Dwergvinvis in Belgische wateren op 10 november 2019

Grote verrassing op zondag 10 november in één van de windparken in het Belgisch deel van de Noordzee: onderhoudstechnici nemen een walvis waar en kunnen een kort filmpje maken voor het dier weer wegduikt. De beelden worden aan het KBIN bezorgd: het blijkt om een dwergvinvis te gaan. Een zeldzaamheid waarvan uit de voorbije 20 jaren slechts vijf andere gevallen uit de Belgische wateren bekend zijn. In slechts twee van die eerdere gevallen ging het om levende dieren.

Op zondag 10 november bleven enkele onderhoudstechnici stomverbaasd achter nadat ze van op een windturbine niets minder dan een walvis zagen langszwemmen. De waarneming vond plaats in de Norther concessiezone, op ongeveer 23 km van de haven van Zeebrugge. Kenny De Groote slaagde erin een korte video te maken, die ter documentatie werd doorgestuurd aan wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

“De beelden tonen onmiskenbaar een vinvis, en het korte fragment blijkt gelukkig van voldoende kwaliteit om het dier te identificeren als dwergvinvis.” zegt Kelle Moreau, die de beelden als eerste ontving en doorstuurde aan zijn collega’s. “Op basis van de algemene indruk van grootte en vorm van het dier, en vooral omwille van de uitgebreide witte zones op de basis van de borstvinnen (flippers), dacht ik meteen aan een dwergvinvis” voegt Jan Haelters, zeezoogdierenexpert van het KBIN, toe. “Ook de vorm en inplantingsplaats van de rugvin, en de aanwezigheid van een lichtere zone achter de borstvinnen (de zogenaamde ‘chevron’), dragen bij tot de determinatie die door verschillende geraadpleegde experten werd bevestigd.”

Kenmerken van de dwergvinvis (© Whale Watching Handbook, International Whaling Commission)

Volwassen dwergvinvissen (Balaenoptera acutorostrata) bereiken een maximale grootte van 9 à 11 meter, waarbij de vrouwtjes iets groter worden dan de mannetjes. De dwergvinvis is daarmee één van de kleinere soorten baleinwalvissen, en wordt niet aanzien als een zeldzame of bedreigde soort.

Meer dan zijn rug laat een dwergvinvis doorgaans niet zien (© Mike Baird)

Hoewel de dwergvinvis deel uitmaakt van de fauna van de Noordzee, is zijn verspreidingsgebied hoofdzakelijk beperkt tot haar noordelijke en centrale deel. De soort wordt slechts zelden ten zuiden van de Doggersbank aangetroffen. Uit onderzoek blijkt echter dat dwergvinvissen de laatste jaren, vermoedelijk door veranderingen in het ecosysteem, vaker wat zuidelijker voorkomen. Uit de Belgische wateren zijn ons uit de laatste 20 jaar enkel de volgende gevallen bekend:

  • 2004: dood op zee gevonden en aan land gebracht; gestorven door bijvangst
  • 2013: stranding; gestorven door inslikken van een grote hoeveelheid plastic
  • 2013: waarneming op zee
  • 2017: kadaver in staat van ontbinding op zee
  • 2017: waarneming op zee

Het skelet van de dwergvinvis uit 2004 (eigendom KBIN) valt momenteel te bewonderen in de permanente tentoonstelling ‘Sea Change’ in het Provinciaal Bezoekerscentrum Duinpanne te De Panne.

Skelet van de Belgische dwergvinvis uit 2004, tentoonstelling ‘Sea Change’, Duinpanne, De Panne (© KBIN/Kelle Moreau)

‘The Ocean We Need’ – Europa’s toonaangevende oceaandeskundigen formuleren advies voor regeringen.

De Europese Mariene Raad (European Marine Board) lanceerde onlangs de publicatie ‘Navigating the Future V‘, die Europese regeringen krachtig en onafhankelijk wetenschappelijk advies geeft over toekomstig zee- en oceaanonderzoek tot 2030 en daarna. Om dit te bereiken hebben vooraanstaande oceaanexperts de belangrijkste domeinen van de mariene wetenschap geïdentificeerd waar nog steeds lacunes in de kennis bestaan.

De Europese Mariene Raad (EMB) is een toonaangevende Europese denktank op het gebied van marien wetenschapsbeleid. Het is een onafhankelijk, niet-gouvernementeel adviesnetwerk bestaande uit meer dan 10.000 mariene wetenschappers van de belangrijkste nationale mariene/oceanografische instituten, financieringsagentschappen en netwerken van universiteiten uit alle Europese landen. De Raad van Bestuur biedt een platform voor de aangesloten organisaties om gemeenschappelijke prioriteiten te ontwikkelen, marien onderzoek te bevorderen en de kloof tussen wetenschap en beleid te overbruggen om toekomstige uitdagingen en kansen op het gebied van mariene wetenschap aan te gaan.

Navigating the Future V

De leemten in de kennis die Navigating the Future V (NFV) adviseert om prioritair te behandelen in de onderzoeksagenda zijn van cruciaal belang voor het begrijpen van de vier-dimensionale oceaan, het voorspellen van tsunami’s en de impact van meervoudige stressoren op de biogeochemie en biologie, en voor het begrijpen van de impact van de toekomstige blauwe economie op onze mariene ecosystemen. NFV toont aan dat we transdisciplinaire wetenschap en duurzaamheidswetenschap nodig hebben om het beheer van een holistische vier-dimensionale oceaan aan te pakken. Het belicht ook de technologische vooruitgang en de modellering die nodig zijn voor een mogelijke toekomstige virtuele oceaan die de betrokkenheid en het begrip van het publiek voor de oceaan zou vergroten.

NFV stelt de wetenschap voor die we nodig hebben voor het komende Decennium voor oceaanwetenschap voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (United Nations Decade for Ocean Science for Sustainable Development; 2021-2030), het volgende Europese kaderprogramma, Horizon Europe, en zijn missie inzake gezonde oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren. De publicatie werd officieel gelanceerd op 11 juni 2019 in Parijs, Frankrijk, tijdens de EurOCEAN 2019-conferentie (conferentie op hoog niveau over wetenschapsbeleid, georganiseerd door de Europese Mariene Raad, de Europese Commissie en de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van Unesco).

Belangrijkste boodschappen

In het rapport wordt een oplossingsgerichte mariene onderzoeksagenda aanbevolen, die samen met alle belanghebbenden is opgesteld en waarbij duurzaamheid centraal staat. De volgende belangrijke kennislacunes moeten worden aangepakt:

  • De vierdimensionale oceaan (veranderingen in de driedimensionale oceaan in de loop van ruimte en tijd) en functionele verbanden tussen de componenten van het mariene systeem, d.w.z. fysica, chemie, biologie, ecologie en de mens;
  • Het effect van meervoudige stressoren (bv. klimaatverandering, vervuiling, overbevissing) op het functioneren van mariene ecosystemen, hun interacties, evolutie en aanpassing in de tijd en de ecosysteemdiensten die zij leveren;
  • De kenmerken, waarschijnlijkheid en effecten van klimaatgerelateerde extreme gebeurtenissen en geologische risico’s (bv. mariene hittegolven, meteotsunami’s en onderzeese aardbevingen, aardverschuivingen, vulkaan-uitbarstingen en de daarmee samenhangende tsunami’s) en de wijze waarop deze door de klimaatverandering kunnen veranderen; en
  • Oceaantechnologieën, modellering, gegevens en kunstmatige intelligentie die nodig zijn voor duurzame oceaanobservatie om de effecten van de mens op de oceaan te begrijpen, voorspellen en beheren.

De belangrijkste acties omvatten de ontwikkeling van een bedrijfsmodel dat de economische duurzaamheid van oceaanobservaties op lange termijn garandeert. We moeten ook een nieuwe generatie duurzaamheidswetenschappers ontwikkelen en een duurzaamheidsforum binnen Europa oprichten dat alle actoren, inclusief de industrie en het maatschappelijk middenveld, bij elkaar brengt.

 

 

De belangrijkste boodschappen en acties worden ook toegelicht in een reeks infographics (zie onderaan).

NFV is een gezamenlijk product waarvan de voorbereidingen in november 2017 werden gestart met een planningsvergadering van 19 vooraanstaande Europese deskundigen op het gebied van mariene wetenschap en aanverwante disciplines. Zij beslisten over de inhoudelijke thema’s. Vervolgens werkten uitgebreidere werkgroepen met vertegenwoordigers van 13 Europese landen aan het in kaart brengen van leemten in de kennis en het opstellen van de aanbevelingen van het rapport.

De Belgische federale regering wordt in de Europese Mariene Raad vertegenwoordigd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Voor communicatie-aspecten en lidmaatschap van het European Marine Board Communications Panel (EMBCP) wordt een wetenschapscommunicator van KBIN gedelegeerd.

Nieuwe methode maakt verwerking van 4 decennia aan satellietgegevens mogelijk

In de afgelopen vier decennia omcirkelden verschillende satellieten de aarde om talrijke gegevens te verzamelen. De technologie is in deze periode echter geëvolueerd, waardoor de behoefte aan een uniforme verwerkingsmethode is ontstaan. Een nieuw ontwikkeld algoritme en software maken het nu mogelijk om al deze gegevens consistent te verwerken en uniforme beeldreeksen te verkrijgen voor parameters zoals waterreflectie en troebelheid.

Sinds de lancering van Landsat 5 in 1984 werden de landmassa en de kustgebieden van de aarde elke 16 dagen in beeld gebracht. Landsat 5 leverde deze service gedurende meer dan 25 jaar, maar werd in 2013 volledig stopgezet. Zijn missie wordt voortgezet door Landsat 7 (gelanceerd in 1999) en Landsat 8 (2013). De Landsat missies worden aangevuld met twee Sentinel-2 satellieten, gelanceerd in 2015 (S2A) en 2017 (S2B), die elke 5 dagen de hele aarde in beeld brengen. De gegevens van de Landsat-missies zijn sinds 2008 vrij toegankelijk, die van Sentinel-2 sinds hun lancering. Door het combineren van de gegevensstromen kunnen lange tijdreeksen worden bestudeerd, maar door verschillen in sensorontwerp en beeldformaten van deze satellieten was het moeilijk om de gegevens over de hele tijdreeks op elkaar af te stemmen. Meer in het bijzonder was er behoefte aan een atmosferisch correctiealgoritme en verwerkingssoftware voor de geautomatiseerde en consistente verwerking van deze beelden.

Uniforme verwerking

In een recente publicatie in het tijdschrift ‘Remote Sensing of Environment’ beschrijft Quinten Vanhellemont van het Remote Sensing team (REMSEM) van ons instituut een methode voor een uniforme verwerking van de satellietgegevens. Hiermee kunnen waterreflectie en afgeleide parameters, zoals watertroebelheid, worden samengevoegd en in beeld gebracht. Deze producten zijn gevalideerd met een lange tijdreeks van in situ metingen van over de hele wereld (Figuur 1). Deze methode is sinds april 2018 de standaardmethode in de ACOLITE software die beelden van Sentinel-2A/B en Landsat 5/7/8 kan verwerken. ACOLITE werd ook door Quinten ontwikkeld aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Figuur 1: Tijdreeksen van watertroebelheid uit in situ metingen (volle lijn) en afgeleid van satellietbeelden voor een locatie in de zuidelijke Noordzee. Een goede overeenkomst wordt gevonden in de 20 jaar durende tijdreeks.

Afbeeldingen van lange tijdreeksen

De uniforme verwerking van de gegevens die door de verschillende satellieten worden verzameld leidt tot gestandaardiseerde, gemakkelijk interpreteerbare (en ook mooie) gegevens- en beeldreeksen. In de Belgische kustzone kunnen we bijvoorbeeld de impact van de uitbreiding van de havens van Zeebrugge en Oostende op de sedimentatie aan beide zijden van de havenmuren waarnemen. De fotoseries in Figuur 2 tonen een ophoping van zand op de stranden ten oosten en westen van de uitgebouwde havens. Ook de watertroebelheid kan worden afgeleid. Deze wordt in de Belgische kustzone voornamelijk bepaald door resuspensie van bodemmateriaal in gesuperponeerde cycli: een jaarlijkse cyclus van hoge troebelheid in de winter en lage waarden in de zomer, en resuspensiecycli van eb-vloed en doodtij-springtij.

Figuur 2a: Uitbreiding van de havenmuren en binnenhavendokken van de haven van Zeebrugge, en ophoping van zand op de stranden ten oosten en westen van de havenmuren (jaren 1980-2010).
Figuur 2b: Haven van Oostende (1980s-2010s)

Vanhellemont, Quinten. “Adaptation of the dark spectrum fitting atmospheric correction for aquatic applications of the Landsat and Sentinel-2 archives.” Remote Sensing of Environment 225 (2019): 175-192. https://doi.org/10.1016/j.rse.2019.03.010

ACOLITE processor https://odnature.naturalsciences.be/remsem/software-and-data/acolite

ACOLITE forum https://odnature.naturalsciences.be/remsem/acolite-forum/

ACOLITE source code https://github.com/acolite/acolite

EUROFLEETS+ Call voor scheepstijd- en mariene onderzoeksapparatuur (SEA-programma) “OCEANS”

Eurofleets+ is een alliantie van Europese infrastructuur voor marien onderzoek om tegemoet te komen aan de veranderende behoeften van de onderzoeks- en industriële gemeenschappen.

Algemene informatie

Het Eurofleets+ project vergemakkelijkt de open toegang tot een geïntegreerde en geavanceerde onderzoeksvloot, ontworpen om te voldoen aan de veranderende en uitdagende behoeften van de gebruikersgemeenschap. Europese en internationale onderzoekers uit de wetesnchappelijke wereld en het bedrijfsleven kunnen via één enkel toegangssysteem verschillende toegangsprogramma’s aanvragen. Eurofleets+ geeft prioriteit aan steun voor onderzoek naar duurzame, schone en gezonde oceanen, waarbij een link wordt gelegd met bestaande infrastructuur voor oceaanobservatie, en ondersteunt innovatie door nauw samen te werken met de industrie.

Eurofleets+ onderzoeksschepen: Het project biedt toegang tot een unieke vloot van 27 ultramoderne onderzoeksschepen (13 Global/Ocean en 14 Regional) van Europese en internationale partners. Eurofleets+ biedt een brede geografische dekking, met toegang tot de Middellandse Zee en de Zwarte Zee, de Baltische Zee en de Noordzee, de Noord-Atlantische Oceaan (met inbegrip van Groenland en de Noorse zee), de Zuidelijke Stille Oceaan en de Ross Zee.

Eurofleets+ apparatuur: Onderzoekers hebben toegang tot geavanceerde apparatuur, waaronder 7 ROV’s (Remotely Operated Vehicles) en 5 AUV’s (Autonomous Underwater Vehicles). Een uniek draagbaar telepresence systeem maakt toegang op afstand mogelijk voor onderzoekers en diverse eindgebruikers, waaronder het publiek; een primeur voor Europa.

Eurofleets+ programma’s

In Eurofleets+ zullen drie toegangsprogramma’s van start gaan:

1) Ship-time and Marine Equipment Application (SEA-programma) voor toegang tot de schepen en de uitrusting door middel van een volledige scheepstijdsaanvraag, waarvoor minimaal twee oproepen zullen worden gelanceerd, één voor “oceaan-” en één met “regionale” schepen. De oproep tot het indienen van voorstellen voor oceaanschepen en -uitrusting loopt vanaf 26 juni en blijft open tot 27 september 2019. Meer details over deze oproep vindt u hieronder. De oproep tot het indienen van voorstellen voor regionale vaartuigen wordt in het najaar van 2019 geopend en zal ook drie maanden open blijven. Onderzoeksschepen en mariene uitrusting die tijdens de eerste oproep (oceaan) niet worden aangeboden of aangevraagd, of die resterende capaciteit hebben, zullen worden aangeboden in de tweede, regionale oproep.

2) Het Co-PI programma is specifiek gericht op beginnende onderzoekers met het oog op de uitvoering van hun eigen onderzoek, samen met ervaren wetenschappers in het kader van de geplande Eurofleets+-cruises. Het Co-PI-programma zal naar verwachting vanaf november 2019 openstaan voor aanvragen en blijft beschikbaar tot begin 2022.

3) Transnationale toegang op afstand (RTA-programma, Remote Transnational Access) om onderzoekers op afstand toegang te geven tot stalen of gegevens van een Eurofleets+-vaartuig. Toegang op afstand maakt het mogelijk kleinere projecten, stalen of gegevensbehoeften te behartigen, wanneer deze met één dag scheepstijd kunnen worden gerealiseerd. Aanvragen voor RTA-programma’s zullen kunnen worden ingediend in het kader van een doorlopende oproep die naar verwachting ook open zal staan van november 2019 tot begin 2022.

Opmerkingen: Niet-Europese aanvragers komen ook in aanmerking voor financiering. Industriële partners, beginnende onderzoekers en vrouwelijke onderzoekers worden aangemoedigd om een aanvraag in te dienen.

De Eurofleets+-financiering dekt het gebruik van de schepen, de bemanning, de brandstof en andere standaard exploitatiekosten, alsmede de reiskosten voor het ingescheepte team en het vervoer van apparatuur en stalen.

SEA-Programma Oproep “OCEANS”

Het SEA-programma biedt volledig gefinancierde transnationale toegang tot 14 onderzoeksschepen (sommige met ijsklasse) en 9 onderzoeksapparaten zeeschepen voor het uitvoeren van scheepsgebaseerde onderzoeksactiviteiten binnen elk gebied van de mariene wetenschappen.

Meer informatie over de financieringsvoorwaarden, richtlijnen voor het indienen van aanvragen en de volledige toelatingscriteria.

Deze oproep blijft open voor het indienen van voorstellen tot vrijdag 27 september 2019.

Onderzoeksschepen:

Noord-Atlantische Oceaan

RV Arni Freidrickson (HAFRA, Ijsland)

RV Celtic Explorer (MI, Ierland)

RV DANA (DTU, Denemarken)

RV Magnus Heinason (HAVST, Faeroër)

RV Mar Portugal (IPMA, Portugal)

Arctische Oceaan

RV Sanna (GRONLANDS, Groenland)

RV G.O. SARS (HAVFO, Noorwegen)

Middellandse Sea, Atlantische Oceaan

RV Alliance (NATO-CMRE, Italië)

RV Pelagia (NIOZ, Nederland)

RV Ramon Margalef (IEO, Spanje)

RV Thalassa (IFREMER, Frankrijk)

Noordwestelijke/Westelijke Atlantische Oceaan

RV Coriolis II (UQAR, Canada)

RV Atlantic Explorer (BIOS, Bermuda)

Pacifische Oceaan

RV Tangaroa (NIWA, Nieuw-Zeeland)

Mariene Onderzoeksapparatuur:

AUV Hugin (UGOT, Zweden)

AUV Hugin (FFI, Noorwegen)

ROV Ægir 6000 (UiB, Noorwegen)

HROV Ariane (Ifremer, Frankrijk)

ROV Genesis (VLIZ, België)

ROV Holland1 (MI, Ierland)

ROV LUSO (IPMA, Portugal)

ROV Marum Squid (UB, Duitsland)

ROV Ocean Modules V8 offshore (UGOT, Zweden)

VSAT Satellite System (Telepresence Unit) (GFOE, Verenigde Staten)

Gedetailleerde beschrijvingen van de door EUROFLEETS+ aangeboden onderzoeksschepen en uitrusting.

Contact : eurofleetsplus@awi.de

EuroGOOS, het Europees Waarnemingssysteem voor de Wereldzeeën

EuroGOOS is de Europese component van het Global Ocean Observing System van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO (IOC GOOS). Het EuroGOOS-secretariaat is gevestigd in Brussel, heeft 44 leden en ondersteunt vijf regionale systemen in Europa. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en meer bepaald het Marine Forecasting Centre van dit instituut, is één van deze leden en is betrokken bij het North West Shelf Operational Oceanographic System (NOOS).

EuroGOOS identificeert prioriteiten, verbetert de samenwerking en promoot de voordelen van operationele oceanografie om ervoor te zorgen dat er duurzame waarnemingen in de Europese zeeën worden verzameld die de basis vormen voor een reeks geschikte producten en diensten voor mariene en maritieme eindgebruikers.

De EuroGOOS-werkgroepen, netwerken van waarnemingsplatforms (task teams) en regionale systemen (ROOS) bieden fora voor samenwerking en voor het ontsluiten van hoogwaardige mariene gegevens, en leveren gemeenschappelijke strategieën, prioriteiten en normen. De vele EuroGOOS-netwerken werken aan geïntegreerde, duurzame en doelgerichte Europese oceaanobservatie, die het EOOS-kader (European Ocean Observation System) ondersteunt.

EuroGOOS Algemene Vergadering – Nieuwe Relevantie, Nieuwe Strategie

Op 8 en 9 mei kwam de Algemene Vergadering van EuroGOOS bijeen in Heraklion, onder auspiciën van het Hellenic Centre for Marine Research en George Petihakis, voorzitter van EuroGOOS. De EuroGOOS strategie en integratie waren de belangrijkste thema’s op de agenda. De bijeenkomst werd bijgewoond door EuroGOOS-leden en voorzitters van de EuroGOOS-activiteiten (werkgroepen, infrastructuurteams en de Regional Operational Oceanographic Systems – ROOS).

De Vergadering besprak de evolutie van de organisatie en brainstormde over de EuroGOOS-strategie voor 2020-2030. Het brainstormen werd gedaan aan de hand van een interactieve sessie onder de vorm van een World Café, en behandelde vier belangrijke thema’s van de strategie: high-level prioriteiten, uitdagingen, partnerschappen en nationale voordelen en belangenbehartiging. De resultaten van deze brainstorming zullen worden omgezet in de strategie en een bijhorend routekaart, waarbij het eerste ontwerp in de zomer zal worden voorbereid. De nakende OceanObs19 conferentie zal een verdere bijdrage leveren aan de voorbereiding van de strategie.

De Vergadering besprak ook manieren om een betere integratie tussen de verschillende EuroGOOS-activiteiten te bekomen. EuroGOOS task teams (netwerken van oceaanobservatietechnologieën) en werkgroepen (op het gebied van wetenschap, technologie, data-integratie en kustgebieden) leveren goede praktijken en analyses van de stand van zaken, terwijl de EuroGOOS Regional Operational Oceanographic Systems (ROOS) zorgen voor regionale coördinatie. Eind 2019 zal EuroGOOS een integratieworkshop organiseren waarin al deze activiteiten worden samengebracht, om te brainstormen en afspraken te maken over de nieuwe EuroGOOS-strategie, en over de steun die daarvoor van het EuroGOOS-leiderschap wordt verwacht.

Glenn Nolan (EuroGOOS General Secretary), George Petihakis (EuroGOOS chair) en Sebastien Legrand (Marine Forecasting Centre, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) schudden de hand op de nieuwe kantoorovereenkomst. © Dina Eparkhina/EuroGOOS

Nieuwe leden, een nieuwe thuis

 Tijdens het formele gedeelte van de vergadering warden drie nieuwe leden van EuroGOOS goedgekeurd en van harte welkom geheten: SHOM (Frankrijk), PLOCAN (Spanje) en NIVA (Noorwegen). Vertegenwoordigers van deze organisaties presenteerden hun activiteiten en toekomstige bijdragen aan EuroGOOS, die betrekking hebben op technologische ontwikkeling, integratie, monitoring van de oceanen en oceaangeletterdheid. De Vergadering heeft ook een nieuw lid voor de Raad van Bestuur verkozen – Holger Brix van het Helmholtz-Zentrum Geesthacht in Duitsland. Twee leden van de Raad van Bestuur traden af na de voltooiing van hun volledige mandaat – de Vergadering bedankte Urmas Lips (Tallinn University of Technology, Estland) en Bernd Brugge (Federaal Agentschap voor Maritieme en Hydrografische Zaken, BSH, Duitsland) voor hun bijdrage aan het werk van de Raad in de afgelopen zes jaar. Tijdens de Vergadering tekende voorzitter George Petihakis ook de kantoorovereenkomst tussen EuroGOOS en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), vertegenwoordigd door Patrick Roose en Sebastien Legrand. Vanaf eind 2019 zal het KBIN het EuroGOOS-secretariaat onderbrengen in zijn Brusselse kantoren (waar ook het Belgisch Museum voor Natuurwetenschappen is gevestigd).

Tekst: Dina Eparkhina (EuroGOOS), Kelle Moreau (RBINS)

Wanneer originaliteit je doet varen – Een klas uit het 4e op de Belgica

De naamgeving van de Belgica II, het nieuwe Belgische onderzoeksschip dat eind 2020 de Belgica zal opvolgen, werd aangekondigd op 25 april 2019 en deed heel wat inkt vloeien. Maar indien originaliteit en cinematografische creativiteit de belangrijkste selectiecriteria waren geweest, zou het nieuwe schip “Gamma Ruspo” heten. Deze naam werd voorgesteld door de leerlingen van klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen). Ook voor de meest originele video werd een beloning aangekondigd, dus werden de leerlingen op maandag 20 mei verwacht in de militaire haven van Zeebrugge, om een halve dag op de Belgica mee te varen. Kapitein Haddock’s schaduw zal boven de Noordzee zweven…

Op 6 november 2018 lanceerde het Federaal Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische oceanografische schip te bepalen. Na een eerste fase, waarin de scholen een naam konden voorstellen (met een video ter verduidelijking) en een tweede fase waarin iedereen uit zes geselecteerde voorstellen kon kiezen, kondigde de Federale minister van Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de gekozen naam aan: “Belgica II”.  De winnende klas 1LA van Athénée Maurice Destenay in Luik, kon dezelfde dag nog genieten van een zeereis met de Belgica.

Er werd echter ook een tweede winnaar gekozen om de meest overtuigende video te belonen, waarbij originaliteit voorop stond. Voor deze prijs heeft een jury bepaald dat klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen) de meest originele productie heeft ingezonden. Hun video is geïnspireerd op de stripfiguren Kuifje en Zonnebloem en legt uit waarom ze het nieuwe schip “Gamma Ruspo” zouden hebben genoemd. Op maandag 20 mei 2019 kreeg deze klas ook een dagtocht met de RV Belgica als geschenk.

Wetenschappers geven uitleg over de meetapparatuur op een tripode die dadelijk op de zeebodem zal worden gezet.

Het Institut de la Providence de Champion, een groene school met belangstelling voor de mariene wetenschappen

Het Institut de la Providence de Champion is een school die op initiatief van de directie, de leerkrachten en de studenten, sinds lange tijd steeds meer initiatieven op het gebied van milieubescherming ontplooit: installatie van fotovoltaïsche panelen, vervanging van alle verlichtingsarmaturen door LED’s, beheer van bijenkasten met een educatieve bijenkorf in het klaslokaal, ondertekening van het “Green deal sustainable canteens”-contract, zachte mobiliteitsweek van 20 tot en met 24 mei 2019, investeringen in herbruikbare bekers en waterfonteinen, milieucertificeringsproces, enz.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de studenten van het 4e B van het Institut de la Providence de Champion over de naamgevingswedstrijd hoorden. Vooraleer een naam voor te stellen voor de opvolger van de Belgica, werd iedereen uitgenodigd om dit eerbiedwaardige schip te onderzoeken en er meer over te weten te komen. De jongeren leerden dat het belangrijke informatie verzamelt die bijdraagt aan het denken over onder meer duurzame visserij, offshore windturbines, diepzee-mijnactiviteiten en offshore energieopwekking en -opslag. De bundeling van informatie maakte het mogelijk om denklijnen te lanceren om originele namen te formuleren voor de opvolger van de Belgica.

Het was bijzonder druk in de laboratoria van de Belgica.

Gamma Ruspo

Na een kleurrijk debat koos de 4B voor originaliteit. Waarom noemen we dit schip niet “Gamma Ruspo”?

Gamma rus wat? De “Gammarus pulex” is een soort garnaal, “ruspo” betekent “ik zoek” in het Latijn en het is niet nodig om de relatie tussen het woord “gamma” en de wereld van de wetenschap te specifiëren.

Toen de naam eenmaal was gekozen, was het tijd om over te gaan naar het tweede deel van de wedstrijd: film een anderhalve minuut durende video om de voorgestelde naam op een originele manier te presenteren. Een kleine groep studenten improviseerde als filmploeg en maakte eind januari zonder hulp van iemand anders een videoclip waarin zeer Belgische personages (Kuifje en Zonnebloem) worden geassocieerd met het speelse en wetenschappelijke universum van “C’est pas sorcier” (Frans educatief televisieprogramma). Het resultaat kende op het net een bescheiden succes en leidde tot reacties tot in Oostenrijk (de clip is vertaald in de drie landstalen).

Vertolking van Kuifje – één van de protagonisten uit het winnende filmpje – door één van de leerlingen.

De ontknoping

In februari 2019 werd de knoop doorgehakt: “Gamma Ruspo” werd niet geselecteerd als een van de namen waaruit het publiek zou kunnen kiezen. De studenten waren later zeer verbaasd om te horen dat de nieuwe Belgica…” Belgica 2″ zal heten! Ze hadden niet gedacht dat deze wedstrijd tot deze naam zou leiden, hoewel het een sterk merk is dat de geschiedenis en traditie van het Belgisch marien onderzoek eert.

De studenten van Providence toonden zich echter sportief, en gaven toe dat de naam die ze hadden voorgesteld waarschijnlijk niet voldoende bruikbaar was. Een beetje teleurstelling, maar nog steeds de voldoening van te hebben deelgenomen aan een geweldige groepservaring en een geweldige video.

April 2019, grote verrassing: een bericht van de organisatoren van de wedstrijd deelde mee dat hun inzending de wedstrijd voor de meest originele video heeft gewonnen.

Dominique Rappe, leraar Frans van de 4B’s, reageert: “Het is geweldig dat de klas werd beloond, omdat velen van hen het denken ver hebben doorgevoerd en hun belangstelling voor biologie, klimaat en wetenschap in het algemeen hebben bewezen. Het filmteam was volledig autonoom en het was echt hun intuïtieve talent dat werd beloond. Iedereen keek er naar uit om op maandag 20 mei in te schepen op de Belgica voor een excursie. We hebben dit bezoek grondig voorbereid zodat de jongeren zoveel mogelijk informatie konden verzamelen bij de wetenschappers die die dag onderzoek deden. En ze interviewden ook de militairen die het schip besturen. De klas heft zelfs een kleine animatie (een lied) aangeboden om de volwassenen te bedanken die hen ontvingen in hun professionele wereld.”

De leerlingen staan versteld van hoeveel er over een flesje zeewater kan worden verteld.

Inventariseren van macro- en microplastics in de Belgische visserijgebieden en op de stranden

De onderzoekspartners van het EFMZV-FIVA-onderzoeksproject MarinePlastics hebben het startschot gegeven voor een studie die precies in kaart brengt hoeveel en welke types plastic voorkomen op de Belgische visgronden. Het gaat zowel om grotere stukken afval (macroplastics groter dan 5 mm) als minuscule plasticdeeltjes (microplastics kleiner dan 5 mm).

Europa vraagt al sinds 2012 dat elke lidstaat cijfers verzamelt rond macroplastics op de zeebodem. Vanaf dit jaar moeten er ook data verzameld worden rond microplastics in het sediment en in het water. Ook het afval op de stranden moet van Europa worden gemonitord.

Het project MarinePlastics onderzoekt meteen ook in welke mate er microplastics opduiken in  de commerciële vissoorten uit onze visserijgebieden. De onderzoekers maken het onderscheid tussen de plastic deeltjes in de vissenmaag (die mensen niet mee consumeren) en de visfilet (die we wel opeten).

Onze mariene omgeving staat garant voor een rijke variatie aan plastic en ander afval (© K. Moreau/KBIN)

Macroplastics in zee en aan de kust

Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) verzamelt al bijna 10 jaar op vrijwillige basis gegevens over plastic, dat aan boord van de onderzoeksvaartuigen wordt gehesen binnen bestaande meetcampagnes gericht op de staat van de visbestanden en de impact van menselijk activiteiten op zee. Het plastic dat in de visslepen zit, werd volgens de voorschriften van OSPAR en de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) gesorteerd, beschreven, gemeten en gewogen. Het zijn die data die nu een statistische diepteanalyse ondergaan.

Afval dat van de zeebodem werd opgevist (© ILVO)

Bavo De Witte: “Uit een eerste ruwe interpretatie blijkt al dat de hoeveelheid aangetroffen macroplastic toeneemt, en dat er sprake is van hotspot-vindplaatsen zoals de baggerloswal Zeebrugge Oost waar men havenslib naar toe brengt en waar de stroming een bezinkingseffect teweeg brengt.” De analyse moet kwantitatieve en kwalitatieve trends duidelijk maken. Ook vergelijking met cijfers uit het buitenland wordt mogelijk.

ILVO en de Operationele Directie Natuurlijke Milieus van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN-OD Natuur) willen ook onderzoeken of het afval kan gelinkt worden aan menselijke activiteiten zoals toerisme, industrie of visserij. Daarnaast zal per type afval bestudeerd worden of de hoeveelheden stijgen of dalen.

Het KBIN concentreert zich eveneens op  wat aanspoelt op de Belgische stranden. Die hoeveelheid aangespoeld afval neemt niet af, merken ze uit voorafgaande analyses. Ook op de stranden is de toestand slecht, volgens de  evaluatie van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Groter en kleiner afval (voornamelijk plastic) dat op onze stranden werd verzameld (© K. Moreau/KBIN)

Microplastics in sediment, water en commerciële vis

Microplastics kunnen rechtstreeks in het milieu komen door slijtage van autobanden, via kledij of via zepen en scrubs. Een eerdere studie heeft aangetoond dat tot 50% van deze ‘land-gebaseerde’ microplastics uiteindelijk in zee terechtkomen.

Microplastics accumuleren in het water en op de zeebodem en breken nog verder af tot nanopartikels (kleiner dan 1 micrometer). Vroeg of laat worden deze micro- en nanoplastics opgenomen door vissen, mosselen, garnalen en andere dieren, waardoor ze uiteindelijk in de menselijke voedselketen terechtkomen. Een deel van die kleine plastic deeltjes blijft ongetwijfeld achter in het deel dat we niet opeten, zoals de maag van een vis. Een gedetailleerde karakterisering van microplastics in bepaalde zee- en visserijproducten zal duidelijk maken hoeveel microplastics we nu echt opeten. Dat is belangrijk om de potentiële gezondheidsrisico’s van microplastics te kunnen inschatten.

Microplastic op filter (© ILVO)

“Bij een wetenschappelijke risicoanalyse moeten er namelijk altijd twee factoren in rekening gebracht worden”, verduidelijkt onderzoeker Bavo De Witte. “Ten eerste: in welke mate word je blootgesteld aan de stof – in dit geval microplastics? En ten tweede: is er een toxisch effect dat geassocieerd kan worden met die mate van blootstelling? Geen van deze twee vragen wordt momenteel adequaat beantwoord door de wetenschap. Dus voor we uitspraken kunnen doen over de (on)schadelijkheid ervan, gaan we nu eerst en vooral in kaart brengen hoeveel microplastics een mens precies binnen krijgt.”

Binnen dit project slaan KBIN-OD Natuur en ILVO ook de handen in elkaar om de aanwezigheid van microplastics in het marien milieu te bestuderen. De Europese regelgeving verwacht immers dat elke lidstaat de hoeveelheid microplastics in de zeebodem en zeewater opvolgt.

MarinePlastics is een initiatief van ILVO en KBIN – OD Natuur.

EFMZV – FIVA staat voor Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en Financieringsinstrument voor Vlaamse visserij. Het is een onderzoeksfinancieringskanaal voor visserijgerelateerde onderwerpen via Europese en Vlaamse fondsen.

Documenteren van onderwatergeluid in de Belgische Noordzee

Geluid is overal. Niet alleen op het land, maar ook in de zeeën en oceanen. Sommige geluiden zijn van natuurlijke oorsprong, maar ook menselijke activiteiten dragen bij aan het mariene geluidslandschap. We hebben nog geen goed zicht op de types en de verspreiding van deze onderwater-geluiden, laat staan op de effecten die ze kunnen hebben op de mariene fauna. Eind mei 2019 werd in het Belgische deel van de Noordzee een permanent akoestisch opnamestation geïnstalleerd. Deze belangrijke verwezenlijking is gekaderd in het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS). De nieuwe apparatuur zal wetenschappers helpen begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.

Wetenschappelijk duiker Alain Norro (KBIN/MARECO) bij de voorbereiding van de installatie van het permanent akoestisch opnamestation in de Belgische wateren. © KBIN

Als u zich de onderwaterwereld voorstelt als een stille en serene wereld, moet u die gedachte misschien herzien. Geluiden zijn alomtegenwoordig, ook in het mariene milieu. Onderwatergeluid kan worden geproduceerd door natuurlijke (golven, weer, dieren) en antropogene (scheepvaart, bouw) bronnen. Ons begrip van de effecten van deze geluiden op de mariene fauna is echter nog steeds beperkt. In de afgelopen jaren kreeg de introductie van onderwatergeluid in het mariene milieu meer politieke en wetenschappelijke aandacht en worden er monitoringsystemen opgezet.

Impulsief geluid

Het grootste deel van de monitoring-inspanning gaat naar impulsief geluid. Deze categorie van geluid bestaat uit geluiden met een korte duur (impulsachtig), die grotendeels ongewenst en van antropogene oorsprong zijn. Het heien van funderingspalen bij de bouw van offshore windturbines, sonars en de vernietiging van munitie op zee zijn de bekendste bronnen van impulsief geluid. Deze kunnen schadelijk zijn voor de mariene fauna. Een tijdelijke verplaatsing van Bruinvissen Phocoena phocoena werd al aangetoond tijdens heiwerkzaamheden, en wetenschappers hebben ook enig inzicht gekregen in de effecten van impulsieve geluiden op vissen. Maar om de volledige impact op deze en andere mariene organismen te begrijpen, is nog veel meer onderzoek nodig. De groeiende kennis wordt vertaald in regelgeving. Zo schrijft de Belgische wetgeving nu al voor dat het geluidsniveau van impulsieve geluiden bij heiwerkzaamheden niet hoger mag zijn dan het niveau waarop schadelijke effecten kunnen worden aangetoond. De drempelwaarde is momenteel gedefinieerd op 185 dB op 750 m van de geluidsbron. Wanneer deze grenswaarde wordt overschreden, moeten er geluidsbeperkende maatregelen worden toegepast.

Continu geluid

Ons begrip van de niveaus en ruimtelijke en temporele patronen van continue omgevingsgeluiden in het mariene milieu is momenteel veel minder ontwikkeld. Deze geluiden – meestal van lage frequenties – kunnen een stijgende trend vertonen als gevolg van de toename van menselijke activiteiten zoals scheepvaart, baggerwerk, zandwinning, visserij en duurzame energieproductie op zee. Mogelijke negatieve effecten op de mariene fauna kunnen subtiel en chronisch zijn en zijn daarom moeilijker in te schatten. De beperkte hoeveelheid beschikbare gegevens laat nog geen rapportage aan nationale en internationale beleidsmakers toe.

De Westhinder meetpaal. © A. Norro/KBIN

Doorlopende monitoring van het onderwatergeluid

Aangezien de geluidsbronnen, de geluidsoverdracht en de verspreiding van kwetsbare soorten allemaal grensoverschrijdende kwesties zijn, moeten deze ook grensoverschrijdend worden aangepakt. De internationale rapportage-verplichtingen van de EU-lidstaten in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) vormen een sterke stimulans voor de ontwikkeling van een regionale aanpak, zowel wat het monitoren als de methodologie betreft. België heeft zich effectief geëngageerd om bij te dragen tot een dergelijke internationale aanpak en de resultaten te gebruiken voor de nationale evaluatie. Om dit te bereiken, sloot het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) zich aan bij het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS).

In dit project is KBIN onder meer verantwoordelijk voor de installatie van een permanent akoestisch opnamestation in het Belgische deel van de Noordzee. Het Westhinderplatform werd als geschikte locatie gekozen. De Westhinder fungeerde aanvankelijk als een automatisch elektronisch lichtplatform, en speelt nu ook een belangrijke rol als knooppunt van het monitoringnetwerk van het Vlaams Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust. Eind mei 2019 werd het geluidsopnamestation JOMOPANS aan dit platform toegevoegd. Technici van respectievelijk het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust en wetenschappelijke duikers van het KBIN zorgden respectievelijk voor het lucht- en onderwatergedeelte van de installatie. Het instrument zal continu omgevingsgeluid monitoren dat wordt gegenereerd door zowel natuurlijke als antropogene bronnen. Bekijk de illustratieve video!

Naar een op kennis gebaseerd beheer

“Het recent geïnstalleerde akoestische opnamesysteem zal de hoogwaardige data leveren die nodig zijn om de types (niveau en frequentie) en timing van geluiden rond het Belgische meetstation te beschrijven.” zegt Alain Norro, wetenschappelijk duiker van het KBIN. “In combinatie met de gegevens van andere JOMOPANS stations, zullen we zo beginnen te begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.” Het Belgische station zal dan ook een essentieel onderdeel zijn van het netwerk dat de nodige informatie zal leveren om wetenschappers en beheerders in staat te stellen omgevingslawaai te integreren in hun beoordeling van de milieutoestand van de Noordzee. In een volgende stap zal de doeltreffendheid van verschillende opties om de potentiële milieu-impact van omgevingslawaai in het Noordzeebekken te verminderen, worden geëvalueerd.

JOMOPANS is een Interreg-project (Noordzeeregio) dat wordt gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie. Het projectconsortium bestaat uit 11 partners uit 7 landen (RBINS is de enige Belgische partner) en wordt gecoördineerd door Rijkswaterstaat (Nederland).

Zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’ in De Haan

Van 1 juli tot 31 augustus 2019 loopt in het gemeenschapshuis ‘t Schelpestik te De Haan (Vosseslag 131, 8420 De Haan) de zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Het lokale aanspoelen van de vinvis Antonius in oktober 2018 vormde de aanleiding voor het initiatief, en diverse skeletonderdelen van dit imposante dier keerden inmiddels terug naar De Haan om de ruggengraat van de tentoonstelling te vormen. De gemeente De Haan spaarde daarnaast echter ook geen moeite om diverse experten en collecties aan te spreken en aldus een unieke verzameling zeezoogdierenbeenderen en walvisgerelateerde items samen te brengen. De tentoonstelling is in deze periode dagelijks te bezoeken tussen 10 en 13 uur en van 14 tot 17 uur, en de toegang is gratis. Een tip voor de zomermaanden!

© KBIN/K. Moreau

Antonius

Op 24 oktober 2018 werd het kadaver van een Gewone Vinvis Balaenoptera physalus opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het in een drukke scheepvaartroute dobberde, werd beslist om het gecontroleerd aan land te brengen. Op 25 oktober, rond 02.00 uur ‘s nachts, arriveerde het kadaver zo op het strand van Vosseslag, De Haan. Binnen één dag was alles opgeruimd. Haast was nodig omdat er een springtij zat aan te komen. “Het was aan fantastische ervaring om getuige te zijn van de perfecte samenwerking tussen vele overheidsdiensten, op elk bestuursniveau, en wetenschappelijke instellingen, met als resultaat een grondig wetenschappelijk onderzoek én een snelle en efficiënte verwijdering van de resten.” zegt Jan Haelters, coördinator van het Belgische strandingennetwerk en marien bioloog aan het KBIN, met terechte fierheid.

Opruimen van het kadaver van vinvis Antonius © KBIN/J. Haelters

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, wees uit dat het bijna volgroeide mannetje, 18 m lang en ca 30.000 kg zwaar, waarschijnlijk een natuurlijke dood was gestorven. “Ik zag meteen het potentieel van deze gebeurtenis, en verzocht de gemeenteraad om toestemming om delen van het skelet te laten prepareren.” deelt Wilfied Vandaele, burgemeester van De Haan, mee. Die toestemming kwam er, en de faculteit Diergeneeskunde van de UGent prepareerde naast de onderkaken ook een borstvin en een ruggewervel van de walvis, die intussen de naam Antonius had gekregen.

De indrukwekkende kaken van vinvis Antonius zijn terug in De Haan en vormen de centrale blikvangers van de tentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Meerdere personen passen er netjes in. © KBIN/K. Moreau
Borstvin van Antonius © KBIN/K. Moreau

Zeezoogdieren in De Haan

Vinvis Antonius vormt uiteraard de blikvanger van de tentoonstelling, maar met dit dier was De Haan op het vlak van onfortuinlijke zeezoogdieren niet aan haar proefstuk toe. “Van een aantal zeldzame specimens die in deze gemeente aanspoelden werden eerder ook reeds delen geprepareerd en ondergebracht in de collectie van het KBIN.” verduidelijkt Olivier Pauwels, conservator van de vertebratencollectie van het KBIN. Burgemeester Vandaele voegt hieraan toe “We kregen enkele skeletten en overblijfselen van zeezoogdieren in bruikleen, bijvoorbeeld de schedel van een in 1843 bij ons aangespoelde jonge Orka Orcinus orca. Deze items worden in het tweede deel van de tentoonstelling gebruikt om het leven en de problemen van zeezoogdieren te belichten.”

Schedel van de jonge Orka die in 1843 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Verder vonden ook twee schedels van Gewone Spitssnuitdolfijnen Mesoplodon bidens (moeder met jong, aangespoeld in 1933 te Harendijke in de deelgemeente Wenduine) en eentje van een Griend Globicephala melas (aangespoeld in 1995 in De Haan) hun weg van Brussel naar de zomerexpo. En omdat deelgemeente Wenduine een bijzondere relatie heeft met de Bruinvis Phocoena phocoena (de soort figureert in het wapenschild van Wenduine), werd ook een schedel van een Bruinvis aan de door het KBIN uitgeleende verzameling toegevoegd. “Dankzij vinvis Antonius en de eerder in De Haan aangespoelde dieren, en dankzij de samenwerking met de gemeente De Haan, krijgen we de kans om twee grote pijlers van ons instituut – onderzoek en collectie – aan elkaar te verbinden en samen in de kijker te plaatsen!” glundert Kelle Moreau, marien bioloog en woordvoerder van het KBIN.

Schedel van het volwassen vrouwtje Gewone Spitssnuitdolfijn dat in 1933 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Extra informatie en activiteiten

Tot slot bezochten medewerkers van De Haan ook het Nederlandse natuurcentrum Ecomare uit Texel. Hier werden enkele dolfijnenskeletten ontleend, en een reeks historische gebruiksvoorwerpen die verband houden met de walvisjacht. In de rand van de expositie vinden bovendien nog een aantal nevenactiviteiten plaats. Zo zijn er onder meer een fiets- en wandelzoektocht en crea-workshops voor kinderen.

De unieke combinatie van het verhaal (en onderdelen) van Antonius met diverse andere biologische en historische verhalen, verteld aan de hand van zeldzame artefacten, uitgewerkt op overzichtelijke infopanelen en uitgebreid met aanvullende activiteiten, maakt dat ‘Kijk, een walvis’ de moeite van een bezoek meer dan waard is! Een aanrader voor jong en oud, en een waardevolle tip voor de zomermaanden!