Nieuw verdrag beschermt biodiversiteit op volle zee

Van 20 februari tot en 4 maart vonden in New York de allerlaatste BBNJ-onderhandelingen plaats, die als doel hebben een internationaal verdrag aan te nemen voor de bescherming van de biodiversiteit op volle zee. De overeenkomst werd bereikt na 17 jaar van intense discussies en onderhandelingen bij de Verenigde Naties. België speelde een actieve rol in het uitwerken en finaliseren van dit historische verdrag. Het zal nu onder andere mogelijk worden om natuurgebieden op volle zee – buiten de territoriale wateren – te creëren.

© Christopher Michel, CC BY 3.0, Wikimedia Commons

Het nieuwe verdrag is van groot belang voor België, aangezien ons land als stichter van de Blue Leaders in 2019 een sterke voorstander is van de bescherming van de oceaan en het behoud van haar rijkdommen. De aanname van de doelstelling om 30% van de oceaan te beschermen tegen 2030 tijdens de COP Biodiversiteit in Montreal in december vorig jaar was een eerste belangrijke stap. Het afsluiten van dit nieuwe Verdrag voor de Bescherming van Biodiversiteit op Volle Zee (BBNJ – Biodiversity Beyond National Jurisdiction) is de tweede en laatste stap vooraleer men effectief kan beschermen.

Het belang van de oceaan

De oceaan is van cruciaal belang voor het behoud van het leven op aarde. Ze is de bron van voedsel en energie voor miljoenen mensen, regelt het klimaat en zorgt voor zuurstof. Helaas wordt de oceaan bedreigd door vervuiling, overbevissing, klimaatverandering en andere menselijke activiteiten.

Het beschermen van onze oceaan is daarom essentieel voor de toekomst van de planeet. Eén van de belangrijkste redenen is de unieke rol die de oceaan speelt in de strijd tegen klimaatverandering. Zo absorbeert ze ongeveer een derde van de CO2 die door menselijke activiteiten in de atmosfeer wordt uitgestoten. Dit helpt om de opwarming van de aarde te verminderen en het klimaat te stabiliseren.

Vincent Van Quickenborne, minister van Noordzee: “Dit is een historisch verdrag. Een cruciale stap voor al wie om de oceaan geeft. Het BBNJ-verdrag voor de oceaan is wat het Parijs-akkoord van 2015 is voor het klimaat. Na meer dan 17 jaar onderhandelen, kunnen we nu eindelijk mariene beschermde gebieden op volle zee creëren.”

Het belang van natuurreservaten op volle zee

Het nieuwe BBNJ-verdrag moest er komen om beschermde gebieden (natuurreservaten) op volle zee te creëren. 70% van het aardoppervlak bestaat uit water waarvan 3/4 volle zee is die op dit moment op geen enkele manier volledig door de internationale gemeenschap kon beschermd worden.

Dankzij dit verdrag is de laatste stap gezet om 30% van die volle zee tegen 2030 om te vormen tot mariene beschermde gebieden. Dat zijn zones waarin menselijke activiteiten zeer strikt geregeld worden: duurzame scheepvaart, duurzaam watertoerisme, duurzaam gebruik van biotische (visbestanden en andere zeeorganismen) en abiotische (zand, grind, metalen, …) hulpbronnen, wetenschappelijk onderzoek met respect voor de natuur.

De wetenschap is het erover eens dat minstens 30% beschermd moet worden met de inrichting van natuurgebieden op volle zee om een weerbare oceaan te hebben die impact heeft op de klimaatverandering. Met 30% bereik je het tipping point (keerpunt) om ook de andere 70% leefbaar te houden.

Sophie Mirgaux, Belgisch speciaal gezant voor de oceaan, FOD Volksgezondheid, die de onderhandelingen sinds het begin volgt als lid van het EU-onderhandelingsteam: “Dit verdrag is echt een gamechanger voor de bescherming van de oceaan. Het zal een uitdaging zijn om deze bescherming effectief waar te maken in een gebied dat zo ver van de kust ligt. Daar heb je veel capaciteit voor nodig en het zal een werk van lange adem zijn. Maar het is noodzakelijk, dus we moeten er als internationale gemeenschap voor gaan.” 

© CC0 1.0

Naast de natuurgebieden op volle zee spreekt het Verdrag ook over de toegang tot mariene genetische bronnen en de eerlijke verdeling van de voordelen die daaruit voortvloeien, milieu-effectbeoordelingen van activiteiten op volle zee, capaciteitsopbouw en de overdracht van mariene technologie. Het verdrag zal, net als het klimaatverdrag, ook een COP ‘Conference of the Parties’ organiseren.

Rol van België

Ons land heeft zich actief ingezet voor het succes van de BBNJ-onderhandelingen, onder meer door actieve deelname aan het proces en via bilaterale contacten met andere landen. Ook het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen werkte intensief mee: Hendrik Segers was als lid van de Belgische delegatie én het EU-team betrokken bij het opstellen van de Belgische en EU-posities, en was verantwoordelijk voor aspecten rond mariene genetische bronnen. Het belang van het finaliseren van het BBNJ-verdrag werd ook onderstreept tijdens het Blue Leaders event dat minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne mee organiseerde aan de vooravond van de Our Ocean Conference 2023 in Panama. Beleidsmakers uit de hele wereld hebben er opgeroepen tot de afronding van het BBNJ-verdrag.

De oproep op hoog niveau werd kracht bijgezet door de aankondiging van meer dan 100 miljoen dollar aan financiering ter ondersteuning van de ratificatie en uitvoering van het verdrag. De financieringsbelofte werd mogelijk gemaakt door private en publieke filantropische instellingen zoals Bloomberg Philanthropies, de Global Environment Facility (GEF), Oceans5 en anderen. Ook de Europese Commissie heeft 40 miljoen euro toegezegd voor het BBNJ-verdrag. Daarnaast voorziet de Commissie 816 miljoen euro voor oceaanonderzoek.

Als Blue Leader zal België haar gewicht in de schaal werpen om snel het eerste natuurgebied op volle zee te kunnen vastleggen. Om dit mogelijk te maken moeten echter nog enkele stappen worden ondernomen.

Hendrik Segers, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, licht toe: Om tot het afbakenen van mariene beschermde zones te kunnen overgaan in gebieden buiten nationale jurisdictie moet het BBNJ- het verdrag eerst door de EU lidstaten en de Commissie worden geratificeerd, en omgezet in nationale en Europese wetgeving. Ook voor het wetenschappelijk onderzoek op volle zee wordt het belangrijk te weten wat de consequenties zijn van het verdrag.

België kandidaat voor secretariaat in Brussel

Net zoals dat voor andere internationale conventies het geval is, zal er voor BBNJ ook een secretariaat opgericht worden. Dat zal een apart secretariaat zijn, dus niet onder de VN-koepel in New York. Dat is belangrijk om het nieuwe Verdrag slagkracht te geven. Er zal immers een belangrijke lobby zijn tegen het vastleggen van beschermde gebieden op volle zee. Een apart secretariaat kan dan een echte vuist maken, onder andere met eigen personeel en een apart budget. België, een van de stichters van de Blue Leaders, stelt zich kandidaat om dat belangrijke secretariaat in Brussel in te richten. Dit ligt niet alleen in lijn van het engagement van ons land van de voorbije jaren, maar zou ook het internationaal marien aanzien van België aanzienlijk verhogen.

UNITED wint Blue Innovation Swell Award 2022

Op donderdag 15 december vond de plechtige uitreiking van de Blue Innovation Awards 2022 plaats in het Havenhuis in Antwerpen. De Belgische Pilot van het project UNITED ging aan de haal met de Blue Innovation Swell Award. Binnen dit demonstratieproject werkt het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen samen met wetenschappelijke en commerciële partners aan het optimaliseren van de combinatie van offshore wind, aquacultuur en herstel van platte oesters en zeewierteelt.

Projectpartners van het Belgische demonstratieproject binnen UNITED (beeld : UNITED)

Blue Innovation Awards

De Blue Innovation Awards zijn een initiatief van de Blauwe Cluster om innovatieve projecten, producten en diensten in de blauwe economie in de schijnwerpers te plaatsen. Er worden vier categorieën onderscheiden: de Blue Innovation Wave voor kmo’s, de Corporate Blue Innovation Wave voor grote bedrijven, de Blue Innovation Swell voor samenwerkingsinitiatieven en de Blue Innovation Captain voor overheidsinitiatieven. Daarnaast wordt ook een publieksprijs uitgereikt.

Het ging in 2022 reeds om de derde editie van de Blue Innovation Awards. Alle inzendingen, waarbij in totaal ruim 50 organisaties betrokken waren, werden beoordeeld op vijf criteria: innovatief karakter; link met economische activiteiten in, op en aan zee; marktpotentieel; internationale ambities en uitstraling; en link met de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties. Binnen elke categorie werden uiteindelijk twee genomineerden weerhouden.

De laureaten van de vier Blue Innovation Awards 2022 (Beeld: Blauwe Cluster)

UNITED

Het EU Horizon2020-project UNITED (Multi-Use offshore platforms demoNstrators for boostIng cost-effecTive and Eco-friendly proDuction in sustainable marine activities) levert bewijs voor de economische én ecologische levensvatbaarheid van meervoudig gebruik van de ruimte op zee door de ontwikkeling van vijf demonstratieprojecten in verschillende Europese zeegebieden.

Het Belgische demonstratieproject draait om de combinatie van offshore windenergie, de kweek van zeewier (Saccharina latissima) en Europese platte oesters (Ostrea edulis), en het herstel van platte oesterriffen. Het is een samenwerking tussen verschillende onderzoeksgroepen van de Universiteit Gent, Jan De Nul, Brevisco, Colruyt, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en Parkwind. De KBIN-onderzoeksgroep MARECO legt vooral de focus op op het herstel van platte oesterriffen, en is ook verantwoordelijk voor de ontwikkeling van een kader voor de beoordeling van de meerwaarde van meervoudig marien gebruik, dat in de vijf proefprojecten zal worden toegepast.

“De verkiezing van het Belgische UNITED-luik tot laureaat van de Blue Innovation Swell Award 2022 toont aan dat de blauwe economie bij ons sterk leeft, en dat natuurontwikkeling ook binnen economische activiteiten een steeds sterker verankerde voorwaarde wordt.” zegt MARECO-onderzoekster Annaïk Van Gerven trots.

De UNITED-laureaten van de Blue Innovation Swell Award 2022 (Beeld: Blauwe Cluster)

Meer informatie over de andere Blue Innovation Awards 2022 kan worden teruggevonden op de website van de Blauwe Cluster.

Combinatie van passieve visserij en aquacultuur op zee stap dichter bij rendabele praktijk

De ruimtelijke combinatie van een zeeboerderij – waar mosselen, oesters en zeewier groeien – en passieve visserij met innovatieve loktechnieken werd de afgelopen drie jaar uitvoerig getest voor onze kust. Dat het lukt is goed nieuws, want beide activiteiten zijn in tegenstelling tot de klassieke – actieve – boomkorvisserij toegelaten in zones voor windparken. Licht, geluid en geur blijken succesvolle technieken om méér zeekat, garnaal en vis te vangen op de bodem van een meersoortige zeeboerderij. Bovendien werden tools ontwikkeld die uitbaters van zeeboerderijen toelaten om zeereizen beter te plannen. De resultaten van het VLAIO-project SYMAPA werden op 24 november 2022 in Oostende aan pers en stakeholders voorgesteld door de projectpartners Colruyt Group, Brevisco, AtSeaNova, Vlaamse Visveiling, het Instituut voor Landbouw-, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).

Schematische voorstelling van potenvisserij op de zeebodem (beeld: ILVO)

Minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne was erbij: “We gaan het Belgisch deel van de Noordzee uitbouwen als dé energiecentrale van ons land en als motor van innovatie en zelfvoorzienigheid. Daarom willen we naast windparken en drijvende zonnepanelen ook zeewier kweken in de Noordzee om biobrandstof van te maken. Daarvoor hebben we 250.000 euro onderzoeksgeld uitgetrokken. In de windparken kunnen we naast energie ook voedsel produceren. Als je weet dat we in Europa 70% van onze zeevoeding importeren, bewijst dit dat er nog veel potentieel is in ons land voor maricultuur en passieve visserij. Eiwitten die op die manier uit zeewier of uit schelpdieren worden gewonnen, hoeven niet meer via veeteelt of visserij te worden geproduceerd. De resultaten van het SYMAPA-project tonen dat er belangrijke stappen gezet zijn om het niet alleen technisch en biologisch maar ook economisch haalbaar te maken om niet één, maar twee of zelfs drie activiteiten in dezelfde Noordzeezone te combineren.”

10 keer meer zeekat in potten met fluorescerend garen

In passieve ‘pottenvisserij’ worden vissen en andere zeedieren gelokt naar en gevangen in potten op de bodem van de zee. Deze vorm van selectieve visserij kent weinig bijvangst, weinig tot geen bodemimpact en weinig brandstofverbruik. De potten worden regelmatig geleegd en de vangst leeft bij het ophalen aan boord, wat de kwaliteit ten goede komt.

De vangstcapaciteit kan bovendien geoptimaliseerd worden door gebruik te maken van licht, geluid en potentieel ook geur. Dat blijkt uit proeven van ILVO in de Westdiep zone voor de kust van Nieuwpoort:

  • De resultaten voor zeekat (Sepia, een soort inktvis) zijn indrukwekkend: door het net van een standaard zeekatpot te vervangen door een fluorescerend garen vingen de wetenschappers 10 keer méér zeekat.
  • Andere technieken die de vangst significant deden stijgen waren gebruik van ledlampen in potten voor grijze en steurgarnaal, eetgeluiden in potten voor rondvis en de geur van banaan in potten voor platvis.

Mattias Van Opstal en Jasper Van Vlasselaer (ILVO): “Het onderzoek leverde een toolkit op met innovatieve technieken die vissers kunnen gebruiken om de vangst in potten te verhogen. Afhankelijk van de plek in zee en de diersoorten die daar aanwezig zijn, zal de ene of de andere loktechniek voor hen interessanter zijn.”

Passieve vangst scoort goed op kwaliteit en smaak

SYMAPA-partner Vlaamse Visveiling is alvast tevreden over de kwaliteit van de passieve vangst. Sylvie Becaus (Vlaamse Visveiling): “We kregen niet alleen meer zeekat binnen – een commercieel interessante soort – de kwaliteit van de producten was ook uitstekend: dagvers en niet gekneusd.”

Testen in het smaaklabo van de Food Pilot van ILVO en Flanders’ FOOD in Melle bevestigen dit kwaliteitsverschil: passief gevangen zeekat kreeg betere scores van het professioneel getrainde smaakpanel dan zeekat die als bijvangst aangeland wordt in de boomkorvisserij.

Smart aquafarming

De Noordzee is een goed gemonitord ecosysteem. KBIN maar ook ILVO en verschillende Europese partners verzamelen data om de gezondheid van visbestanden en van het brede mariene ecosysteem te monitoren. KBIN ontwierp bovendien nuttige tools voor het plannen van zeereizen. Een platform voor vijfdaagse mariene voorspellingen over getijden, windsnelheden, golfhoogte, enz. bestond reeds (het Marine Forecasting Centre) maar dankzij SYMAPA en het EU-H2020 FORCOAST-project is er nu ook een modelleringstool om de beste periode voor de installatie van spatcollectoren te voorspellen. Met die toestellen verzamelen kwekers rondzwervend zaad van mosselen en oesters om ze vervolgens op te kweken. Te vroeg plaatsen kan hinderlijke fouling veroorzaken, te laat plaatsen kan de zaadoogst doen mislukken.

Léo Barbut en Geneviève Lacroix (KBIN): “Dankzij deze modelleringstools staan we opnieuw een stap dichter bij smart aquafarming. Uitbaters van zeeboerderijen kunnen op basis van data plannen wanneer ze op zee gaan voor onderhoud van hun installaties, voor het collecteren van zaad en uiteindelijk ook voor de oogst.”

Mosselkweek en -installaties geoptimaliseerd

In een vorig project Edulis werden al met succes mosselen gekweekt tussen de windparken op 30 tot 50 km van de Belgische kust. Ook SYMAPA-coördinator Brevisco toonde in het privaat-gefinancierde Nearshore Mossel project aan dat grootschalige mosselkweek in de Belgische Noordzee technisch en economisch haalbaar is. De Belgische ‘blauwmossel’ is groter en vleziger (40-45% vleeswaarden) dan de Zeeuwse mossel (30-35% vleeswaarden). Ze groeit ook sneller en smaakt goed. In SYMAPA werd de teelttechniek geoptimaliseerd tot het mooie resultaat van 16 kg mosselen per meter. Dankzij schijnbaar kleine aanpassingen aan de installaties is er nu ook geen schade meer bij storm. De installaties zijn stabiel en ‘Noordzee-proof’ gemaakt.

Mossellijnen worden opgehaald ter controle van de kweek (beeld: Brevisco)

Kwaliteitsvolle oesters uit onze Noordzee

In het afgelopen project Value@Sea werd aangetoond dat de bedreigde Europese platte oester gekweekt kan worden in de Noordzee. In SYMAPA werden de teelttechnieken verder op punt gesteld in de Westdiep zone, met wisselend succes. Kwaliteitsvolle platte oesters kweken nabij de kust is mogelijk maar de snelle aangroei van ongewenste organismen (fouling) op de manden is een technisch obstakel dat verholpen moet worden voor een commercieel haalbare kweek. Het verhindert de doorstroming van vers zeewater waardoor de oesters periodiek te weinig nutriënten binnenkrijgen om te groeien.

Colruyt Group blijft inzetten op onderzoek om op termijn ook platte oesters te kweken in het Westdiep. Vandaag bouwt Colruyt Group er de eerste commerciële zeeboerderij van ons land waar  de eerste 50 mossellijnen van fase 1 geïnstalleerd worden en de eerste beperkte oogst in de zomer van 2023 wordt verwacht.

Aangroei op de oestermanden (beeld: Colruyt Group)
Kwaliteitsvolle gekweekte Europese platte oesters (beeld: Colruyt Group)

Wannes Voorend (Colruyt Group): “Door meerdere soorten te kweken in een zeeboerderij zouden we een breder pallet aan zeeproducten kunnen aanbieden, daarnaast heeft het combineren van activiteiten ook  enkele operationele voordelen. De toepassingen in Zeeboerderij Westdiep zijn alvast veelbelovend, maar dit doen we in een stap-voor-stap aanpak richting commerciële kweek.”

Zoektocht naar zeewierinstallaties die stroming Noordzee weerstaan

Voor zeewier zijn de natuurlijke condities in de Noordzee een blijvende technische uitdaging. In SYMAPA werden door partner AtSeaNova zowel horizontale als verticale structuren getest. Horizontale doen het prima op rustige golven maar in de Noordzee is de trekkracht te groot. Daarom werd overgeschakeld op verticale installaties met losse hanglijnen. Het zijn die structuren die nu verder getest worden in het lopende EU-H2020 project UNITED.

Bruikbare gegevens voor Marien Ruimtelijk Plan

Het Belgisch deel van de Noordzee is slechts 3.500 km² groot maar interessant voor uiteenlopende activiteiten. Denk aan maricultuur, visserij en energieproductie maar ook scheepvaart, zandwinning, recreatie, natuur- en kustbescherming. De planning van die verschillende activiteiten in het Marien Ruimtelijk Plan is een moeilijke maar belangrijke puzzel. In het huidige plan (2020-2026) is aquacultuur op zee alleen toegelaten in de Westdiep zone en de windparken. Ook passieve visserij is in beide toegestaan, in tegenstelling tot klassieke boomkorvisserij die niet rond de winds mag.

Bert Groenendaal (Brevisco), coördinator SYMAPA: “Dat synergiën tussen maricultuur en passieve visserij mogelijk zijn, is een belangrijke opsteker van dit project. Er is nu een toolkit met innovatieve vangsttechnieken, de mosselkweek is geoptimaliseerd en er zijn voorspellingsmodellen die de combinatie van activiteiten op zee ook logistiek en economisch haalbaarder maken.”

Mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik kunnen een belangrijke troef zijn in het Belgisch deel van de Noordzee (beeld: Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026)

 

Artikel grotendeels op basis van ILVO-persbericht, 24 november 2022

Interactieve socio-economische workshop (UNITED) – 7 december 2022 @De Cierk, Oostende

WIJ HEBBEN JULLIE NODIG! Deel jullie mening rond de eerste tests van kweek van oesters en zeewier en oesterrifherstel in het windpark Belwind. Dit alles bij een lekkere oester, heerlijke zeewierproducten en een actieve brainstorm.

Meervoudig ruimtegebruik op zee. Wat is het? Hoe valt het toe te passen in het Belgisch deel van de Noordzee? Wat zijn de voordelen op economisch en sociaal vlak? Wat zijn de te verwachten uitdagingen? Het UNITED project heeft dit onderzocht door een succesvolle test uit te voeren in een windpark op zee, waarbij zowel oester- als zeewierteelt en natuurherstel van oesterriffen werden bestudeerd. Aan de hand van een interactieve workshop zullen de eerste resultaten besproken en bediscussieerd worden met het brede publiek, waarbij ook ruimte zal zijn voor vragen, discussierondes en het uiten van mogelijke verwachtingen en bezorgdheden. De workshop is zo opgesteld dat de voormiddag focust op het economische aspect en de namiddag op het sociale aspect. Deelnemers kunnen aan één of beide sessies deelnemen, en over de middag wordt een lunch-in-thema voorzien.

Registreer nu via deze link.

Programma

VOORMIDDAG – ECONOMISCH LUIK

09:00 – 09:30  Welkomstwoord en ijsbrekende oefening: het woord is aan jullie
09:30 – 09:45  Waar draait het project UNITED om?
09:45 – 09:50  Doelstelling van de workshop
09:50 – 10:10   Business analyse voor meervoudig gebruik op zee – kritische blik op de business strategie en processen en identificeren van mogelijke verbeteringen / Wat is meervoudig ruimtegebruik en hoe kunnen we het toepassen in het Belgische deel van de Noordzee? / Presentatie van de business case en belangrijkste resultaten: producten en diensten, opbrengsten en kosten, kernboodschap, etc.
10:10 – 10:25  Socio-economische karakteristieken van het project. Presentatie van de belangrijkste economische activiteiten die het demonstratieproject omringen
10:25 – 10:40  Pauze
10:40 – 12:00  Brainstormsessie: verwachtte socio-economische impact (positief en negatief) van meervoudig ruimtegebruik; Rondetafeldiscussie met focus op:
– Extra elementen rond de business case
– Andere socio-economische activiteiten die niet werden beschouwd en hun impact (toename van werkgelegenheid, ontwikkeling van bedrijvigheid, toename van inkomsten)
– Ontbrekende informatie (gericht op zeewier en aquacultuur activiteiten)
– Impact op ecosysteemdiensten en/of op de mariene omgeving

12:00 – 13:30  LUNCH – degustatie van oesters, zeewierproducten en heerlijke broodjes

NAMIDDAG – SOCIAAL LUIK

13:30-13:35  Welkomstwoord, Silke Beirens, Schepen Mens & Milieu, Stad Oostende

13:35-13:45  Doelstellingen van het sociale deel van UNITED
Waarover gaat het Belgische luik binnen het project UNITED? / Wat zijn de doelstellingen van het sociale deel van de workshop? / Wat zijn sociale effecten?
13:45-14:45  Presentatie van scenario’s – zeewierkweek, oesterkweek en oesterrifherstel – in een windpark: identificatie van mogelijke sociale impact. Er zullen verschillende opties worden gepresenteerd:
– Elke activiteit in een afzonderlijk zeegebied (geen meervoudig ruimtegebruik)
– Windpark gecombineerd met één andere activiteit (zeewierkweek,
oestercultuur of oesterrifherstel)
– Windpark gecombineerd met meerdere andere activiteiten: oesters en zeewier / aquacultuur en natuurherstel
14:45-15:45  Rangschikking van eerder geïdentificeerde sociale effecten / beoordeling van aanvaardbaarheid / optimaliseren van oplossingen
15:45-16:00  Slotopmerkingen & korte conclusie van beide delen
16:00-16:30  Afsluitende drink

Nieuwe studie toont aan dat recente zeeschepen meer stikstof uitstoten in de Belgische Noordzee

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) heeft een grootschalige onderzoek uitgevoerd naar de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen in het Belgisch deel van de Noordzee. Onze wateren behoren tot een lage-emissiezone voor NOx die werd ingesteld om de schadelijke impact ervan te beperken voor de dichtbevolkte kuststaten rond de Noordzee. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de schepen de uitstootnormen haalt. De metingen illustreren echter ook dat recente schepen in de Belgische wateren gemiddeld een hogere NOx-uitstoot hebben dan oudere schepen. Dit is opmerkelijk aangezien de internationale regelgeving de NOx-uitstoot in de lage-emissiezone net stapsgewijs wil doen dalen, waarbij recente schepen aan strengere normen moeten voldoen dan oudere schepen.

Het Belgische kustwachtvliegtuig in actie tijdens een vlucht met de sniffersensor.

Door de toepassing van een sniffersensor in het Belgische luchttoezichtvliegtuig, eigendom van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en veelvuldig ingezet binnen de taken van de Kustwacht, staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee. De sensor laat toe om op het terrein diverse luchtpolluenten te meten in de uitstoot van schepen. Zwaveldioxidemetingen staan al sinds 2016 op het programma. Sinds de integratie van een NOx-sensor in 2020 meet het vliegtuig ook de concentratie aan stikstofoxiden (NOx).

De operatoren van het Belgische luchttoezicht in actie tijdens een vlucht met de sniffersensor.

Nood aan reductie van de NOx-uitstoot

Dat het bekomen van een effectieve afname van de NOx-uitstoot, waaronder die veroorzaakt door de scheepvaart, een belangrijke doelstelling is vloeit voort uit de negatieve effecten van NOx op de volksgezondheid en onze leefomgeving. Stikstofoxiden dringen diep in de longen door en zijn een bevorderende factor voor luchtwegaandoeningen en hart- en vaatziekten. Daarnaast spelen ze een belangrijke rol bij de vorming van ozon, dat niet enkel een broeikasgas is maar ook aanleiding kan geven tot ademhalingsproblemen. Verder spelen NOx een rol in de vorming van fijn stof. Tot slot dragen NOx bij tot de eutrofiëring en verzuring van het mariene en terrestrische leefmilieu.

Satellietbeelden visualiseren de uitstoot van stikstofdioxide NO2 op zee en aan land, met onder meer duidelijke oplichtende scheepvaartroutes in de Noordzee, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee (naast sterk geürbaniseerde en geïndustrialiseerde zones aan land). Merk op dat niet enkel in de Belgische Noordzee, maar ook in heel Vlaanderen zeer hoge NO2 waarden worden waargenomen, met een uitschieter boven Antwerpen.

In navolging van de Baltische zee werden de Noordzee en het Engels Kanaal als emissiecontrolegebied aangeduid, met als doel de dichtbevolkte kustregio’s en de kwetsbare zeegebieden van de Noordzeestaten beter te vrijwaren van de kwalijke gevolgen van NOx. Omdat de scheepvaartdichtheid hier erg hoog is, en drukke vaarroutes zich dicht bij land bevinden, is de reductie van NOx-emissies door de scheepvaart hier extra relevant. Bepaling 13 van Bijlage VI van het MARPOL Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) legt vanaf 1 januari 2021 strengere beperkingen op aan de stikstofuitstoot van schepen in de Noordzee NOx Emission Control Area (NECA). De uitstootlimieten worden hierin vastgelegd op basis van de constructiedatum van schepen. Net zoals bij auto’s, waarvoor Euro-normen zijn gedefinieerd op basis van het bouwjaar, zijn de internationale maritieme NOx-uitstootlimieten onderverdeeld in verschillende niveaus of ‘Tiers’. Tier 0 geldt voor schepen gebouwd voor 2000, Tier I voor schepen gebouwd van 2000 tot 2010, Tier II voor schepen van 2011 tot 2020 en Tier III voor schepen vanaf 2021 in NECA’s. Voor schepen uit recentere leeftijdscategorieën gelden hierbij steeds strengere normen dan voor oudere schepen. Op deze manier werd in de NECA verwacht dat Tier II-schepen 20%, en Tier III-schepen 80% minder stikstof uitstoten dan Tier I-schepen.

Emissiecontrolegebied (ECA) in de Noordzee en de Baltische zee.
Uitstootlimiet voor NOx zoals vastgesteld in MARPOL Bijlage VI Bepaling 13.

Resultaten van de Belgische opvolging

België is met de inzet van het sniffervliegtuig op wereldschaal het enige land dat reeds de NOx uitstoot van schepen op die manier in kaart brengt. Twee jaar van NOx metingen van individuele schepen in het Belgisch deel van de Noordzee tonen aan dat de uitstootnormen grotendeels gehaald worden. In tegenstelling tot de verwachtingen werd echter ook vastgesteld dat recentere zeeschepen meer stikstof uitstoten in het werkingsgebied van het Belgische luchttoezichtvliegtuig dan oudere schepen.

In 2020 en 2021 werd tijdens 127 vlieguren de stikstofuitstoot van maar liefst 1407 schepen gemonitord. Bij 59 van deze schepen werden NOx-waarden opgetekend die nopen tot verder onderzoek. Zo werd vastgesteld dat voor meer recente (Tier II) schepen, die aan strengere normen moeten voldoen, de gemiddelde stikstofwaarde hoger was dan deze  voor oudere schepen (Tier I en Tier 0). Zo was de gemiddelde NOx uitstoot voor Tier I-schepen 12,6 g NOx/kWh, terwijl deze voor Tier II-schepen 13,5 g NOx/kWh bedroeg. Bovendien werden meer Tier II-schepen waargenomen met NOx-emissiewaarden die een vooropgestelde drempelwaarde hadden overschreden.

De bekomen percentages van schepen met verdachte NOx-waarden in 2020 en 2021 illustreren het frequenter voorkomen van overschrijdingen van de vastgelegde drempelwaarden door de jongere Tier II schepen (de categorieën ‘gele’, ‘oranje’ en ‘rode vlag’ geven de mate van overschrijding van de drempelwaarde aan).

Verklaring en verder onderzoek

In samenwerking met het Directoraat-Generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer), de scheepvaartsector en de Hoge Zeevaartschool Antwerpen, zal het KBIN verder onderzoek voeren naar de mogelijke oorzaken. Een verklaring die alvast aangehaald wordt in het onderzoek ligt in de manier waarop de regelgeving is opgesteld voor Tier II-schepen, waarbij de NOx uitstoot bij lagere motorvermogens minder doorwegen in de vastgestelde normen (met zelfs helemaal geen limiet bij vermogens lager dan 25%). De redenering hierachter is dat een schip voornamelijk op de hogere motorvermogens opereert, en dat de uitstoot op de hogere vermogens dus meer dient door te wegen. In het Belgisch deel van de Noordzee varen schepen omwille van het drukke verkeer echter vaak met een lager motorvermogen, terwijl de NOx-uitstoot bij de lagere vermogens net hoger is … Het energie-efficiëntere varen leidt dus wel tot een lager brandstofverbruik en een verminderde CO2-uitstoot, maar kan, vooral bij Tier II-schepen, dus ook leiden tot een hogere NOx-uitstoot. Ook andere polluenten kunnen toenemen bij een lager motorvermogen, zoals zwarte koolstof en fijn stof. De internationale regelgeving die net een reductie van de stikstofuitstoot beoogt blijkt dus niet aangepast aan de specifieke vaaromstandigheden in de zuidelijke Noordzee.

Een mogelijke oplossing om dit onverwachte effect van de internationale regelgeving weg te werken  zou kunnen bestaan uit het toevoegen van een niet te overschrijden drempelwaarde voor NOx-emissies ongeacht het motorvermogen en de bouwdatum van schepen. Dergelijke NTE-limiet (Not To Exceed) is in de regelgeving vastgelegd voor Tier III-schepen waardoor er goede hoop bestaat dat deze nieuwste generatie van schepen wel zal leiden tot een NOx-emissiereductie in onze zeegebieden. Problematisch blijft dat zelfs bij Tier III-schepen er geen limiet werd vastgesteld onder een motorvermogen van 25%.

Kielleggingsdatum

Tot slot is een zwak punt in de internationale regelgeving dat het te lang mogelijk blijft om nieuwe schepen te bouwen volgens oude normen. In de regelgeving bepaalt het Keel Laying Year, het jaar waarin de kiel van een schip wordt gelegd en geregistreerd, in welke Tier het schip terecht komt. Van alle schepen die in 2021 gebouwd werden blijken zo amper 13% Tier III-schepen te zijn. Er werd vastgesteld dat de tijd tussen constructiedatum en de kielleggingsdatum sterk toenam bij de implementatie van de NECA in de Noordzee in 2021. Op deze wijze kunnen recente schepen nog in Tier II terecht komen en hoeven deze bijgevolg niet aan de striktere Tier III-limiet te voldoen die garant staat voor een effectieve vermindering van de NOx uitstoot (bijvoorbeeld door toepassing van  NOx-reductiesystemen). Daarom zal België (en ook Nederland) schepen gebouwd vanaf 2026 maar met een Keel Laying Year ouder dan 2021 niet meer aanvaarden als Tier II-schepen.

Studies zoals deze tonen aan dat de scheepvaart zelfs binnen een kader van strengere emissienormen verder dient in te zetten op de transitie van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzamere energiebronnen met minder impact op volksgezondheid, klimaat en leefmilieu.

Een nieuwe pindaworm voor de Belgische wateren, en opnieuw een Europese platte oester

Op 20 oktober 2022 hebben wetenschappelijke duikers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen in het Seastar-windpark een ankerblok geborgen dat werd gebruikt voor het monitoren van onderwatergeluid en dat al drie jaar op de zeebodem lag. Deze operatie werd uitgevoerd in het kader van onderzoek met behulp van het onderzoeksschip RV Belgica.

Op het ankerblok bevond zich een structuur die als behuizing moest dienen voor een boeikabel, maar die nu gevuld was met sediment. Onderzoekers van de onderzoeksgroep MARECO (Marine Ecology and Management) vonden in dat sediment zowaar een nieuwe soort voor de Belgische wateren, de pindaworm (Sipuncula) Nephasoma rimicola. De soort is bekend van het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan en werd ook reeds gevonden in het Engels Kanaal, maar werd dus niet eerder in België waargenomen.

De pindaworm Nephasoma rimicola, nieuw voor de Belgische wateren (©KBIN/F. Kerckhof)

Daarbovenop werd op het ankerblok zelf een Europese platte oester Ostrea edulis aangetroffen, waarvan de leeftijd op 2-3 jaar werd geschat (rechtsonder op de foto). Via moleculaire technieken zal de oorsprong van de oester worden nagegaan. Deze waarneming is alvast veelbelovend voor mogelijke oesterherstelprojecten in het Belgisch deel van de Noordzee. (Voor achtergrond over het uitzonderlijke karakter van deze vondst, zie onder meer hier.)

De Europese platte oester Ostrea edulis (rechtsonder) (©KBIN/J. Vanaverbeke)

België voorzitter van European Coast Guard Functions Forum

Aan het einde van de 13e plenaire zitting van het European Coast Guard Functions Forum (ECGFF), die van 5 tot 7 september 2022 in Split werd gehouden, heeft België de rol van voorzitter overgenomen van Kroatië.

De voorzitters Piet Pieters (Federaal) en Nathalie Balcaen (Vlaams) van de Belgische Kustwacht ontvingen de Europese vlag tijdens de ceremonie en wisselden informatie uit over de organisatie van dit belangrijke event.

Dit forum is een uniek en uitstekend instrument dat ons in staat stelt informatie en ervaringen uit te wisselen, te leren van gezamenlijke oefeningen en samen oplossingen voor gemeenschappelijke problemen te bedenken.  Kortom: onze banden aan te halen met de kustwachtorganisaties van de Europese lidstaten. De Belgische kustwacht organiseert in het komende jaar verschillende activiteiten:

  • een workshop samen met Frontex (the European Border and Coast Guard Agency)
  • een workshop samen met EMSA (European Maritime Safety Agency)
  • een bijeenkomst van de werkgroep Cyber Security
  • de oefening “COASTEX 23” in samenwerking met EFCA (European Fisheries Control Agency)
  • een plenaire conferentie in samenwerking met DG MARE (Directorate General Maritime Affairs and Fisheries)

Dankzij het Belgische voorzitterschap zullen de deelnemers ons veelzijdige land en het Belgisch deel van de Noordzee beter leren kennen.

De wetenschappelijke dienst “Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM)” van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) vertegenwoordigt het Federaal Wetenschapsbeleid als kustwachtpartner.

Dode Tuimelaar aangespoeld in De Haan

In de schaduw van de waarneming van een kadaver van een Gewone Vinvis op drift in de Belgische Noordzee op vrijdag 30 september (later aangespoeld in het Nederlandse Westkapelle), waren we op zondag 2 oktober getuige van nog een uitzonderlijke stranding. Die dag spoelde immers een Tuimelaar (Tursiops truncatus) aan op het strand van De Haan.

De aangespoelde Tuimelaar op het strand van De Haan (©NorthSealTeam).

Het dier werd aanvankelijk verondersteld een Bruinvis te zijn, pas na inzameling werd duidelijk dat het om een Tuimelaar in verregaande staat van ontbinding ging. Het betrof een jong mannetje van amper 2,24 m lang en slechts 129 kg zwaar. Verwondingen aan de staart suggereren dat het dier in contact kwam met de schroef van een klein vaartuig. De autopsie, uitgevoerd aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik, kon echter niet bevestigen dat een aanvaring de doodsoorzaak was of eventueel postmortaal plaatsvond. De dood kan mogelijk in verband worden gebracht met een verhongeringsproces, maar de staat van ontbinding van het kadaver verhinderde een vollediger onderzoek.

Na inzameling werd duidelijk dat het kadaver een Tuimelaar betrof (©KBIN/Francis Kerckhof).
Verwondingen aan de staart van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).

Het lijkt er niet op dat het om de Tuimelaar gaat die geregeld in het westelijke deel van de Belgische wateren gezien wordt, en daar actief de aanwezigheid van de mens opzoekt. De Tuimelaar is inheems in de zuidelijke Noordzee, maar is er sind de jaren 1960 erg zeldzaam. Sinds 1995 zijn slechts twee andere strandingen van Tuimelaars bekend in België, in 2016 en 2017.

Meer informatie over het voorkomen van Tuimelaars in de Noordzee en België kan worden geraadpleegd in dit artikel.

Buikzijde van het aangespoelde kadaver van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).
Rugzijde van het aangespoelde kadaver van de Tuimelaar van De Haan (©KBIN/Jan Haelters).