De kwaliteit van de Noordoost-Atlantische Oceaan

In het Quality Status Report 2023 beoordelen de 16 partijen van het OSPAR-verdrag, waaronder België, de status van de Noordoost-Atlantische Oceaan. Het rapport bevestigt dat klimaatverandering en verzuring van de oceaan drijvende krachten van verandering zijn geworden. De biodiversiteit en habitats blijven in gevaar, maar er is een kentering merkbaar met betrekking tot de chemische kwaliteit van het mariene milieu.

Meer dan 400 wetenschappers en beleidsmakers uit het hele Noordoost-Atlantische gebied hebben samengewerkt om een holistische beoordeling van het Noordoost-Atlantische mariene gebied te maken: het OSPAR Quality Status Report 2023 (QSR). Het werk werd uitgevoerd onder de paraplu van het OSPAR-verdrag voor de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan. Het evalueert de huidige toestand van het mariene milieu en de ecosystemen, en de menselijke activiteiten die ervan profiteren en ermee interacteren.

Dr. Patrick Roose, operationeel directeur van de afdeling ‘Natuurlijk Milieu’ van het Instituut voor Natuurwetenschappen was een van de coördinatoren van dit titanenwerk. Hij vat de situatie als volgt samen: “Het wordt steeds dringender om de oorzaken van degradatie en het verlies aan biodiversiteit aan te pakken en daardoor de gezondheid en veerkracht van mariene ecosystemen in het noord-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan te vergroten. Tot dit gebied behoort ook onze Noordzee. Klimaatverandering en verzuring van de oceaan zijn nu drijvende krachten geworden achter grote veranderingen die een groot deel van de mariene biodiversiteit van de Noordoost-Atlantische Oceaan in gevaar brengen. Als zodanig versterken ze de effecten van de tot nu toe ‘traditionele’ factoren, zoals overexploitatie en chemische vervuiling.”

Biodiversiteit in gevaar

Uit het rapport blijkt dat grote delen van de Noordoost-Atlantische Oceaan nog steeds te kampen hebben met afnemende biodiversiteit en aanhoudende achteruitgang van habitats, ondanks de maatregelen die al zijn genomen door de verdragsluitende partijen van OSPAR. De gevolgen van de visserij en andere menselijke activiteiten op de biodiversiteit en de kwaliteit van de habitats zijn nog steeds sterk voelbaar, en andere vormen van degradatie, zoals geluidsoverlast, zijn een groeiende zorg.

Hoewel de status van habitats en individuele soorten sterk verschilt, kunnen enkele algemene uitspraken worden gedaan: Bodemhabitats worden nog steeds beschadigd, terwijl plankton, de basis van het mariene voedselweb, wordt aangetast in de waterkolom. De toestand van de mariene voedselketens baart grote zorgen. Steeds meer visbestanden worden duurzaam bevist, maar de algehele toestand van de zeevis blijft ongunstig. Zeevogels zitten over het algemeen nog steeds in de problemen. Veel zeezoogdieren, vooral de noordelijke zeehondenpopulaties en kleinere tandwalvissen, lopen nog steeds gevaar, terwijl de status van sommige andere zeezoogdieren onbekend blijft. We lijken ook relatief weinig te weten over de status van zeeschildpadden.

Punten van verbetering

Gelukkig is de milieukwaliteit op sommige gebieden verbeterd: De ernstigste gevaarlijke stoffen zoals PCB’s, PAK’s en organochloriden blijven zorgwekkend (vooral omdat ze lange tijd in het systeem blijven), maar de uitstoot is aanzienlijk afgenomen. Verontreiniging door radioactieve stoffen is voorkomen en de lozingen door de olie- en gasindustrie zijn sterk verminderd en blijven afnemen. De hoeveelheid zwerfvuil op zee blijft hoog, maar wordt beter opgevolgd en er zijn aanzienlijke stappen gezet om dit probleem terug te dringen.

Eutrofiëring, het proces waarbij water overmatig verrijkt raakt met voedingsstoffen, blijft bestaan, maar in veel delen van de Noordoost-Atlantische Oceaan is een geleidelijke vermindering van de overtollige voedingsstoffen waargenomen. De introductie van nieuwe niet-inheemse soorten, een andere traditionele oorzaak van het verlies aan biodiversiteit, lijkt ook in het mariene milieu te zijn afgenomen. Als gemeenschap moeten we ervoor zorgen dat we deze trends in de goede richting voortzetten. Bovendien moeten we in het licht van de klimaatverandering en de verzuring van de oceaan ook voorzichtig zijn met optimisme. De gevolgen van deze door de mens veroorzaakte verschijnselen zijn nu immers duidelijk meetbaar en brengen ecosystemen verder in gevaar.

Gepaste maatregelen

De bevindingen uit het Quality Status Report 2023 zullen OSPAR helpen zijn Noordoost-Atlantische Milieustrategie 2030 te ontwikkelen, een routekaart voor het verwezenlijken van de visie van een schone, gezonde en biologisch diverse Noordoost-Atlantische Oceaan, die productief is, duurzaam wordt gebruikt en veerkrachtig is tegen klimaatverandering en verzuring van de oceaan.

Dr. Roose brengt enkele belangrijke nuances aan: “De algemene conclusies van het QSR bevatten geen grote verrassingen, maar we moeten beter worden in het ontwikkelen van het noodzakelijke wetenschappelijk onderbouwde beleid, en dus in het vertalen van wetenschappelijke inzichten naar effectieve maatregelen. Om effectief te zijn moeten we onze inspanningen bundelen en overgaan tot internationale evaluaties en gezamenlijke maatregelen. Het heeft geen zin om alles op nationale basis te beoordelen, omdat er geen grenzen in de zeeën zijn en er geen ongewenste effecten kunnen worden overwonnen in nationale delen van een groter zeegebied.”

Ook voor de wetenschap is er nog werk aan de winkel: “Er zijn nog indicatoren waarvoor we onvoldoende data hebben en de dataverzameling beter kunnen coördineren. Voldoende, continue en gecoördineerde dataverzameling is van cruciaal belang, net als continue beleidsondersteuning. Bovendien staan niet alle beoordelingsmethoden en drempels al op punt, vooral niet voor cumulatieve effecten”, voegt dr. Roose toe.

Dr. Patrick Roose presenteert de belangrijkste bevindingen van het OSPAR Quality Status Report 2023 op de jaarlijkse conferentie van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) in Bilbao, Spanje, 13 september 2023.

Over OSPAR en het QSR

OSPAR – de “Commissie van Oslo en Parijs” – is het mechanisme waarmee vijftien regeringen en de EU samenwerken om het mariene milieu van de Noordoost-Atlantische Oceaan te beschermen. De vijftien regeringen zijn België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.

OSPAR begon in 1972 met het Verdrag van Oslo tegen dumping en werd door het Verdrag van Parijs van 1974 uitgebreid tot zeevervuiling afkomstig van het land en de offshore-industrie. De twee verdragen werden verenigd, bijgewerkt en uitgebreid door het OSPAR-verdrag van 1992. In 1998 werd een nieuwe bijlage over biodiversiteit en ecosystemen aangenomen om niet-vervuilende menselijke activiteiten die een negatieve invloed op de zee kunnen hebben, te bestrijken. Meer informatie op de OSPAR website en YouTube.

Het Quality Status Report (QSR) 2023 is de meest alomvattende beoordeling van de Noordoost-Atlantische Oceaan en weerspiegelt het collectieve werk van de 16 partijen van het OSPAR-verdrag. Het beoordeelt de status van verschillende componenten van de Noordoost-Atlantische Oceaan en onderzoekt hoe de toestand is veranderd sinds het vorige QSR uit 2010.

Het QSR 2023 werd voorgesteld op de jaarlijkse wetenschapsconferentie van de Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) in Bilbao, Spanje, op 13 september 2023. In België werden de resultaten, met de nadruk op de Noordzee, gepresenteerd tijdens het evenement ‘Natuurherstel in het Belgisch deel van de Noordzee’, georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, op 5 december 2023 in Brugge.

De Belgische inbreng voor het QSR kwam tot stand dankzij de medewerking van heel wat actoren, die allemaal expliciet bedankt worden voor hun medewerking: het Directoraat-Generaal Leefmilieu (FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu), het Instituut voor Natuurwetenschappen, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC), de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO), het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO), het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), Afdeling Maritieme Toegang (Departement Mobiliteit en Openbare Werken), de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en het Directoraat-Generaal Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Transport).

Nood aan effectieve bescherming van grindbedden in de Belgische Noordzee

Grindbedden in de Belgische Noordzee herbergen een unieke fauna die kwetsbaar is voor bodemberoerende activiteiten. Momenteel zijn deze riffen het doelwit van bodemvisserij. Deze paradox onderstreept de nood aan een effectievere bescherming van mariene grindbedden en hun fauna.

Figuur 1. Indicatief overzicht van de variabele levensvormen die voorkomen in de Belgische stenige riffen. (A) het zachte koraal Alcyonium digitatum (B) de spinkrab Maja brachydactyla (C) de hondshaai Scyliorhinus canicula (D) de zeespriet Nemertesia spp. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/MARECO)

De Belgische zeebodem bestaat voornamelijk uit zachte sedimenten die zijn gestructureerd in een prominent systeem van grote zandbanken. Ongeveer 16% van de zeebodem bestaat echter uit natuurlijke harde substraten, doorgaans ‘grindbedden’ genoemd. Hier bestaat de bodem deels uit hard materiaal dat varieert van grind tot kiezelstenen, kasseien en grotere rotsblokken. Deze grindbedden liggen verspreid binnen de overwegend zandige omgeving.

De harde substraten bieden een stabiel houvast voor een unieke, diverse en gespecialiseerde fauna, en kunnen als ‘stenige riffen’ worden beschouwd. Verschillende levensvormen, zoals zachte koralen en vertakte waterpoliepen en mosdiertjes, vormen hier complexe driedimensionale structuren. Deze gebieden, die worden gekenmerkt door een grotere habitatcomplexiteit en heterogeniteit in vergelijking met de omliggende zandomgeving, fungeren als oases en dienen als toevluchtsoord, vestigings-, foerageer-, paai- en kraamkamer voor organismen op verschillende niveaus van het voedselweb. Veel van deze soorten zijn van commercieel en natuurbehouds-belang (Fig. 1). Deze habitats zijn ecologisch even waardevol als kwetsbaar, en zeer gevoelig voor antropogene verstoringen waaronder visserijen met bodemcontact.

Minimaal verstorend onderzoek

Een dieper inzicht krijgen in de gevolgen van commerciële bodemberoerende visserij op stenige riffen in de Belgische Noordzee was het doel van het onderzoek onder leiding van Giacomo Montereale Gavazzi en collega-onderzoekers van de MARECO-groep (Marine Ecology and Management) van het Instituut voor Natuurwetenschappen. Hun resultaten, over een periode van zeven jaar (2016-2022), worden gepresenteerd in een publicatie (2023) in het wetenschappelijke tijdschrift Frontiers in Environmental Science.

De studie concentreerde zich op twee verschillende offshore stenige rifgebieden in het Belgische deel van de Noordzee: het noordwesten en de Hinderbanken (Fig. 2). De noordwest-locatie, voor het eerst waargenomen in 2018 en gevierd als hotspot voor biodiversiteit, is aangewezen als zoekgebied voor de bescherming van biodiversiteit, maar ook als prospectiegebied voor de winning van mariene aggregaten (zand/grind) in het kader van het Marien Ruimtelijk Plan 2020 – 2026 dat momenteel van kracht is. Het Hinderbanken-gebied overlapt gedeeltelijk met het Mariene Beschermde Gebied ‘Vlaamse Banken’ onder de EU-habitatrichtlijn, die in 2012 werd afgebakend om riffen en zandbanken te beschermen.

Figuur 2. Overzicht van de studiegebieden (rood omlijnd) in het Belgische deel van de Noordzee (zwart omlijnd). De grootste van de twee studielocaties (Hinderbank) ligt binnen het Natura 2000-gebied (groen omlijnd), waarbij de overlappende blauwe polygoon de Prinses Elisabethzone voor hernieuwbare energie afbakent. De blauwe polygoon op de grens met Nederland markeert de huidige duurzame energiezone met operationele offshore windparken. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/MARECO)

Omwille van de kwetsbaarheid van deze habitats paste het onderzoeksteam uitsluitend minimaal invasieve technologieën toe. Gegevens over commerciële visserijactiviteiten (het in kaart brengen van de ruimtelijke en temporele verdeling van de visserij), hydro-akoestiek (het in kaart brengen van de zeebodem met geluidsgolven) en onderwaterfotografie (documentatie van de structuur en fauna van de zeebodem) werden gecombineerd om een uitgebreid overzicht van de ecologische toestand van de beide gebieden te verkrijgen. De data-analyse bevestigde dat beide tijdens de onderzochte periode hotspots waren voor bodemvisserij.

Riffen als hotspots voor visserij

De noordwestelijke locatie heeft tussen 2021 en 2022 een enorme groei in de visserijactiviteiten doorgemaakt (32% toename van het aantal actieve vaartuigen), waarbij de totale omvang van het verstoorde gebied 86% bedraagt. In de Hinderbanken werd het geschatte verstoorde gebied berekend op 89%, en hoewel de visserijactiviteiten hier tussen 2021 en 2022 met 60% zijn afgenomen, staat dit gebied al eeuwenlang chronisch onder zeer hoge visserijdruk.

De intense visserijdruk vertaalt zich in de bodembewonende levensgemeenschappen van deze grindbedden. Deze verschoven van immobiele, langlevende en habitatbepalende soorten met een laag weerstands- en herstelpotentieel tegen verstoring (typisch voor dergelijke habitats) naar opportunistische soorten die deze typische kenmerken missen. Het effect dat bodemvisserij met sleepnetten heeft op de zeebodem werd ook duidelijk door de sleepsporen die werden vastgelegd door de hydro-akoestische onderzoeken (Fig. 3). De vissersschepen lieten ploeg-sporen achter in het landschap en maakten de zeebodem in het algemeen vlakker. Deze impact bleef minstens vier maanden aanhouden. De resultaten illustreren duidelijk dat bodemvisserij met sleepnetten schadelijke effecten kan hebben op de ecologische functionaliteit van deze kwetsbare biotopen.

Figuur 3. Sporen van bodemvisserij met sleepnetten op twee locaties op de grindbedden in het noordwestelijke studiegebied. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/MARECO)

Mariene Ruimtelijke Planning

Hoewel beide onderzoekslocaties onderworpen zijn aan verschillende milieubeheerregimes, delen ze een gemeenschappelijke uitdaging met betrekking tot aanhoudende directe antropogene verstoring. Gezien het feit dat het Hinderbanken-gebied is aangewezen als Marien Beschermd Gebied, wordt het duidelijk dat deze wettelijke status alleen onvoldoende is om het gewenste niveau van bescherming te bereiken. In het huidige Marien Ruimtelijk Plan is een uitgebreidere regelgeving echter in voorbereiding. Beide stenige riflocaties zijn aangewezen als zoekzones voor bescherming van de zeebodem met de bedoeling bodemverstorende visserijpraktijken te beperken om natuurherstel en -behoud te vergemakkelijken.

De studie van Montereale Gavazzi en zijn collega’s levert aanvullende wetenschappelijke informatie op die in aanmerking kan worden genomen voor het volgende Marien Ruimtelijk Plan en ondersteunt als zodanig de bescherming van de lokale natuurlijke biodiversiteit. De resultaten pleiten krachtig voor adequate regulering van bodemberoerende visserij in grindbedden en benadrukt het belang van het vertalen van de geplande beheersmaatregelen naar de concrete realiteit.

Extra uitdagingen

Tegelijkertijd dingen andere menselijke activiteiten naar dezelfde ruimte. Zo overlapt de geplande Prinses Elisabethzone voor offshore windparken met het Marien Beschermde Gebied ‘Vlaamse Banken’ (Fig. 2) en wordt de winning van mariene aggregaten onderzocht op de noordwestelijke locatie. Wat de Prinses Elisabethzone betreft, heeft de EDEN2000-studie ‘Exploring options for a nature-proof Development of offshore wind farms inside a Natura 2000 area’, eveneens gecoördineerd door het MARECO-team (2019-2023), de nodige kennis opgeleverd voor een natuurvriendelijke ontwikkeling van offshore windparken.

EDEN2000 werd uitgevoerd in opdracht van voormalig minister van Noordzee Vincent Van Quickenborne en de Dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De resultaten dienen als advies in het kader van openbare aanbestedingsprocedures voor de bouw van offshore windturbines onder de verantwoordelijkheid van AD Energie van de FOD Economie.

 

Paul Van Tigchelt, minister van Noordzee: “Onze Noordzee is een thuis voor meer dan 2.000 verschillende soorten. Tegelijk is het er zeer druk met tal van activiteiten. Zo heeft onze zeebodem erg te lijden gehad onder de intensieve visserij. Om de integriteit van de zeebodem te beschermen hebben we op basis van wetenschappelijk onderzoek en in overleg met de bevoegde diensten en de sector de meest waardevolle zones aangeduid, waarbinnen we nu visserijmaatregelen hebben voorgesteld. De biodiversiteit in onze Noordzee moeten we koesteren en ondersteunen. We moeten de natuur die verloren ging of sterk teruggedrongen werd, herstellen. Zoals de Europese platte oester en de grindbedden. België heeft sterke ambities rond natuurherstel en we willen daar zo snel mogelijk mee aan de slag.”

Levende Dikkopschildpad op strand Bredene

Op zaterdag 25 november 2023 spoelde een levende Dikkopschildpad aan op het strand van Bredene. Deze soort werd nooit eerder met zekerheid in België vastgesteld. Het dier wordt momenteel nauwlettend opgevolgd in SEA LIFE Blankenberge.

© Walter Rogiers

Het is bekend dat sterke noordwestelijke winden allerhande dood en levend materiaal uit zee op onze kusten doen aanspoelen, en ook bij de storm van 24-25 november 2023 was dat niet anders. Soms zitten daar ook verrassende dieren of objecten tussen. In de namiddag van 25 november troffen uitwaaiende wandelaars op het strand van Bredene niets minder dan een levend zeeschildpadje aan.

Het jonge dier, met een rugschildlengte van slechts 14 cm, werd door de brandweer van Oostende van het strand gehaald en gemeld aan de experts van het Instituut voor Natuurwetenschappen, die het identificeerden als een zeer jonge Dikkopschildpad (ook gekend als Onechte Karetschildpad, Caretta caretta). Het Instituut zorgde daarop voor het transport van het verdwaalde dier naar Sea Life Blankenberge.

© Instituut voor Natuurwetenschappen/Francis Kerckhof

Eerste keer in België?

Hoewel de Dikkopschildpad niet exclusief aan warme wateren is gebonden en één van de meest wijdverspreide zeeschildpadden is, valt de Noordzee buiten het verspreidingsgebied van deze soort. Uit Nederland zijn een aantal strandingen bekend, ook uit de 21e eeuw, maar uit België liggen voor zover we weten geen bevestigde waarnemingen voor. Enkele oude gevallen zijn twijfelachtig of hebben betrekking op zeeschildpadden van onbekende identiteit. Het schilpadje van Bredene zou dus wel eens de boeken in kunnen als de eerste bevestigde Dikkopschildpad in België.

Wanneer Dikkopschildpadjes uit het ei kruipen zijn de rugschilden slechts 4 à 5 cm lang. Het rugschild van volwassen dieren kan een lengte van meer dan een meter bereiken. De dieren die eerder in Nederland aanspoelden hadden sterk uiteenlopende rugschildlengtes, van ongeveer 20 cm tot bijna een meter. Hier waren dus dieren van uiteenlopende leeftijden bij betrokken, maar de meeste waren onvolwassen. Vrouwelijke Dikkopschildpadden planten zich pas voort bij een schildlengte van 70-80 cm, en zijn dan minstens bijna 20 (tot meer dan 30) jaar oud.

Atlantische herkomst?

De Dikkopschildpad komt voor in alle wereldzeeën met uitzonderling van de polaire gebieden. Zoals alle zeeschildpadden leggen ze eieren op stranden. De dichtst bij ons gesitueerde legstranden bevinden zich in de Middellandse Zee, maar dat betekent niet dat het schildpadje van Bredene van daar afkomstig is. In de Atlantische Oceaan moeten de belangrijkste voortplantingsgebieden worden gezocht op de Kaapverdische eilanden (Oost-Atlantisch) en in het zuidoosten van Noord-Amerika (Florida, Golf van Mexico; West-Atlantisch), en een Atlantische herkomst is in het geval van de Bredense Dikkopschildpad het meest waarschijnlijk.

Dit kan als volgt worden verklaard. Onvolwassen Dikkopschildpadden uit Noord-Amerika en Kaapverdië maken een meerjarige ronde over de Atlantische Oceaan voordat ze terugkeren naar hun geboortegebieden. Tijdens deze levensfase kunnen sterke stromingen hen doen afdrijven, waarbij de jongste – en dus ook kleinste – exemplaren het grootste risico lopen. Westelijke stromingen komen in de Atlantische oceaan vooral voor in het najaar en de winter, het is dan ook niet toevallig dat zeeschildpadden in de Noordzee ook het vaakst opduiken in deze periode.

De noordwesterstorm van 24-25 november 2023 deed bij ons ook een heleboel materiaal aanspoelen dat met zekerheid een Atlantische herkomst heeft. Naast wrakhout en andere objecten met Atlantische biologische aangroei (zoals zeer veel eendenmosselen) zaten daar ook boeien uit de Verenigde Staten en Canada bij. Het is dan ook waarschijnlijk dat de Dikkopschildpad van 25 november met diezelfde westelijke stroming vanuit de Atlantische Oceaan tot bij ons kwam.

Waar de Belgische Dikkopschildpad werd geboren kan hieruit echter niet worden afgeleid. Voor een andere soort die eerder langs Noordzeekusten aanspoelde, de Kemps Zeeschildpad (met ook één vondst van een dood ex. in België, op 6 januari 2012 in Nieuwpoort) is een transatlantische herkomst echter de enige mogelijkheid, want deze soort plant zich enkel voort in de Golf van Mexico.

Opvang

Omdat zeeschildpadden die in onze streken levend aanspoelen sowieso in een voor hen ongunstig gebied zijn beland wordt opvang steeds overwogen. De Dikkopschildpad van Bredene had bovendien ook een beschadiging aan de achterkant van het rugschild. SEA LIFE Blankenberge is bevoegd voor de opvang van zeeschildpadden, en organiseerde na aankomst van het dier meteen een eerste onderzoek door een dierenarts. Het gewicht bedroeg 770 gr, enkele zeepokken werden vakkundig verwijderd van het buikschild en er werd gestart met een antibioticakuur. Op 26 november volgt bijkomend onderzoek waarbij het dier met x-ray inwendig wordt gescreend.

De Dikkopschildpad verblijft in SEA LIFE Blankenberge in een tank van geschikte grootte voor het dier, waarbij de watertemperatuur stelselmatig omhoog wordt gebracht. Het is nog te vroeg om te bepalen of het dier weer in de natuur zal kunnen worden uitgezet, en waar of wanneer dat desgevallend zou kunnen gebeuren.

Publieke consultatie ‘Prinses Elisabeth-zone’

De Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie heeft een aanvraag ingediend voor een machtiging voor het bouwen en een vergunning voor het exploiteren van offshore windparken en parkbekabeling in het Belgisch deel van de Noordzee. Deze aanvraag is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.

De aanvraag, het milieueffectenrapport en de niet-technische samenvatting kunnen geraadpleegd worden van 12 December  2023 tot en met 11 Januari 2024 in de kantoren van de BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) te Brussel (Instituut voor Natuurwetenschappen, Vautierstraat 29, 1000 Brussel; mdevolder@naturalsciences.be; tel. 02 627 43 52) of te Oostende (3de en 23ste Linieregimentsplein, 8400 Oostende; jhaelters@naturalsciences.be; tel. 02 788 77 22), dit enkel op afspraak en tijdens de kantooruren tussen 9:00h en 17:00h. Het dossier kan ook ingekeken worden in iedere kustgemeente op werkdagen. Een lijst van de consultatieplaatsen en van de contactpersonen is beschikbaar op eenvoudig verzoek bij de BMM.

De documenten kunnen eveneens elektronisch worden geraadpleegd:

Iedere belanghebbende kan tot en met 26 Januari 2024 standpunten, opmerkingen en bezwaren overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert, per post of via e-mail:

Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM

T.a.v. Mevr. Brigitte Lauwaert

Vautierstraat 29

1000 Brussel

blauwaert@naturalsciences.be

Succesvolle eerste bemonsteringscampagne van EcoMPV: Inzichten in vroege kolonisatie op littorale modules

Wetenschappers van het Instituut voor Natuurwetenschappen hebben de eerste bemonstering van de littorale modules van het EcoMPV-project (Eco-designing Marine Photovoltaic Installations) afgerond. De staalnames, uitgevoerd op 23 oktober 2023, zijn bedoeld om het habitatbevorderende effect van kunstmatige drijvende constructies voor mariene aangroeiende fauna en vissen te onderzoeken, een van de doelstellingen van EcoMPV.

Hiervoor werden drie littorale modules ontworpen en ontwikkeld door Jan De Nul Group, in samenwerking met het Instituut voor Natuurwetenschappen en EMBRC België (European Marine Biological Resource Centre). Deze drijvende modules fungeren als basis voor verschillende vestigingsplaten, opgebouwd uit materialen die interessant zijn voor mariene offshore-installaties. De littorale modules werden in mei/juni 2023 door de RV Belgica en de Zeetijger geïnstalleerd in de veiligheidszone van het offshore windpark Mermaid. Deze testlocatie toont sterke overeenkomsten met de Princess Elizabeth Zone (PEZ), een nieuw aangewezen zone voor offshore energieproductie.

Tijdens de campagne heeft het wetenschappelijke duikteam van het Instituut voor Natuurwetenschappen de eerste groep vestigingsplaten uit elke littorale module opgehaald. Aan boord van de RV Belgica werd elke plaat gefotografeerd voor kwantitatieve beeldanalyse van de bedekking en vervolgens bewaard voor taxonomische analyse. De gegevens verzameld uit de littorale modules zullen een alomvattend inzicht verschaffen in vroege kolonisatieprocessen en cruciale inzichten bieden voor de ontwikkeling van milieuvriendelijke mariene fotovoltaïsche installaties. Het EcoMPV-project wordt gefinancierd door het Energietransitiefonds van de FOD Economie, AD Energie.

Eén van de littorale modules, voorafgaand aan de bemonstering. (© Instituut voor Natuurwetenschappen/MARECO)

Na voltooiing van het EcoMPV-project zullen de littorale modules als wetenschappelijke apparatuur worden geïntegreerd in de Kunstmatige Harde Substraattuin (Artificial Hard Substrate Garden). Dit is een innovatief in-situ experimenteel platform, beheerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen, dat bestaat uit flexibele en modulaire kunstmatige harde substraten. Het is ontworpen om de impact van door de mens gemaakte constructies, waaronder maricultuurinstallaties, constructies voor hernieuwbare energie, aangroeiwerende behandelingen, kustbeschermingsconstructies en meer, op het mariene milieu te bestuderen. Grafisch ontwerper Hendrik Gheerardyn maakte onlangs een informatieve infographic met een overzicht van de onderdelen van de Kunstmatige Harde Substraattuin en hun respectieve bemonsteringsbereik.

Overzicht van de verschillende componenten binnen de Kunstmatige Harde Substraattuin. (© Hendrik Gheerardyn)

De Artificial Hard Substrate Garden wordt als EMBRC-onderzoeksdienst aangeboden aan zowel de wetenschappelijke gemeenschap als de industrie. Meer detail kan worden gevonden op de MARECO-website of kan worden opgevraagd bij Wannes De Clercq (wdeclercq@naturalsciences.be).

 

Dit nieuwsbericht werd oorspronkelijk gepubliceerd op de EMBRC-website op 9 november 2023.

Tekst: Wannes De Clercq, MARECO, Instituut voor Natuurwetenschappen

Orka strandt aan de Belgische kust

Op 29 oktober werd een mannelijke orka opgemerkt voor de kust van Koksijde, het eerste zekere geval van deze soort in België in de 21e eeuw. Enkele uren later spoelde het sterk verzwakte dier aan in De Panne, waar hij vrijwel onmiddellijk overleed. De autopsie vond op 30 oktober plaats op het strand. In hoeverre de verzwakking en het overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd of met gezondheidsproblemen bleef onduidelijk. Ook de herkomst van het dier is nog niet gekend.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Jan Haelters

In de ochtend van zondag 29 oktober werd op de grens van Nieuwpoort en Oostduinkerke een groot maar niet nader geïdentificeerd zeedier opgemerkt. Even later merkte Laurent Raty voor de kust van Koksijde de grote zwaardvormige rugvin van een zeezoogdier op. Het was onmiddelijk duidelijk dat deze enkel op een mannelijke orka (ook zwaardwalvis genoemd) paste. Het dier bewoog zich langzaam in zuidwestelijke richting langs de kust en het nieuws verspreidde zich snel.

Beeld: Filip De Ruwe

Wanneer een uurtje later bleek dat de orka intussen amper was opgeschoven tot voor Sint-Idesbald, en daar ter plaatse bleef rondhangen, snelden honderden kijklustigen naar de kust in de hoop een glimp van het dier op te vangen. Dat bleek niet moeilijk, de platte zee maakte dat de orka van ver zichtbaar was. Het dier naderde soms echter ook tot op slechts enkele tientallen meters van de vloedlijn.

Beeld: Vincent Legrand

Stranding onafwendbaar

Veel ‘oohs en ahhs’, maar het opduiken van deze orka in de zuidelijke Noordzee, het trage zwemmen en het dicht naderen van de kustlijn waren tekenen aan de wand. De euforie sloeg dan ook snel om wanneer duidelijk werd dat het dier met het opkomende tij zou aanspoelen. Een ultieme poging van de reddingsboot Brandaris (Ship Support, Nieuwpoort) om de orka aan te moedigen open zee te kiezen had geen effect.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Om kwart na twee in de namiddag spoelde de orka aan in De Panne, net over de grens met Sint-Idesbald. Eens drooggevallen bij het inmiddels weer wegebbende tij, overleed het erg magere dier vrijwel meteen. Los van de verzwakte toestand speelt ook het wegvallen van de ondersteunende kracht van het water daarbij een rol. Op het droge wordt de druk van het eigen gewicht op de organen, bloedsomloop en ademhaling al snel te groot.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Autopsie

Omwille van de grootte van het dier – 6,13 m lang – en de wens om het lichaam voor de autopsie zo intact mogelijk te houden en ook het skelet te vrijwaren, werd beslist om het onderzoek naar de medische achtergrond en de doodsoorzaak van de orka ter plaatse te organiseren.

De autopsie werd op maandagochtend 30 oktober uitgevoerd door medewerkers van de faculteiten Diergeneeskunde van Universiteit Gent en Université de Liège en het Instituut voor Natuurwetenschappen. Het grote publiek kon het gebeuren, dat een drietal uren in beslag nam, vanop een afstand volgen. Alle lichaamsdelen en organen werden uitwendig en inwendig geïnspecteerd, en er werden diverse weefselstalen verzameld voor verdere microbiologische (ziektekiemen) en ecotoxicologische (o.a. chemische vervuiling) studies.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Doodsoorzaak?

Uit analyse van het spijsverteringsstelsel bleek dat de maag en de darmen volledig leeg waren, en dat het dier er dus al een tijd niet meer in was geslaagd voedsel te bemachtigen. Ook de dunne speklaag (onderhuids vet) en de sterk gesleten tanden lijken hiermee in verband te kunnen worden gebracht. Deze bevindingen zijn consistent met de uitwendig vastgestelde vermagering en verzwakking van het dier.

Inspectie van de overige organen leverde tekenen van een infectie van het lymfevatenstelsel op, en kleine bloedingen in de darmwand. De ernst en de rol hiervan in het verzwakken en overlijden van de orka worden microbiologisch verder opgevolgd. De overige organen vertoonden geen zichtbare sporen van infecties of duidelijke ziektebeelden. Er werd ook geen verdachte hoeveelheid inwendige of uitwendige parasieten aangetroffen.

In hoeverre de verzwakking en het uiteindelijke stranden en overlijden van de orka in verband moeten worden gebracht met een hoge leeftijd (en een natuurlijke dood), met onderliggende gezondheidsproblemen, of met een combinatie van beide, staat dus nog niet volledig vast.

Beeld: Instituut voor Natuurwetenschappen/Kelle Moreau

Orka’s in België

Er zijn uit de voorbije eeuwen amper goed gedocumenteerde gevallen van orka’s in België gekend. Er liggen vier meldigen uit de 20e eeuw voor, en voor een oudere stranding moeten we al terug naar het jaar 1850. Recentere gevallen (onder andere enkele meldingen in 2022) konden niet voldoende worden gedocumenteerd om als zeker te worden weerhouden. Het dier van 29 oktober 2023 betreft dus de eerste zekere orka in België in de 21e eeuw. Intussen werd bekend dat hij op donderdag 26 oktober ook al eens werd gefilmd op zee langs de Noord-Franse kust tussen Wimereux en Boulogne-sur-Mer.

Hoewel in oktober 2022 ook een orka aanspoelde in het Nederlandse Cadzand, in mei van datzelfde jaar een orka werd aangetroffen in de Franse rivier Seine (die het ook beide niet overleefden), en de voorbije jaren ook andere zeldzame en onverwachte zeezoogdieren opdoken in de zuidelijke Noordzee, moeten we omwille van de lage aantallen voorzichtig zijn met het interpreteren hiervan. Hetzelfde geldt voor het aanwijzen van oorzaken voor het opduiken van deze soorten in gebieden waar ze normaal niet voorkomen.

Herkomst

Ook met betrekking tot de herkomst van de Belgische orka is het voorlopig nog koffiedik kijken. De orka is een kosmopolitische soort, wat betekent dat hij over de hele wereld kan worden aangetroffen, maar leeft doorgaans in populaties die min of meer resident zijn binnen welomschreven gebieden (die best heel groot kunnen zijn). Het zuiden van de Noordzee kent geen lokale populatie, de meest nabije orka’s leven in Schotland, Noorwegen en het zuiden van de Golf van Biskaje (N-Spanje).

Orkapopulaties worden steevast goed opgevolgd door lokale wetenschappers, en de individuen zijn doorgaans gekend en gedocumenteerd in fotodatabanken. Individuele herkenning is daarbij vaak mogelijk op basis van de tekening, de vorm van de vinnen en eventuele beschadigingen en littekens. De orka van de Belgische kust wordt momenteel vergeleken met foto’s uit deze databanken. Tot zover werden geen overeenkomsten gevonden met orka’s uit het Iberische schiereiland (Spanje – Portugal), Madeira, Schotland en Ierland. Een mogelijke herkomst uit populaties van Noorwegen, IJsland en de Azoren wordt nog verder onderzocht.

 

Dank

Een uitdrukkelijk woord van dank aan de lokale politie en brandweer, de stadsdiensten van De Panne, de reddingsdiensten, de civiele bescherming, de medewerkers van de Universiteit Gent en de Université de Liège, de collega’s van het Instituut voor Natuurwetenschappen en de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en aan de talrijke vrijwilligers en andere betrokkenen die een rol speelden bij het opvolgen en documenteren van de orka, het in goede banen leiden van de stranding, het publiek en de autopsie.

De gemeente De Panne gaf de onfortuinlijke orka de naam ‘Reveil’ mee, naar het initiatief dat de Vlaamse rouwcultuur de 21e eeuw in wil loodsen en waar De Panne zich in 2023 ‘troosthoofdstad’ van mag noemen. Op de vooravond van het aanspoelen van de orka werden in dit kader 10.000 kaarsjes op het strand van De Panne geplaatst.

Publicatie in Nature Communications Earth and Environment: International maritime regulation decreases sulfur dioxide but increases nitrogen oxide emissions in the North and Baltic Sea

Al meer dan 15 jaar is er regelgeving van kracht op de uitstoot van schepen in de Noordzee en Baltische Zee. In samenwerking met onderzoekers uit Duitsland, Nederland, Zweden en Denemarken hebben onderzoekers van het Instituut voor Natuurwetenschappen (Ward Van Roy en collega’s) de impact onderzocht van deze regelgeving. De bevindingen van dit onderzoek zijn vandaag, 26 oktober 2023, gepubliceerd in het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications Earth and Environment. Het onderzoek was gebaseerd op meer dan 110.000 in-situ metingen van de uitstoot van schepen en inspecties aan boord van schepen. De metingen werden uitgevoerd door middel van verschillende vaste meetstations en vliegende eenheden zoals drones, helikopters en vliegtuigen.

Het kustwachtvliegtuig beheerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen (© Instituut voor Natuurwetenschappen/BMM)

Uit de gegevens bleek dat een aanzienlijke verbetering in de naleving van de zwavelemissiegrenswaarden werd gerealiseerd sinds het begin van deze metingen. Deze positieve trend werd waargenomen in zowel de Noordzee als de Baltische Zee. Niettemin werd vastgesteld dat de invoering van de globale limiet van 0,5% FSC (Fuel Sulfur Content – zwavelgehalte van brandstof) vanaf 2020 leidde tot een lichte stijging van de SO2-emissies in de SECA (Sulfur Emission Control Area). Mogelijk kan dit verklaard worden door een toegenomen gebruik van scrubbers en de stijging van de brandstofprijzen.

Evolutie van de potentiële overtredingsgraad (%) van de zwaveluitstoot in de Europese SECA’s

In tegenstelling tot de succesvolle vermindering van de SO2-uitstoot door schepen, bleek de internationale regelgeving echter geen effect te hebben op de uitstoot van stikstofoxiden (NOx) door schepen. Er werd zelfs een toename van de NOx-uitstoot van schepen vastgesteld. Dit resultaat kan worden toegeschreven aan verschillende problemen in de huidige NOx-regelgeving, een kwestie waarover het Instituut voor Natuurwetenschappen en andere onderzoekers al eerder hebben gepubliceerd en welke België in samenwerking met andere landen tracht aan te kaarten op internationaal niveau.

Relatief verschil in de NOx concentratie tussen de periodes 2019-2020 en 2021-2022

Deze onderzoeksresultaten bieden waardevolle inzichten voor de ontwikkeling van doelgerichte wettelijke kaders en strategieën voor de implementatie van emissieregelgeving en de handhaving ervan op zee en in de havens, en zijn dus van bijzonder belang voor beleidsmakers en andere stakeholders die verantwoordelijk zijn voor het opstellen en handhaven van de milieuregelgeving.

Het volledig artikel kan u hier vinden, een ‘Behind the paper’ blog post kan u hier lezen.

Bijeenkomst van International Research Ship Operators in Brugge

Van 16 tot 20 oktober 2023 vormde de UNESCO-werelderfgoedstad Brugge het toneel van de 34e jaarlijkse bijeenkomst van de International Research Ship Operators. De meeting werd georganiseerd door het Instituut voor Natuurwetenschappen en het Vlaams Instituut voor de Zee. 129 deelnemers woonden de bijeenkomst bij om informatie te delen en problemen van gemeenschappelijk belang op te lossen. Het verbeteren van de ondersteuning voor de onderzoeksinspanningen van de mariene wetenschappelijke gemeenschap op zee staat daarbij steeds centraal.

International Research Ship Operators, 16-20 oktober 2023, Brugge, België

Het International Research Ship Operators (IRSO) forum verenigt uitbaters van onderzoeksschepen die 49 organisaties uit 30 landen vertegenwoordigen. Samen beheren ze meer dan 100 van ’s werelds toonaangevende schepen voor zeewetenschappelijk onderzoek. Lidmaatschap van IRSO staat open voor alle organisaties die onderzoeksschepen exploiteren en voor nationale onderzoeksprogramma’s die gegevens van schepen op zee verzamelen en gevestigde protocollen volgen voor de open publicatie van hun resultaten.

IRSO werd opgericht in 1986 en kent sindsdien jaarlijkse bijeenkomsten die worden georganiseerd door en in deelnemende landen. In 2023 namen het Instituut voor Natuurwetenschappen, uitbater van de RV Belgica, en het Vlaams Instituut voor de Zee, uitbater van de RV Simon Stevin, de organisatie op zich. Samen garanderen zij ook de Belgische vertegenwoordigers in IRSO. 129 deelnemers zakten voor deze 34e IRSO-meeting af naar Brugge. Naast plenaire sessies en enkele specifieke workshops, die doorgingen in het Brugse Grand Hotel Casselbergh, stonden ook enkele sociale activiteiten op het programma. Een bezoek aan de onderzoeksschepen RV Belgica en RV Simon Stevin kon daarbij natuurlijk niet ontbreken. Voor deze gelegenheid lagen de beide schepen op vrijdag 20 oktober aangemeerd in de Marinebasis van Zeebrugge.

RV Simon Stevin en RV Belgica in de Marinebasis van Zeebrugge (© Instituut voor Natuurwetenschappen)

Doelstellingen van de jaarlijkse bijeenkomst

Het delen van succesvolle ervaringen (beste praktijken) bij het ontwerp en de exploitatie van onderzoeksschepen en wetenschappelijke apparatuur behoort tot de belangrijkste doelstellingen van de jaarlijkse IRSO-meeting.

“Deze meetings laten toe om efficiënt informatie te delen en problemen van gemeenschappelijk belang op te lossen. Zo kunnen de onderzoeksinspanningen van de mariene wetenschappelijke gemeenschap op zee alsmaar beter worden ondersteund” verduidelijkt Greg Foothead, voorzitter van IRSO en Algemeen Directeur van het Nieuw-Zeelandse NIWA Vessel Management Ltd.

Giuseppe Magnifico, IRSO vice-voorzitter en Adjunct-Directeur van het Italiaanse Consiglio Nazionale delle Ricerche (CNR) vervolledigt: “IRSO fungeert ook als spreekbuis voor de onderzoeksgemeenschap en geeft desgewenst deskundig advies aan andere instanties”.

Bijkomende voordelen

Er wordt echter ook een stap verder gegaan dan elkaar op de hoogte houden van de ervaringen en ontwikkelingen in nationale onderzoeksvloten. “Actief zijn binnen IRSO resulteert soms ook in daadwerkelijke samenwerkingen en in de uitwisseling van scheepstijd en -uitrusting tussen instituten en landen”, zegt André Cattrijsse, Afdelingshoofd Onderzoeksinfrastructuur van het VLIZ.

“Deze strategische uitwisseling van kennis en ervaring is bovendien cruciaal in een tijdperk van afnemende budgetten, terwijl de behoefte aan kennis van de kustzeeën en de oceaan en hun relatie met de mens snel toeneemt.” benadrukt Lieven Naudts, coördinator van de RV Belgica en hoofd van de Meetdienst Oostende van het Instituut voor Natuurwetenschappen.

Van links naar rechts: André Cattrijsse (VLIZ), Giuseppe Magnifico (vice-voorzitter IRSO), Greg Foothead (voorzitter IRSO) en Lieven Naudts (Instituut voor Natuurwetenschappen) blikken terug op een geslaagde IRSO-meeting (© Instituut voor Natuurwetenschappen)

IRSO initieert verder ook projecten die van gemeenschappelijk belang zijn voor haar leden. Zo werd bijvoorbeeld een gedragscode voor mariene onderzoeksschepen ontwikkeld en werd via IRSO bijgedragen aan de oprichting van de OCEANIC database voor onderzoeksschepen aan de Universiteit van Delaware. IRSO sponsort ook workshops en werkgroepen, zoals de tweejaarlijkse International Marine Technician’s Workshop (INMARTECH).

Blauwdruk voor het behoud van de Zuidelijke Oceaan

Meer dan 200 wetenschappers uit 19 landen hebben de eerste uitgebreide beoordeling van trends in eco-systemen in de Zuidelijke Oceaan samengevat in een rapport dat speciaal geschreven is voor beleidsmakers. De Marine Ecosystem Assessment for the Southern Ocean (MEASO) benadrukt dat klimaatverandering de belangrijkste drijvende kracht is achter de verandering van soorten en ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en aan de kust van Antarctica.

Losbrekend zee-ijs in de Zuidelijke Oceaan (© AAPP)

De Zuidelijke Oceaan rond Antarctica herbergt een unieke fauna en is daarom van fundamenteel belang voor de biodiversiteit. Hij is ook van cruciaal belang voor het welzijn van de mens door ons van voedsel te voorzien en ons klimaat te helpen regelen. Maar omdat de Zuidelijke Oceaan het grootste deel van de wereldwijde temperatuurstijging absorbeert, krijgt de fauna het letterlijk warm onder de voeten. Met de bijkomende druk van visserij, toerisme en vervuiling gaan deze omgeving en haar bewoners nu een onzekere toekomst tegemoet.

“Het behoud op lange termijn van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan, in het bijzonder van aan de polen aangepaste Antarctische soorten en kustsystemen, kan alleen worden bereikt door dringende wereldwijde actie om klimaatverandering en verzuring van de oceaan tegen te gaan,” zegt Dr. Anton Van de Putte (Instituut voor Natuurwetenschappen en Université libre de Bruxelles, België), die lid was van de stuurgroep die toezicht hield op de Marine Ecosystem Assessment of the Southern Ocean (MEASO).

Het vijfjarige MEASO-proces werd gemodelleerd naar een werkgroep van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dr. Van de Putte, die ook actief heeft bijgedragen aan een samenvatting voor beleidsmakers, voegt hieraan toe: “Het MEASO-rapport kan worden beschouwd als een IPCC-rapport voor de Zuidelijke Oceaan, en op een vergelijkbare manier werd de wetenschap gedistilleerd in een gemakkelijk leesbare en beknopte samenvatting om politici en beleidsmakers over de hele wereld te informeren”.

Gewone Vinvis aan de ijsrand (© Richard Youd, AAD)

De auteurs van het rapport benadrukken ook dat het MEASO-proces in dit kritieke decennium voor klimaatactie moet worden voortgezet. Toekomstige beoordelingen zullen sterk worden vergemakkelijkt door het archiveren en openlijk delen van gegevens en algoritmen. “Het SCAR Antarctic Biodiversity Portal (www.biodiversity.aq), gehuisvest door het Instituut voor Natuurwetenschappen, zal hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Dergelijke open datasystemen maken het mogelijk om de best beschikbare wetenschap tijdig samen te brengen en de informatie voor beleidsmakers te harmoniseren,” zei Dr. Van de Putte.

Belangrijkste bevindingen

De samenvatting voor beleidsmakers bevat 40 belangrijke bevindingen, waaronder:

  • Beheren met het oog op verandering: Het behoud op lange termijn van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan, in het bijzonder van aan de polen aangepaste Antarctische soorten en kustsystemen, kan alleen worden bereikt door dringende wereldwijde actie om klimaatverandering en verzuring van de oceaan tegen te gaan.
  • Meten van verandering: Er is behoefte aan investeringen in aanhoudende en gebiedsdekkende wetenschappelijke beoordeling en monitoring van de gezondheid van de oceaan door de internationale gemeenschap.
  • Verandering voorspellen: Er zijn modellen nodig om te begrijpen wat toekomstige veranderingen in habitats en menselijke invloeden zullen betekenen voor verschillende ecosystemen, gemeenschappen en soorten.
  • Waarde en belang van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan: De Zuidelijke Oceaan is wereldwijd verbonden en belangrijk voor het klimaat en de oceanografie en biedt voedsel en broedplaatsen aan vele migrerende soorten. De bewegingen en activiteiten van de mens, waaronder de introductie van uitheemse soorten, ziekten en vervuiling, bedreigen dit unieke ecosysteem.
  • Veranderende habitats in de Zuidelijke Oceaan: De habitats in de Zuidelijke Oceaan, van het ijs aan het oppervlak tot de bodem van de diepzee, zijn aan het veranderen. De opwarming van de oceaan, de afname van het zee-ijs, het smelten van gletsjers, het instorten van ijsplaten, veranderingen in de aciditeit (zuurgraad) en directe menselijke invloeden zoals de visvangst, hebben allemaal een impact op verschillende delen van de oceaan en zijn bewoners.
  • Biologische veranderingen en kwetsbaarheden: De organismen die in de Zuidelijke Oceaan leven, van microscopische planten tot walvissen, worden geconfronteerd met een veranderend milieu. Hoe de meeste soorten zullen reageren is onzeker, maar belangrijke basissoorten zoals Antarctisch krill zullen waarschijnlijk achteruitgaan, wat een impact zal hebben op het hele ecosysteem.
Keizerpinguïns bij de Auster-kolonie (© Pat James, AAD)

Over MEASO

De Marine Ecosystem Assessment for the Southern Ocean (MEASO) is de eerste circumpolaire interdisciplinaire beoordeling van de status en trends van ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en de drijvende krachten achter verandering, voor gebruik door beleidsmakers, wetenschappers en het bredere publiek. Het rapport werd gelanceerd op woensdag 18 oktober 2023 in Hobart, Tasmanië, tijdens de jaarlijkse vergadering van de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR), het internationale orgaan dat onder het Antarctisch Verdragssysteem verantwoordelijk is voor de instandhouding van de mariene ecosystemen in de Zuidelijke Oceaan en waarvan 26 landen (waaronder België) en de Europese Unie lid zijn.

Het in 2018 opgestartte MEASO is een open en participatief proces waarbij 203 wetenschappers uit de hele wetenschappelijke gemeenschap van Antarctica en de Zuidelijke Oceaan (19 landen) betrokken waren. Samen droegen ze bij aan 24 onderzoeksartikelen die werden gepubliceerd in een speciaal onderzoeksthema in Frontiers-tijdschriften.

MEASO is een kernactiviteit van Integrating Climate and Ecosystem Dynamics in the Southern Ocean (ICED), dat een regionaal programma is van Integrated Marine Biosphere Research (IMBeR, dat op zijn beurt een gezamenlijk programma is van het Scientific Committee on Oceanic Research [SCOR] en Future Earth). MEASO wordt ook gesponsord door het Scientific Committee on Antarctic Research (SCAR) en wordt ook ondersteund door het Southern Ocean Observing System (SOOS), een gezamenlijk programma van SCAR en SCOR.

De MEASO samenvatting voor beleidsmakers is hier te downloaden.

 

Luchtcontrole op olie- en gasplatformen tijdens de Tour d’Horizon 2023

Begin juli 2023 voerde het Kustwachtvliegtuig van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) zijn jaarlijkse Tour d’Horizon (TdH) zending uit. Hierbij wordt gecontroleerd op olievlekken afkomstig van offshore olie- en gasplatformen in de Noordelijke Noordzee (dus buiten de Belgische wateren). De missie leverde detecties van niet minder dan 30 olievlekken op, het hoogste aantal dat ooit door een TdH-partner werd aangetroffen in één enkele missie.

Olievervuiling door een boorplatform in Noorse wateren (© KBIN/BMM)

De TdH-zending wordt ieder jaar uitgevoerd in het kader van het Akkoord van Bonn, en heeft de controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in de centrale en noordelijke delen van de Noordzee tot doel. De focus ligt op de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren, en ook België engageert zich voor deze operatie. De activiteiten van toezichtvliegtuigen van de verschillende Noordzeelanden worden internationaal gecoördineerd om een optimale dekking van het toezicht op de offshore olie- en gasinfrastructuur te garanderen.

Het hoogste aantal olievlekken ooit gedetecteerd

Tijdens deze TdH-zending detecteerde het Belgische Kustwachtvliegtuig niet minder dan 30 olievlekken. Dit is het hoogste aantal olievlekken dat in één enkele zending door één vliegtuig werd gedetecteerd sinds de start van het programma in 1991. Van deze detecties betroffen er zes grote olievervuilingen met een minimale geschatte hoeveelheid van meer dan 1 m³. De grootste werd geschat op minimaal 16,9 m³. Op 2 detecties na, waren alle olievlekken gelinkt aan een boorplatform. 17 olievlekken werden waargenomen in Britse wateren, 12 in Noorse wateren en één in Nederlandse wateren.

Alle detecties werden gemeld aan de bevoegde nationale autoriteiten in overeenstemming met de procedures die zijn vastgelegd binnen het Akkoord van Bonn.

Luchttoezicht vult satelliettoezicht aan

Opvallend was dat het satelliettoezichtsprogramma (CleanSeaNet) van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de Scheepvaart (EMSA) in dezelfde zone en tijdsperiode geen detecties rapporteerde met de satellietpassages. Dit toont het primaire belang aan van traditioneel luchttoezicht met satelliettoezicht ter ondersteuning.

Observaties van zeezoogdieren

Naast olievlekken kon het Belgische Kustwachtvliegtuig tijdens de TdH-missie van 2023 ook orka’s en andere zeezoogdieren observeren. Het team kon, voor het eerst tijdens een TdH-zending, twee groepen orka’s fotograferen tussen Noorwegen en Schotland. Waarschijnlijk maakten de twee groepen deel uit van één enkele grotere groep van een tiental individuen.

Drie orka’s in Noorse wateren (© KBIN/BMM)

Dankzij de jarenlange ervaring van de bemanning, de functionaliteit en de inzetbaarheid van het Kustwachtvliegtuig van het KBIN, blijft België zijn verbintenissen in het kader van het Akkoord van Bonn nakomen. Het KBIN blijft hierdoor haar inzet voor een betere bescherming van de Noordzee bewijzen. Het vliegtuig dateert echter van 1976 en begint meer technische mankementen te vertonen. De vervanging van het vliegtuig is daarom een topprioriteit, zodat het luchttoezicht ook in de toekomst kan worden verdergezet.

Het Belgische TdH2023-team (van links naar rechts: operatoren Ward Van Roy en Jean-Baptiste Merveille, piloten Dries Noppe en Alexander Vermeire) (© KBIN/BMM)
De TdH-missies vinden in een heel andere omgeving plaats dan het toezicht boven de Belgische wateren (© KBIN/BMM)