden en het aantal met olie besmeurde vogels vertoont een sterk afnemende trend, als gevolg van een afname van het aantal illegale olielozingen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991.
  • De concentraties aan vervuilende stoffen in vis- en visserijproducten voor menselijke consumptie voldoen allen aan de Europese gezondheidsnorm.
  • In de beoordelingsperiode werden nog acht nieuwe niet-inheemse soorten geobserveerd, t.o.v. de 42 die reeds geïdentificeerd werden in de periode voor 2011.
  • Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch, dit element vraagt de nodige aandacht.
Voor zwerfvuil op de stranden blijft de toestand problematisch. © KBIN/BMM
  • De effecten van energietoevoer (waaronder onderwatergeluid) op de populaties van mariene biota, zijn nog onduidelijk, hoewel het vluchtgedrag van zeezoogdieren als respons overduidelijk is. De monitoring van omgevingsgeluid wordt op regionale schaal verder uitgewerkt.
  • De toestand van het benthische habitat (de bodem) is niet optimaal, vooral omwille van verstoring door bodemvisserij en slechts in zeer beperkte mate, of enkel lokaal, door andere menselijke activiteiten. De soortensamenstelling van de benthische habitats wijkt, door het gebrek aan langlevende soorten, af van de referentiegemeenschappen.
Van de platte oester (Ostrea edulis) werden tijdens de referentieperiode enkel juveniele exemplaren waargenomen. © KBIN/BMM
  • Voor de stekelrog als indicator voor langlevende soorten wordt een positieve trend waargenomen, wat het potentieel tot herstel ook voor dergelijke soorten illustreert.
  • Voor zeevogels worden de milieudoelen niet gehaald of nemen de aantallen af met huidige dichtheden nog net boven de drempelwaarden.

Conclusies 

  • De goede milieutoestand werd nog niet bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee, hoewel voor verschillende elementen een positieve evolutie werd waargenomen.
  • Voor bepaalde doelen is verdere gegevensverzameling noodzakelijk om tot een conclusie te komen (visziekten, benthische fauna, afval op de zeebodem, …) aangezien de monitoring voor deze aspecten slechts recent werd opgestart. Verder blijkt voor verschillende elementen een nood aan kennis en wetenschappelijke onderbouwing om de beoordeling te vervolledigen en verbeteren (zwerfvuil, onderwatergeluid, cumulatieve effecten, ..).
  • Internationale samenwerking blijft belangrijk aangezien grensoverschrijdende stromingen de toestand van de Belgische wateren in grote mate bepalen.

De KRMS-opvolging en -rapportage worden gecoördineerd door de Dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (DG EM) en de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Naast het KBIN leverden ook de volgende partners een belangrijke bijdrage: Instituut voor Landbouw, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO), Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) & het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).

Vinvis De Haan stierf wellicht natuurlijke dood

De vinvis die op 25 oktober op het strand van De Haan lag, is waarschijnlijk een natuurlijke dood gestorven. Dat blijkt uit de autopsie door de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

De dierenartsen en biologen vonden geen aanwijzingen dat de walvis door menselijke factoren is gestorven. De gewone vinvis (Balaenoptera physalis), een bijna volgroeid mannetje van 18 meter lang en naar schatting 30 ton, was sterk vermagerd en zijn maag bleek nagenoeg leeg. Extra analyses naar de aanwezigheid van enkele bekende virussen waren negatief.

Relaas van de stranding

De dode vinvis was op 24 oktober opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het kadaver in een drukke scheepvaartroute dobberde, hielden de maritieme diensten enkele van hun schepen afwisselend in de buurt van het dier en stuurde de Verkeerscentrale Zeebrugge een algemene waarschuwing uit om schepen op afstand te houden.

Het kadaver van de gewone vinvis werd door het KBIN reeds vanuit de lucht gedocumenteerd. (c) KBIN

Onderzoekers van het Operationeel Directoraat Natuurlijk Milieu van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen voorspelden aan de hand van simulaties – die rekening houden met onder meer zeestroming, wind en golven – dat het kadaver in de nacht van 24 op 25 oktober of tijdens de ochtend van 25 oktober zou aanspoelen tussen Oostende en De Haan. Omdat het kadaver een gevaar kon vormen voor de scheepvaart, en omdat sommige delen van de kust moeilijk toegankelijk zijn voor zwaar materieel, besliste het MRCC Oostende (Marine Rescue and Coordination Centre) samen met de lokale autoriteiten om het gecontroleerd aan land te brengen. Een reddingsschip trok het kadaver naar het strand ter hoogte van Vosseslag, de Haan, waar het rond 02.00 uur arriveerde.

Een simulatie door het KBIN liet toe de zone waar de vinvis zou aanspoelen aan te duiden. (c) KBIN

Behoorlijk vers

Het indrukwekkende stoffelijke overschot van het bijna volgroeide mannetje bleek nog relatief vers. Hij moet zo’n 48 uur voor de start van de autopsie zijn overleden. Maar de ontbinding van grote walvissen gaat heel snel. Een verband met de gewone vinvis die vijf dagen eerder in Nederland werd gefilmd, kon niet worden bevestigd, noch met de waarneming van een ‘walvis’ op 23 oktober in de buurt van de Buitenratel Zandbank.

De gewone vinvis op het strand van De Haan. (c) KBIN

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, kon niet aantonen dat een menselijke factor mee de dood van het dier heeft veroorzaakt. De vinvis was sterk vermagerd, met een heel dunne speklaag en een nagenoeg lege maag. Bijkomende analyses naar enkele virussen – morbilli, herpes, influenza en brucella – waren negatief. Waarschijnlijk stierf het dier dus een natuurlijke dood.

Een unieke kans voor wetenschappers om allerhande stalen te verzamelen! (c) KBIN

Het dier woog naar schatting 30.000 kilogram. Daarvan voerde de Civiele Bescherming 24 ton af naar het bedrijf Rendac voor verwerking. Op vraag van de gemeente De Haan werd de gigantische onderkaak gespaard. Die zal na behandeling door de Universiteit Gent plaatselijk tentoon worden gesteld. Het universiteitsmuseum van de Universiteit Gent zal één van de borstvinnen bewaren. Er zijn ook tal van weefselstalen verzameld, en ook parasieten die op de vinvis leefden.

De autopsie en het opruimen van een dode walvis staat garant voor onsmakelijke beelden. (c) KBIN

Zeldzaam

Vinvissen worden maar heel zelden waargenomen in de Noordzee. De vorige stranding dateert van 1 november 1997. Daarna werd nog twee keer een dode vinvis een Belgische haven binnengebracht op de voorsteven van een schip, in 2009 in Antwerpen en in 2015 in Gent.

De samenwerking tussen de verschillende diensten bij de stranding, de autopsie en de verwijdering verliep uitstekend: het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (Afdeling Scheepvaartbegeleiding, MRCC, DAB Vloot), Ship Support, Scheepvaartpolitie, de diensten van de gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen, de Civiele Bescherming, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het Kabinet van de Staatssecretaris voor de Noordzee, de lokale autoriteiten van De Haan, de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.