Publieke raadpleging ‘Verlenging van bestaande concessies voor zand- en grindwinning’

De firma’s Alzagri nv, Belmagri nv en DC Industrial nv deden een aanvraag voor een verlenging en/of uitbreiding van hun concessie voor zand- en grindwinning op het Belgisch Continentaal Plat. De exploitatie van zand is onderworpen aan een milieueffectenbeoordelingsprocedure.

(c) KBIN/K. Moreau

De concessieaanvragen en de milieueffectbeoordelingsrapporten worden hieronder voorgelegd.

Aanvragenaanvraag Alzagri nvaanvraag Belmagri nv, aanvraag DC Industrial nv

Advies

Milieueffectbeoordelingsrapporten: rapport 1, rapport 2, rapport 3, rapport 4

De inzageperiode van de raadpleging loopt van 9 februari t.e.m. 10 maart 2019.

Iedere belanghebbende kan zijn standpunten, opmerkingen en bezwaren tot en met 25 maart 2019 overmaken aan mevrouw Brigitte Lauwaert, per post of via e-mail.

BMM
T.a.v. Mevr. Brigitte Lauwaert
Vautierstraat 29
1000 Brussel

brigitte.lauwaert@naturalsciences.be

Hoe gezond is onze Noordzee?

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) heeft als hoofddoel tegen 2020 de ‘goede milieutoestand’ te bereiken in het mariene milieu van alle EU-lidstaten. Na de publicatie van een eerste beoordeling van de Belgische mariene wateren in 2012, is 2018 het eerstvolgende rapportagejaar. De samenvattende conclusie van de huidige beoordeling luidt dat de gewenste ‘goede milieutoestand’ nog niet werd bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee. Voor verschillende elementen wordt echter wel een positieve evolutie waargenomen.

Na de Europese lancering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie in 2008, werd het kader in 2010 in de Belgische wetgeving opgenomen, gevolgd door de publicatie van een initiële beoordeling van de Belgische mariene wateren (in welke staat van gezondheid verkeert de Noordzee?) en een beschrijving van de ‘goede milieutoestand’ (welke staat willen we bereiken?) in 2012. De milieudoelen die daarbij werden gedefinieerd laten toe de voortgang naar de goede milieutoestand te evalueren. De KRMS voorziet een zesjaarlijkse herziening. Op basis van gegevens verzameld in monitoringsprogramma’s, voornamelijk tijdens de periode 2011-2016, kon  in 2018 dus een nieuwe balans worden opgemaakt. In het nieuwe rapport worden meer dan 50 indicatoren beoordeeld (gegroepeerd in 11 thema’s of ‘beschrijvende elementen’), die samen toelaten om inzicht te verwerven in de huidige gezondheidstoestand van onze Noordzee. De resultaten werden gebundeld in een overzichtelijk rapport, en samengevat op een nieuwe website.

Schuim van Phaeocystis globosa treffen we vooral aan op de stranden tijdens periodes met grote nutriëntenrijkdom. © C. Lancelot.

Het Belgisch deel van de Noordzee

Hoewel de Belgische mariene wateren met een oppervlakte van 3454 km² slechts de oppervlakte van een gemiddelde Belgische provincie hebben, gaat het om een van de meest intensief gebruikte stukken zee op onze planeet. Het is een continue uitdaging om de invloed van diverse menselijke activiteiten (scheepstransport, visserij, zand- en grindwinning, hernieuwbare energie, baggerstorten, watersport, toerisme …) op het mariene milieu binnen aanvaardbare grenzen te houden, en dus te zorgen voor een blijvend evenwicht tussen menselijke invloed en behoud van natuurwaarden. Gezien het belang van grensoverschrijdende stromingen op de toestand van het Belgisch deel van de Noordzee, is voor vele aspecten bovendien een internationale aanpak aangewezen.

Het aantal illegale olielozingen is sterk afgenomen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991. Het optreden van ongelukken waarbij olie vrijkomt kan natuurlijk niet volledig worden uitgesloten. © KBIN/BMM

De belangrijkste resultaten

  • Voor de commerciële visserij, wordt één van de negen gerapporteerde visbestanden beoordeeld als volledig duurzaam bevist (schol). Zeven soorten laten positieve ontwikkelingen opmerken (kabeljauw, wijting, tong, tarbot, griet, schar, bot). Enkel voor tongschar nam de biomassa tijdens de beoordelingsperiode soms af. Het invoeren van ambitieuzere beheerdoelen en een correctere toepassing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid vormen hierbij belangrijke verklarende factoren.
  • Eutrofiëring (te grote nutriëntenconcentraties in water, potentieel leidend tot algenbloei en zuurstofgebrek) blijft een probleem in bijna een derde van het Belgisch deel van de Noordzee, met name in de zone langs de kust. Door de aanwezige stromingen resulteert dit echter niet noodzakelijk in ongewenste fenomenen zoals zuurstofgebrek.
  • De polluentenconcentraties in water, biota en sediment zijn nog steeds hoger dan de geldende milieukwaliteitsnormen. De meeste stoffen die niet voldoen behoren tot de groep van persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen. Voor bepaalde andere stoffen is verdere uitwerking van streefwaarden op regionaal niveau aangewezen. Er werd wel een positieve evolutie (dus dalende trends) opgemerkt voor verschillende stoffen maar opvolging blijft noodzakelijk, in het bijzonder voor koper dat wegens de ban van TBT (tributyltin) opnieuw veel gebruikt wordt in antifouling verf op schepen. Voor de meeste effecten van contaminanten wordt een reductie waargenomen of een goede beoordeling bekomen.
Er wordt een duidelijke verbetering waargenomen in de reproductieve toestand van mariene slakken. Op de foto een purperslak (Nucella lapillus) tussen Mosselen (Mytilus edulis) en zeepokken, Zeebrugge. © Franky Bauwens
  • Het voorkomen van visziekten kan nog niet beoordeeld worden en het aantal met olie besmeurde vogels vertoont een sterk afnemende trend, als gevolg van een afname van het aantal illegale olielozingen sinds de opstart van een luchttoezichtprogramma in 1991.
  • De concentraties aan vervuilende stoffen in vis- en visserijproducten voor menselijke consumptie voldoen allen aan de Europese gezondheidsnorm.
  • In de beoordelingsperiode werden nog acht nieuwe niet-inheemse soorten geobserveerd, t.o.v. de 42 die reeds geïdentificeerd werden in de periode voor 2011.
  • Voor zwerfvuil is de toestand nog steeds problematisch, dit element vraagt de nodige aandacht.
Voor zwerfvuil op de stranden blijft de toestand problematisch. © KBIN/BMM
  • De effecten van energietoevoer (waaronder onderwatergeluid) op de populaties van mariene biota, zijn nog onduidelijk, hoewel het vluchtgedrag van zeezoogdieren als respons overduidelijk is. De monitoring van omgevingsgeluid wordt op regionale schaal verder uitgewerkt.
  • De toestand van het benthische habitat (de bodem) is niet optimaal, vooral omwille van verstoring door bodemvisserij en slechts in zeer beperkte mate, of enkel lokaal, door andere menselijke activiteiten. De soortensamenstelling van de benthische habitats wijkt, door het gebrek aan langlevende soorten, af van de referentiegemeenschappen.
Van de platte oester (Ostrea edulis) werden tijdens de referentieperiode enkel juveniele exemplaren waargenomen. © KBIN/BMM
  • Voor de stekelrog als indicator voor langlevende soorten wordt een positieve trend waargenomen, wat het potentieel tot herstel ook voor dergelijke soorten illustreert.
  • Voor zeevogels worden de milieudoelen niet gehaald of nemen de aantallen af met huidige dichtheden nog net boven de drempelwaarden.

Conclusies 

  • De goede milieutoestand werd nog niet bereikt in het Belgisch deel van de Noordzee, hoewel voor verschillende elementen een positieve evolutie werd waargenomen.
  • Voor bepaalde doelen is verdere gegevensverzameling noodzakelijk om tot een conclusie te komen (visziekten, benthische fauna, afval op de zeebodem, …) aangezien de monitoring voor deze aspecten slechts recent werd opgestart. Verder blijkt voor verschillende elementen een nood aan kennis en wetenschappelijke onderbouwing om de beoordeling te vervolledigen en verbeteren (zwerfvuil, onderwatergeluid, cumulatieve effecten, ..).
  • Internationale samenwerking blijft belangrijk aangezien grensoverschrijdende stromingen de toestand van de Belgische wateren in grote mate bepalen.

De KRMS-opvolging en -rapportage worden gecoördineerd door de Dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (DG EM) en de Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). Naast het KBIN leverden ook de volgende partners een belangrijke bijdrage: Instituut voor Landbouw, Visserij en Voedingsonderzoek (ILVO), Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) & het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).

Vinvis De Haan stierf wellicht natuurlijke dood

De vinvis die op 25 oktober op het strand van De Haan lag, is waarschijnlijk een natuurlijke dood gestorven. Dat blijkt uit de autopsie door de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

De dierenartsen en biologen vonden geen aanwijzingen dat de walvis door menselijke factoren is gestorven. De gewone vinvis (Balaenoptera physalis), een bijna volgroeid mannetje van 18 meter lang en naar schatting 30 ton, was sterk vermagerd en zijn maag bleek nagenoeg leeg. Extra analyses naar de aanwezigheid van enkele bekende virussen waren negatief.

Relaas van de stranding

De dode vinvis was op 24 oktober opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het kadaver in een drukke scheepvaartroute dobberde, hielden de maritieme diensten enkele van hun schepen afwisselend in de buurt van het dier en stuurde de Verkeerscentrale Zeebrugge een algemene waarschuwing uit om schepen op afstand te houden.

Het kadaver van de gewone vinvis werd door het KBIN reeds vanuit de lucht gedocumenteerd. (c) KBIN

Onderzoekers van het Operationeel Directoraat Natuurlijk Milieu van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen voorspelden aan de hand van simulaties – die rekening houden met onder meer zeestroming, wind en golven – dat het kadaver in de nacht van 24 op 25 oktober of tijdens de ochtend van 25 oktober zou aanspoelen tussen Oostende en De Haan. Omdat het kadaver een gevaar kon vormen voor de scheepvaart, en omdat sommige delen van de kust moeilijk toegankelijk zijn voor zwaar materieel, besliste het MRCC Oostende (Marine Rescue and Coordination Centre) samen met de lokale autoriteiten om het gecontroleerd aan land te brengen. Een reddingsschip trok het kadaver naar het strand ter hoogte van Vosseslag, de Haan, waar het rond 02.00 uur arriveerde.

Een simulatie door het KBIN liet toe de zone waar de vinvis zou aanspoelen aan te duiden. (c) KBIN

Behoorlijk vers

Het indrukwekkende stoffelijke overschot van het bijna volgroeide mannetje bleek nog relatief vers. Hij moet zo’n 48 uur voor de start van de autopsie zijn overleden. Maar de ontbinding van grote walvissen gaat heel snel. Een verband met de gewone vinvis die vijf dagen eerder in Nederland werd gefilmd, kon niet worden bevestigd, noch met de waarneming van een ‘walvis’ op 23 oktober in de buurt van de Buitenratel Zandbank.

De gewone vinvis op het strand van De Haan. (c) KBIN

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, kon niet aantonen dat een menselijke factor mee de dood van het dier heeft veroorzaakt. De vinvis was sterk vermagerd, met een heel dunne speklaag en een nagenoeg lege maag. Bijkomende analyses naar enkele virussen – morbilli, herpes, influenza en brucella – waren negatief. Waarschijnlijk stierf het dier dus een natuurlijke dood.

Een unieke kans voor wetenschappers om allerhande stalen te verzamelen! (c) KBIN

Het dier woog naar schatting 30.000 kilogram. Daarvan voerde de Civiele Bescherming 24 ton af naar het bedrijf Rendac voor verwerking. Op vraag van de gemeente De Haan werd de gigantische onderkaak gespaard. Die zal na behandeling door de Universiteit Gent plaatselijk tentoon worden gesteld. Het universiteitsmuseum van de Universiteit Gent zal één van de borstvinnen bewaren. Er zijn ook tal van weefselstalen verzameld, en ook parasieten die op de vinvis leefden.

De autopsie en het opruimen van een dode walvis staat garant voor onsmakelijke beelden. (c) KBIN

Zeldzaam

Vinvissen worden maar heel zelden waargenomen in de Noordzee. De vorige stranding dateert van 1 november 1997. Daarna werd nog twee keer een dode vinvis een Belgische haven binnengebracht op de voorsteven van een schip, in 2009 in Antwerpen en in 2015 in Gent.

De samenwerking tussen de verschillende diensten bij de stranding, de autopsie en de verwijdering verliep uitstekend: het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (Afdeling Scheepvaartbegeleiding, MRCC, DAB Vloot), Ship Support, Scheepvaartpolitie, de diensten van de gouverneur van de Provincie West-Vlaanderen, de Civiele Bescherming, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, het Kabinet van de Staatssecretaris voor de Noordzee, de lokale autoriteiten van De Haan, de universiteiten van Gent en Luik en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen.

Nieuwste inzichten in de milieueffecten van windparken in het Belgisch deel van de Noordzee

Als de doelstelling die de Europese Commissie in 2001 heeft vooropgesteld wordt gehaald, zal de energieproductie uit hernieuwbare bronnen tegen 2020 13% van het totale Belgische energieverbruik dekken. Offshore windparken in het Belgische deel van de Noordzee zullen naar verwachting een belangrijke bijdrage leveren om dat doel te bereiken. Uitgaande van een geïnstalleerde capaciteit van 2000 Megawatt tegen 2020, zullen deze windparken ongeveer 43% van de hernieuwbare energie produceren. In het nieuwe rapport “Environmental Impacts of Offshore Wind Farms in the Belgian part of the North Sea: Assessing and Managing Effect Spheres of Influence“, beoordelen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en zijn partners de impact van offshore windturbines op het mariene ecosystem, en onthullen de processen achter deze impact.

Vandaag zijn er al vier offshore windparken operationeel in het Belgisch deel van de Noordzee, en de bouw van een vijfde (Norther) is momenteel aan de gang. Eind 2018 zal een geïnstalleerde capaciteit van 1152 Megawatt, bestaande uit 274 offshore windturbines, operationeel zijn in onze nationale wateren. Vier andere projecten zullen in 2019 en 2020 van start gaan met de bouw. Met 238 km² gereserveerd voor offshore windparken in België, 344 km² in het aangrenzende Nederlandse Borssele gebied en 122 km² in de Franse Duinkerke zone, zullen de cumulatieve ecologische effecten in de zuidelijke Noordzee de komende jaren een belangrijk aandachtspunt blijven.

Locatie van huidige en geplande windparken in de zuidelijke Noordzee. Zwarte lijn: grens van het Belgisch deel van de Noordzee; blauw: reeds operationele windparken, oranje: windparken in constructie, roze: bouw start in 2019, paars: bouw start in 2020; A en B: voorgestelde zone voor de Duinkerke windparken; stippellijnen: nieuwe zone voor hernieuwbare energie zoals voorgesteld in het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. © KBIN

Vooraleer een windturbinepark kan worden gebouwd, moet een ontwikkelaar naast een domeinconcessie ook een milieuvergunning bekomen. Een dergelijke vergunning bepaalt de voorwaarden om de impact van het project op het mariene ecosysteem tot een minimum te beperken, maar legt ook een monitoringprogramma op om de effecten van het project op het mariene milieu te kunnen evalueren. In België coördineert het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen dit monitoring-programma, waarbij ook beroep wordt gedaan op de aanvullende expertise van de Universiteit Gent, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). “Met dit monitoringprogramma verkrijgen we niet alleen een goed inzicht in de invloedssfeer van individuele windturbines en van windparken als geheel, maar kunnen we ook mitigerende maatregelen ontwerpen om ongewenste effecten op het mariene ecosysteem bij te sturen.”, aldus Steven Degraer, hoofdauteur van het rapport.

Enkele opmerkelijke resultaten van het nieuwe rapport

Effectiviteit van een enkelvoudig Big Bubble Curtain (BBC) om het onderwatergeluid tijdens het heien te beperken (hoofdstuk 2): Aangezien de omvang van commercieel beschikbare windturbines de laatste decennia is toegenomen, zijn krachtigere hydraulische hamers nodig om de grotere stalen funderings-palen de zeebodem in te drijven. Als gevolg hiervan worden hogere niveaus van impulsief geluid in het mariene milieu geïntroduceerd, wat zorgen teweeg brengt rond mogelijke negatieve effecten op het mariene leven. Om te voldoen aan de vereisten van de Belgische Kaderrichtlijn Mariene Strategie mag een drempelwaarde van 185 dB op 750 m van de geluidsbron niet worden overschreden. Geluidsbeperkende maatregelen zijn daarom niet langer een optie, maar zijn verplicht tijdens het heien. In deze studie werd de effectiviteit van een enkelvoudig Big Bubble Curtain getest tijdens de bouw van het Rentelpark. Bij deze methode wordt lucht onder hoge druk door een geperforeerde slang geperst, die op de zeebodem rond de bouwlocatie werd gelegd. Hierdoor ontstaat een schild van bellen dat de geluidsenergie gedeeltelijk absorbeert, en het geluid met een maximum van 11-13 dB reduceert.

Big Bubble Curtain (BBC) © KBIN

Monitoring van sedimenten en ongewervelde dieren in zachte sedimenten rond de windturbines heeft aangetoond dat mosselen en anemonen, organismen waarvan bekend is dat ze groeien op de funderingen van de turbines, in deze sedimenten talrijker zijn geworden dan in referentiezones buiten de windturbineparken. Er is echter een gedetailleerde opvolging nodig om na te gaan of dit een eenmalige bevinding is, dan wel een echt windpark-effect. Het is dus nog te vroeg om te concluderen dat een rechtstreeks windpark-effect (‘rif-effect’) of een onrechtstreeks effect van het uitsluiten van visserij, zich manifesteert (hoofdstuk 3). Veranderingen in de sedimenten (zoals verfijning en aanrijking) en in de dichtheid, diversiteit en samenstelling van de ongewerveldengemeenschappen werden in verschillende grootte-ordes vastgesteld rond de drie verschillende funderingstypes (monopalen, jackets en funderingen op basis van de zwaartekracht) die gebruikt worden in het Belgisch deel van de Noordzee. Er wordt gesuggereerd dat deze contrasterende resultaten mogelijk te wijten zijn aan een combinatie van locatiespecifieke dispersie-capaciteit en structurele verschillen tussen funderingstypes en hun geassocieerde ongewervelden-gemeenschappen (hoofdstuk 5).

Naast de opvolging in reeds operationele windparken, worden in het rapport ook de referentieomstandigheden van ongewervelde dieren- en visgemeenschappen in nieuwe concessiezones beschreven, waardoor de effecten van nieuw gebouwde windparken op deze gemeenschappen in de toekomst geëvalueerd kunnen worden (hoofdstuk 4).

Een nadere beschouwing van de visfauna in de offshore windparken (hoofdstuk 6) toont aan dat een combinatie van verschillende bemonsteringstechnieken nodig is om een volledig beeld te krijgen op deze gemeenschap. Uit een totaal van 25 soorten is van 15 soorten gekend dat ze in hetzelfde gebied rond wrakken leven. Vier soorten, de Vorskwab (Raniceps raninus), de Gehoornde Slijmvis (Parablennius gattorugine) en de Groene Zeedonderpad (Taurulus bubalis) werden echter zelden of, in het geval van de Gevlekte Lipvis (Labrus bergylta), slechts één keer eerder gemeld vanuit Belgische wateren. Deze soorten kunnen worden gekarakteriseerd als harde substraatsoorten en zullen naar verwachting in toenemende mate profiteren van de voortdurende uitbreiding van offshore windparken in de zuidelijke Noordzee.

Modellering van GPS-gegevens van Kleine Mantelmeeuwen (Larus fuscus) (hoofdstuk 7) die in de kolonies van Oostende en Zeebrugge werden gevangen en gemerkt, bevestigt dat er veel meer tijd werd gespendeerd op rustplaatsen aan de buitenkant van een windpark, dan aan de binnenturbines. Ook wordt vanaf het centrum van het windpark tot 2000 m erbuiten een geleidelijke maar aanzienlijke toename gemeld van het aantal rondvliegende vogels. Uit een tijdsanalyse bleek dat de vogels bij sterke wind met snel bewegende rotorbladen minder geneigd waren om een windpark binnen te vliegen. Deze resultaten kunnen van grote waarde zijn bij het verfijnen van aanvaringsrisicomodellen.

Windmolenpark op zee © KBIN

De gevolgen van verstoring op een gesimuleerde bruinvispopulatie (Phocoena phocoena) (hoofdstuk 8) werden getest aan de hand van 17 scenario’s met en zonder diverse mitigerende maatregelen. De resultaten van deze studie tonen aan dat een combinatie van een seizoensgebonden heibeperking (wanneer de bruinvissen het talrijkst voorkomen) en een akoestisch afschrikmiddel niet voldoende was om de impact op de bruinvissenpopulatie tot aanvaardbare waarden te verlagen. Deze simulaties suggereren ook dat de bouw van één windpark per jaar meer invloed had op de bruinvissenpopulatie dan de bouw van twee windparken tegelijk.

Voor het eerst werd de activiteit van vleermuizen boven de Noordzee bestudeerd op de hoogte van de gondel (op 94 m boven zeeniveau) van windturbines (hoofdstuk 9). Aan vier turbines in de Belgische wateren werden akoestische vleermuisdetectoren geïnstalleerd. Van verschillende soorten vleermuizen is bekend dat ze grote afstanden afleggen tussen zomer- en winterrustplaatsen en dat ze tijdens hun migratie zelfs de Noordzee oversteken. De resultaten geven aan dat de waarnemingen op gondelhoogte (in het midden van de rotor) slechts ongeveer 10% van de waarnemingen op lagere hoogte (ca. 17 m boven zeeniveau) bedroegen, wat een indicatie geeft van de activiteit van vleermuizen op verschillende hoogtes bij het passeren van offshore windparken. De waarnemingen laten echter nog geen goede conclusies toe over het botsingsrisico voor vleermuizen, vooral niet in het onderste deel van de rotorzone.

Dit persbericht beschrijft enkel het algemene kader van de monitoring van milieueffecten in de Belgische offshore windparken en focust slechts op enkele resultaten. Het volledige rapport, evenals de oudere monitoringverslagen, kunnen hier worden geraadpleegd.

Aerosolcorrectie voor hoge resolutie satellietbeelden

Satellietgegevens worden steeds vaker gebruikt bij het in kaart brengen van de troebelheid van water (belangrijk voor waterorganismen) en het verkrijgen van inzicht in sedimenttransport. De atmosfeer is echter zeer variabel door de aanwezigheid van aerosols, een mengsel van kleine deeltjes die satellietbeelden beïnvloeden door absorptie en reflectie van het licht. Daarom is het essentieel dat een atmosferische correctie wordt uitgevoerd voordat de satellietgegevens worden gebruikt. In een nieuw artikel van Quinten Vanhellemont, onderzoeker van het Operationeel Directoraat Natuurlijk Milieu (OD Natuur) van ons instituut, wordt een nieuw atmosferisch correctiealgoritme gepresenteerd voor toepassing op satellietgegevens met hoge resolutie op waterpartijen.

Het Dark Spectrum Fitting-algoritme (DSF) werd ontwikkeld in het PONDER-project, gefinancierd door het BELSPO (Federaal Wetenschapsbeleid) Stereo III-programma. Dit project heeft tot doel data van zeer hoge resolutie satellietsensoren zoals Pléiades te gebruiken om veel gedetailleerdere informatie over watertroebelheid en sedimenttransport te genereren, maar het is noodzakelijk om eerst een methode te ontwikkelen om de beelden nauwkeurig te verwerken.

Pléiades beeld van de haven van Zeebrugge en omgeving.

Verwijdering van het aerosoleffect op satellietbeelden

Na het selecteren van donkere pixels op een satellietbeeld, gebruikt het Dark Spectrum Fitting-algoritme deze om de atmosferische aerosols te schatten. Dankzij de hoge ruimtelijke resolutie van Pléiades, levert deze methode ook hoge resolutie kaarten van de aerosolverdeling op, door gebruik te maken van objectschaduwen op grondniveau. De toepassing van de DSF op Pléiades-beelden met een grondresolutie van 2 m wordt gepresenteerd, wat toelaat om een beeld van de troebelheid en de gesuspendeerde sedimenten voor de zone in en rond de haven van Zeebrugge ook in hoge resolutie te bekomen.

Watertroebelheid in en rond Zeebrugge geschat op basis van een Pléiades-afbeelding na toepassing van het Dark Spectrum Fitting-algoritme. Merk op dat de hoge troebelheidszones niet zichtbaar waren op het oorspronkelijke satellietbeeld.

Extra toepassingsmogelijkheden

Het Dark Spectrum Fitting-algoritme werd ook aangepast voor het toepassen op gegevens die werden gegenereerd door andere satellieten, met name Landsat en Sentinel-2. Sinds april 2018 wordt het ook voor die satellieten aangeboden als standaardalgoritme in ACOLITE. ACOLITE is de software voor de analyse en interpretatie van satellietbeelden, en werd ook ontwikkeld door Quinten aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. Een paper waarin de aanpassing en validatie van de DSF aan Landsat en Sentinel-2 wordt beschreven, is in voorbereiding.

Zeezoogdieren in België in 2017

Naar jaarlijkse traditie vatten onze mariene wetenschappers de beschikbare informatie over zeezoogdieren in België samen in een rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke vissen in België in 2017. De nieuwste editie bevat naast een bespreking van de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke vissen in 2017 ook opiniestukjes over Arctische klimaatvluchtelingen en over de Grijze zeehond in onze kustwateren.

Grijze zeehond in de haven van Nieuwpoort op 17 januari 2017 (foto: T. Hubin/KBIN).

Bruinvissen

Het aantal strandingen van Bruinvissen bedroeg in 2017 ongeveer het gemiddelde van de voorbije 10 jaren. “Predatie door de Grijze zeehond en incidentele vangst waren de belangrijkste doodsoorzaken die we vaststelden” verduidelijkt Jan Haelters, hoofdauteur van het nieuwe rapport. “Bijna 60% van de 93 Bruinvissen die in 2017 langs de Belgische kust strandden, kwamen door één van deze oorzaken aan hun einde.”

Andere walvisachtigen

Van de Witsnuitdolfijn werden in 2017 twee waarnemingen gedocumenteerd, terwijl Tuimelaars regelmatiger gemeld werden. Van beide soorten spoelde een kadaver aan. Een dode Dwergvinvis dreef door Belgische wateren, en spoelde tenslotte aan in Nederland.

Zeehonden

Met 10 Gewone zeehonden, 8 Grijze zeehonden en 19 niet tot op soort geïdentificeerde zeehonden vertoont het aantal dode of stervende zeehonden een stijgende trend. Daarenboven werden 22 Gewone en 6 Grijze zeehonden voor tijdelijke verzorging te SEALIFE Blankenberge opgenomen. In de haven van Nieuwpoort werd een opvallend hoog aantal zeehonden waargenomen dat verwond was door vishaken.

Een zeer onverwachte bezoeker

De Groenlandse walvis die op 31 maart en 1 april voor Oostende en Middelkerke verbleef, was de eerste ooit gemeld in de hele Noordzee. Amper een jaar na de Narwal  zorgt deze walvis van het hoge noorden voor heel wat speculatie over de gevolgen van klimaatsverandering op het zeeleven in het noordpoolgebied en de hele wereld.

Deze verslaggeving kadert in de uitvoering van het Koninklijk Besluit over de soortenbescherming in de Belgische zeegebieden, en benadrukt de hulp en steun van vele vrijwilligers, andere instituten en lokale orde- en hulpdiensten. Geïnteresseerden kunnen dit rapport (in NL of FR) bekomen via www.marinemammals.be/reports.

Belgische Kustwacht zet de toon in de internationale strijd tegen luchtvervuiling boven zee

Sinds 2016 wordt aan boord van het Belgische Kustwachtvliegtuig een zogenaamde ‘sniffer’-sensor ingezet om te controleren op milieu- en nautische overtredingen. Deze sensor laat toe het zwavelgehalte in de brandstof af te leiden op basis van metingen die boven zee worden gerealiseerd in de uitstoot van schepen. Deze methode maakt niet enkel een efficiëntere monitoring van aspecten van de luchtkwaliteit boven zee mogelijk, maar laat ook toe potentiële overtreders te identificeren. Internationaal wordt in dit verband steeds meer in Belgische richting gekeken. Naast de Noordzeelanden is het momenteel vooral China dat zijn interesse uit.

(c) KBIN/SURV

Problematiek van luchtvervuiling door schepen en Belgische pioniersrol

Luchtverontreiniging, en de gevolgen ervan voor mens en milieu, geniet een grote aandacht in onze media. Vooral de auto krijgt het daarbij hard te verduren, maar vaak wordt vergeten dat ook de scheepvaart een belangrijke bron van luchtvervuiling (en andere verontreinigingen) vormt. Zo dragen ook zwaveldioxiden in de uitstoot van schepen die zwavelrijke zware brandstoffen verbranden, bij tot diverse volksgezondheid- en milieuproblematieken (fijn stof, zure regen, klimaatverandering). De inperking van de zwaveluitstoot van schepen op zee vormt daarom het onderwerp van internationale verdragen (limiet op zwavelgehalte in de brandstof vastgelegd in het MARPOL-verdrag, de Internationale Conventie voor de preventie van vervuiling door schepen), en is een Europese topprioriteit (Europese Zwavelrichtlijn).

We berichtten reeds eerder over de sniffer-sensor die sinds 2016 wordt gebruikt aan boord van het Belgische Kustwachtvliegtuig om de zwaveluitstoot van schepen te meten boven de Noordzee (de gehaltes aan SO2 en CO2 worden gemeten, waaruit het zwavelgehalte in de brandstof berekend kan worden). Het Kustwachtvliegtuig, eigendom van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, draagt hierdoor bij aan een efficiënte handhaving van de scheepvaart, in samenwerking met FOD Mobiliteit. De unieke pioniersrol die België speelt is niet onopgemerkt gebleven. Zo wordt nu al actief samengewerkt met Nederland en ook andere Noordzeelanden overwegen om het Belgisch voorbeeld te volgen.

(c) KBIN/SURV

Intercontinentale interesse

Maar daar houdt de internationale interesse niet op! De Belgische prestaties en expertise kwamen ook op de radar van landen buiten het Noordzeebekken en de EU. Zo werd onze luchttoezicht-operator Ward Van Roy in september 2017 uitgenodigd om het Belgische pionierswerk te presenteren tijdens een internationale bijeenkomst in het Canadese Cornwall (Ontario). Het publiek bestond hoofdzakelijk uit vertegenwoordigers van overheden, belast met het aanpakken van de vervuiling door schepen.

Ook een delegatie van het Chinese Ministerie voor Transport bezocht in juni 2017 het Belgische luchttoezicht-team, om de mogelijkheid in te schatten om de bij ons ontwikkelde procedures ook in China toe te passen. Net als Europa heeft China erg te kampen met de problematiek van luchtvervuiling, en de centrale Chinese regering engageert zich tegenwoordig sterk om de achterstand in de strijd tegen scheepsemissies weg te werken. Het heeft er veel middelen voor over om deze inhaalbeweging te realiseren, en richtte daartoe in 2016 drie ‘Domestic Emission Control Areas’ (DECAs) op in de gebieden rond de drukste Chinese havens. De scheepvaartinspectiediensten kregen vervolgens de opdracht om de milieuvervuiling afkomstig van schepen, en dus ook de zwavelproblematiek, in deze DECAs aan te pakken. De Natural Resources Defense Council (NRDC), een NGO die het beschermen van de aarde (haar mensen, haar planten en dieren, en de natuurlijke systemen waarvan al het leven afhankelijk is) tot missie heeft, ondersteunt de Chinese overheidsdiensten bij het opbouwen van de kennis die nodig is om de monitoring in de toekomst zelf uit te voeren.

De drie Chinese Emission Control Areas liggen rond de drukste Chinese havengebieden.

Leren van de Belgische ervaring

Begin mei 2018 werd Van Roy door de NRDC en het China Waterborne Transport Research Institute (afdeling van het Ministerie voor Transport) uitgenodigd om op een workshop in het Chinese Shenzhen te spreken over de regulering en handhaving van de uitstoot van schepen in de DECA zones. Vervolgens organiseerde de NRDC op 6 juni 2018 een workshop en media-event in Beijing, naar aanleiding van de tweede verjaardag van de Chinese DECA-implementatie. Weerom werd Ward Van Roy (samen met de Deen Jon Knudsen) geselecteerd om via teleconferentie zijn kennis over de zwavelthematiek te delen, de Belgische ervaringen toe te lichten, en het belang van de Chinese DECA-implementatie in de verf te zetten. “We rekenden erop dat de boodschappen van internationale experten China kunnen helpen om meer vooruitstrevende acties te ondernemen en een robuust monitoringprogramma op te zetten.” vertelt Freda Fung van NRDC. “Verder hoopten we dat de buitenlandse ervaringen inspirerend zouden werken, en niet enkel tot het verder ontwikkelen en uitvoeren van het verplicht wettelijk kader zouden leiden, maar ook tot het opzetten van vrijwillige acties om de zwaveluitstoot van schepen verder terug te dringen.”

Big in China

Het media-event werd een groot succes! De Chinese journalisten vonden het zeer waardevol om rechtstreeks van buitenlandse experten te horen hoe de handhaving in hun land wordt aangepakt, en of nieuwe technologieën om het zwavelgehalte in de uitstoot van schepen te reduceren efficiënt werken. “De Chinese media waren ook zeer enthousiast over het feit dat monitoring vanuit de lucht effectief een belangrijke schakel kan zijn in het opsporen van uitstootovertredingen op zee, en toonden een grote interesse in het Belgische pionierswerk.”, aldus Van Roy. “Enkele toonaangevende Chinese kranten (waaronder People’s Daily) en vele sectorspecifieke media (die berichten over scheepvaart, energie en transport), brachten een item over het media-event, en citeerden de Belgische onderzoeker met betrekking tot verschillende aspecten van zijn verhaal. Ward en de Belgische aanpak zijn nu beroemd in China!” vult Freda aan.

“Ward Van Roy en Jon Knudsen hebben gedetailleerd beschreven hoe de sniffer-technologie moet worden gebruikt om de in de lucht verspreide uitstoot van verontreinigende stoffen door schepen effectief op zee te controleren.”

“Ward Van Roy voorzag ook een verhelderende uitleg over het effect van ontzwaveling-scrubbers*, en het feit dat deze nog steeds bijdragen tot vervuiling wanneer het resulterende afvalwater niet wordt opgevangen en gezuiverd, maar rechtstreeks wordt geloosd.”

China Shipping Weekly, 06-07-18

“Zowel in relatie tot onze werkopdracht als gevoed door onze bezorgdheid om de kwaliteit van onze leefomgeving, waar ook luchtkwaliteit een belangrijk onderdeel van vormt, geeft de internationale interesse in het Belgische pionierswerk ons zeer veel voldoening en extra motivatie om verder te gaan op de ingeslagen weg.” sluit Van Roy af.

(c) KBIN/K. Moreau

Toekomstperspectieven

Intussen bekijken de wetenschappers van het Belgische luchttoezicht de mogelijkheden om hun expertise uit te breiden met het meten van stikstofverbindingen in de uitstoot van schepen op zee, waarvoor vanaf 2021 bij ons striktere normen zullen gelden. Ook blijven ze andere Noordzeelanden en de Europese Commissie informeren over het nut van dergelijke ‘sniffer’-vluchten boven zee, in de hoop dat dit de komende jaren niet alleen in China, maar ook rond de Noordzee wordt uitgebreid (en naar andere Europese zeegebieden) in de gezamenlijke aanpak van luchtvervuiling door schepen.

* Scrubbers zijn installaties waarin water ongewenste vervuilende stoffen uit een gasstroom kan verwijderen. Wanneer dat water vervolgens niet wordt opgevangen spreekt men van een ‘open systeem’, in het andere geval van een ‘gesloten systeem’.

Wetenschappelijke cruise met RV Oceania naar Spitsbergen

Wetenschappelijk onderzoek op de Noordzee of op de Arctische zee, de gelijkenissen zijn frappant! Gepassioneerde wetenschappers willen weten hoe de zee in elkaar zit om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op de veranderingen die de wereld meemaakt. Een verslag van 9 dagen aan boord van het Poolse oceanografisch onderzoeksschip Oceania.

RV Belgica en RV Oceania

Net zoals België, heeft Polen een eigen onderzoeksschip. De driemaster RV Oceania is eigendom van het Poolse Instituut voor Oceanografisch Onderzoek (IOPAN) en heeft ongeveer dezelfde leeftijd (°1985) en dezelfde lengte (iets minder dan 50 m) als onze eigen RV Belgica. Het schip wordt vooral gebruikt om in de Baltische zee wetenschappelijk onderzoek te verrichten. Eén keer per jaar vertrekt het schip echter naar het hoge noorden om er in de fjorden van Spitsbergen de invloed van de klimaatverandering op de Arctische zee te onderzoeken. Van woensdag 26 juli tot vrijdag 4 augustus 2017 was er, naast de 24 Poolse bemanningsleden en wetenschappers, ook een plaatsje aan boord voor een Canadese journaliste, en de Belgische wetenschapscommunicator Sigrid Maebe.

Wetenschappers en bemanning van RV Oceania tijdens AREX 2017

De kapitein van RV Oceania, Piotr Woźniak, kent onze RV Belgica goed. In de jaren ’90 nam hij deel aan de festiviteiten van de toenmalige Zeemacht in Zeebrugge en lag zijn militair schip naast de RV Belgica aangemeerd. Ook toen de 100ste verjaardag van de wetenschappelijke expeditie van de oude Belgica naar Antarctica werd gevierd, in 1997 in Antwerpen, kwam hij aan boord van ons onderzoeksschip. De schepen zijn zeer gelijkaardig, maar het feit dat de Oceania een zeilschip is, en dus een smallere romp heeft, maakt het binnenin een beetje krapper.

RV Oceania is uitgerust met alle mogelijke apparatuur om stalen te nemen van water, van organismen in zee (plankton in de waterkolom of benthos op de bodem), of om optische metingen te doen van de kleur van de zee om zo de eigenschappen van het water te bepalen. Door de beperkte ruimte, kunnen de Poolse wetenschappers enkel de stalen nemen en invriezen of fixeren, en dus niet bekijken aan boord. Later aan land hebben ze een half jaar tot een jaar nodig om de stalen van deze cruise allemaal te analyseren.

Onderzoek in Hornsund fjord

Voor deze wetenschappelijke cruise AREX’2017 (Arctic Expedition 2017), vertrok RV Oceania half juni in Polen, om via Noorwegen naar de eilandengroep Spitsbergen te varen. Eind augustus, 80 dagen later dus, zal het schip met honderden stalen en metingen terug in Polen aankomen. Dan zal ook het getal “30”, dat aan de zijkant van het schip naast een ijsbeer geschilderd staat, gewijzigd worden: de 31ste reis van RV Oceania naar Svalbard (Spitsbergen) zal dan afgerond zijn!

RV Oceania in Hornsund Fjord
De 31e reis van RV Oceania naar Spitsbergen zit er bijna op

Ik ging aan boord van RV Oceania in Longyearbyen, de hoofstad van Spitsbergen voor een 9-daagse wetenschappelijke cruise naar de Hornsund Fjord. Het doel van dit onderdeel van de reis was onderzoeken tot waar de invloed van de Atlantische oceaan in deze fjord in het zuidelijke deel van Spitsbergen voelbaar is. De Hornsund Fjord is eigenlijk het eerste gebied waar het Atlantisch water uit het zuiden de Arctische zee binnentrekt. Jaar na jaar ziet hoofdwetenschapper Sławomir Kwaśniewski het Atlantische water dieper de fjord intrekken, het zeewater wordt er zichtbaar warmer. Ook de planktongemeenschap schuift op: er worden vaker Atlantische soorten copepoden, kwallen en zeedruiven in de fjord waargenomen. Heel het ecosysteem verandert met de aanvoer van dit warme water. De wetenschappers zijn dan ook zeer blij wanneer ze toch ook echte Arctische soorten in hun planktonnet vinden. Dit jaarlijkse onderzoek van het IOPAN-instituut geeft een lange tijdsreeks met metingen en analyses die onmisbaar zijn om de gevolgen van klimaatverandering te begrijpen.

Multinet om planktonstalen te nemen op verschillende dieptes
Gelatineus plankton

Polar Station

De Poolse overheid heeft ook een onderzoeksstation aan land in Spitsbergen: het Polish Polar Station, ook in de Hornsund fjord. Het is een magische plaats, maar wandelen in de buurt kan niet zonder vuurwapen omdat je altijd voorbereid moet zijn op een ontmoeting met een ijsbeer (Ursus maritimus)! Tijdens de zomermaanden zijn er ongeveer 30 wetenschappers en technici gestationeerd, in de donkere wintermaanden een tiental. Zij onderzoeken de gletsjer die zowaar in hun achtertuin ligt. Verder meten ze voortdurend de magnetische stralingen en meteorologische omstandigheden van het gebied en bekijken ze de levensomstandigheden en het eetpatroon van de kolonie kleine alken (Alle alle, een grappig vliegende zeevogelsoort).

Polish Polar Station in de Hornsund Fjord

De twee “paparazzi”, zoals de journaliste en ik lachend genoemd werden, mochten één dag aan land gaan om kennis te maken met de wetenschappers Danek en Kasia. Die voormiddag controleerden ze de batterijen van de verschillende camera’s die opgesteld staan aan de nesten om te registreren hoe de ouders de kuikens komen voeden. De kuikens zelf zitten onder een hoop stenen en kan je op de camerabeelden niet zien. In de namiddag vingen de onderzoekers dan een aantal volwassen vogels om voedselstalen te nemen. Hiervoor “lepelen” ze als het ware het versgevangen plankton uit de keelzak van de kleine alk. Blijkbaar worden de kuikens vooral gevoed met een bepaalde larvestadium (stadium 5) van de planktonsoort Calanus glacialis. Ongelooflijk hoe die vogels, onder water, het verschil kunnen zien in de verschillende plaktonstadia en dan nog kunnen mikken om ze te vangen!

Kleine alken met cameras gericht op hun nesten

KBIN-onderzoekers

In het station maakte ik ook kennis met Alexandra, zij bestudeert verschillende gletsjers in de Hornsund fjord met een sonar. Zij spendeert dus uren in een klein bootje, vlak naast de gletsjer, om zo met behulp van geluidsgolven een beeld te krijgen van het deel van de gletsjer dat zich onder water bevindt. Alexandra is Pools, woont en werkt in Italië en kende het werk van een aantal OD Natuur collega’s (Vera Van Lancker en Giacomo Montereale Gavazzi) die gelijkaardig onderzoek doen met sonars, maar dan op de bodem van het Belgisch deel van de Noordzee. Ook Joana, die aan boord kwam voor het volgende deel van de cruise, had goede contacten met wetenschappers van het KBIN die schaaldieren bestuderen (Claude De Broyer en Cédric d’Udekem d’Acoz). En zo blijkt de goede reputatie van de KBIN-onderzoekers, ook zo ver van huis, weer bewezen!

IJsbeer, walvissen, plankton

Tijdens de 9-daagse reis hadden we blijkbaar veel geluk. Allereerst was het prachtig weer (zon, weinig wind, en een fijne 5°C). De weken ervoor was er enkel mist in de fjord en hevige wind op volle zee, wat het moeilijk maakt om stalen te nemen en wat het overweldigende uitzicht natuurlijk compleet verborgen houdt! Verder zagen we ook een ijsbeer in één van de kleinere baaien. Hij had zich te goed gedaan aan een grote prooi, de resten ervan lagen nog op een ijsschots. Het was een machtig zicht: een ijsbeer die zich van een ijsberg in het zeewater liet glijden en – verrassend snel – van ons wegzwom, terwijl hij zijn kop van links naar rechts bewoog, alsof hij wilde ruiken hoe ver of dicht het menselijk gevaar was. Zelfs de doorwinterde Spitsbergen-wetenschappers waren blij met deze unieke ontmoeting!

IJsbeer

In de fjord liet een bultrug (Megaptera novaeangliae) zich twee keer zien. Hij had een plaats in de fjord gevonden, dichtbij een gletsjer, waar het krioelde van voedzaam plankton, dus waarom verhuizen?

Bultrug

Vooral toen we op volle zee (1000 meter diep!) gedurende 48 uur continu optische metingen in het water deden, zagen we ook andere walvissen. Hoe fijn kan het zijn om 3 uur ‘s nachts, in volle licht, waterstalen te nemen, en te horen en te zien hoe walvissen of dolfijnen ons schip voorbijzwemmen? Het was dan ook een hele uitdaging om mezelf ’s avonds te dwingen om toch te gaan slapen en dus misschien een paar mooie uitzichten of walvissen te missen. De voor- en nadelen van de eeuwige zon in het noorden in deze tijd van het jaar!

Waterstalen nemen op volle zee

Ongerepte natuur?

Het leven aan boord van RV Oceania was opvallend gelijkaardig aan dat aan boord van RV Belgica (de Poolse taal uitgezonderd, die vormt een hele uitdaging!). Elke dag verse soep, af en toe een ijsje, kleine maar gezellige kajuiten en elke dag een uitdaging om een douche te nemen en je aan te kleden in een hokje dat van voor naar achter en van links naar rechts beweegt… Het grote verschil zie je pas wanneer je buiten, op het dek staat. Geen grijze horizon vol schepen aan de ene kant en appartementsgebouwen op de kust aan de andere kant. Op volle zee zie je enkel een grijze horizon zonder schepen en in de fjorden, een ongelooflijk mooi zonovergoten zicht van heuvels en bergen, eeuwige sneeuw en de niet zo eeuwige gletsjers. De gletsjers worden met een angstaanjagende snelheid kleiner. De zeekaarten op de brug van RV Oceania werden in 2014 aangepast, en bleken nu alweer niet meer te kloppen! Schokkend om te zien hoe de ongerepte natuur verandert als gevolg van het ondoordachte gedrag van mensen op duizenden kilometers daarvandaan…

Het beeld van de fantastische omgeving, de bergen, de gletsjers, de vogels, het plankton, de walvissen en de ijsbeer staan voor altijd in mijn geheugen gegrift en ik zal blijven mensen aansporen om de klimaatsverandering ernstig te nemen en te leren begrijpen! Doe gerust mee!

Tekst en foto’s: Sigrid Maebe

Meer informatie over IOPAN, RV Oceania en het onderzoek waar ze bij betrokken zijn, kan hier worden geraadpleegd. RV Oceania zal Polen verlaten voor ‘AREX’2018’ – de 32e reis van RV Oceania naar Svalbard – op 14 juni 2018, om pas terug te keren op 29 augustus (vaarschema 2018 – RV Oceania).

Lees ook het relaas van de Canadese journaliste Hannah Hoag.

Luchtobservaties boven de Noordzee in 2017

In het kader van het Belgisch programma voor luchtobservaties werd in 2017 in totaal 222 uur boven de Noordzee gevlogen. In en nabij de Belgische zeegebieden werden 11 verontreinigingen waargenomen, waarvan 10 operationele scheepslozingen en één accidentele lozing. Tijdens de controle van de zwaveluitstoot van schepen op zee werden 49 schepen geïdentificeerd met een verdachte, hoge hoeveelheid zwavel in hun uitlaatgassen. Tot slot werden tijdens een internationale campagne ter controle van offshore boorplatformen in het centraal deel van de Noordzee nog eens 26 olielozingen waargenomen. De Wetenschappelijke dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, is in België verantwoordelijk voor het luchttoezicht op zee.

Het Belgische luchttoezicht-vliegtuig. © KBIN/K. Moreau

In 2017 werd als deel van het Belgisch programma voor luchtobservaties in totaal 222 uur boven de Noordzee gevlogen. Hiervan werden 187 uren gepresteerd in het kader van de Belgische kustwacht in de Belgische en daaromliggende zeegebieden, 19 uur werd besteed aan internationale vluchten in het kader van de controle op olieplatformen in de noordzee (de zogenaamde ‘Tour d’horizon’), en 16 uur werd besteed aan zeezoogdierenmonitoring. Van de 187 Kustwacht-vlieguren werden er 40 besteed aan visserijcontrole, 2 aan gezamenlijke kustwachtoperaties en 145 aan pollutiecontrole (MARPOL handhaving op zee). In deze laatste categorie gingen 80 uren specifiek naar de controle op zwaveluitstoot door schepen en 65 uren naar de controle op verontreiniging door olie en andere schadelijke stoffen.

Operationele scheepslozingen

In 2017 werden in totaal 10 operationele verontreinigingen afkomstig van schepen waargenomen:

  • In twee gevallen ging het om een olievlek. Het betrof slechts kleine oliehoeveelheden met een beperkte impact op het mariene milieu. Dit ligt in lijn met de trend van de laatste jaren waarbij het aantal waargenomen operationele olieverontreinigingen steeds verder afneemt.

    Aantal geobserveerde operationele olieverontreinigingen per vlieguur. © KBIN/SURV
  • In vijf gevallen ging het om een andere schadelijke stof dan olie. Slechts in één van deze gevallen kon er een link gelegd worden met een schip; het betrof een vermoedelijke MARPOL Annex II inbreuk in Britse wateren, die werd gerapporteerd naar (en opgevolgd door) de Britse autoriteiten. In de vier andere gevallen was er geen schip in de buurt.

    Aantal geobserveerde operationele verontreinigingen van andere schadelijke stoffen per vlieguur. © KBIN/SURV
  • Tenslotte kon er in drie gevallen visueel niet worden achterhaald om welk type stof het ging.

Accidentele olieverliezen

Tijdens de vluchten in 2017 werd één accidentele olieverontreiniging vanuit de lucht waargenomen. Het betrof olieverlies afkomstig van het wrak ‘Fluvius Tamar’ dat in januari 2017 ver in zee zonk, in Britse wateren. Het toezichtsvliegtuig werd in 2017 ook ingezet bij andere scheepvaartincidenten, waarbij gelukkig geen verdere accidentele zeeverontreiniging werd vastgesteld:

  • Na de aanvaring tussen de bulk carrier ‘Coral Opal’ en de tanker ‘Silent’ in juni 2017 werd een luchtcontrole rond de site uitgevoerd, maar er werd geen verontreiniging vastgesteld.
  • Volgend op een melding door de Blankenbergse strandreddingsdiensten in augustus 2017, van een kleine verweerde olievlek vlak voor de kust, werd eveneens een luchtcontrole uitgevoerd. Tijdens deze vlucht konden in de ruime omgeving echter geen olieresten meer worden teruggevonden – vermoedelijk ging het hier om een beperkte opwoeling van oude stookolieresten afkomstig van het ‘Flinterstar‘ incident (2015), tengevolge van werkzaamheden nabij de vaargeul naar de haven van Zeebrugge.
  • Nadat in september 2017 de tanker ‘Seatrout’ strandde in de Westerschelde ter hoogte van de bocht van Bath, werd opnieuw een luchtcontrole uitgevoerd. Ook hier werden geen olieverliezen waargenomen.
    De Seatrout wordt door slepers van een zandbank getrokken in de bocht van Bath (Westerschelde). © KBIN/SURV

    Monitoring van de zwaveluitstoot door schepen

De 80 uren controle op zwaveluitstoot werden gespreid over 51 zogenaamde sniffer-vluchten. Van in totaal 870 schepen op zee werd op die manier de zwaveluitstoot gemeten. 49 schepen vertoonden verdacht hoge zwavelwaarden, die systematisch zijn gerapporteerd naar de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging.

Atmosferische pollutie door de zwaveluitstoot van schepen is van groeiend belang in het luchttoezicht. © KBIN/SURV

Internationale zending ‘Tour d’Horizon’

Tijdens de jaarlijkse internationale campagne ter controle van de boorplatformen in het centraal deel van de Noordzee (zgn. ‘Tour d’Horizon’ zending), uitgevoerd in het kader van het Bonn Akkoord werden 26 olievlekken waargenomen, waarvan er 22 rechtstreeks verbonden waren met een boorplatform, en vier op zee werden gespot zonder duidelijke link met een schip of platform. De Belgische expertise wordt hierbij ingezet in de wateren van alle Noordzeelanden. De bevindingen werden dan ook systematisch gerapporteerd aan de autoriteiten van de getroffen Kuststaten.

Verontreinigingen in Belgische havens

Tijdens de transitvluchten werden er 2 olievlekken waargenomen in de haven van Antwerpen. Deze verontreinigingen werden onmiddelijk gerapporteerd aan de bevoegde havenautoriteiten voor verdere opvolging.

Conferentie ‘Marine Sands as a precious resource’. 1 juni (10-16u). Museum voor Natuurwetenschappen, Brussel

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen organiseert in samenwerking met Universiteit Gent, Geologische Dienst van Nederland en de FOD Economie een conferentie over de zandvoorraden in het Belgische en Zuid-Nederlandse deel van de Noordzee. Hiermee wordt het Belspo project TILES (2014-2018) afgesloten dat zich vier jaar lang focuste op het zeezand voor onze kust. Op een interactieve manier worden de verschillende zandaspecten toegelicht: van de geologie en oorsprong van het zand, en de ruimtelijke verdeling en dynamiek van de zanden tot meer duurzame benaderingen van exploitatie. Hiertoe ontwikkelde tools worden voorgesteld en gedemonstreerd: modellen met volumetrische 3D pixels (‘voxels’) die informatie over de ondergrond bevatten, de koppeling met een numeriek instrumentarium die milieu-impacten kwantificeert, en een geologisch dataportaal met link naar een beslissingsondersteunende module die de voxelmodellen bevraagt. Een virtuele realiteit ervaring wordt tevens aangeboden! Gratis participatie, maar registreren voor 26 mei: vvanlancker@naturalsciences.be (subject: TILES registratie).

Projectinfo

Uitnodiging conferentie