Inventariseren van macro- en microplastics in de Belgische visserijgebieden en op de stranden

De onderzoekspartners van het EFMZV-FIVA-onderzoeksproject MarinePlastics hebben het startschot gegeven voor een studie die precies in kaart brengt hoeveel en welke types plastic voorkomen op de Belgische visgronden. Het gaat zowel om grotere stukken afval (macroplastics groter dan 5 mm) als minuscule plasticdeeltjes (microplastics kleiner dan 5 mm).

Europa vraagt al sinds 2012 dat elke lidstaat cijfers verzamelt rond macroplastics op de zeebodem. Vanaf dit jaar moeten er ook data verzameld worden rond microplastics in het sediment en in het water. Ook het afval op de stranden moet van Europa worden gemonitord.

Het project MarinePlastics onderzoekt meteen ook in welke mate er microplastics opduiken in  de commerciële vissoorten uit onze visserijgebieden. De onderzoekers maken het onderscheid tussen de plastic deeltjes in de vissenmaag (die mensen niet mee consumeren) en de visfilet (die we wel opeten).

Onze mariene omgeving staat garant voor een rijke variatie aan plastic en ander afval (© K. Moreau/KBIN)

Macroplastics in zee en aan de kust

Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) verzamelt al bijna 10 jaar op vrijwillige basis gegevens over plastic, dat aan boord van de onderzoeksvaartuigen wordt gehesen binnen bestaande meetcampagnes gericht op de staat van de visbestanden en de impact van menselijk activiteiten op zee. Het plastic dat in de visslepen zit, werd volgens de voorschriften van OSPAR en de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) gesorteerd, beschreven, gemeten en gewogen. Het zijn die data die nu een statistische diepteanalyse ondergaan.

Afval dat van de zeebodem werd opgevist (© ILVO)

Bavo De Witte: “Uit een eerste ruwe interpretatie blijkt al dat de hoeveelheid aangetroffen macroplastic toeneemt, en dat er sprake is van hotspot-vindplaatsen zoals de baggerloswal Zeebrugge Oost waar men havenslib naar toe brengt en waar de stroming een bezinkingseffect teweeg brengt.” De analyse moet kwantitatieve en kwalitatieve trends duidelijk maken. Ook vergelijking met cijfers uit het buitenland wordt mogelijk.

ILVO en de Operationele Directie Natuurlijke Milieus van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN-OD Natuur) willen ook onderzoeken of het afval kan gelinkt worden aan menselijke activiteiten zoals toerisme, industrie of visserij. Daarnaast zal per type afval bestudeerd worden of de hoeveelheden stijgen of dalen.

Het KBIN concentreert zich eveneens op  wat aanspoelt op de Belgische stranden. Die hoeveelheid aangespoeld afval neemt niet af, merken ze uit voorafgaande analyses. Ook op de stranden is de toestand slecht, volgens de  evaluatie van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Groter en kleiner afval (voornamelijk plastic) dat op onze stranden werd verzameld (© K. Moreau/KBIN)

Microplastics in sediment, water en commerciële vis

Microplastics kunnen rechtstreeks in het milieu komen door slijtage van autobanden, via kledij of via zepen en scrubs. Een eerdere studie heeft aangetoond dat tot 50% van deze ‘land-gebaseerde’ microplastics uiteindelijk in zee terechtkomen.

Microplastics accumuleren in het water en op de zeebodem en breken nog verder af tot nanopartikels (kleiner dan 1 micrometer). Vroeg of laat worden deze micro- en nanoplastics opgenomen door vissen, mosselen, garnalen en andere dieren, waardoor ze uiteindelijk in de menselijke voedselketen terechtkomen. Een deel van die kleine plastic deeltjes blijft ongetwijfeld achter in het deel dat we niet opeten, zoals de maag van een vis. Een gedetailleerde karakterisering van microplastics in bepaalde zee- en visserijproducten zal duidelijk maken hoeveel microplastics we nu echt opeten. Dat is belangrijk om de potentiële gezondheidsrisico’s van microplastics te kunnen inschatten.

Microplastic op filter (© ILVO)

“Bij een wetenschappelijke risicoanalyse moeten er namelijk altijd twee factoren in rekening gebracht worden”, verduidelijkt onderzoeker Bavo De Witte. “Ten eerste: in welke mate word je blootgesteld aan de stof – in dit geval microplastics? En ten tweede: is er een toxisch effect dat geassocieerd kan worden met die mate van blootstelling? Geen van deze twee vragen wordt momenteel adequaat beantwoord door de wetenschap. Dus voor we uitspraken kunnen doen over de (on)schadelijkheid ervan, gaan we nu eerst en vooral in kaart brengen hoeveel microplastics een mens precies binnen krijgt.”

Binnen dit project slaan KBIN-OD Natuur en ILVO ook de handen in elkaar om de aanwezigheid van microplastics in het marien milieu te bestuderen. De Europese regelgeving verwacht immers dat elke lidstaat de hoeveelheid microplastics in de zeebodem en zeewater opvolgt.

MarinePlastics is een initiatief van ILVO en KBIN – OD Natuur.

EFMZV – FIVA staat voor Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en Financieringsinstrument voor Vlaamse visserij. Het is een onderzoeksfinancieringskanaal voor visserijgerelateerde onderwerpen via Europese en Vlaamse fondsen.

Documenteren van onderwatergeluid in de Belgische Noordzee

Geluid is overal. Niet alleen op het land, maar ook in de zeeën en oceanen. Sommige geluiden zijn van natuurlijke oorsprong, maar ook menselijke activiteiten dragen bij aan het mariene geluidslandschap. We hebben nog geen goed zicht op de types en de verspreiding van deze onderwater-geluiden, laat staan op de effecten die ze kunnen hebben op de mariene fauna. Eind mei 2019 werd in het Belgische deel van de Noordzee een permanent akoestisch opnamestation geïnstalleerd. Deze belangrijke verwezenlijking is gekaderd in het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS). De nieuwe apparatuur zal wetenschappers helpen begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.

Wetenschappelijk duiker Alain Norro (KBIN/MARECO) bij de voorbereiding van de installatie van het permanent akoestisch opnamestation in de Belgische wateren. © KBIN

Als u zich de onderwaterwereld voorstelt als een stille en serene wereld, moet u die gedachte misschien herzien. Geluiden zijn alomtegenwoordig, ook in het mariene milieu. Onderwatergeluid kan worden geproduceerd door natuurlijke (golven, weer, dieren) en antropogene (scheepvaart, bouw) bronnen. Ons begrip van de effecten van deze geluiden op de mariene fauna is echter nog steeds beperkt. In de afgelopen jaren kreeg de introductie van onderwatergeluid in het mariene milieu meer politieke en wetenschappelijke aandacht en worden er monitoringsystemen opgezet.

Impulsief geluid

Het grootste deel van de monitoring-inspanning gaat naar impulsief geluid. Deze categorie van geluid bestaat uit geluiden met een korte duur (impulsachtig), die grotendeels ongewenst en van antropogene oorsprong zijn. Het heien van funderingspalen bij de bouw van offshore windturbines, sonars en de vernietiging van munitie op zee zijn de bekendste bronnen van impulsief geluid. Deze kunnen schadelijk zijn voor de mariene fauna. Een tijdelijke verplaatsing van Bruinvissen Phocoena phocoena werd al aangetoond tijdens heiwerkzaamheden, en wetenschappers hebben ook enig inzicht gekregen in de effecten van impulsieve geluiden op vissen. Maar om de volledige impact op deze en andere mariene organismen te begrijpen, is nog veel meer onderzoek nodig. De groeiende kennis wordt vertaald in regelgeving. Zo schrijft de Belgische wetgeving nu al voor dat het geluidsniveau van impulsieve geluiden bij heiwerkzaamheden niet hoger mag zijn dan het niveau waarop schadelijke effecten kunnen worden aangetoond. De drempelwaarde is momenteel gedefinieerd op 185 dB op 750 m van de geluidsbron. Wanneer deze grenswaarde wordt overschreden, moeten er geluidsbeperkende maatregelen worden toegepast.

Continu geluid

Ons begrip van de niveaus en ruimtelijke en temporele patronen van continue omgevingsgeluiden in het mariene milieu is momenteel veel minder ontwikkeld. Deze geluiden – meestal van lage frequenties – kunnen een stijgende trend vertonen als gevolg van de toename van menselijke activiteiten zoals scheepvaart, baggerwerk, zandwinning, visserij en duurzame energieproductie op zee. Mogelijke negatieve effecten op de mariene fauna kunnen subtiel en chronisch zijn en zijn daarom moeilijker in te schatten. De beperkte hoeveelheid beschikbare gegevens laat nog geen rapportage aan nationale en internationale beleidsmakers toe.

De Westhinder meetpaal. © A. Norro/KBIN

Doorlopende monitoring van het onderwatergeluid

Aangezien de geluidsbronnen, de geluidsoverdracht en de verspreiding van kwetsbare soorten allemaal grensoverschrijdende kwesties zijn, moeten deze ook grensoverschrijdend worden aangepakt. De internationale rapportage-verplichtingen van de EU-lidstaten in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) vormen een sterke stimulans voor de ontwikkeling van een regionale aanpak, zowel wat het monitoren als de methodologie betreft. België heeft zich effectief geëngageerd om bij te dragen tot een dergelijke internationale aanpak en de resultaten te gebruiken voor de nationale evaluatie. Om dit te bereiken, sloot het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) zich aan bij het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS).

In dit project is KBIN onder meer verantwoordelijk voor de installatie van een permanent akoestisch opnamestation in het Belgische deel van de Noordzee. Het Westhinderplatform werd als geschikte locatie gekozen. De Westhinder fungeerde aanvankelijk als een automatisch elektronisch lichtplatform, en speelt nu ook een belangrijke rol als knooppunt van het monitoringnetwerk van het Vlaams Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust. Eind mei 2019 werd het geluidsopnamestation JOMOPANS aan dit platform toegevoegd. Technici van respectievelijk het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust en wetenschappelijke duikers van het KBIN zorgden respectievelijk voor het lucht- en onderwatergedeelte van de installatie. Het instrument zal continu omgevingsgeluid monitoren dat wordt gegenereerd door zowel natuurlijke als antropogene bronnen. Bekijk de illustratieve video!

Naar een op kennis gebaseerd beheer

“Het recent geïnstalleerde akoestische opnamesysteem zal de hoogwaardige data leveren die nodig zijn om de types (niveau en frequentie) en timing van geluiden rond het Belgische meetstation te beschrijven.” zegt Alain Norro, wetenschappelijk duiker van het KBIN. “In combinatie met de gegevens van andere JOMOPANS stations, zullen we zo beginnen te begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.” Het Belgische station zal dan ook een essentieel onderdeel zijn van het netwerk dat de nodige informatie zal leveren om wetenschappers en beheerders in staat te stellen omgevingslawaai te integreren in hun beoordeling van de milieutoestand van de Noordzee. In een volgende stap zal de doeltreffendheid van verschillende opties om de potentiële milieu-impact van omgevingslawaai in het Noordzeebekken te verminderen, worden geëvalueerd.

JOMOPANS is een Interreg-project (Noordzeeregio) dat wordt gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie. Het projectconsortium bestaat uit 11 partners uit 7 landen (RBINS is de enige Belgische partner) en wordt gecoördineerd door Rijkswaterstaat (Nederland).

Zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’ in De Haan

Van 1 juli tot 31 augustus 2019 loopt in het gemeenschapshuis ‘t Schelpestik te De Haan (Vosseslag 131, 8420 De Haan) de zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Het lokale aanspoelen van de vinvis Antonius in oktober 2018 vormde de aanleiding voor het initiatief, en diverse skeletonderdelen van dit imposante dier keerden inmiddels terug naar De Haan om de ruggengraat van de tentoonstelling te vormen. De gemeente De Haan spaarde daarnaast echter ook geen moeite om diverse experten en collecties aan te spreken en aldus een unieke verzameling zeezoogdierenbeenderen en walvisgerelateerde items samen te brengen. De tentoonstelling is in deze periode dagelijks te bezoeken tussen 10 en 13 uur en van 14 tot 17 uur, en de toegang is gratis. Een tip voor de zomermaanden!

© KBIN/K. Moreau

Antonius

Op 24 oktober 2018 werd het kadaver van een Gewone Vinvis Balaenoptera physalus opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het in een drukke scheepvaartroute dobberde, werd beslist om het gecontroleerd aan land te brengen. Op 25 oktober, rond 02.00 uur ‘s nachts, arriveerde het kadaver zo op het strand van Vosseslag, De Haan. Binnen één dag was alles opgeruimd. Haast was nodig omdat er een springtij zat aan te komen. “Het was aan fantastische ervaring om getuige te zijn van de perfecte samenwerking tussen vele overheidsdiensten, op elk bestuursniveau, en wetenschappelijke instellingen, met als resultaat een grondig wetenschappelijk onderzoek én een snelle en efficiënte verwijdering van de resten.” zegt Jan Haelters, coördinator van het Belgische strandingennetwerk en marien bioloog aan het KBIN, met terechte fierheid.

Opruimen van het kadaver van vinvis Antonius © KBIN/J. Haelters

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, wees uit dat het bijna volgroeide mannetje, 18 m lang en ca 30.000 kg zwaar, waarschijnlijk een natuurlijke dood was gestorven. “Ik zag meteen het potentieel van deze gebeurtenis, en verzocht de gemeenteraad om toestemming om delen van het skelet te laten prepareren.” deelt Wilfied Vandaele, burgemeester van De Haan, mee. Die toestemming kwam er, en de faculteit Diergeneeskunde van de UGent prepareerde naast de onderkaken ook een borstvin en een ruggewervel van de walvis, die intussen de naam Antonius had gekregen.

De indrukwekkende kaken van vinvis Antonius zijn terug in De Haan en vormen de centrale blikvangers van de tentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Meerdere personen passen er netjes in. © KBIN/K. Moreau
Borstvin van Antonius © KBIN/K. Moreau

Zeezoogdieren in De Haan

Vinvis Antonius vormt uiteraard de blikvanger van de tentoonstelling, maar met dit dier was De Haan op het vlak van onfortuinlijke zeezoogdieren niet aan haar proefstuk toe. “Van een aantal zeldzame specimens die in deze gemeente aanspoelden werden eerder ook reeds delen geprepareerd en ondergebracht in de collectie van het KBIN.” verduidelijkt Olivier Pauwels, conservator van de vertebratencollectie van het KBIN. Burgemeester Vandaele voegt hieraan toe “We kregen enkele skeletten en overblijfselen van zeezoogdieren in bruikleen, bijvoorbeeld de schedel van een in 1843 bij ons aangespoelde jonge Orka Orcinus orca. Deze items worden in het tweede deel van de tentoonstelling gebruikt om het leven en de problemen van zeezoogdieren te belichten.”

Schedel van de jonge Orka die in 1843 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Verder vonden ook twee schedels van Gewone Spitssnuitdolfijnen Mesoplodon bidens (moeder met jong, aangespoeld in 1933 te Harendijke in de deelgemeente Wenduine) en eentje van een Griend Globicephala melas (aangespoeld in 1995 in De Haan) hun weg van Brussel naar de zomerexpo. En omdat deelgemeente Wenduine een bijzondere relatie heeft met de Bruinvis Phocoena phocoena (de soort figureert in het wapenschild van Wenduine), werd ook een schedel van een Bruinvis aan de door het KBIN uitgeleende verzameling toegevoegd. “Dankzij vinvis Antonius en de eerder in De Haan aangespoelde dieren, en dankzij de samenwerking met de gemeente De Haan, krijgen we de kans om twee grote pijlers van ons instituut – onderzoek en collectie – aan elkaar te verbinden en samen in de kijker te plaatsen!” glundert Kelle Moreau, marien bioloog en woordvoerder van het KBIN.

Schedel van het volwassen vrouwtje Gewone Spitssnuitdolfijn dat in 1933 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Extra informatie en activiteiten

Tot slot bezochten medewerkers van De Haan ook het Nederlandse natuurcentrum Ecomare uit Texel. Hier werden enkele dolfijnenskeletten ontleend, en een reeks historische gebruiksvoorwerpen die verband houden met de walvisjacht. In de rand van de expositie vinden bovendien nog een aantal nevenactiviteiten plaats. Zo zijn er onder meer een fiets- en wandelzoektocht en crea-workshops voor kinderen.

De unieke combinatie van het verhaal (en onderdelen) van Antonius met diverse andere biologische en historische verhalen, verteld aan de hand van zeldzame artefacten, uitgewerkt op overzichtelijke infopanelen en uitgebreid met aanvullende activiteiten, maakt dat ‘Kijk, een walvis’ de moeite van een bezoek meer dan waard is! Een aanrader voor jong en oud, en een waardevolle tip voor de zomermaanden!

Mummies in Afrika

… of toch zo dicht als je in Brussel bij Afrika kan zijn. Op vrijdag 14 juni bezocht het MUMM-team van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur-wetenschappen (KBIN) in het kader van hun jaarlijkse teambuilding immers het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren.MUMM (in het Nederlands beter bekend als de BMM) staat voor ‘Management Unit of the Mathematical Model of the North Sea’ en groepeert de KBIN-wetenschappers die de overheid adviseren in verband met menselijke activiteiten in het Belgisch deel van de Noordzee (het MARIMA-team), het luchttoezicht uitvoeren (het SURV-team, waarbij ook de OO-MMM-piloten werden uitgenodigd) en daarnaast onder meer ook de federale monitoring van zeezoogdieren op zee uitvoeren, het strandingennetwerk coördineren, eutrofiëring bestuderen en aan Europa rapporteren over de gezondheids-toestand van ons stukje Noordzee. Ook de ontwikkeling en het onderhoud van wetenschappelijke websites en toepassingen van de Operationele Directie Natuurlijk Milieu (OD Natuur, de grootste wetenschappelijke directie binnen het KBIN) gebeurt door specialisten van MUMM (het SWAP-team). Een groot en divers team dus, dat tijdens de teambuilding-dag een aantal keren verschillend werd opgedeeld om werknemers met verschillende taken/moedertalen met elkaar in contact te brengen!Voor het bezoek aan het AfricaMuseum kozen de mummies voor de gidsbeurt ‘A blend of Central Africa’, waarin gedurende twee uren onder meer werd stilgestaan bij de materiële cultuur, het immaterieel erfgoed en de biodiversiteit van Centraal Afrika. Er kon natuurlijk ook niet worden voorbij gegaan aan de Belgische koloniale geschiedenis, en hoe we daar in de huidige context mee om kunnen gaan. Hedendaagse thema’s als de multiculturele samenleving en duurzame ontwikkeling maakten het verhaal af. Sommigen waagden zich ook aan enkele Afrikaanse danspasjes.Na het interessante museumbezoek en een wandeling bij perfecte weersomstandigheden maakten we voor de lunch onze opwachting in het Tervuurse restaurant De Linde, waar we genoten van de juni-editie van het marktmenu. De opeenvolging van zeer gesmaakte voorproevertjes, voorgerechten, hoofdgerechten en desserts, vergezeld van aperitieven en aangepaste wijnen (uiteraard optioneel), maakte dat we het restaurant voldaan verlieten.De productie van een groepsfoto was zowat het enige waartoe we nadien nog in staat waren. Uit pure noodzaak zochten we daarna een naburig terrasje op, om verder te bekomen van het feestmaal.

Wie hard werkt, moet af en toe ook  hard ontspannen!

Boven, van links naar rechts: Ronny Schallier, Yolande Maes, Karien De Cauwer, Alexander Vermeire, Jan Haelters, Brigitte Lauwaert, Mia Devolder, Abdel Eslama, Geert Present, Kelle Moreau / Onder, van links naar rechts: Samuël Orsi, Lucien Schwind, Nabil Youdjou, Annelore Van Nieuwenhove, Ruth Lagring, Dries Noppen, Ward Van Roy, Kobe Scheldeman, Michel Kapel, Pieter Janssens

Zeezoogdieren in België in 2018

Wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen vatten de beschikbare informatie over zeezoogdieren in België in 2018 samen in het rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke andere soorten in België in 2018. De nieuwste editie bevat naast een bespreking van de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren, opmerkelijke vissen en een Lederschildpad in 2018 ook opiniestukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Kadaver van Gewone vinvis in de Belgische wateren op 24 oktober 2018 (© KBIN/SURV)

Het KBIN heeft, zoals elk jaar, gegevens samengebracht over zeezoogdieren in België, met medewerking van SEALIFE Blankenberge, de Universiteit van Luik en Natuurpunt. In 2018 spoelden 134 zeezoogdieren dood of stervend aan in België, waarvan 89 Bruinvissen, 1 Witsnuitdolfijn, 1 Gewone vinvis, 18 Grijze zeehonden, 11 Gewone zeehonden en 14 zeehonden die niet tot op soort gebracht werden. Daarnaast verzorgde SEALIFE Blankenberge 30 zeehonden: 17 Grijze en 13 Gewone (het hoogste aantal Grijze zeehonden ooit, en voor het eerst meer Grijze dan Gewone zeehonden).

Kadaver van Gewone vinvis op het strand van De Haan op 25 oktober 2018 (© KBIN/Jan Haelters)

Van de Bruinvissen met gekende doodsoorzaak was 10% gestorven door verdrinking in visnetten, en 30% door predatie door Grijze zeehonden. De Gewone vinvis, een mannetje van 18 m lang dat dood op zee gevonden was, was vermoedelijk door een natuurlijke doodsoorzaak gestorven. Het aantal gestrande dode en stervende zeehonden (43) was het hoogste aantal ooit. Zes van de Grijze en één van de Gewone zeehonden waren vermoedelijk gestorven door incidentele vangst. Een Grijze zeehond stierf verstrikt in een stuk nylon touw, en een andere stikte in een platvis.

Tuimelaars in de Belgische wateren op 16 juli 2018 (© KBIN/SURV)

De meest opvallende waarnemingen in 2018 waren zeer hoge aantallen Bruinvissen in april (geschat op bijna 20.000 in onze wateren, op basis van tellingen vanuit de lucht) en het relatief frequent voorkomen van Tuimelaars.

Het jaarrapport bevat verder kaderstukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Gewone zeehonden in de haven van Nieuwpoort op 17 november 2018 (© Linda Vanthournout)

Geïnteresseerden kunnen het nieuwe rapport, alsook voormalige rapporten, bekomen via www.marinemammals.be/reports.

Meer dan 40 ondertekenaars van de Brusselse Verklaring over klimaatverandering en oceanen

Op 19 februari vond de internationale conferentie ‘Climate Change and Oceans Preservation’ plaats op initiatief van de twee Belgische ministers van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling en van de Noordzee. De Verklaring van Brussel werd enthousiast ontvangen op de conferentie en de steun blijft komen. 33 landen en 11 organisaties hebben de verklaring ondertekend.

De Verklaring van Brussel roept op om vooruitgang te maken in een aantal lopende processen, in het bijzonder de onderhandeling van een nieuw verdrag over biodiversiteit op hoge zee en de nieuwe doelstellingen onder het Biodiversiteitsverdrag.

De Verklaring heeft ook als grote verdienste de vele bestaande engagementen rond oceanen en klimaat voor het eerst samen te brengen in één document dat landen ondertekenen en roept op om een passend gevolg te geven aan het oceanenrapport van de VN-klimaatcommissie dat in september 2019 uitkomt.

Landen maar ook organisaties hebben de verklaring ondertekend

Verschillende landen ondersteunen de verklaring: Europese landen maar ook landen uit Afrika, Latijns-Amerika, Azië en vele eilanden. Chili, waar de volgende klimaatconferentie (COP25, of “the Blue COP”, zoals de Chileense Minister voor Leefmilieu het noemt) in december 2019 zal plaatsvinden, heeft zich ertoe verbonden de doelstellingen van de verklaring op deze conferentie te bevorderen. Onder andere de volgende landen ondertekenden de verklaring: België, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Noorwegen, Ijsland, Monaco, Gabon, Ivoorkust, Marokko, Kaapverdië, Chili, Costa Rica, Nicaragua, Peru, Tadzjikistan, Dominicaanse Republiek, Gemenebest Dominica, Marshalleilanden, Sao Tome en Principe, Seychellen, St. Lucia, St. Kitts en Nevis, St. Vincent en de Grenadines … Er tekenden ook verscheidene internationale organisaties waaronder: EIB (European Investment Bank), Future Ocean Alliance (een onafhankelijke organisatie die wordt gefinancierd door de Global Environment Facility – ’s werelds grootste donor voor milieuverbeteringsprojecten), Wind Europe, Ocean Energy Europe, Air Centre, Natural Resources Defense Council (NRDC), Global Ocean Trust, Ocean Care, de KBRV (Koninklijke Belgische Redersvereniging), het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) en het KBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen).

Tijdens een event dat begin april in New York door de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Verenigde Naties georganiseerd werd, riep de Belgische ambassadeur landen op om zich bij deze groeiende groep te voegen. De nieuwe ondertekenaars werden op 7 mei door Ministers Marghem en De Backer uitgenodigd voor de tweede ondertekeningsceremonie op de FOD Volksgezondheid.

“De toestand van de biodiversiteit is helaas een uiterst zorgwekkende actuele kwestie geworden. Met de Verklaring van Brussel wil de federale overheid zich er samen met de ministers, ambassadeurs en vertegenwoordigers van 33 landen en verschillende organisaties toe verbinden om de uitdaging van de klimaatimpact op de oceanen aan te gaan. Ik roep andere landen op om zich bij ons aan te sluiten om ons optreden op Europees en internationaal niveau te versterken”, voegde Marie Christine Marghem toe.

Omzetten in de praktijk

België timmert al meteen druk aan de weg om de verklaring in de praktijk om te zetten. Onlangs zaten Belgische en Europese oceaan- en klimaatonderhandelaars samen om te kijken hoe ze oceanen concreet deel kunnen laten uitmaken van de volgende klimaat-COP en België trekt mee de groep van de “Friends of the Blue COP”. 2019, met op het einde de blauwe klimaattop, is een unieke kans om klimaatmaatregelen aan te gaan voor de oceaan.

Om de daad bij het woord te voegen, heeft Minister De Backer op 7 mei ook officieel de Belgische steun uitgesproken voor het 30×30 initiatief, een call for action om tegen 2030 30% van de oceaan te beschermen. Ons land heeft niet minder dan 35% van het Belgische deel van de Noordzee beschermd, maar om de oceaan echt een kans te geven tegen klimaatverandering is een netwerk van grote en efficiënte mariene beschermde gebieden nodig. België zal dit objectief pushen in de verschillende klimaat-, oceaan- en biodiversiteitsprocessen.

“Alleen door internationaal samen te werken kunnen we de klimaatverandering en de nadelige effecten ervan op zeeën en oceanen tegengaan. Iedereen moet een inspanning leveren. Daarom onderteken ik het internationale engagement om tegen 2030 30 procent van onze oceanen te beschermen. België is nog ambitieuzer en beschermt vandaag al 35 procent van onze Noordzee. Samen houden we oceanen en zeeën proper”, concludeerde Philippe De Backer.

Tekst: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties roept op tot een beter bestuur van de mondiale zandvoorraden.

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP – United Nations Environment Programme) lanceerde op 7 mei 2019 in Genève een nieuw rapport waarin de standpunten van verschillende belanghebbenden in verband met de duurzaamheidsuitdagingen van zandwinning en zandgebruik worden onderzocht. UNEP wil met dit rapport een wereldwijde discussie over zandwinning stimuleren, in aansluiting op de recente goedkeuring van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering.

Duurzaamheidsuitdagingen bij de wereldwijde ontginning en gebruik van zandvoorraden

De schaal waarop zand- en grindwinning wereldwijd plaatsvindt, maakt het één van de grote duurzaamheidsuitdagingen van de 21e eeuw. Jaarlijks wordt naar schatting 40 tot 50 miljard ton zand gewonnen uit groeven en putten, in rivieren, langs kusten en in het mariene milieu. De groeiende wereldbevolking, de verstedelijking, verschuivingen in onze consumptiepatronen, en de hiermee gepaard gaande ontwikkeling van infrastructuur, zijn belangrijke factoren die de ontginning van gemakkelijk beschikbare zandbronnen hebben doen verdrievoudigen over de laatste twee decennia. Zonder zand immers geen beton, geen asfalt, geen glas, … en dus ook geen scholen, ziekenhuizen, wegen, zonnepanelen en andere noodzakelijke infrastructuur. Ook waterzuivering en landwinning zijn grote gebruikers. Zand wordt zelfs gebruikt bij de industriële productie van electronica en cosmetica … Na water is het tegenwoordig de meest ontgonnen natuurlijke hulpbron. Verder hebben dammen en winning de sedimenttoevoer van rivieren naar veel kustgebieden verminderd, wat heeft geleid tot verminderde afzettingen in rivierdelta’s en versnelde stranderosie.

De groeiende trend van niet-duurzame en illegale zandwinning in mariene, kust- en zoetwater-ecosystemen heeft verstrekkende gevolgen voor het milieu, de maatschappij en de economie (bv. toerisme, visserij). Wetenschappelijk onderzoek en opvolging, alsook een adequaat beleid ter ondersteuning van een verantwoorde winning en consumptie, lopen in grote delen van de wereld echter achter. De internationale handel in zand en grind blijft intussen verder groeien. Door de grote vraag in regio’s zonder lokale zand- en grindvoorraden zal deze bedrijfsactiviteit naar verwachting met 5,5% per jaar toenemen. Als gevolg van internationale zandwinningsverboden, zandwinning voor landwinningsprojecten, en de effecten van ongereguleerde zandwinning in internationale rivieren, is zand- en grindwinning ook een snel groeiende grensoverschrijdende kwestie geworden.

Er is geen wereldwijde monitoring van het zandgebruik. Cement is echter goed gerapporteerd. Uit de monitoring van deze gegevens blijkt dat de cementproductie de afgelopen twee decennia is verdrievoudigd. (© UNEP/GRID-Geneva)

Nieuwe oplossingen voor een beter bestuur van wereldwijde zandreserves

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties erkent de noodzaak om de wereldwijde beleidslijnen en normen in overeenstemming te brengen met de plaatselijke beschikbaarheid van zand, de ontwikkelingsbehoeften en de handhavingsrealiteit, en zet zich in om deze uitdagingen onder de aandacht te brengen om, samen met alle stakeholders, beter te besturen. De organisatie kijkt dan ook uit naar de verdere ontwikkeling van doeltreffende instrumenten die een betere opvolging van de winning en het gebruik van zandvoorraden, en een efficiënte besluitvorming in verband met het beperken van de gevolgen van zandwinning, mogelijk zullen maken.

Zandverwerking aan land (© Shutterstock)

Het nieuwe rapport ‘Sand and Sustainability: Finding New Solutions for Environmental Governance of Global Sand Resources’ is geënt op deze thematiek. Het vestigt de aandacht op de duurzaamheidsuitdagingen en oplossingen voor de zandwinning en -consumptie, en beveelt gezamenlijke acties aan om de bestaande normen te actualiseren, monitoringprogramma’s op te zetten en een dialoog op gang te brengen in de gehele gebruiksketen. Bijkomend wordt gepleit om onnodige zandconsumptie te vermijden, toenemend gerecycleerde en alternatieve materialen te gebruiken, en milieu-impacten te reduceren door meer verantwoorde ontginningspraktijken. Het rapport kwam in oktober 2018 tot stand tijdens een dialoog tussen deskundigen, gefaciliteerd door UNEP/GRID-Genève (GRID = Global Resource Information Database) en de Universiteit van Genève met financiering van het Zwitserse Federale Ministerie van Milieu.

VN-resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen

Het ‘Sand and Sustainability’-rapport sluit aan op de recente goedkeuring (april 2019) van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering, en werd officieel voorgesteld op 7 mei 2019 in het Palais des Nations, Genève, in aanwezigheid van Mevr. Joyce Msuya, waarnemend directeur van het UNEP. De resolutie stuurt aan op het verzamelen van informatie over duurzame praktijken en kennishiaten, en op het oplijsten van uitvoeringsstrategieën en beoordelingsmethodes. Verslag dient te worden uitgebracht aan de vijfde zitting van de milieuvergadering van de Verenigde Naties.

Lossen van zand dat op zee werd gewonnen, Oostende, België (© KBIN)

Mariene zandontginning in België

Intussen investeert België verder in een beter beheer van haar minerale grondstoffen. In de Belgische mariene wateren wordt al meer dan 40 jaar zand ontgonnen onder de bevoegdheid en controle van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. “Om het beheer op de lange termijn te ondersteunen, werd voor het Belgisch en zuidelijk Nederlands deel van de Noordzee een geologische kennisbasis ontwikkeld die de beschikbare hoeveelheden per zandkwaliteit bevraagbaar maakt.” verduidelijkt Vera Van Lancker van de onderzoeksgroep ‘Suspended Matter and Seabed Monitoring and Modelling’ van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “Een koppeling met een numeriek instrumentarium laat bovendien toe om verschillende impactscenario’s van extractie te verrekenen.” Het eindrapport van het project TILES of  ‘Transnational and Integrated Long-term Marine Exploitation Strategies’ is beschikbaar op de website van het Belgisch Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Gezien de voorraden niet onuitputbaar zijn, wordt gepleit voor meer doordachte ontginningsstrategieën.

Zand is geen hernieuwbare grondstof. (© Shutterstock)

Het nieuwe onderzoeksschip zal de Belgische traditie eren en als ‘RV Belgica II’ door het leven gaan

Op 6 november 2018 lanceerde het kabinet Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische onderzoeksschip te bepalen. Na een eerste fase, waarin scholen namen konden suggereren, en een tweede fase, waarin iedereen kon kiezen uit zes resterende voorstellen, maakte de Minister voor Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de eindwinnaar bekend. Het publiek verkoos overtuigend om de historie van de Belgische mariene wetenschappen en onderzoeksschepen te eren, en het nieuwe schip ook onder de naam Belgica II de zeeën op te sturen!

‘Artist’s Impression’ van de Belgica II (© Freire Shipyard/Rolls-Royce Marine AS)

Minister Sophie Wilmès: “Hoewel de naam Belgica II misschien minder originaliteit bevat dan de andere kanshebbers in deze wedstrijd, kent deze naam een ongeëvenaarde symboliek. Het nieuwe schip zal de Belgische kleuren blijven dragen en herinnert er tegelijkertijd aan dat ons land in staat is tot grote projecten, zoals dat ook het geval was bij het schip dat over de zeeën voer in opdracht van Adrien de Gerlache in de negentiende eeuw. Daar de wetenschappelijke doelstellingen binnen de huidige context enigszins zijn veranderd, lijdt het geen twijfel dat de Belgica II een belangrijke bijdrage zal leveren aan de wetenschappelijke wereld. Grote hedendaagse kwesties zoals de strijd tegen de opwarming van de aarde of de bescherming van het milieu vereisen de bijdrage van de wetenschap. Ik ben heel blij dat België dankzij dit nieuwe schip aan dat onderzoek kan deelnemen.”

Bekendmaking van de naam ‘Belgica II’ door Minister Wilmès (Wetenschapsbeleid) en de leerlingen van klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik (© KBIN)

Achtergrond

Na 35 jaar dienst, meer dan 1.000 wetenschappelijke expedities en meer dan 900.000 afgelegde kilometers op de teller (>22,5 keer rond de aarde), is het Belgisch oceanografisch onderzoeksschip RV Belgica (bouwjaar 1984; ‘RV’ staat voor Research Vessel) aan vervanging toe. Daarom nam de federale regering op 28 oktober 2016 de beslissing om een nieuw modern onderzoeksschip te laten bouwen. Het contract werd binnengehaald door de Spaanse scheepsbouwer Freire Shipyard en scheepsdesigner Rolls-Royce Marine AS, en ging op 8 juni 2018 van start (de kostprijs bedraagt circa 54 miljoen euro – btw inbegrepen). Sindsdien werden de gedetailleerde plannen van het schip uitgetekend, en werden schaalmodellen uitgetest. Op 27 maart 2019 vond de kiellegging plaats, het equivalent van de eerste steen bij een gebouw. Een heuglijk feit! Het nieuwe onderzoeksschip zal eind 2020 operationeel zijn, en zal de mariene onderzoeksgemeenschap verder kunnen ondersteunen voor de volgende 30 jaar.

Kiellegging van Belgica II bij Freire Shipyard in Vigo, Spanje, op 27 maart 2019 (© KBIN).

Naamgeving

Een nieuw schip dient natuurlijk ook een naam te krijgen. Het kabinet Wetenschapsbeleid lanceerde daartoe op 6 november 2018 een wedstrijdprocedure. In een eerste fase – die liep tot 31 januari 2019 – werden klassen van het eerste tot en met vierde jaar van het secundair onderwijs van erkende Belgische scholen uitgenodigd om voorstellen in te dienen, waarbij geldige voorstellen dienden te bestaan uit een passende naam en een origineel filmpje waarin de naamkeuze enthousiast wordt toegelicht. De cijfers leren ons dat in België te weinig studenten kiezen voor een wetenschappelijke opleiding. Door hen te betrekken hopen we meer interesse op te wekken en aan een groter wetenschappelijk bewustzijn bij te dragen.

Na een eerste selectie door de projectpartners brak de tweede fase van de naamgevingswedstrijd aan, waarin beroep werd gedaan op het grote publiek. Van 27 februari tot en met 27 maart 2019 kon iedereen via een online module kiezen uit de zes resterende namen en aldus mee bepalen onder welke naam het nieuwe schip over onze zeeën en oceanen zal varen. Er kwam een overtuigende winnaar uit de bus: het voorstel Belgica II kon rekenen op 33,2 % van de stemmen! De opvolgers zijn Stella Maris (20,1 %), Impact (18,6 %), Oddysea (18,1 %), Belsora (5,2 %) en Lab Mare (4,8 %).

De naam Belgica II werd op 25 april 2019 aan boord van de huidige RV Belgica voorgesteld door Sophie Wilmès, de Minister bevoegd voor Wetenschaps-beleid, in aanwezigheid van de leerlingen van de winnende klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik. De leerlingen van deze klas mogen zich terecht ambassadeur van het nieuwe onderzoeksschip noemen, en konden de zeebenen testen op een dagtrip met het huidige onderzoeksschip RV Belgica. In het filmpje berichten zij onder de vorm van een nieuwsuitzending over hun keuze voor de naam Belgica II, waarbij ze duidelijk de Belgische kaart spelen, en onder meer verwijzen naar de Zuidpoolexpeditie van De Gerlache die in 1897-1899 plaatsvond en de eerste was om op de Zuidpool te overwinteren.

Een selectiejury bepaalde overigens ook welk filmpje het meest kon overtuigen, waarbij originaliteit voorop staat. Ook de klas die deze productie realiseerde – klas 4B van het Institut de la Providence de Champion uit Namen – zal eind mei een dagtrip met RV Belgica cadeau krijgen. Hun filmpje was geïnspireerd op de Belgische striphelden Kuifje en Professor Zonnebloem.

Onze wetenschappers verdronken haast in de aandacht van de leerlingen, de pers en de Minister (© KBIN)

Toekomst van de nieuwe Belgica

In vergelijking met zijn voorganger zal de nieuwe RV Belgica groter zijn (circa 70 m lang t.o.v. 50 m) en meer ruimte bieden aan de wetenschappers (een verdubbeling aan laboratoriumruimte met een capaciteit om tot 28 wetenschappers aan boord te nemen). Het wordt uitgerust met de modernste wetenschappelijke apparatuur die onder meer toelaat om stalen te nemen tot op 5.000 m diep. Het nieuwe schip zal ook een stil schip zijn (belangrijk voor o.a. visserijonderzoek) met een lichte ijsversterking om tijdens de zomer onderzoek te kunnen doen aan de noordpoolcirkel. Hoewel de Noordzee het belangrijkste focusgebied van het nieuwe schip blijft, strekt het onderzoeksgebied zich verder uit ten opzichte van de huidige RV Belgica:  noordwaarts tot boven de noordpoolcirkel, verder naar het zuiden inclusief de Middellandse Zee en Zwarte Zee en westwaarts naar de Atlantische Oceaan. Het schip zal over een autonomie van 30 dagen beschikken en jaarlijks tot circa 300 dagen op zee onderzoek uitvoeren.

De nieuwe Belgica zal de navolging van de nationale en internationale verplichtingen garanderen en de continuïteit in de ondersteuning van mariene wetenschappen verzekeren. Ook de internationale dimensie van wetenschap krijgt daarbij de nodige aandacht, en dit niet enkel voor de Belgische wetenschappers maar ook voor hun Europese collega’s. Net zoals de huidige RV Belgica in deze context reeds onderdeel van het Europese EUROFLEETS-netwerk vormde (waarin Europese wetenschappers scheepstijd op buitenlandse onderzoeksschepen kunnen verkrijgen), zal ook de nieuwe RV Belgica actief blijven binnen dit netwerk. Ook onder de paraplu van de European Marine Board werkt België mee aan een studie over de status van de Europese vloot van onderzoeksschepen, en bepaalt het de sleutelrol die deze schepen nu en in de toekomst spelen in het streven naar een beter begrip van de oceanen, de functies die deze voor ons kunnen vervullen, en de randvoorwaarden binnen dewelke menselijke activiteiten kunnen worden toegestaan. Een ‘European Marine Board Position Paper’ over deze thematiek zal in de herfst van 2019 worden gepubliceerd. Dankzij de nieuwe RV Belgica en de Europese omkadering blijft België mee op de voorgrond van de zeegerelateerde wetenschap en technologie, en helpt het verzekeren dat Europa een wereldleider kan blijven in zeewetenschap en exploratie.

Tijdens de bekendmaking van de naam RV Belgica II, was het erg druk op RV Belgica (© KBIN)

 

Het project ‘NewRV’ kwam tot stand dankzij de samenwerking tussen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), het Ministerie van Defensie en het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). De nieuwe Belgica zal eigendom zijn van de Belgische Staat, vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Het operationeel beheer zal worden voorzien door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in samenwerking met Defensie.

Meer informatie over het project ‘NewRV’ en de technische specificaties van het nieuwe schip kan worden geraadpleegd op www.belspo.be/NewRV, waar ook het bouwproces kan worden gevolgd.

Luchtobservaties boven de Noordzee in 2018

In 2018 realiseerden we in kader van het nationale programma voor luchtobservaties 225 vlieguren boven de Noordzee. Deze bijdrage lijst de belangrijkste resultaten op. De focus ligt hierbij op de kerntaken: toezicht op zeeverontreiniging en monitoring van het mariene milieu. Er werden 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen, en bij 73 schepen werden na bemonstering van hun rookpluimen verdachte zwavelwaarden opgemeten. Met deze zwavelemissiemonitoring vervult België een internationale trekkersrol die aanzienlijke interesse opwekt tot ver buiten Europa. Het vliegtuig nam ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee. Verder voerde het team enkele belangrijke zeezoogdierentellingen uit, met recorddensiteiten van bruinvissen waargenomen in het voorjaar van 2018.

Het Kustwachtvliegtuig OO-MMM in actie. (c) KBIN/BMM

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2018 225 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de wetenschappelijke dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (178 uren).

  • 162 uren in het kader van taken van de Belgische kustwacht:
    • 121 uren pollutiecontrole: ongeveer de helft voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en de helft voor de monitoring van de zwaveluitstoot door schepen (MARPOL Annex VI / SECA handhaving);
    • 37 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse Dienst Zeevisserij;
    • vier uren als reactie op specifieke oproepen en luchtsteun aan pollutie- bestrijdingsoefeningen
  • 16 uren zeezoogdierenmonitoring

Een kleiner deel  (47 uren) werd aan internationale vluchten besteed, waarvan 25 uren aan de monitoring van zwaveluitstoot in de Nederlandse wateren in opdracht van de Nederlandse overheid (Inspectie Leefomgeving en Transport) en 22 uren aan de Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee, een internationale opdracht in het kader van het Bonn Akkoord.

Scheepslozingen

In 2018 werd België gelukkig niet getroffen door vervuiling als gevolg van scheepsongelukken (accidentele pollutie). Er werden wel 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen:

  • Vijf olieverontreinigingen, waarbij het telkens kleine volumes betrof. In vier gevallen betrof het een olievlek zonder schip in de buurt. Slechts in één geval kon de olievlek gelinkt worden aan een schip, in Belgische wateren. Voor deze vaststelling van een MARPOL Annex I inbreuk werd een navolgend havenonderzoek uitgevoerd in Hamburg, en een PV overgemaakt aan het bevoegde Parket.
Het aantal operationele olielozingen vertoont een duidelijk dalende trend. (c) KBIN/BMM
  • Tien verontreinigingen van andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II). Geen enkele van deze vlekken kon echter aan een schip worden gelinkt.
Lozingen van andere schadelijke stoffen (dan olie) behoren nog niet tot het verleden. (c) KBIN/BMM
  • Eén geval van een vermoedelijke MARPOL Annex V inbreuk (verlies van vaste ladingresten) door een schip in Belgische wateren. Dit dossier werd opgevolgd door een havenonderzoek in Rotterdam, waarop een PV werd overgemaakt aan het Parket.

Monitoring van de zwaveluitstoot door schepen op zee

Tijdens 88 uren sniffer-vluchten boven Belgische en Nederlandse wateren, ter monitoring van de strenge zwavelgehalte-limieten voor brandstof gebruikt door schepen in de Noordzee SECA (zwavelemissiecontrolegebied of Sulphur Emission Control Area), werd voor in totaal 1139 schepen de zwaveluitstoot effectief opgemeten op zee. Hiervan vertoonden 73 schepen verdacht hoge zwavelwaarden. Deze werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.

Het zwavelgehalte in de uitstoot van schepen kan dankzij de sniffertechnologie worden gemeten op zee. (c) KBIN/BMM

België is momenteel een van de weinige landen die dergelijke zwavelemissie-monitoring van individuele schepen uitvoert boven zee. De opgedane ervaring en resultaten, ook op vlak van navolgend havenonderzoek en vervolging van overtreders, leidde al tot grote interesse binnen en buiten Europa.

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

Tijdens de jaarlijkse TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Duitse, Deense, Noorse en Britse wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 26 polluties, waarvan 23 olieverontreinigingen gelinkt konden worden aan een olieplatform. De resterende vlekken (één olievlek en twee vlekken van een andere schadelijke stof) werden gespot zonder schip of platform in de buurt. Deze detecties werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging, overeenkomstig de internationale procedures.

Deze olievlek kon duidelijk worden gelinkt aan een boorplatform. (c) KBIN/BMM

Monitoring van zeezoogdieren voor onze kust

In april, juli en oktober 2018 werden zeezoogdierenmonitoring-campagnes uitgevoerd over het volledige Belgische zeegebied. Tijdens deze campagnes werden in totaal 501 dieren (vnl. bruinvissen) langs het standaard vliegtraject waargenomen. In de campagne van april werden opmerkelijk hoge bruinvisdensiteiten waargenomen (schatting van gemiddelde densiteit van meer dan 5 bruinvissen per km²). Verder werd tijdens de monitoringsvlucht in juli een opvallende groep tuimelaars waargenomen voor de Belgische kust, wat tot heel wat media-aandacht leidde.

Tuimelaars (Tursiops truncatus) in de Belgische wateren, gespot vanuit het kustwachtvliegtuig op 16 juli 2018. (c) KBIN/BMM

SAVE THE DATE – Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw

De Académie Royale des Sciences de Belgique heeft de eer u op 2 en 9 oktober 2019 uit te nodigen op een serie avondlezingen ‘Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw’.

Deze lezingen zullen doorgaan in het Palais provincial de Namur en worden gehouden in het Frans.

Het is aan te raden dat deelnemers zich inschrijven op de website door op de lespagina te klikken op de knop “inschrijven”. Indien dit niet mogelijk is, kan de inschrijving aan de receptie gebeuren met behulp van papieren formulieren.

© beelden (links naar rechts, boven naar onder): pics-about-space.com/IPCC AR5 (2014)/ wallpaperscraft.com/NOAA/reference.com/thiswallpaper.com

Deze reeks lezingen licht de basisprincipes toe van de atmosferische dynamiek, de fysische oceanografie en het leven in de oceanische ecosystemen. Ook de werking van het klimaatmechanisme en de effecten van de huidige ontregeling ervan worden geïntroduceerd. Het doel is om de belangrijkste concepten te verankeren die toelaten te begrijpen hoe de verstoring van het klimaatmechanisme het leven op aarde, inclusief de menselijke samenleving, kan beïnvloeden.

 

Conferentie 1 – Systeem ‘Aarde’: Atmosfeer, oceaan en cyclus van het leven

Woensdag 2.10.2019 – 17u-19u

De circulatie van de atmosfeer is verantwoordelijk voor de vorming van de dominante winden op Aarde, alsook voor het transport van warmte en aerosols rondom de aardbol. De dominante winden dragen bij tot het ontstaan van de grote oceaanstromingen, maar vormen ook de wieg van lokale fysische fenomenen die essentieel zijn voor het mariene leven. Deze concepten maken het niet enkel mogelijk om de cyclus van het oceaanleven en de structuur van typische oceaanecosystemen voor te stellen, maar kunnen ook worden gelinkt aan de water- en koolstofcycli die zijn geïntegreerd in het klimaatsysteem.

 

Conferentie 2 – Klimatologische verstoring van het systeem ‘Aarde’

Woensdag 9.10.2019 – 17u-19u

De uitstoot van broeikasgassen door de mens ligt aan de basis van de opwarming van de atmosfeer, terwijl de uitgestootte CO2 ook bijdraagt aan de verzuring van de oceanen. Dit heeft gevolgen voor de watercyclus, voor de ecosystemen, voor het klimaat en voor de menselijke samenleving overal ter wereld. Het begrijpen van het systeem « Aarde » en van de klimaatverandering vormen wetenschappelijke doorbraken die ons toelaten de wereld te zien zoals hij is. Deze kennis kan de perceptie van de mens ten aanzien van het ecosysteem waarin hij wenst te floreren grondig verstoren.

 

Contactpersonen :

Xavier Desmit (KBIN), xdesmit@naturalsciences.be

Alexis Merlaud (BIRA), alexis.merlaud@aeronomie.be