Orka strandt aan de Belgische kust

Op 29 oktober werd een mannelijke orka opgemerkt voor de kust van Koksijde, het eerste zekere geval van deze soort in België in de 21e eeuw. Enkele uren later spoelde het sterk verzwakte dier aan in De Panne, waar hij vrijwel onmiddellijk overleed. De autopsie vond op 30 oktober plaats op het strand. In hoeverre de verzwakking en het overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd of met gezondheidsproblemen bleef onduidelijk. Ook de herkomst van het dier is nog niet gekend.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Jan Haelters

In de ochtend van zondag 29 oktober werd op de grens van Nieuwpoort en Oostduinkerke een groot maar niet nader geïdentificeerd zeedier opgemerkt. Even later merkte Laurent Raty voor de kust van Koksijde de grote zwaardvormige rugvin van een zeezoogdier op. Het was onmiddelijk duidelijk dat deze enkel op een mannelijke orka (ook zwaardwalvis genoemd) paste. Het dier bewoog zich langzaam in zuidwestelijke richting langs de kust en het nieuws verspreidde zich snel.

Beeld: Filip De Ruwe

Wanneer een uurtje later bleek dat de orka intussen amper was opgeschoven tot voor Sint-Idesbald, en daar ter plaatse bleef rondhangen, snelden honderden kijklustigen naar de kust in de hoop een glimp van het dier op te vangen. Dat bleek niet moeilijk, de platte zee maakte dat de orka van ver zichtbaar was. Het dier naderde soms echter ook tot op slechts enkele tientallen meters van de vloedlijn.

Beeld: Vincent Legrand

Stranding onafwendbaar

Veel ‘oohs en ahhs’, maar het opduiken van deze orka in de zuidelijke Noordzee, het trage zwemmen en het dicht naderen van de kustlijn waren tekenen aan de wand. De euforie sloeg dan ook snel om wanneer duidelijk werd dat het dier met het opkomende tij zou aanspoelen. Een ultieme poging van de reddingsboot Brandaris (Ship Support, Nieuwpoort) om de orka aan te moedigen open zee te kiezen had geen effect.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Om kwart na twee in de namiddag spoelde de orka aan in De Panne, net over de grens met Sint-Idesbald. Eens drooggevallen bij het inmiddels weer wegebbende tij, overleed het erg magere dier vrijwel meteen. Los van de verzwakte toestand speelt ook het wegvallen van de ondersteunende kracht van het water daarbij een rol. Op het droge wordt de druk van het eigen gewicht op de organen, bloedsomloop en ademhaling al snel te groot.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Autopsie

Omwille van de grootte van het dier – 6,13 m lang – en de wens om het lichaam voor de autopsie zo intact mogelijk te houden en ook het skelet te vrijwaren, werd beslist om het onderzoek naar de medische achtergrond en de doodsoorzaak van de orka ter plaatse te organiseren.

De autopsie werd op maandagochtend 30 oktober uitgevoerd door medewerkers van de faculteiten Diergeneeskunde van Universiteit Gent en Université de Liège en het Instituut voor Natuurwetenschappen. Het grote publiek kon het gebeuren, dat een drietal uren in beslag nam, vanop een afstand volgen. Alle lichaamsdelen en organen werden uitwendig en inwendig geïnspecteerd, en er werden diverse weefselstalen verzameld voor verdere microbiologische (ziektekiemen) en ecotoxicologische (o.a. chemische vervuiling) studies.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Doodsoorzaak?

Uit analyse van het spijsverteringsstelsel bleek dat de maag en de darmen volledig leeg waren, en dat het dier er dus al een tijd niet meer in was geslaagd voedsel te bemachtigen. Ook de dunne speklaag (onderhuids vet) en de sterk gesleten tanden lijken hiermee in verband te kunnen worden gebracht. Deze bevindingen zijn consistent met de uitwendig vastgestelde vermagering en verzwakking van het dier.

Inspectie van de overige organen leverde tekenen van een infectie van het lymfevatenstelsel op, en kleine bloedingen in de darmwand. De ernst en de rol hiervan in het verzwakken en overlijden van de orka worden microbiologisch verder opgevolgd. De overige organen vertoonden geen zichtbare sporen van infecties of duidelijke ziektebeelden. Er werd ook geen verdachte hoeveelheid inwendige of uitwendige parasieten aangetroffen.

In hoeverre de verzwakking en het uiteindelijke stranden en overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd (en een natuurlijke dood), met onderliggende gezondheidsproblemen, of met een combinatie van beide, staat dus nog niet volledig vast.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Orka’s in België

Er zijn uit de voorbije eeuwen amper goed gedocumenteerde gevallen van orka’s in België gekend. Er liggen vier meldigen uit de 20e eeuw voor, en voor een oudere stranding moeten we al terug naar het jaar 1850. Recentere gevallen (onder andere enkele meldingen in 2022) konden niet voldoende worden gedocumenteerd om als zeker te worden weerhouden. Het dier van 29 oktober 2023 betreft dus de eerste zekere orka in België in de 21e eeuw. Intussen werd bekend dat hij op donderdag 26 oktober ook al eens werd gefilmd op zee langs de Noord-Franse kust tussen Wimereux en Boulogne-sur-Mer.

Hoewel in oktober 2022 ook een orka aanspoelde in het Nederlandse Cadzand, in mei van datzelfde jaar een orka werd aangetroffen in de Franse rivier Seine (die het ook beide niet overleefden), en de voorbije jaren ook andere zeldzame en onverwachte zeezoogdieren opdoken in de zuidelijke Noordzee, moeten we omwille van de lage aantallen voorzichtig zijn met het interpreteren hiervan. Hetzelfde geldt voor het aanwijzen van oorzaken voor het opduiken van deze soorten in gebieden waar ze normaal niet voorkomen.

Herkomst

Ook met betrekking tot de herkomst van de Belgische orka is het voorlopig nog koffiedik kijken. De orka is een kosmopolitische soort, wat betekent dat hij over de hele wereld kan worden aangetroffen, maar leeft doorgaans in populaties die min of meer resident zijn binnen welomschreven gebieden (die best heel groot kunnen zijn). Het zuiden van de Noordzee kent geen lokale populatie, de meest nabije orka’s leven in Schotland, Noorwegen en het zuiden van de Golf van Biskaje (N-Spanje).

Orkapopulaties worden steevast goed opgevolgd door lokale wetenschappers, en de individuen zijn doorgaans gekend en gedocumenteerd in fotodatabanken. Individuele herkenning is daarbij vaak mogelijk op basis van de tekening, de vorm van de vinnen en eventuele beschadigingen en littekens. De orka van de Belgische kust wordt momenteel vergeleken met foto’s uit deze databanken. Tot zover werden geen overeenkomsten gevonden met orka’s uit het Iberische schiereiland (Spanje – Portugal), Madeira, Schotland en Ierland. Een mogelijke herkomst uit populaties van Noorwegen, IJsland en de Azoren wordt nog verder onderzocht.

 

Dank

Een uitdrukkelijk woord van dank aan de lokale politie en brandweer, de stadsdiensten van De Panne, de reddingsdiensten, de civiele bescherming, de medewerkers van de Universiteit Gent en de Université de Liège, de collega’s van het Instituut voor Natuurwetenschappen en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en aan de talrijke vrijwilligers en andere betrokkenen die een rol speelden bij het opvolgen en documenteren van de orka, het in goede banen leiden van de stranding, het publiek en de autopsie.

De gemeente De Panne gaf de onfortuinlijke orka de naam ‘Reveil’ mee, naar het initiatief dat de Vlaamse rouwcultuur de 21e eeuw in wil loodsen en waar De Panne zich in 2023 ‘troosthoofdstad’ van mag noemen. Op de vooravond van het aanspoelen van de orka werden in dit kader 10.000 kaarsjes op het strand van De Panne geplaatst.

Publicatie in Nature Communications Earth and Environment: International maritime regulation decreases sulfur dioxide but increases nitrogen oxide emissions in the North and Baltic Sea

Al meer dan 15 jaar is er regelgeving van kracht op de uitstoot van schepen in de Noordzee en Baltische Zee. In samenwerking met onderzoekers uit Duitsland, Nederland, Zweden en Denemarken hebben onderzoekers van het Instituut voor Natuurwetenschappen (Ward Van Roy en collega’s) de impact onderzocht van deze regelgeving. De bevindingen van dit onderzoek zijn vandaag, 26 oktober 2023, gepubliceerd in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications Earth and Environment. Het onderzoek was gebaseerd op meer dan 110.000 in-situ metingen van de uitstoot van schepen en inspecties aan boord van schepen. De metingen werden uitgevoerd door middel van verschillende vaste meetstations en vliegende eenheden zoals drones, helikopters en vliegtuigen.

Het kustwachtvliegtuig beheerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Uit de gegevens bleek dat een aanzienlijke verbetering in de naleving van de zwavelemissiegrenswaarden werd gerealiseerd sinds het begin van deze metingen. Deze positieve trend werd waargenomen in zowel de Noordzee als de Baltische Zee. Niettemin werd vastgesteld dat de invoering van de globale limiet van 0,5% FSC (Fuel Sulfur Content – zwavelgehalte van brandstof) vanaf 2020 leidde tot een lichte stijging van de SO2-emissies in de SECA (Sulfur Emission Control Area). Mogelijk kan dit verklaard worden door een toegenomen gebruik van scrubbers en de stijging van de brandstofprijzen.

Evolutie van de potentiële overtredingsgraad (%) van de zwaveluitstoot in de Europese SECA’s

In tegenstelling tot de succesvolle vermindering van de SO2-uitstoot door schepen, bleek de internationale regelgeving echter geen effect te hebben op de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen. Er werd zelfs een toename van de NOx-uitstoot van schepen vastgesteld. Dit resultaat kan worden toegeschreven aan verschillende problemen in de huidige NOx-regelgeving, een kwestie waarover het Instituut voor Natuurwetenschappen en andere onderzoekers al eerder hebben gepubliceerd en welke België in samenwerking met andere landen tracht aan te kaarten op internationaal niveau.

Relatief verschil in de NOx concentratie tussen de periodes 2019-2020 en 2021-2022

Deze onderzoeksresultaten bieden waardevolle inzichten voor de ontwikkeling van doelgerichte wettelijke kaders en strategieën voor de implementatie van emissieregelgeving en de handhaving ervan op zee en in de havens, en zijn dus van bijzonder belang voor beleidsmakers en andere stakeholders die verantwoordelijk zijn voor het opstellen en handhaven van de milieuregelgeving.

Het volledig artikel kan u hier vinden, een ‘Behind the paper’ blog post kan u hier lezen.

Bijeenkomst van International Research Ship Operators in Brugge

Van 16 tot 20 oktober 2023 vormde de UNESCO-werelderfgoedstad Brugge het toneel van de 34e jaarlijkse bijeenkomst van de International Research Ship Operators. De meeting werd georganiseerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen en het Vlaams Instituut voor de Zee. 129 deelnemers woonden de bijeenkomst bij om informatie te delen en problemen van gemeenschappelijk belang op te lossen. Het verbeteren van de ondersteuning voor de onderzoeksinspanningen van de mariene wetenschappelijke gemeenschap op zee staat daarbij steeds centraal.

International Research Ship Operators, 16-20 oktober 2023, Brugge, België

Het International Research Ship Operators (IRSO) forum verenigt uitbaters van onderzoeksschepen die 49 organisaties uit 30 landen vertegenwoordigen. Samen beheren ze meer dan 100 van ’s werelds toonaangevende schepen voor zeewetenschappelijk onderzoek. Lidmaatschap van IRSO staat open voor alle organisaties die onderzoeksschepen exploiteren en voor nationale onderzoeksprogramma’s die gegevens van schepen op zee verzamelen en gevestigde protocollen volgen voor de open publicatie van hun resultaten.

IRSO werd opgericht in 1986 en kent sindsdien jaarlijkse bijeenkomsten die worden georganiseerd door en in deelnemende landen. In 2023 namen het Instituut voor Natuurwetenschappen, uitbater van de RV Belgica, en het Vlaams Instituut voor de Zee, uitbater van de RV Simon Stevin, de organisatie op zich. Samen garanderen zij ook de Belgische vertegenwoordigers in IRSO. 129 deelnemers zakten voor deze 34e IRSO-meeting af naar Brugge. Naast plenaire sessies en enkele specifieke workshops, die doorgingen in het Brugse Grand Hotel Casselbergh, stonden ook enkele sociale activiteiten op het programma. Een bezoek aan de onderzoeksschepen RV Belgica en RV Simon Stevin kon daarbij natuurlijk niet ontbreken. Voor deze gelegenheid lagen de beide schepen op vrijdag 20 oktober aangemeerd in de Marinebasis van Zeebrugge.

RV Simon Stevin en RV Belgica in de Marinebasis van Zeebrugge (© Instituut voor Natuurwetenschappen)

Doelstellingen van de jaarlijkse bijeenkomst

Het delen van succesvolle ervaringen (beste praktijken) bij het ontwerp en de exploitatie van onderzoeksschepen en wetenschappelijke apparatuur behoort tot de belangrijkste doelstellingen van de jaarlijkse IRSO-meeting.

“Deze meetings laten toe om efficiënt informatie te delen en problemen van gemeenschappelijk belang op te lossen. Zo kunnen de onderzoeksinspanningen van de mariene wetenschappelijke gemeenschap op zee alsmaar beter worden ondersteund” verduidelijkt Greg Foothead, voorzitter van IRSO en Algemeen Directeur van het Nieuw-Zeelandse NIWA Vessel Management Ltd.

Giuseppe Magnifico, IRSO vice-voorzitter en Adjunct-Directeur van het Italiaanse Consiglio Nazionale delle Ricerche (CNR) vervolledigt: “IRSO fungeert ook als spreekbuis voor de onderzoeksgemeenschap en geeft desgewenst deskundig advies aan andere instanties”.

Bijkomende voordelen

Er wordt echter ook een stap verder gegaan dan elkaar op de hoogte houden van de ervaringen en ontwikkelingen in nationale onderzoeksvloten. “Actief zijn binnen IRSO resulteert soms ook in daadwerkelijke samenwerkingen en in de uitwisseling van scheepstijd en -uitrusting tussen instituten en landen”, zegt André Cattrijsse, Afdelingshoofd Onderzoeksinfrastructuur van het VLIZ.

“Deze strategische uitwisseling van kennis en ervaring is bovendien cruciaal in een tijdperk van afnemende budgetten, terwijl de behoefte aan kennis van de kustzeeën en de oceaan en hun relatie met de mens snel toeneemt.” benadrukt Lieven Naudts, coördinator van de RV Belgica en hoofd van de Meetdienst Oostende van het Instituut voor Natuurwetenschappen.

Van links naar rechts: André Cattrijsse (VLIZ), Giuseppe Magnifico (vice-voorzitter IRSO), Greg Foothead (voorzitter IRSO) en Lieven Naudts (Instituut voor Natuurwetenschappen) blikken terug op een geslaagde IRSO-meeting (© Instituut voor Natuurwetenschappen)

IRSO initieert verder ook projecten die van gemeenschappelijk belang zijn voor haar leden. Zo werd bijvoorbeeld een gedragscode voor mariene onderzoeksschepen ontwikkeld en werd via IRSO bijgedragen aan de oprichting van de OCEANIC database voor onderzoeksschepen aan de Universiteit van Delaware. IRSO sponsort ook workshops en werkgroepen, zoals de tweejaarlijkse International Marine Technician’s Workshop (INMARTECH).

Blauwdruk voor het behoud van de Zuidelijke Oceaan

Meer dan 200 wetenschappers uit 19 landen hebben de eerste uitgebreide beoordeling van trends in eco-systemen in de Zuidelijke Oceaan samengevat in een rapport dat speciaal geschreven is voor beleidsmakers. De Marine Ecosystem Assessment for the Southern Ocean (MEASO) benadrukt dat klimaatverandering de belangrijkste drijvende kracht is achter de verandering van soorten en ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en aan de kust van Antarctica.

Losbrekend zee-ijs in de Zuidelijke Oceaan (© AAPP)

De Zuidelijke Oceaan rond Antarctica herbergt een unieke fauna en is daarom van fundamenteel belang voor de biodiversiteit. Hij is ook van cruciaal belang voor het welzijn van de mens door ons van voedsel te voorzien en ons klimaat te helpen regelen. Maar omdat de Zuidelijke Oceaan het grootste deel van de wereldwijde temperatuurstijging absorbeert, krijgt de fauna het letterlijk warm onder de voeten. Met de bijkomende druk van visserij, toerisme en vervuiling gaan deze omgeving en haar bewoners nu een onzekere toekomst tegemoet.

“Het behoud op lange termijn van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan, in het bijzonder van aan de polen aangepaste Antarctische soorten en kustsystemen, kan alleen worden bereikt door dringende wereldwijde actie om klimaatverandering en verzuring van de oceaan tegen te gaan,” zegt Dr. Anton Van de Putte (Instituut voor Natuurwetenschappen en Université libre de Bruxelles, België), die lid was van de stuurgroep die toezicht hield op de Marine Ecosystem Assessment of the Southern Ocean (MEASO).

Het vijfjarige MEASO-proces werd gemodelleerd naar een werkgroep van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dr. Van de Putte, die ook actief heeft bijgedragen aan een samenvatting voor beleidsmakers, voegt hieraan toe: “Het MEASO-rapport kan worden beschouwd als een IPCC-rapport voor de Zuidelijke Oceaan, en op een vergelijkbare manier werd de wetenschap gedistilleerd in een gemakkelijk leesbare en beknopte samenvatting om politici en beleidsmakers over de hele wereld te informeren”.

Gewone Vinvis aan de ijsrand (© Richard Youd, AAD)

De auteurs van het rapport benadrukken ook dat het MEASO-proces in dit kritieke decennium voor klimaatactie moet worden voortgezet. Toekomstige beoordelingen zullen sterk worden vergemakkelijkt door het archiveren en openlijk delen van gegevens en algoritmen. “Het SCAR Antarctic Biodiversity Portal (www.biodiversity.aq), gehuisvest door het Instituut voor Natuurwetenschappen, zal hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Dergelijke open datasystemen maken het mogelijk om de best beschikbare wetenschap tijdig samen te brengen en de informatie voor beleidsmakers te harmoniseren,” zei Dr. Van de Putte.

Belangrijkste bevindingen

De samenvatting voor beleidsmakers bevat 40 belangrijke bevindingen, waaronder:

  • Beheren met het oog op verandering: Het behoud op lange termijn van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan, in het bijzonder van aan de polen aangepaste Antarctische soorten en kustsystemen, kan alleen worden bereikt door dringende wereldwijde actie om klimaatverandering en verzuring van de oceaan tegen te gaan.
  • Meten van verandering: Er is behoefte aan investeringen in aanhoudende en gebiedsdekkende wetenschappelijke beoordeling en monitoring van de gezondheid van de oceaan door de internationale gemeenschap.
  • Verandering voorspellen: Er zijn modellen nodig om te begrijpen wat toekomstige veranderingen in habitats en menselijke invloeden zullen betekenen voor verschillende ecosystemen, gemeenschappen en soorten.
  • Waarde en belang van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan: De Zuidelijke Oceaan is wereldwijd verbonden en belangrijk voor het klimaat en de oceanografie en biedt voedsel en broedplaatsen aan vele migrerende soorten. De bewegingen en activiteiten van de mens, waaronder de introductie van uitheemse soorten, ziekten en vervuiling, bedreigen dit unieke ecosysteem.
  • Veranderende habitats in de Zuidelijke Oceaan: De habitats in de Zuidelijke Oceaan, van het ijs aan het oppervlak tot de bodem van de diepzee, zijn aan het veranderen. De opwarming van de oceaan, de afname van het zee-ijs, het smelten van gletsjers, het instorten van ijsplaten, veranderingen in de aciditeit (zuurgraad) en directe menselijke invloeden zoals de visvangst, hebben allemaal een impact op verschillende delen van de oceaan en zijn bewoners.
  • Biologische veranderingen en kwetsbaarheden: De organismen die in de Zuidelijke Oceaan leven, van microscopische planten tot walvissen, worden geconfronteerd met een veranderend milieu. Hoe de meeste soorten zullen reageren is onzeker, maar belangrijke basissoorten zoals Antarctisch krill zullen waarschijnlijk achteruitgaan, wat een impact zal hebben op het hele ecosysteem.
Keizerpinguïns bij de Auster-kolonie (© Pat James, AAD)

Over MEASO

De Marine Ecosystem Assessment for the Southern Ocean (MEASO) is de eerste circumpolaire interdisciplinaire beoordeling van de status en trends van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en de drijvende krachten achter verandering, voor gebruik door beleidsmakers, wetenschappers en het bredere publiek. Het rapport werd gelanceerd op woensdag 18 oktober 2023 in Hobart, Tasmanië, tijdens de jaarlijkse vergadering van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), het internationale orgaan dat onder het Antarctisch Verdragssysteem verantwoordelijk is voor de instandhouding van de mariene ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en waarvan 26 landen (waaronder België) en de Europese Unie lid zijn.

Het in 2018 opgestartte MEASO is een open en participatief proces waarbij 203 wetenschappers uit de hele wetenschappelijke gemeenschap van Antarctica en de Zuidelijke Oceaan (19 landen) betrokken waren. Samen droegen ze bij aan 24 onderzoeksartikelen die werden gepubliceerd in een speciaal onderzoeksthema in Frontiers-tijdschriften.

MEASO is een kernactiviteit van Integrating Climate and Ecosystem Dynamics in the Southern Ocean (ICED), dat een regionaal programma is van Integrated Marine Biosphere Research (IMBeR, dat op zijn beurt een gezamenlijk programma is van het Scientific Committee on Oceanic Research [SCOR] en Future Earth). MEASO wordt ook gesponsord door het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) en wordt ook ondersteund door het Southern Ocean Observing System (SOOS), een gezamenlijk programma van SCAR en SCOR.

De MEASO samenvatting voor beleidsmakers is hier te downloaden.

 

Luchtcontrole op olie- en gasplatformen tijdens de Tour d’Horizon 2023

Begin juli 2023 voerde het Kustwachtvliegtuig van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) zijn jaarlijkse Tour d’Horizon (TdH) zending uit. Hierbij wordt gecontroleerd op olievlekken afkomstig van offshore olie- en gasplatformen in de Noordelijke Noordzee (dus buiten de Belgische wateren). De missie leverde detecties van niet minder dan 30 olievlekken op, het hoogste aantal dat ooit door een TdH-partner werd aangetroffen in één enkele missie.

Olievervuiling door een boorplatform in Noorse wateren (© KBIN/BMM)

De TdH-zending wordt ieder jaar uitgevoerd in het kader van het Akkoord van Bonn, en heeft de controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in de centrale en noordelijke delen van de Noordzee tot doel. De focus ligt op de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren, en ook België engageert zich voor deze operatie. De activiteiten van toezichtvliegtuigen van de verschillende Noordzeelanden worden internationaal gecoördineerd om een optimale dekking van het toezicht op de offshore olie- en gasinfrastructuur te garanderen.

Het hoogste aantal olievlekken ooit gedetecteerd

Tijdens deze TdH-zending detecteerde het Belgische Kustwachtvliegtuig niet minder dan 30 olievlekken. Dit is het hoogste aantal olievlekken dat in één enkele zending door één vliegtuig werd gedetecteerd sinds de start van het programma in 1991. Van deze detecties betroffen er zes grote olievervuilingen met een minimale geschatte hoeveelheid van meer dan 1 m³. De grootste werd geschat op minimaal 16,9 m³. Op 2 detecties na, waren alle olievlekken gelinkt aan een boorplatform. 17 olievlekken werden waargenomen in Britse wateren, 12 in Noorse wateren en één in Nederlandse wateren.

Alle detecties werden gemeld aan de bevoegde nationale autoriteiten in overeenstemming met de procedures die zijn vastgelegd binnen het Akkoord van Bonn.

Luchttoezicht vult satelliettoezicht aan

Opvallend was dat het satelliettoezichtsprogramma (CleanSeaNet) van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Scheepvaart (EMSA) in dezelfde zone en tijdsperiode geen detecties rapporteerde met de satellietpassages. Dit toont het primaire belang aan van traditioneel luchttoezicht met satelliettoezicht ter ondersteuning.

Observaties van zeezoogdieren

Naast olievlekken kon het Belgische Kustwachtvliegtuig tijdens de TdH-missie van 2023 ook orka’s en andere zeezoogdieren observeren. Het team kon, voor het eerst tijdens een TdH-zending, twee groepen orka’s fotograferen tussen Noorwegen en Schotland. Waarschijnlijk maakten de twee groepen deel uit van één enkele grotere groep van een tiental individuen.

Drie orka’s in Noorse wateren (© KBIN/BMM)

Dankzij de jarenlange ervaring van de bemanning, de functionaliteit en de inzetbaarheid van het Kustwachtvliegtuig van het KBIN, blijft België zijn verbintenissen in het kader van het Akkoord van Bonn nakomen. Het KBIN blijft hierdoor haar inzet voor een betere bescherming van de Noordzee bewijzen. Het vliegtuig dateert echter van 1976 en begint meer technische mankementen te vertonen. De vervanging van het vliegtuig is daarom een topprioriteit, zodat het luchttoezicht ook in de toekomst kan worden verdergezet.

Het Belgische TdH2023-team (van links naar rechts: operatoren Ward Van Roy en Jean-Baptiste Merveille, piloten Dries Noppe en Alexander Vermeire) (© KBIN/BMM)
De TdH-missies vinden in een heel andere omgeving plaats dan het toezicht boven de Belgische wateren (© KBIN/BMM)

Lederschildpad van Knokke stierf als gevolg van een acuut trauma

Tot op 7 oktober 2023 een dode lederschildpad op het strand van Knokke werd aangetroffen, kenden we slechts drie strandingen van deze diersoort in ons land. De autopsie van het dier, die plaatsvond op 9 oktober, wijst uit dat het onfortuinlijke dier in gezonde toestand verkeerde toen een acuut maar onbekend trauma een plotse dood veroorzaakte.

De dood aangespoelde Lederschildpad op het strand van Knokke, 7 oktober 2023 (© KBIN/J. Haelters)

Op zaterdagochtend 7 oktober 2023 troffen wandelaars op het strand ter hoogte van het Zwin Natuur Park in Knokke, vlakbij de Nederlandse grens, niets minder dan een aangespoelde dode Lederschildpad (Dermochelys coriacea) aan. De Lederschildpad is een exclusief mariene soort die enkel aan land komt om eieren te leggen, en is tevens de grootste schildpadsoort ter wereld (met een maximale lengte van 2,5 m). Het onfortuinlijke dier van Knokke was maar liefst 1,73 m lang en verkeerde al in staat van ontbinding. De dood was wellicht enkele dagen voor het aanspoelen opgetreden.

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dat verantwoordelijk is voor de organisatie van het onderzoek van beschermde mariene soorten, haalde het dier op bij de brandweer van Knokke nadat door de brandweer, in samenwerking met de technische dienst van de gemeente, van het strand was gehaald.

De dood aangespoelde Lederschildpad op het strand van Knokke, 7 oktober 2023 (© KBIN/J. Haelters)

In de Noordzee?

De Lederschildpad is een zogenaamde kosmopoliet, wat betekent dat de soort wereldwijd voorkomt. Hij staat vooral bekend als een soort van warme zeeën, maar het is enkel voor het leggen van de eieren dat stranden langs tropische en subtropische zeeën van belang zijn. Buiten de legtijd worden Lederschildpadden ook veel noordelijker (tot Alaska en Noorwegen) en zuidelijker (tot Zuid-Afrika en Nieuw-Zeeland) aangetroffen. In de ondiepe Noordzee komen ze slechts heel sporadisch voor, maar ze kunnen er zich wel voeden in periodes met erg veel kwallen.

Kwallen vormen dan ook een mogelijke verklaring voor het opduiken van deze Lederschildpad in de zuidelijke Noordzee. De voorbije weken verblijven met name veel Zeepaddenstoelen (Rhizostoma pulmo) in onze wateren, een kwallensoort die op het menu van de Lederschildpad staat en die bij ons haar piek in voorkomen kent in de maanden augustus tot oktober. Het is niet ondenkbaar dat de Lederschildpad van Knokke deze voedselbron volgde tot in de Noordzee.

Vier  strandingen in ons land

In onze streken is de Lederschildpad een grote zeldzaamheid. Jan Haelters (KBIN), coördinator van het strandingennetwerk en zeezoogdierenexpert, geeft een overzicht: “In België zijn slechts drie eerdere strandingen van de Lederschildpad bekend. Eerdere strandingen dateren uit 1988, 1998 en 2000. Verder zijn er slechts enkele waarnemingen van levende Lederschildpadden in Belgische wateren bekend: één in 2018, twee in 2019 en één in 2020. Die laatste werd tussen Oostende en Middelkerke aangetroffen in de netten van een garnaalvisser, en kon levend weer overboord worden gezet.”

Het lijkt erop dat het aantal gevallen in onze wateren toeneemt, maar met zo’n klein aantal is het gevaarlijk dergelijke conclusie te trekken. Zo zijn het aantal potentiële waarnemers en de doorstroming van gegevens dankzij de grote digitale verbondenheid in onze huidige leefwereld immers ook sterk toegenomen. Een verband met de opwarming van het klimaat kan ook niet worden gemaakt met zo’n laag aantal waarnemingen.

Autopsie

De autopsie van de Lederschildpad vond plaats op maandagvoormiddag 9 oktober aan de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent, in een samenwerking tussen de universiteiten van Gent en Luik. Hieruit bleek dat het om een vrouwtje van 247 kg ging. De resten van Zeepaddenstoelen in de slokdarm toonden aan dat het dier aan het eten was toen het stierf. In de darm werd een klein stukje plastic gevonden, maar de hoeveelheid was te beperkt om problemen te kunnen veroorzaken. Het is goed gekend dat dieren die kwallen eten zich soms laten vangen aan in het water zwevend plastic (dat verbazend sterk op kwallen kan lijken).

Alles lijkt erop dat de Lederschildpad gezond was toen ze plots kwam te overlijden. Hoewel het dier geen uitwendige tekenen van een acuut trauma vertoonde, werden inwendig talrijke bloeduitstortingen vastgesteld. Dit duidt op een plotse dood als gevolg van een traumatische gebeurtenis, maar het blijft onduidelijk wat de juiste oorzaak van dit trauma was.

De Lederschildpad op de autopsietafel (© KBIN/J. Haelters)
Binnenkant van de slokdarm met resten van Zeepaddenstoel (© KBIN/J. Haelters)
Stukje plastic uit het spijsverteringsstelsel (© KBIN/J. Haelters)
Detail van de kop (© KBIN/J. Haelters)

Nieuwe impulsen voor interdisciplinaire oceaanobservatie en -voorspelling

In het kader van het EU-project EuroSea werkten 53 partners uit 14 Europese landen, Brazilië en Canada samen om het Europese systeem voor oceaanobservatie en -voorspelling in een mondiale context te verbeteren. Op die manier hebben ze een belangrijke basis gelegd om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar informatie ter ondersteuning van sociale en politieke processen en beslissingen. Ongeveer 200 belanghebbenden kwamen in Parijs bijeen voor de plenaire vergadering (19-20 september 2023) en het afsluitende symposium (op 21 september 2023). GEOMAR Helmholtz Centre for Ocean Research Kiel leidde het project, dat wordt gefinancierd door de Europese Unie met 12,6 miljoen euro van 2019 tot 2023.

Dr. Toste Tanhua, chemisch oceanograaf bij GEOMAR Helmholtz Centre for Ocean Research Kiel, leidde het EuroSea-project. (Afbeelding: UNESCO/Fabrice Gentile)

De oceaan vormt de basis van al het leven op onze planeet. Het reguleert het klimaat en levert voedsel en zuurstof. Door de mens veroorzaakte veranderingen zoals vervuiling, overbevissing, opwarming en andere factoren verstoren echter de mariene ecosystemen. Inzicht in oceaan- en kustprocessen is essentieel voor het behoud van een gezonde oceaan en duurzaam oceaanbeheer.

Het EuroSea-project, gefinancierd door de Europese Unie met 12,6 miljoen euro, heeft de afgelopen vier jaar belangrijke hiaten in de kennis op deze gebieden opgevuld en de weg geëffend voor een interdisciplinair en duurzaam systeem voor oceaanobservatie en -voorspelling. Hiertoe werkten de belangrijkste Europese spelers op het gebied van oceaanobservatie en -voorspelling samen met de gebruikers van oceanografische producten en diensten. Eind september 2023 kwamen de belanghebbenden bijeen voor de Algemene Vergadering en een aansluitend symposium in het hoofdkwartier van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie (IOC) van de Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur (UNESCO) in Parijs.

Onder leiding van Dr. Toste Tanhua, chemisch oceanograaf bij GEOMAR Helmholtz Centre for Ocean Research Kiel en coördinator van EuroSea, bracht het project 53 partners uit 14 Europese landen alsook Brazilië en Canada samen. Deelnemers waren zowel wetenschappelijke instellingen als partners uit de privésector en internationale organisaties en netwerken zoals IOC-UNESCO, de European Marine Board en het Europese deel van het Global Ocean Observing System (EuroGOOS).

De projectpartners hebben de koers uitgezet om bestaande oceaanobservatiesystemen van individuele Europese actoren met elkaar te verbinden en oceaangegevens nauwkeuriger en toegankelijker te maken voor iedereen. Zo zouden actoren van de blauwe economie – een milieuvriendelijke economie gebaseerd op het gebruik van de oceanen, met inbegrip van visserij, havens, toerisme en offshore-energieproductie – en beleidsmakers beter geïnformeerde beslissingen moeten kunnen nemen op basis van de gegevens. Op de algemene vergadering van EuroSea hebben de werkgroepen van de tien afzonderlijke, onderling verbonden werkpakketten hun resultaten gedeeld.

Het project heeft talrijke innovaties opgeleverd die de observatie en voorspelling van oceanen op Europees niveau en in een wereldwijde context verbeteren. De partners hebben onder andere een instrument ontwikkeld dat steden en hun havens kunnen gebruiken op basis van gegevens van drie testlocaties in Spanje, Italië en Colombia, en dat real-time informatie en voorspellingen geeft over golven, zeeniveau en temperatuur van het zeeoppervlak, waardoor de veiligheid bij maritieme operaties toeneemt. In het kader van het EuroSea-project is ook een systeem voor de monitoring van aquacultuur opgezet dat gebruikmaakt van sensoren, unieke boeien en geavanceerde modelleringsmogelijkheden om parameters als zuurstof, temperatuur en pH te meten. Het maakt gerichte voorspellingen mogelijk van extreme mariene gebeurtenissen zoals mariene hittegolven en biedt exploitanten van aquacultuurbedrijven een mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing.

Tijdens het afsluitende symposium konden nationale en internationale belanghebbenden uit de politiek, wetenschap en industrie zich informeren over de huidige stand van innovaties op het gebied van Europese oceaanobservatie en -voorspelling. Naast het bespreken van toekomstige uitdagingen richtte de discussie zich op aanbevelingen voor een effectief, duurzaam en interdisciplinair systeem.

In zijn slotverklaring benadrukte Dr. Toste Tanhua het baanbrekende karakter van het project en pleitte hij voor een voortzetting van de gezamenlijke inspanningen op Europees niveau: “EuroSea heeft de weg geëffend voor een interdisciplinair, duurzaam systeem voor oceaanobservatie en -voorspelling. Wij, de oceaanexperts en belanghebbenden, zetten ons in voor een gecoördineerde actie om het Europees systeem voor oceaanobservatie en -voorspelling duurzaam te versterken om tegemoet te komen aan de groeiende behoeften van de Europese samenleving en het Europese beleid en om de Europese Green Deal en de Ocean and Waters-missie te ondersteunen.”

De belanghebbenden willen voortbouwen op de samenwerkingsverbanden en relaties die via het project tot stand zijn gekomen. Parallelle workshops van het Global Ocean Observing System (GOOS) en een bijeenkomst van de Europese nationale focal points voor GOOS vonden ook plaats in Parijs. Daar werden mogelijkheden voor vervolgprojecten besproken en ervaringen uitgewisseld. “We konden de opgedane kennis direct doorgeven op mondiaal niveau”, zei Dr. Toste Tanhua, die ook medevoorzitter is van GOOS.

Projectfinanciering:

Het EuroSea-project is een innovatieactie van de Europese Unie die van 2019 tot 2023 met 12,6 miljoen euro wordt gefinancierd door het financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 van de Europese Commissie als onderdeel van een oproep ter ondersteuning van het initiatief “De toekomst van zeeën en oceanen” van de G7.

Meerwaarde van de monitoring van scheepsemissies vanuit de lucht

De uitstoot van schadelijke stoffen door schepen naar de lucht is wereldwijd aan strikte normen onderworpen. Ward Van Roy analyseerde in een doctoraatsonderzoek het potentieel en de meerwaarde van luchttoezicht voor de monitoring van schadelijke scheepsemissies. Hij maakte hiervoor gebruik van gegevens die werden verzameld met het Belgische luchttoezichtvliegtuig1. Zijn bevindingen onderstrepen de operationele voordelen van monitoring vanuit de lucht en bieden waardevolle inzichten in de effectiviteit van de internationale regelgeving bij het verbeteren van de luchtkwaliteit boven de Noordzee. Bovendien bracht het onderzoek hiaten in de regelgeving aan het licht en worden aanbevelingen geformuleerd om deze op te lossen. Ward Van Roy is verbonden aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en promoveerde op 28 september 2023 tot de allereerste doktor in de maritieme wetenschappen die deze graad behaalde aan de Faculteit Recht en Criminologie van de Universiteit Gent. Een extra reden voor zowel Ward, Ugent als KBIN om trots te zijn.

Doktor in de maritieme wetenschappen Ward Van Roy en de leden van zijn doctoraatsjury.

De scheepvaart speelt een cruciale rol in het verbinden van economieën en culturen over de hele wereld maar is tegelijk ook één van de grootste bronnen van luchtvervuiling. Bij de verbranding van traditionele scheepsbrandstoffen ontstaan immers zwavelverbindingen, stikstofverbindingen en ‘zwarte koolstof’, met nadelige gevolgen voor de volksgezondheid en het leefmilieu.

Om hieraan tegemoet te komen werden internationaal inspanningen geleverd om regels2 op te stellen die zijn gericht op het verminderen van de uitstoot van schepen naar de lucht. Zonder een effectieve handhaving riskeert regelgeving echter dode letter te blijven. Dit bewoog Ward Van Roy3 ertoe om in een doctoraat te beschrijven in hoeverre luchttoezicht kan bijdragen tot de ontwikkeling van een strategie voor de monitoring en handhaving van de emissieregels voor de scheepvaart.

Wards proefschrift is getiteld ‘Application of remote measurements for compliance monitoring and enforcement of SO2 and NOx emissions under Marpol Annex VI’, en werd op 28 september 2023 in Gent publiek verdedigd als laatste stap voor het behalen van de titel van doktor in de maritieme wetenschappen. Het onderzoek resulteerde in maar liefst vijf reeds gepubliceerde en drie voor publicatie ingediende artikels in wetenschappelijke vakbladen.

Methode en trends

Het eerste deel van de doctoraatsthesis presenteert de wetenschappelijk onderbouwde methode voor de monitoring van scheepsemissies vanuit de lucht. De zogenaamde ‘sniffer sensor’ die werd geïntegreerd in het Belgische luchttoezichtvliegtuig speelt hierin een centrale rol. Dankzij de implementatie van verschillende innovaties kon Ward de methode voor de monitoring van zwaveloxiden (SOx) in de uitstoot van schepen ook aanzienlijk verbeteren. Een uitgebreide handleiding, eveneens onderdeel van de thesis, waarborgt de uniformiteit en de kwaliteit van de metingen en kan als leidraad dienen voor het opzetten van overeenkomstige programma’s in andere landen.

Analyse van de bekomen gegevens toont vervolgens niet enkel aan dat de internationale regelgeving voor de emissie van zwaveldioxide (SO2) en stikstofoxiden (NOx) doeltreffend kan worden gemonitord vanuit de lucht, maar ook dat de regels voor de uitstoot van SO2 relatief goed worden nageleefd, zowel in België als in het grotere emissiecontrolegebied dat de hele Noordzee en Baltische Zee omvat.

Ward Van Roy: “We kunnen besluiten dat het luchttoezicht daadwerkelijk heeft bijgedragen tot de aanzienlijke vermindering van de SO2-uitstoot. Voor NOx-emissies blijkt anderzijds dat de beoogde afname van de uitstoot nog niet werd bereikt, niet in België en niet daarbuiten”.

Voor de analyses werden zowel gegevens van het Belgische luchttoezicht gebruikt, als gegevens van meetcampagnes uit andere landen, van meetstations voor luchtkwaliteit aan land, en van satellietbeelden.

Het Belgische luchttoezichtvliegtuig © KBIN/BMM

Onverwachte resultaten

De studie van Ward legde echter ook enkele onverwachte trends bloot.

Zo werd voor het eerst aangetoond dat schepen die zijn uitgerust met nabehandelingssystemen voor hun uitstoot naar de lucht, de zogenaamde scrubbers, een aanzienlijk groter deel van de emissieovertredingen voor hun rekening nemen. Aangezien scrubbers net worden geïnstalleerd om de uitstoot van schadelijke componenten naar de lucht te verminderen, druist deze bevinding in tegen de verwachtingen. Bovendien neemt het gebruik van scrubbers toe, tot reeds reeds 30% van de waargenomen schepen in 2022. Als deze ontwikkeling zich verderzet, in combinatie met de huidige toename van de scheepvaart, zal de SO2-uitstoot van de scheepvaart weer toenemen en zal de sector verantwoordelijk worden voor een groter aandeel van de totale SO2-uitstoot.

Ook met betrekking tot NOx deed Ward een opmerkelijke waarneming: “Uit mijn onderzoek blijkt dat de gemiddelde NOx-emissies van recenter gebouwde schepen aanzienlijk hoger zijn dan die van oudere schepen, wat uiteraard niet de bedoeling kan zijn” geeft hij aan. “Bovendien stelde ik vast dat de regelgeving, die een beperking van de NOx-emissies tot doel heeft, slechts zeer langzaam ingang vindt als gevolg van de manier waarop deze internationale regelgeving is opgesteld”. Als hier geen verandering in komt wordt verwacht dat de scheepvaartsector bij ons (in Vlaanderen) tegen 2025 de grootste bron van NOx zal zijn, en tegen 2030 zelfs zal zorgen voor 40% van alle NOx-uitstoot.

Toegevoegde waarde en aanbevelingen voor het beleid

In zijn thesis reflecteert Ward ook uitgebreid over de juridische aspecten van het luchttoezicht en over de toegevoegde waarde voor diverse belanghebbenden.

Allereerst kon een belangrijke meerwaarde worden aangetoond voor de haveninspectiediensten. Door de identificatie van potentiële overtreders op zee kunnen haveninspectiediensten de betreffende schepen gerichter opvolgen wanneer ze een haven aandoen, wat wanneer nodig tot sanctionering kan leiden. Luchtmonitoring blijkt de opvolging en sanctionering van emissieovertredingen door schepen dus positief te beïnvloeden. Uit een kosten-batenanalyse blijkt dat toezicht vanuit de lucht hierdoor ook financieel loont.

De Belgische bevindingen komen ook de internationale samenwerking ten goede, en worden meegenomen bij de inspanningen om tot een doeltreffende en geharmoniseerde internationale monitoring te komen.

Verder worden op basis van de opgedane ervaring ook een aantal aanbevelingen voor beleidsmakers geformuleerd, die op het terrein een effectieve bijdrage kunnen leveren tot de vermindering van lucht-verontreiniging afkomstig van de scheepvaart. Het gaat hierbij onder meer om het verhogen van de rechtstreekse juridische waarde van luchtmetingen (die momenteel steeds moeten worden bevestigd door een havencontrole), het bekomen van een internationaal aanvaard protocol om NOx-overtredingen op zee te monitoren en een daaraan verbonden handhavingsmechanisme, en het wegwerken van bepaalde lacunes in de regelgeving. Deze aanbevelingen worden op internationaal niveau besproken in het kader van de Bonn Overeenkomst (samenwerking van de Noordzeestaten bij het opsporen, rapporteren en bestrijden van verontreiniging op de Noordzee) en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), terwijl in België in samenwerking met het Directoraat-Generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer) naar oplossingen wordt gezocht die via federale beleidsmakers hun weg zullen vinden naar de internationale regelgeving.

 

Bijkomende achtergrond

1 De Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), Wetenschappelijke Dienst van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Belgisch programma voor luchttoezicht boven de Noordzee. Het KBIN bezit hiervoor een vliegtuig van het type Britten Norman Islander dat uitgerust is met wetenschappelijke sensoren voor het opsporen van mariene pollutie, en werkt samen met Defensie dat de piloten aanlevert. Sinds 1990 levert dit programma belangrijke resultaten op. De focus ligt hierbij op drie groepen van kerntaken: 1) toezicht op illegale en accidentele zeeverontreiniging, 2) monitoring van het mariene milieu en 3) breder maritiem toezicht in het kader van de Kustwacht (het vliegtuig draagt dan ook het opschrift ‘Coast Guard’ en is ook breed gekend onder de naam ‘Kustwachtvliegtuig’).

2 Wereldwijd geldende emissienormen voor zwavel en stikstof zijn beschreven in Annex VI van het internationale MARPOL-verdrag (Internationale Conventie voor de preventie van vervuiling door schepen). Verder schrijft ook de Europese Zwavelrichtlijn beperkingen op de zwaveluitstoot van schepen voor en is de uitstoot van zwavel- en stikstofverbindingen in het zeer druk bevaren ‘Noordzee en Baltische Zee Emissiecontrolegebied’ (waar ook de Belgische wateren integraal deel van uitmaken) nog strikter gereglementeerd dan daarbuiten. Voor zwarte koolstof (een maat voor de roetconcentratie in de lucht) afkomstig van de scheepvaart gelden nog geen internationale beperkingen, deze emissies worden momenteel in kaart gebracht om de ontwikkeling van een beperkend kader te voeden.

Promotor Prof. Frank Maes stelde de titel van doktor in de maritieme wetenschappen destijds voor aan de UGent en is bijzonder opgetogen om – een week voor hij op pensioen gaat – Ward als eerste deze graad te zien behalen.

3 Ward Van Roy studeerde in 2008 af als bio-ingenieur aan de Universiteit Gent, en vervoegde later in 2008 het luchttoezichteam van het KBIN (BMM) als operator. Hij is eveneens verantwoordelijk voor het beheer van de wetenschappelijke instrumenten en geldt als het brein achter de integratie van de zogenaamde ‘sniffer sensor’-opstelling in het Belgische luchttoezichtvliegtuig. Zo is hij mee verantwoordelijk voor de internationale naam en faam van het team op het vlak van de monitoring van scheepsemissies naar de lucht. Ward heeft de eer als allereerste de titel van ‘doktor in de maritieme wetenschappen’ te hebben behaald aan de Universiteit Gent (Faculteit Recht en Criminologie).

Kadaver van Gewone Vinvis in de haven van Antwerpen

Op dinsdag 29 augustus 2023 werd een dode gewone vinvis (Balaenoptera physalus) aangetroffen in het Deurganckdok in de Antwerpse haven. Het kadaver werd door het kraanschip Brabo uit het water getild.

© KBIN/J. Haelters

De autopsie op woensdag bevestigde dat het dier om het leven kwam door een aanvaring, en in de haven werd binnengebracht op de boeg van een schip. Er werden bloeduitstortingen aangetroffen ter hoogte van de borstvin, en de wervelkolom was op die locatie ook gebroken.

“Het ging een jong mannetje van 10,5 m lang en ongeveer 8-9 ton zwaar,” zegt Jan Haelters, zeezoogdierenexpert van het KBIN. “Het dier was niet gezond, er werden nogal wat parasieten aangetroffen en de speklaag was erg dun”.

© KBIN/J. Haelters

De autopsie werd uitgevoerd door medewerkers van de universiteiten van Gent, Antwerpen en Luik, en de civiele bescherming zorgde voor technische ondersteuning, in samenwerking met de Haven van Antwerpen.

Door het drukke scheepsverkeer in onder meer de Golf van Biskaje en de Middellandse Zee zijn aanvaringen met grote walvisachtigen niet ongewoon. Ook in 2009 kwam een vinvis van twintig meter na een aanvaring terecht in de haven van Antwerpen. In 2015 gebeurde hetzelfde in de haven van Gent, met een vinvis van elf meter.

Impact van smeltende gletsjers op Groenlandse fjorden

De Belgica documenteert klimaatverandering in een Arctisch marien ecosysteem

Op 13 juli 2023 vertrekt het nieuwe Belgische oceanografische onderzoeksschip RV Belgica vanuit Reykjavik, IJsland, voor drie weken naar de Arctische gebieden van Zuidwest-Groenland. Het internationale onderzoeksteam aan boord zal gebruik maken van de geavanceerde faciliteiten van de Belgica om te onderzoeken hoe de klimaatverandering, en meer bepaald het versneld afsmelten van de gletsjers, de koolstofdynamiek, de biodiversiteit en het voedselweb zullen beïnvloeden in Groenlandse fjorden, een typisch Arctisch marien ecosysteem.

Fjorden zijn van regionaal en globaal belang omdat ze niet alleen een zeer productief en divers voedselweb ondersteunen, maar ook omdat dit rijke zeeleven veel koolstof opneemt. Fjorden spelen daardoor een belangrijkere rol als CO2-opslag dan je zou vermoeden op basis van hun beperkte omvang ten opzichte van het enorme oceaanbekken.

Van gletsjers in zee tot gletsjers die op land eindigen

De opwarming van de aarde heeft sinds enkele decennia door het versnelde afsmelten van gletsjers een aanzienlijke invloed op mariene fjorden. Dit heeft grote gevolgen in poolgebieden, waaronder ook  Groenland. Hier eindigen gletsjers vaak in fjorden, de zogenaamde mariene gletsjers.

Vooral bij de Groenlandse mariene gletsjers is de afvoer van smeltwater veroorzaakt door het smelten van de ijskap de laatste tijd zeer sterk toegenomen. Als gevolg hiervan verschuiven veel van de Groenlandse mariene gletsjers geleidelijk naar het land, een proces dat in de nabije toekomst zelfs nog zal versterken.

IJsbergen afkomstig van een afsmeltende mariene gletsjer in Groenland. (©UGent/A. Vanreusel)

Invloed op het functioneren van ecosystemen en ecosysteemdiensten

Hoewel er steeds meer bewijs is dat verschuivingen in gletsjertypes grote veranderingen veroorzaken in de fysische, biogeochemische en ecologische processen in de aanpalende fjordensystemen, zijn de gevolgen voor het mariene voedselweb en de opname en opslag van koolstof in de zeebodem op dit moment slecht in kaart gebracht. Bijgevolg blijven de gevolgen van een verdere opwarming op belangrijke ecosysteem-diensten van deze Arctische fjorden zoals voedselvoorziening en klimaatregeling grotendeels onbekend.

Deze Belgica-expeditie zal onderzoeken in welke mate een verschuiving van mariene naar landgletsjers in Arctische fjorden leidt tot lagere primaire productiviteit (aanmaak van biomassa door algen uit koolstof en water door gebruik te maken van externe energie), en daardoor een minder rijke biologische gemeenschap en voedselweb. Het onderzoek maakt deel uit van het CANOE-project (Climate chANge impacts on carbon cycling and food wEbs in Arctic Fjords), dat gefinancierd wordt door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO).

Studiegebied

Het studiegebied bestaat uit twee aangrenzende fjorden met een verschillende gletsjerinput, respectievelijk op zee en op het land. In beide fjorden zal een gradiënt van de monding naar het meest landinwaartse gedeelte van de fjord worden bemonsterd. Processen in de waterkolom zullen met hoge resolutie beschreven worden in elke fjord, naast de processen en biodiversiteit op de zeebodem. Het voedselweb zal bestudeerd worden op twee contrasterende locaties in elke fjord.

Onderzoeksgebied in Zuid-Groenland, met aanduiding van de geplande bemonsteringslocaties en bathymetrie. Ikersuaq fjord wordt beïnvloed door mariene gletsjers, terwijl Igaliku fjord wordt beïnvloed door een gletsjer op land. (© CANOE)

“Met deze expeditie zal het team bijdragen tot twee belangrijke maatschappelijke problemen waarvoor onderzoek cruciaal is voor een duurzaam beleid, namelijk visserij en klimaatverandering,” zegt Ann Vanreusel, professor aan het departement Biologie van de Universiteit Gent en hoofdwetenschapper van de RV Belgica Groenlandexpeditie. “Door inzicht te verschaffen in de effecten van klimaatverandering op de mariene voedselwebben, wordt belangrijke informatie gegenereerd voor een toekomstig beheer van deze fjorden.”

Het CANOE-project, gecoördineerd door professor Ulrike Braeckman (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en UGent), zal ook voorspellende modellen ontwikkelen die zullen helpen te anticiperen op de huidige en toekomstige klimaatgerelateerde verschuivingen in mariene ecosystemen en de gevolgen voor natuurlijke rijkdommen en andere ecosysteemfuncties zoals natuurlijke CO2-opslag.

De traditie van geïntegreerd onderzoek

België heeft een lange traditie in marien Arctisch onderzoek sinds Adrien de Gerlache in 1907 met de historische Belgica vertrok voor een wetenschappelijke expeditie om delen van de Noordelijke IJszee te verkennen. Zelfs toen betekende dit dat verschillende onderzoeksdisciplines werden geïntegreerd en dat wetenschappers van verschillende nationaliteiten werden betrokken in deze expeditie. In eenzelfde traditie gebruiken de CANOE-wetenschappers nu ook de nieuwe RV Belgica voor een geïntegreerde en internationale onderzoekscampagne, waarbij fysische, biogeochemische en biologische aspecten van zowel de bodem als de waterkolom in deze Groenlandse fjordenecosystemen worden bestudeerd in relatie tot gletsjerdynamiek onder invloed van klimaatverandering. Een dergelijke interdisciplinaire campagne vereist een optimaal gebruik van de talrijke oceanografische en biologische onderzoeksinstrumenten die de RV Belgica aanbiedt.

 

Het multidisciplinaire en internationale CANOE-team wordt geleid door onderzoekers van de UGent (Prof. Ulrike Braeckman) en bestaat verder uit onderzoekers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur-wetenschappen (KBIN), het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), Universiteit Antwerpen (UAntwerpen), Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), Zuidelijke Universiteit van Denemarken en Universiteit Bonn Duitsland. Het onderzoek wordt ook uitgevoerd in samenwerking met Groenlandse onderzoeksinstituten.

CANOE wordt gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) als begunstigde van een specifieke oproep die bedoeld was om een impuls te geven aan het opstarten van onderzoek op de nieuwe RV Belgica en om onderzoekers toe te laten het schip en haar potentieel te leren kennen. Het project loopt van 15 december 2021 tot 15 maart 2026. Meer informatie op http://canoe.marinetraining.eu/.

De CANOE-expeditie met RV Belgica volgt op de DEHEAT-expeditie die van 26 juni tot 11 juli opereerde in de IJslandse wateren. Hier werd onderzocht hoe de natuurlijke verwering van silicaatmineralen in zee het broeikasgas koolstofdioxide uit de atmosfeer verbruikt, daardoor helpt om dit uit de atmosfeer te verwijderen, en bij versnelling een bondgenoot kan zijn in de strijd tegen de opwarming van de Aarde.

Meer informatie over RV Belgica kan geraadpleegd worden op de websites van het schip bij KBIN (inclusief live posities en webcambeelden) en BELSPO. Het schip en haar wetenschappelijke activiteiten kunnen ook worden gevolgd op Facebook en Twitter.