Het nieuwe onderzoeksschip zal de Belgische traditie eren en als ‘RV Belgica II’ door het leven gaan

Op 6 november 2018 lanceerde het kabinet Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische onderzoeksschip te bepalen. Na een eerste fase, waarin scholen namen konden suggereren, en een tweede fase, waarin iedereen kon kiezen uit zes resterende voorstellen, maakte de Minister voor Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de eindwinnaar bekend. Het publiek verkoos overtuigend om de historie van de Belgische mariene wetenschappen en onderzoeksschepen te eren, en het nieuwe schip ook onder de naam Belgica II de zeeën op te sturen!

‘Artist’s Impression’ van de Belgica II (© Freire Shipyard/Rolls-Royce Marine AS)

Minister Sophie Wilmès: “Hoewel de naam Belgica II misschien minder originaliteit bevat dan de andere kanshebbers in deze wedstrijd, kent deze naam een ongeëvenaarde symboliek. Het nieuwe schip zal de Belgische kleuren blijven dragen en herinnert er tegelijkertijd aan dat ons land in staat is tot grote projecten, zoals dat ook het geval was bij het schip dat over de zeeën voer in opdracht van Adrien de Gerlache in de negentiende eeuw. Daar de wetenschappelijke doelstellingen binnen de huidige context enigszins zijn veranderd, lijdt het geen twijfel dat de Belgica II een belangrijke bijdrage zal leveren aan de wetenschappelijke wereld. Grote hedendaagse kwesties zoals de strijd tegen de opwarming van de aarde of de bescherming van het milieu vereisen de bijdrage van de wetenschap. Ik ben heel blij dat België dankzij dit nieuwe schip aan dat onderzoek kan deelnemen.”

Bekendmaking van de naam ‘Belgica II’ door Minister Wilmès (Wetenschapsbeleid) en de leerlingen van klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik (© KBIN)

Achtergrond

Na 35 jaar dienst, meer dan 1.000 wetenschappelijke expedities en meer dan 900.000 afgelegde kilometers op de teller (>22,5 keer rond de aarde), is het Belgisch oceanografisch onderzoeksschip RV Belgica (bouwjaar 1984; ‘RV’ staat voor Research Vessel) aan vervanging toe. Daarom nam de federale regering op 28 oktober 2016 de beslissing om een nieuw modern onderzoeksschip te laten bouwen. Het contract werd binnengehaald door de Spaanse scheepsbouwer Freire Shipyard en scheepsdesigner Rolls-Royce Marine AS, en ging op 8 juni 2018 van start (de kostprijs bedraagt circa 54 miljoen euro – btw inbegrepen). Sindsdien werden de gedetailleerde plannen van het schip uitgetekend, en werden schaalmodellen uitgetest. Op 27 maart 2019 vond de kiellegging plaats, het equivalent van de eerste steen bij een gebouw. Een heuglijk feit! Het nieuwe onderzoeksschip zal eind 2020 operationeel zijn, en zal de mariene onderzoeksgemeenschap verder kunnen ondersteunen voor de volgende 30 jaar.

Kiellegging van Belgica II bij Freire Shipyard in Vigo, Spanje, op 27 maart 2019 (© KBIN).

Naamgeving

Een nieuw schip dient natuurlijk ook een naam te krijgen. Het kabinet Wetenschapsbeleid lanceerde daartoe op 6 november 2018 een wedstrijdprocedure. In een eerste fase – die liep tot 31 januari 2019 – werden klassen van het eerste tot en met vierde jaar van het secundair onderwijs van erkende Belgische scholen uitgenodigd om voorstellen in te dienen, waarbij geldige voorstellen dienden te bestaan uit een passende naam en een origineel filmpje waarin de naamkeuze enthousiast wordt toegelicht. De cijfers leren ons dat in België te weinig studenten kiezen voor een wetenschappelijke opleiding. Door hen te betrekken hopen we meer interesse op te wekken en aan een groter wetenschappelijk bewustzijn bij te dragen.

Na een eerste selectie door de projectpartners brak de tweede fase van de naamgevingswedstrijd aan, waarin beroep werd gedaan op het grote publiek. Van 27 februari tot en met 27 maart 2019 kon iedereen via een online module kiezen uit de zes resterende namen en aldus mee bepalen onder welke naam het nieuwe schip over onze zeeën en oceanen zal varen. Er kwam een overtuigende winnaar uit de bus: het voorstel Belgica II kon rekenen op 33,2 % van de stemmen! De opvolgers zijn Stella Maris (20,1 %), Impact (18,6 %), Oddysea (18,1 %), Belsora (5,2 %) en Lab Mare (4,8 %).

De naam Belgica II werd op 25 april 2019 aan boord van de huidige RV Belgica voorgesteld door Sophie Wilmès, de Minister bevoegd voor Wetenschaps-beleid, in aanwezigheid van de leerlingen van de winnende klas 1LA van het Athénée Maurice Destenay uit Luik. De leerlingen van deze klas mogen zich terecht ambassadeur van het nieuwe onderzoeksschip noemen, en konden de zeebenen testen op een dagtrip met het huidige onderzoeksschip RV Belgica. In het filmpje berichten zij onder de vorm van een nieuwsuitzending over hun keuze voor de naam Belgica II, waarbij ze duidelijk de Belgische kaart spelen, en onder meer verwijzen naar de Zuidpoolexpeditie van De Gerlache die in 1897-1899 plaatsvond en de eerste was om op de Zuidpool te overwinteren.

Een selectiejury bepaalde overigens ook welk filmpje het meest kon overtuigen, waarbij originaliteit voorop staat. Ook de klas die deze productie realiseerde – klas 4B van het Institut de la Providence de Champion uit Namen – zal eind mei een dagtrip met RV Belgica cadeau krijgen. Hun filmpje was geïnspireerd op de Belgische striphelden Kuifje en Professor Zonnebloem.

Onze wetenschappers verdronken haast in de aandacht van de leerlingen, de pers en de Minister (© KBIN)

Toekomst van de nieuwe Belgica

In vergelijking met zijn voorganger zal de nieuwe RV Belgica groter zijn (circa 70 m lang t.o.v. 50 m) en meer ruimte bieden aan de wetenschappers (een verdubbeling aan laboratoriumruimte met een capaciteit om tot 28 wetenschappers aan boord te nemen). Het wordt uitgerust met de modernste wetenschappelijke apparatuur die onder meer toelaat om stalen te nemen tot op 5.000 m diep. Het nieuwe schip zal ook een stil schip zijn (belangrijk voor o.a. visserijonderzoek) met een lichte ijsversterking om tijdens de zomer onderzoek te kunnen doen aan de noordpoolcirkel. Hoewel de Noordzee het belangrijkste focusgebied van het nieuwe schip blijft, strekt het onderzoeksgebied zich verder uit ten opzichte van de huidige RV Belgica:  noordwaarts tot boven de noordpoolcirkel, verder naar het zuiden inclusief de Middellandse Zee en Zwarte Zee en westwaarts naar de Atlantische Oceaan. Het schip zal over een autonomie van 30 dagen beschikken en jaarlijks tot circa 300 dagen op zee onderzoek uitvoeren.

De nieuwe Belgica zal de navolging van de nationale en internationale verplichtingen garanderen en de continuïteit in de ondersteuning van mariene wetenschappen verzekeren. Ook de internationale dimensie van wetenschap krijgt daarbij de nodige aandacht, en dit niet enkel voor de Belgische wetenschappers maar ook voor hun Europese collega’s. Net zoals de huidige RV Belgica in deze context reeds onderdeel van het Europese EUROFLEETS-netwerk vormde (waarin Europese wetenschappers scheepstijd op buitenlandse onderzoeksschepen kunnen verkrijgen), zal ook de nieuwe RV Belgica actief blijven binnen dit netwerk. Ook onder de paraplu van de European Marine Board werkt België mee aan een studie over de status van de Europese vloot van onderzoeksschepen, en bepaalt het de sleutelrol die deze schepen nu en in de toekomst spelen in het streven naar een beter begrip van de oceanen, de functies die deze voor ons kunnen vervullen, en de randvoorwaarden binnen dewelke menselijke activiteiten kunnen worden toegestaan. Een ‘European Marine Board Position Paper’ over deze thematiek zal in de herfst van 2019 worden gepubliceerd. Dankzij de nieuwe RV Belgica en de Europese omkadering blijft België mee op de voorgrond van de zeegerelateerde wetenschap en technologie, en helpt het verzekeren dat Europa een wereldleider kan blijven in zeewetenschap en exploratie.

Tijdens de bekendmaking van de naam RV Belgica II, was het erg druk op RV Belgica (© KBIN)

 

Het project ‘NewRV’ kwam tot stand dankzij de samenwerking tussen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), het Ministerie van Defensie en het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). De nieuwe Belgica zal eigendom zijn van de Belgische Staat, vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Het operationeel beheer zal worden voorzien door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in samenwerking met Defensie.

Meer informatie over het project ‘NewRV’ en de technische specificaties van het nieuwe schip kan worden geraadpleegd op www.belspo.be/NewRV, waar ook het bouwproces kan worden gevolgd.

Luchtobservaties boven de Noordzee in 2018

In 2018 realiseerden we in kader van het nationale programma voor luchtobservaties 225 vlieguren boven de Noordzee. Deze bijdrage lijst de belangrijkste resultaten op. De focus ligt hierbij op de kerntaken: toezicht op zeeverontreiniging en monitoring van het mariene milieu. Er werden 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen, en bij 73 schepen werden na bemonstering van hun rookpluimen verdachte zwavelwaarden opgemeten. Met deze zwavelemissiemonitoring vervult België een internationale trekkersrol die aanzienlijke interesse opwekt tot ver buiten Europa. Het vliegtuig nam ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee. Verder voerde het team enkele belangrijke zeezoogdierentellingen uit, met recorddensiteiten van bruinvissen waargenomen in het voorjaar van 2018.

Het Kustwachtvliegtuig OO-MMM in actie. (c) KBIN/BMM

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2018 225 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de wetenschappelijke dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (178 uren).

  • 162 uren in het kader van taken van de Belgische kustwacht:
    • 121 uren pollutiecontrole: ongeveer de helft voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en de helft voor de monitoring van de zwaveluitstoot door schepen (MARPOL Annex VI / SECA handhaving);
    • 37 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse Dienst Zeevisserij;
    • vier uren als reactie op specifieke oproepen en luchtsteun aan pollutie- bestrijdingsoefeningen
  • 16 uren zeezoogdierenmonitoring

Een kleiner deel  (47 uren) werd aan internationale vluchten besteed, waarvan 25 uren aan de monitoring van zwaveluitstoot in de Nederlandse wateren in opdracht van de Nederlandse overheid (Inspectie Leefomgeving en Transport) en 22 uren aan de Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee, een internationale opdracht in het kader van het Bonn Akkoord.

Scheepslozingen

In 2018 werd België gelukkig niet getroffen door vervuiling als gevolg van scheepsongelukken (accidentele pollutie). Er werden wel 16 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen:

  • Vijf olieverontreinigingen, waarbij het telkens kleine volumes betrof. In vier gevallen betrof het een olievlek zonder schip in de buurt. Slechts in één geval kon de olievlek gelinkt worden aan een schip, in Belgische wateren. Voor deze vaststelling van een MARPOL Annex I inbreuk werd een navolgend havenonderzoek uitgevoerd in Hamburg, en een PV overgemaakt aan het bevoegde Parket.
Het aantal operationele olielozingen vertoont een duidelijk dalende trend. (c) KBIN/BMM
  • Tien verontreinigingen van andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II). Geen enkele van deze vlekken kon echter aan een schip worden gelinkt.
Lozingen van andere schadelijke stoffen (dan olie) behoren nog niet tot het verleden. (c) KBIN/BMM
  • Eén geval van een vermoedelijke MARPOL Annex V inbreuk (verlies van vaste ladingresten) door een schip in Belgische wateren. Dit dossier werd opgevolgd door een havenonderzoek in Rotterdam, waarop een PV werd overgemaakt aan het Parket.

Monitoring van de zwaveluitstoot door schepen op zee

Tijdens 88 uren sniffer-vluchten boven Belgische en Nederlandse wateren, ter monitoring van de strenge zwavelgehalte-limieten voor brandstof gebruikt door schepen in de Noordzee SECA (zwavelemissiecontrolegebied of Sulphur Emission Control Area), werd voor in totaal 1139 schepen de zwaveluitstoot effectief opgemeten op zee. Hiervan vertoonden 73 schepen verdacht hoge zwavelwaarden. Deze werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.

Het zwavelgehalte in de uitstoot van schepen kan dankzij de sniffertechnologie worden gemeten op zee. (c) KBIN/BMM

België is momenteel een van de weinige landen die dergelijke zwavelemissie-monitoring van individuele schepen uitvoert boven zee. De opgedane ervaring en resultaten, ook op vlak van navolgend havenonderzoek en vervolging van overtreders, leidde al tot grote interesse binnen en buiten Europa.

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

Tijdens de jaarlijkse TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Duitse, Deense, Noorse en Britse wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 26 polluties, waarvan 23 olieverontreinigingen gelinkt konden worden aan een olieplatform. De resterende vlekken (één olievlek en twee vlekken van een andere schadelijke stof) werden gespot zonder schip of platform in de buurt. Deze detecties werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat voor verdere opvolging, overeenkomstig de internationale procedures.

Deze olievlek kon duidelijk worden gelinkt aan een boorplatform. (c) KBIN/BMM

Monitoring van zeezoogdieren voor onze kust

In april, juli en oktober 2018 werden zeezoogdierenmonitoring-campagnes uitgevoerd over het volledige Belgische zeegebied. Tijdens deze campagnes werden in totaal 501 dieren (vnl. bruinvissen) langs het standaard vliegtraject waargenomen. In de campagne van april werden opmerkelijk hoge bruinvisdensiteiten waargenomen (schatting van gemiddelde densiteit van meer dan 5 bruinvissen per km²). Verder werd tijdens de monitoringsvlucht in juli een opvallende groep tuimelaars waargenomen voor de Belgische kust, wat tot heel wat media-aandacht leidde.

Tuimelaars (Tursiops truncatus) in de Belgische wateren, gespot vanuit het kustwachtvliegtuig op 16 juli 2018. (c) KBIN/BMM

SAVE THE DATE – Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw

De Académie Royale des Sciences de Belgique heeft de eer u op 2 en 9 oktober 2019 uit te nodigen op een serie avondlezingen ‘Atmosfeer, oceaan en klimaat in de 21e eeuw’.

Deze lezingen zullen doorgaan in het Palais provincial de Namur en worden gehouden in het Frans.

Het is aan te raden dat deelnemers zich inschrijven op de website door op de lespagina te klikken op de knop “inschrijven”. Indien dit niet mogelijk is, kan de inschrijving aan de receptie gebeuren met behulp van papieren formulieren.

© beelden (links naar rechts, boven naar onder): pics-about-space.com/IPCC AR5 (2014)/ wallpaperscraft.com/NOAA/reference.com/thiswallpaper.com

Deze reeks lezingen licht de basisprincipes toe van de atmosferische dynamiek, de fysische oceanografie en het leven in de oceanische ecosystemen. Ook de werking van het klimaatmechanisme en de effecten van de huidige ontregeling ervan worden geïntroduceerd. Het doel is om de belangrijkste concepten te verankeren die toelaten te begrijpen hoe de verstoring van het klimaatmechanisme het leven op aarde, inclusief de menselijke samenleving, kan beïnvloeden.

 

Conferentie 1 – Systeem ‘Aarde’: Atmosfeer, oceaan en cyclus van het leven

Woensdag 2.10.2019 – 17u-19u

De circulatie van de atmosfeer is verantwoordelijk voor de vorming van de dominante winden op Aarde, alsook voor het transport van warmte en aerosols rondom de aardbol. De dominante winden dragen bij tot het ontstaan van de grote oceaanstromingen, maar vormen ook de wieg van lokale fysische fenomenen die essentieel zijn voor het mariene leven. Deze concepten maken het niet enkel mogelijk om de cyclus van het oceaanleven en de structuur van typische oceaanecosystemen voor te stellen, maar kunnen ook worden gelinkt aan de water- en koolstofcycli die zijn geïntegreerd in het klimaatsysteem.

 

Conferentie 2 – Klimatologische verstoring van het systeem ‘Aarde’

Woensdag 9.10.2019 – 17u-19u

De uitstoot van broeikasgassen door de mens ligt aan de basis van de opwarming van de atmosfeer, terwijl de uitgestootte CO2 ook bijdraagt aan de verzuring van de oceanen. Dit heeft gevolgen voor de watercyclus, voor de ecosystemen, voor het klimaat en voor de menselijke samenleving overal ter wereld. Het begrijpen van het systeem « Aarde » en van de klimaatverandering vormen wetenschappelijke doorbraken die ons toelaten de wereld te zien zoals hij is. Deze kennis kan de perceptie van de mens ten aanzien van het ecosysteem waarin hij wenst te floreren grondig verstoren.

 

Contactpersonen :

Xavier Desmit (KBIN), xdesmit@naturalsciences.be

Alexis Merlaud (BIRA), alexis.merlaud@aeronomie.be

Publieke raadpleging ‘Verlenging van bestaande concessies voor zand- en grindwinning’

De firma’s Alzagri nv, Belmagri nv en DC Industrial nv deden een aanvraag voor een verlenging en/of uitbreiding van hun concessie voor zand- en grindwinning op het Belgisch Continentaal Plat. De exploitatie van zand is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.

(c) KBIN/K. Moreau

De concessieaanvragen en de milieueffectbeoordelingsrapporten worden hieronder voorgelegd.

Aanvragenaanvraag Alzagri nvaanvraag Belmagri nv, aanvraag DC Industrial nv

Advies

Milieueffectbeoordelingsrapporten: rapport 1, rapport 2, rapport 3, rapport 4

De inzageperiode van de raadpleging loopt van 9 februari t.e.m. 10 maart 2019.

Iedere belanghebbende kan zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 25 maart 2019 overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert, per post of via e-mail.

BMM
T.a.v. Mevr. Brigitte Lauwaert
Vautierstraat 29
1000 Brussel

brigitte.lauwaert@naturalsciences.be

Hoe gezond is onze Noordzee?

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) heeft als hoofddoel tegen 2020 de ‘goede milieutoestand’ te bereiken in het mariene milieu van alle EU-lidstaten. Na de publicatie van een eerste beoordeling van de Belgische mariene wateren in 2012, is 2018 het eerstvolgende rapportagejaar. De samenvattende conclusie van de huidige beoordeling luidt dat de gewenste ‘goede milieutoestand’ nog niet werd bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee. Voor verschillende elementen wordt echter wel een positieve evolutie waargenomen.

Na de Europese lancering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in 2008, werd het kader in 2010 in de Belgische wetgeving opgenomen, gevolgd door de publicatie van een initiële beoordeling van de Belgische mariene wateren (in welke staat van gezondheid verkeert de Noordzee?) en een beschrijving van de ‘goede milieutoestand’ (welke staat willen we bereiken?) in 2012. De milieudoelen die daarbij werden gedefinieerd laten toe de voortgang naar de goede milieutoestand te evalueren. De KRMS voorziet een zesjaarlijkse herziening. Op basis van gegevens verzameld in monitoringsprogramma’s, voornamelijk tijdens de periode 2011-2016, kon  in 2018 dus een nieuwe balans worden opgemaakt. In het nieuwe rapport worden meer dan 50 indicatoren beoordeeld (gegroepeerd in 11 thema’s of ‘beschrijvende elementen’), die samen toelaten om inzicht te verwerven in de huidige gezondheidstoestand van onze Noordzee. De resultaten werden gebundeld in een overzichtelijk rapport, en samengevat op een nieuwe website.

Schuim van Phaeocystis globosa treffen we vooral aan op de stranden tijdens periodes met grote nutriëntenrijkdom. © C. Lancelot.

Het Belgisch deel van de Noordzee

Hoewel de Belgische mariene wateren met een oppervlakte van 3454 km² slechts de oppervlakte van een gemiddelde Belgische provincie hebben, gaat het om een van de meest intensief gebruikte stukken zee op onze planeet. Het is een continue uitdaging om de invloed van diverse menselijke activiteiten (scheepstransport, visserij, zand- en grindwinning, hernieuwbare energie, baggerstorten, watersport, toerisme …) op het mariene milieu binnen aanvaardbare grenzen te houden, en dus te zorgen voor een blijvend evenwicht tussen menselijke invloed en behoud van natuurwaarden. Gezien het belang van grensoverschrijdende stromingen op de toestand van het Belgisch deel van de Noordzee, is voor vele aspecten bovendien een internationale aanpak aangewezen.

Het aantal illegale olielozingen is sterk afgenomen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991. Het optreden van ongelukken waarbij olie vrijkomt kan natuurlijk niet volledig worden uitgesloten. © KBIN/BMM

De belangrijkste resultaten

  • Voor de commerciële visserij, wordt één van de negen gerapporteerde visbestanden beoordeeld als volledig duurzaam bevist (schol). Zeven soorten laten positieve ontwikkelingen opmerken (kabeljauw, wijting, tong, tarbot, griet, schar, bot). Enkel voor tongschar nam de biomassa tijdens de beoordelingsperiode soms af. Het invoeren van ambitieuzere beheerdoelen en een correctere toepassing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vormen hierbij belangrijke verklarende factoren.
  • Eutrofiëring (te grote nutriëntenconcentraties in water, potentieel leidend tot algenbloei en zuurstofgebrek) blijft een probleem in bijna een derde van het Belgisch deel van de Noordzee, met name in de zone langs de kust. Door de aanwezige stromingen resulteert dit echter niet noodzakelijk in ongewenste fenomenen zoals zuurstofgebrek.
  • De polluentenconcentraties in water, biota en sediment zijn nog steeds hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen. De meeste stoffen die niet voldoen behoren tot de groep van persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. Voor bepaalde andere stoffen is verdere uitwerking van streefwaarden op regionaal niveau aangewezen. Er werd wel een positieve evolutie (dus dalende trends) opgemerkt voor verschillende stoffen maar opvolging blijft noodzakelijk, in het bijzonder voor koper dat wegens de ban van TBT (tributyltin) opnieuw veel gebruikt wordt in antifouling verf op schepen. Voor de meeste effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een goede beoordeling bekomen.
Er wordt een duidelijke verbetering waargenomen in de reproductieve toestand van mariene slakken. Op de foto een purperslak (Nucella lapillus) tussen Mosselen (Mytilus edulis) en zeepokken, Zeebrugge. © Franky Bauwens
  • Het voorkomen van visziekten kan nog niet beoordeeld worden en het aantal met olie besmeurde vogels vertoont een sterk afnemende trend, als gevolg van een afname van het aantal illegale olielozingen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991.
  • De concentraties aan vervuilende stoffen in vis- en visserijproducten voor menselijke consumptie voldoen allen aan de Europese gezondheidsnorm.
  • In de beoordelingsperiode werden nog acht nieuwe niet-inheemse soorten geobserveerd, t.o.v. de 42 die reeds geïdentificeerd werden in de periode voor 2011.
  • Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch, dit element vraagt de nodige aandacht.
Voor zwerfvuil op de stranden blijft de toestand problematisch. © KBIN/BMM
  • De effecten van energietoevoer (waaronder onderwatergeluid) op de populaties van mariene biota, zijn nog onduidelijk, hoewel het vluchtgedrag van zeezoogdieren als respons overduidelijk is. De monitoring van omgevingsgeluid wordt op regionale schaal verder uitgewerkt.
  • De toestand van het benthische habitat (de bodem) is niet optimaal, vooral omwille van verstoring door bodemvisserij en slechts in zeer beperkte mate, of enkel lokaal, door andere menselijke activiteiten. De soortensamenstelling van de benthische habitats wijkt, door het gebrek aan langlevende soorten, af van de referentiegemeenschappen.
Van de platte oester (Ostrea edulis) werden tijdens de referentieperiode enkel juveniele exemplaren waargenomen. © KBIN/BMM
  • Voor de stekelrog als indicator voor langlevende soorten wordt een positieve trend waargenomen, wat het potentieel tot herstel ook voor dergelijke soorten illustreert.
  • Voor zeevogels worden de milieudoelen niet gehaald of nemen de aantallen af met huidige dichtheden nog net boven de drempelwaarden.

Conclusies 

  • De goede milieutoestand werd nog niet bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee, hoewel voor verschillende elementen een positieve evolutie werd waargenomen.
  • Voor bepaalde doelen is verdere gegevensverzameling noodzakelijk om tot een conclusie te komen (visziekten, benthische fauna, afval op de zeebodem, …) aangezien de monitoring voor deze aspecten slechts recent werd opgestart. Verder blijkt voor verschillende elementen een nood aan kennis en wetenschappelijke onderbouwing om de beoordeling te vervolledigen en verbeteren (zwerfvuil, onderwatergeluid, cumulatieve effecten, ..).
  • Internationale samenwerking blijft belangrijk aangezien grensoverschrijdende stromingen de toestand van de Belgische wateren in grote mate bepalen.

De KRMS-opvolging en -rapportage worden gecoördineerd door de Dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (DG EM) en de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Naast het KBIN leverden ook de volgende partners een belangrijke bijdrage: Instituut voor Landbouw, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO), Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) & het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).

Vinvis De Haan stierf wellicht natuurlijke dood

De vinvis die op 25 oktober op het strand van De Haan lag, is waarschijnlijk een natuurlijke dood gestorven. Dat blijkt uit de autopsie door de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

De dierenartsen en biologen vonden geen aanwijzingen dat de walvis door menselijke factoren is gestorven. De gewone vinvis (Balaenoptera physalis), een bijna volgroeid mannetje van 18 meter lang en naar schatting 30 ton, was sterk vermagerd en zijn maag bleek nagenoeg leeg. Extra analyses naar de aanwezigheid van enkele bekende virussen waren negatief.

Relaas van de stranding

De dode vinvis was op 24 oktober opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het kadaver in een drukke scheepvaartroute dobberde, hielden de maritieme diensten enkele van hun schepen afwisselend in de buurt van het dier en stuurde de Verkeerscentrale Zeebrugge een algemene waarschuwing uit om schepen op afstand te houden.

Het kadaver van de gewone vinvis werd door het KBIN reeds vanuit de lucht gedocumenteerd. (c) KBIN

Onderzoekers van het Operationeel Directoraat Natuurlijk Milieu van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen voorspelden aan de hand van simulaties – die rekening houden met onder meer zeestroming, wind en golven – dat het kadaver in de nacht van 24 op 25 oktober of tijdens de ochtend van 25 oktober zou aanspoelen tussen Oostende en De Haan. Omdat het kadaver een gevaar kon vormen voor de scheepvaart, en omdat sommige delen van de kust moeilijk toegankelijk zijn voor zwaar materieel, besliste het MRCC Oostende (Marine Rescue and Coordination Centre) samen met de lokale autoriteiten om het gecontroleerd aan land te brengen. Een reddingsschip trok het kadaver naar het strand ter hoogte van Vosseslag, de Haan, waar het rond 02.00 uur arriveerde.

Een simulatie door het KBIN liet toe de zone waar de vinvis zou aanspoelen aan te duiden. (c) KBIN

Behoorlijk vers

Het indrukwekkende stoffelijke overschot van het bijna volgroeide mannetje bleek nog relatief vers. Hij moet zo’n 48 uur voor de start van de autopsie zijn overleden. Maar de ontbinding van grote walvissen gaat heel snel. Een verband met de gewone vinvis die vijf dagen eerder in Nederland werd gefilmd, kon niet worden bevestigd, noch met de waarneming van een ‘walvis’ op 23 oktober in de buurt van de Buitenratel Zandbank.

De gewone vinvis op het strand van De Haan. (c) KBIN

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, kon niet aantonen dat een menselijke factor mee de dood van het dier heeft veroorzaakt. De vinvis was sterk vermagerd, met een heel dunne speklaag en een nagenoeg lege maag. Bijkomende analyses naar enkele virussen – morbilli, herpes, influenza en brucella – waren negatief. Waarschijnlijk stierf het dier dus een natuurlijke dood.

Een unieke kans voor wetenschappers om allerhande stalen te verzamelen! (c) KBIN

Het dier woog naar schatting 30.000 kilogram. Daarvan voerde de Civiele Bescherming 24 ton af naar het bedrijf Rendac voor verwerking. Op vraag van de gemeente De Haan werd de gigantische onderkaak gespaard. Die zal na behandeling door de Universiteit Gent plaatselijk tentoon worden gesteld. Het universiteitsmuseum van de Universiteit Gent zal één van de borstvinnen bewaren. Er zijn ook tal van weefselstalen verzameld, en ook parasieten die op de vinvis leefden.

De autopsie en het opruimen van een dode walvis staat garant voor onsmakelijke beelden. (c) KBIN

Zeldzaam

Vinvissen worden maar heel zelden waargenomen in de Noordzee. De vorige stranding dateert van 1 november 1997. Daarna werd nog twee keer een dode vinvis een Belgische haven binnengebracht op de voorsteven van een schip, in 2009 in Antwerpen en in 2015 in Gent.

De samenwerking tussen de verschillende diensten bij de stranding, de autopsie en de verwijdering verliep uitstekend: het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (Afdeling Scheepvaartbegeleiding, MRCC, DAB Vloot), Ship Support, Scheepvaartpolitie, de diensten van de gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen, de Civiele Bescherming, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het Kabinet van de Staatssecretaris voor de Noordzee, de lokale autoriteiten van De Haan, de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Nieuwste inzichten in de milieueffecten van windparken in het Belgisch deel van de Noordzee

Als de doelstelling die de Europese Commissie in 2001 heeft vooropgesteld wordt gehaald, zal de energieproductie uit hernieuwbare bronnen tegen 2020 13% van het totale Belgische energieverbruik dekken. Offshore windparken in het Belgische deel van de Noordzee zullen naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren om dat doel te bereiken. Uitgaande van een geïnstalleerde capaciteit van 2000 Megawatt tegen 2020, zullen deze windparken ongeveer 43% van de hernieuwbare energie produceren. In het nieuwe rapport “Environmental Impacts of Offshore Wind Farms in the Belgian part of the North Sea: Assessing and Managing Effect Spheres of Influence“, beoordelen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en zijn partners de impact van offshore windturbines op het mariene ecosystem, en onthullen de processen achter deze impact.

Vandaag zijn er al vier offshore windparken operationeel in het Belgisch deel van de Noordzee, en de bouw van een vijfde (Norther) is momenteel aan de gang. Eind 2018 zal een geïnstalleerde capaciteit van 1152 Megawatt, bestaande uit 274 offshore windturbines, operationeel zijn in onze nationale wateren. Vier andere projecten zullen in 2019 en 2020 van start gaan met de bouw. Met 238 km² gereserveerd voor offshore windparken in België, 344 km² in het aangrenzende Nederlandse Borssele gebied en 122 km² in de Franse Duinkerke zone, zullen de cumulatieve ecologische effecten in de zuidelijke Noordzee de komende jaren een belangrijk aandachtspunt blijven.

Locatie van huidige en geplande windparken in de zuidelijke Noordzee. Zwarte lijn: grens van het Belgisch deel van de Noordzee; blauw: reeds operationele windparken, oranje: windparken in constructie, roze: bouw start in 2019, paars: bouw start in 2020; A en B: voorgestelde zone voor de Duinkerke windparken; stippellijnen: nieuwe zone voor hernieuwbare energie zoals voorgesteld in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. © KBIN

Vooraleer een windturbinepark kan worden gebouwd, moet een ontwikkelaar naast een domeinconcessie ook een milieuvergunning bekomen. Een dergelijke vergunning bepaalt de voorwaarden om de impact van het project op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken, maar legt ook een monitoringprogramma op om de effecten van het project op het mariene milieu te kunnen evalueren. In België coördineert het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dit monitoring-programma, waarbij ook beroep wordt gedaan op de aanvullende expertise van de Universiteit Gent, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). “Met dit monitoringprogramma verkrijgen we niet alleen een goed inzicht in de invloedssfeer van individuele windturbines en van windparken als geheel, maar kunnen we ook mitigerende maatregelen ontwerpen om ongewenste effecten op het mariene ecosysteem bij te sturen.”, aldus Steven Degraer, hoofdauteur van het rapport.

Enkele opmerkelijke resultaten van het nieuwe rapport

Effectiviteit van een enkelvoudig Big Bubble Curtain (BBC) om het onderwatergeluid tijdens het heien te beperken (hoofdstuk 2): Aangezien de omvang van commercieel beschikbare windturbines de laatste decennia is toegenomen, zijn krachtigere hydraulische hamers nodig om de grotere stalen funderings-palen de zeebodem in te drijven. Als gevolg hiervan worden hogere niveaus van impulsief geluid in het mariene milieu geïntroduceerd, wat zorgen teweeg brengt rond mogelijke negatieve effecten op het mariene leven. Om te voldoen aan de vereisten van de Belgische Kaderrichtlijn Mariene Strategie mag een drempelwaarde van 185 dB op 750 m van de geluidsbron niet worden overschreden. Geluidsbeperkende maatregelen zijn daarom niet langer een optie, maar zijn verplicht tijdens het heien. In deze studie werd de effectiviteit van een enkelvoudig Big Bubble Curtain getest tijdens de bouw van het Rentelpark. Bij deze methode wordt lucht onder hoge druk door een geperforeerde slang geperst, die op de zeebodem rond de bouwlocatie werd gelegd. Hierdoor ontstaat een schild van bellen dat de geluidsenergie gedeeltelijk absorbeert, en het geluid met een maximum van 11-13 dB reduceert.

Big Bubble Curtain (BBC) © KBIN

Monitoring van sedimenten en ongewervelde dieren in zachte sedimenten rond de windturbines heeft aangetoond dat mosselen en anemonen, organismen waarvan bekend is dat ze groeien op de funderingen van de turbines, in deze sedimenten talrijker zijn geworden dan in referentiezones buiten de windturbineparken. Er is echter een gedetailleerde opvolging nodig om na te gaan of dit een eenmalige bevinding is, dan wel een echt windpark-effect. Het is dus nog te vroeg om te concluderen dat een rechtstreeks windpark-effect (‘rif-effect’) of een onrechtstreeks effect van het uitsluiten van visserij, zich manifesteert (hoofdstuk 3). Veranderingen in de sedimenten (zoals verfijning en aanrijking) en in de dichtheid, diversiteit en samenstelling van de ongewerveldengemeenschappen werden in verschillende grootte-ordes vastgesteld rond de drie verschillende funderingstypes (monopalen, jackets en funderingen op basis van de zwaartekracht) die gebruikt worden in het Belgisch deel van de Noordzee. Er wordt gesuggereerd dat deze contrasterende resultaten mogelijk te wijten zijn aan een combinatie van locatiespecifieke dispersie-capaciteit en structurele verschillen tussen funderingstypes en hun geassocieerde ongewervelden-gemeenschappen (hoofdstuk 5).

Naast de opvolging in reeds operationele windparken, worden in het rapport ook de referentieomstandigheden van ongewervelde dieren- en visgemeenschappen in nieuwe concessiezones beschreven, waardoor de effecten van nieuw gebouwde windparken op deze gemeenschappen in de toekomst geëvalueerd kunnen worden (hoofdstuk 4).

Een nadere beschouwing van de visfauna in de offshore windparken (hoofdstuk 6) toont aan dat een combinatie van verschillende bemonsteringstechnieken nodig is om een volledig beeld te krijgen op deze gemeenschap. Uit een totaal van 25 soorten is van 15 soorten gekend dat ze in hetzelfde gebied rond wrakken leven. Vier soorten, de Vorskwab (Raniceps raninus), de Gehoornde Slijmvis (Parablennius gattorugine) en de Groene Zeedonderpad (Taurulus bubalis) werden echter zelden of, in het geval van de Gevlekte Lipvis (Labrus bergylta), slechts één keer eerder gemeld vanuit Belgische wateren. Deze soorten kunnen worden gekarakteriseerd als harde substraatsoorten en zullen naar verwachting in toenemende mate profiteren van de voortdurende uitbreiding van offshore windparken in de zuidelijke Noordzee.

Modellering van GPS-gegevens van Kleine Mantelmeeuwen (Larus fuscus) (hoofdstuk 7) die in de kolonies van Oostende en Zeebrugge werden gevangen en gemerkt, bevestigt dat er veel meer tijd werd gespendeerd op rustplaatsen aan de buitenkant van een windpark, dan aan de binnenturbines. Ook wordt vanaf het centrum van het windpark tot 2000 m erbuiten een geleidelijke maar aanzienlijke toename gemeld van het aantal rondvliegende vogels. Uit een tijdsanalyse bleek dat de vogels bij sterke wind met snel bewegende rotorbladen minder geneigd waren om een windpark binnen te vliegen. Deze resultaten kunnen van grote waarde zijn bij het verfijnen van aanvaringsrisicomodellen.

Windmolenpark op zee © KBIN

De gevolgen van verstoring op een gesimuleerde bruinvispopulatie (Phocoena phocoena) (hoofdstuk 8) werden getest aan de hand van 17 scenario’s met en zonder diverse mitigerende maatregelen. De resultaten van deze studie tonen aan dat een combinatie van een seizoensgebonden heibeperking (wanneer de bruinvissen het talrijkst voorkomen) en een akoestisch afschrikmiddel niet voldoende was om de impact op de bruinvissenpopulatie tot aanvaardbare waarden te verlagen. Deze simulaties suggereren ook dat de bouw van één windpark per jaar meer invloed had op de bruinvissenpopulatie dan de bouw van twee windparken tegelijk.

Voor het eerst werd de activiteit van vleermuizen boven de Noordzee bestudeerd op de hoogte van de gondel (op 94 m boven zeeniveau) van windturbines (hoofdstuk 9). Aan vier turbines in de Belgische wateren werden akoestische vleermuisdetectoren geïnstalleerd. Van verschillende soorten vleermuizen is bekend dat ze grote afstanden afleggen tussen zomer- en winterrustplaatsen en dat ze tijdens hun migratie zelfs de Noordzee oversteken. De resultaten geven aan dat de waarnemingen op gondelhoogte (in het midden van de rotor) slechts ongeveer 10% van de waarnemingen op lagere hoogte (ca. 17 m boven zeeniveau) bedroegen, wat een indicatie geeft van de activiteit van vleermuizen op verschillende hoogtes bij het passeren van offshore windparken. De waarnemingen laten echter nog geen goede conclusies toe over het botsingsrisico voor vleermuizen, vooral niet in het onderste deel van de rotorzone.

Dit persbericht beschrijft enkel het algemene kader van de monitoring van milieueffecten in de Belgische offshore windparken en focust slechts op enkele resultaten. Het volledige rapport, evenals de oudere monitoringverslagen, kunnen hier worden geraadpleegd.

Aerosolcorrectie voor hoge resolutie satellietbeelden

Satellietgegevens worden steeds vaker gebruikt bij het in kaart brengen van de troebelheid van water (belangrijk voor waterorganismen) en het verkrijgen van inzicht in sedimenttransport. De atmosfeer is echter zeer variabel door de aanwezigheid van aerosols, een mengsel van kleine deeltjes die satellietbeelden beïnvloeden door absorptie en reflectie van het licht. Daarom is het essentieel dat een atmosferische correctie wordt uitgevoerd voordat de satellietgegevens worden gebruikt. In een nieuw artikel van Quinten Vanhellemont, onderzoeker van het Operationeel Directoraat Natuurlijk Milieu (OD Natuur) van ons instituut, wordt een nieuw atmosferisch correctiealgoritme gepresenteerd voor toepassing op satellietgegevens met hoge resolutie op waterpartijen.

Het Dark Spectrum Fitting-algoritme (DSF) werd ontwikkeld in het PONDER-project, gefinancierd door het BELSPO (Federaal Wetenschapsbeleid) Stereo III-programma. Dit project heeft tot doel data van zeer hoge resolutie satellietsensoren zoals Pléiades te gebruiken om veel gedetailleerdere informatie over watertroebelheid en sedimenttransport te genereren, maar het is noodzakelijk om eerst een methode te ontwikkelen om de beelden nauwkeurig te verwerken.

Pléiades beeld van de haven van Zeebrugge en omgeving.

Verwijdering van het aerosoleffect op satellietbeelden

Na het selecteren van donkere pixels op een satellietbeeld, gebruikt het Dark Spectrum Fitting-algoritme deze om de atmosferische aerosols te schatten. Dankzij de hoge ruimtelijke resolutie van Pléiades, levert deze methode ook hoge resolutie kaarten van de aerosolverdeling op, door gebruik te maken van objectschaduwen op grondniveau. De toepassing van de DSF op Pléiades-beelden met een grondresolutie van 2 m wordt gepresenteerd, wat toelaat om een beeld van de troebelheid en de gesuspendeerde sedimenten voor de zone in en rond de haven van Zeebrugge ook in hoge resolutie te bekomen.

Watertroebelheid in en rond Zeebrugge geschat op basis van een Pléiades-afbeelding na toepassing van het Dark Spectrum Fitting-algoritme. Merk op dat de hoge troebelheidszones niet zichtbaar waren op het oorspronkelijke satellietbeeld.

Extra toepassingsmogelijkheden

Het Dark Spectrum Fitting-algoritme werd ook aangepast voor het toepassen op gegevens die werden gegenereerd door andere satellieten, met name Landsat en Sentinel-2. Sinds april 2018 wordt het ook voor die satellieten aangeboden als standaardalgoritme in ACOLITE. ACOLITE is de software voor de analyse en interpretatie van satellietbeelden, en werd ook ontwikkeld door Quinten aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Een paper waarin de aanpassing en validatie van de DSF aan Landsat en Sentinel-2 wordt beschreven, is in voorbereiding.

Zeezoogdieren in België in 2017

Naar jaarlijkse traditie vatten onze mariene wetenschappers de beschikbare informatie over zeezoogdieren in België samen in een rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke vissen in België in 2017. De nieuwste editie bevat naast een bespreking van de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke vissen in 2017 ook opiniestukjes over Arctische klimaatvluchtelingen en over de Grijze zeehond in onze kustwateren.

Grijze zeehond in de haven van Nieuwpoort op 17 januari 2017 (foto: T. Hubin/KBIN).

Bruinvissen

Het aantal strandingen van Bruinvissen bedroeg in 2017 ongeveer het gemiddelde van de voorbije 10 jaren. “Predatie door de Grijze zeehond en incidentele vangst waren de belangrijkste doodsoorzaken die we vaststelden” verduidelijkt Jan Haelters, hoofdauteur van het nieuwe rapport. “Bijna 60% van de 93 Bruinvissen die in 2017 langs de Belgische kust strandden, kwamen door één van deze oorzaken aan hun einde.”

Andere walvisachtigen

Van de Witsnuitdolfijn werden in 2017 twee waarnemingen gedocumenteerd, terwijl Tuimelaars regelmatiger gemeld werden. Van beide soorten spoelde een kadaver aan. Een dode Dwergvinvis dreef door Belgische wateren, en spoelde tenslotte aan in Nederland.

Zeehonden

Met 10 Gewone zeehonden, 8 Grijze zeehonden en 19 niet tot op soort geïdentificeerde zeehonden vertoont het aantal dode of stervende zeehonden een stijgende trend. Daarenboven werden 22 Gewone en 6 Grijze zeehonden voor tijdelijke verzorging te SEALIFE Blankenberge opgenomen. In de haven van Nieuwpoort werd een opvallend hoog aantal zeehonden waargenomen dat verwond was door vishaken.

Een zeer onverwachte bezoeker

De Groenlandse walvis die op 31 maart en 1 april voor Oostende en Middelkerke verbleef, was de eerste ooit gemeld in de hele Noordzee. Amper een jaar na de Narwal  zorgt deze walvis van het hoge noorden voor heel wat speculatie over de gevolgen van klimaatsverandering op het zeeleven in het noordpoolgebied en de hele wereld.

Deze verslaggeving kadert in de uitvoering van het Koninklijk Besluit over de soortenbescherming in de Belgische zeegebieden, en benadrukt de hulp en steun van vele vrijwilligers, andere instituten en lokale orde- en hulpdiensten. Geïnteresseerden kunnen dit rapport (in NL of FR) bekomen via www.marinemammals.be/reports.

Belgische Kustwacht zet de toon in de internationale strijd tegen luchtvervuiling boven zee

Sinds 2016 wordt aan boord van het Belgische Kustwachtvliegtuig een zogenaamde ‘sniffer’-sensor ingezet om te controleren op milieu- en nautische overtredingen. Deze sensor laat toe het zwavelgehalte in de brandstof af te leiden op basis van metingen die boven zee worden gerealiseerd in de uitstoot van schepen. Deze methode maakt niet enkel een efficiëntere monitoring van aspecten van de luchtkwaliteit boven zee mogelijk, maar laat ook toe potentiële overtreders te identificeren. Internationaal wordt in dit verband steeds meer in Belgische richting gekeken. Naast de Noordzeelanden is het momenteel vooral China dat zijn interesse uit.

(c) KBIN/SURV

Problematiek van luchtvervuiling door schepen en Belgische pioniersrol

Luchtverontreiniging, en de gevolgen ervan voor mens en milieu, geniet een grote aandacht in onze media. Vooral de auto krijgt het daarbij hard te verduren, maar vaak wordt vergeten dat ook de scheepvaart een belangrijke bron van luchtvervuiling (en andere verontreinigingen) vormt. Zo dragen ook zwaveldioxiden in de uitstoot van schepen die zwavelrijke zware brandstoffen verbranden, bij tot diverse volksgezondheid- en milieuproblematieken (fijn stof, zure regen, klimaatverandering). De inperking van de zwaveluitstoot van schepen op zee vormt daarom het onderwerp van internationale verdragen (limiet op zwavelgehalte in de brandstof vastgelegd in het MARPOL-verdrag, de Internationale Conventie voor de preventie van vervuiling door schepen), en is een Europese topprioriteit (Europese Zwavelrichtlijn).

We berichtten reeds eerder over de sniffer-sensor die sinds 2016 wordt gebruikt aan boord van het Belgische Kustwachtvliegtuig om de zwaveluitstoot van schepen te meten boven de Noordzee (de gehaltes aan SO2 en CO2 worden gemeten, waaruit het zwavelgehalte in de brandstof berekend kan worden). Het Kustwachtvliegtuig, eigendom van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, draagt hierdoor bij aan een efficiënte handhaving van de scheepvaart, in samenwerking met FOD Mobiliteit. De unieke pioniersrol die België speelt is niet onopgemerkt gebleven. Zo wordt nu al actief samengewerkt met Nederland en ook andere Noordzeelanden overwegen om het Belgisch voorbeeld te volgen.

(c) KBIN/SURV

Intercontinentale interesse

Maar daar houdt de internationale interesse niet op! De Belgische prestaties en expertise kwamen ook op de radar van landen buiten het Noordzeebekken en de EU. Zo werd onze luchttoezicht-operator Ward Van Roy in september 2017 uitgenodigd om het Belgische pionierswerk te presenteren tijdens een internationale bijeenkomst in het Canadese Cornwall (Ontario). Het publiek bestond hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van overheden, belast met het aanpakken van de vervuiling door schepen.

Ook een delegatie van het Chinese Ministerie voor Transport bezocht in juni 2017 het Belgische luchttoezicht-team, om de mogelijkheid in te schatten om de bij ons ontwikkelde procedures ook in China toe te passen. Net als Europa heeft China erg te kampen met de problematiek van luchtvervuiling, en de centrale Chinese regering engageert zich tegenwoordig sterk om de achterstand in de strijd tegen scheepsemissies weg te werken. Het heeft er veel middelen voor over om deze inhaalbeweging te realiseren, en richtte daartoe in 2016 drie ‘Domestic Emission Control Areas’ (DECAs) op in de gebieden rond de drukste Chinese havens. De scheepvaartinspectiediensten kregen vervolgens de opdracht om de milieuvervuiling afkomstig van schepen, en dus ook de zwavelproblematiek, in deze DECAs aan te pakken. De Natural Resources Defense Council (NRDC), een NGO die het beschermen van de aarde (haar mensen, haar planten en dieren, en de natuurlijke systemen waarvan al het leven afhankelijk is) tot missie heeft, ondersteunt de Chinese overheidsdiensten bij het opbouwen van de kennis die nodig is om de monitoring in de toekomst zelf uit te voeren.

De drie Chinese Emission Control Areas liggen rond de drukste Chinese havengebieden.

Leren van de Belgische ervaring

Begin mei 2018 werd Van Roy door de NRDC en het China Waterborne Transport Research Institute (afdeling van het Ministerie voor Transport) uitgenodigd om op een workshop in het Chinese Shenzhen te spreken over de regulering en handhaving van de uitstoot van schepen in de DECA zones. Vervolgens organiseerde de NRDC op 6 juni 2018 een workshop en media-event in Beijing, naar aanleiding van de tweede verjaardag van de Chinese DECA-implementatie. Weerom werd Ward Van Roy (samen met de Deen Jon Knudsen) geselecteerd om via teleconferentie zijn kennis over de zwavelthematiek te delen, de Belgische ervaringen toe te lichten, en het belang van de Chinese DECA-implementatie in de verf te zetten. “We rekenden erop dat de boodschappen van internationale experten China kunnen helpen om meer vooruitstrevende acties te ondernemen en een robuust monitoringprogramma op te zetten.” vertelt Freda Fung van NRDC. “Verder hoopten we dat de buitenlandse ervaringen inspirerend zouden werken, en niet enkel tot het verder ontwikkelen en uitvoeren van het verplicht wettelijk kader zouden leiden, maar ook tot het opzetten van vrijwillige acties om de zwaveluitstoot van schepen verder terug te dringen.”

Big in China

Het media-event werd een groot succes! De Chinese journalisten vonden het zeer waardevol om rechtstreeks van buitenlandse experten te horen hoe de handhaving in hun land wordt aangepakt, en of nieuwe technologieën om het zwavelgehalte in de uitstoot van schepen te reduceren efficiënt werken. “De Chinese media waren ook zeer enthousiast over het feit dat monitoring vanuit de lucht effectief een belangrijke schakel kan zijn in het opsporen van uitstootovertredingen op zee, en toonden een grote interesse in het Belgische pionierswerk.”, aldus Van Roy. “Enkele toonaangevende Chinese kranten (waaronder People’s Daily) en vele sectorspecifieke media (die berichten over scheepvaart, energie en transport), brachten een item over het media-event, en citeerden de Belgische onderzoeker met betrekking tot verschillende aspecten van zijn verhaal. Ward en de Belgische aanpak zijn nu beroemd in China!” vult Freda aan.

“Ward Van Roy en Jon Knudsen hebben gedetailleerd beschreven hoe de sniffer-technologie moet worden gebruikt om de in de lucht verspreide uitstoot van verontreinigende stoffen door schepen effectief op zee te controleren.”

“Ward Van Roy voorzag ook een verhelderende uitleg over het effect van ontzwaveling-scrubbers*, en het feit dat deze nog steeds bijdragen tot vervuiling wanneer het resulterende afvalwater niet wordt opgevangen en gezuiverd, maar rechtstreeks wordt geloosd.”

China Shipping Weekly, 06-07-18

“Zowel in relatie tot onze werkopdracht als gevoed door onze bezorgdheid om de kwaliteit van onze leefomgeving, waar ook luchtkwaliteit een belangrijk onderdeel van vormt, geeft de internationale interesse in het Belgische pionierswerk ons zeer veel voldoening en extra motivatie om verder te gaan op de ingeslagen weg.” sluit Van Roy af.

(c) KBIN/K. Moreau

Toekomstperspectieven

Intussen bekijken de wetenschappers van het Belgische luchttoezicht de mogelijkheden om hun expertise uit te breiden met het meten van stikstofverbindingen in de uitstoot van schepen op zee, waarvoor vanaf 2021 bij ons striktere normen zullen gelden. Ook blijven ze andere Noordzeelanden en de Europese Commissie informeren over het nut van dergelijke ‘sniffer’-vluchten boven zee, in de hoop dat dit de komende jaren niet alleen in China, maar ook rond de Noordzee wordt uitgebreid (en naar andere Europese zeegebieden) in de gezamenlijke aanpak van luchtvervuiling door schepen.

* Scrubbers zijn installaties waarin water ongewenste vervuilende stoffen uit een gasstroom kan verwijderen. Wanneer dat water vervolgens niet wordt opgevangen spreekt men van een ‘open systeem’, in het andere geval van een ‘gesloten systeem’.