KBIN en Zwin Natuur Park zenderen ooievaars

In het Zwin Natuur Park in Knokke-Heist werden eind juni drie jonge ooievaars voorzien van een zender. Dankzij hun zenders zullen deze Ooievaars voortdurend gevolgd kunnen worden. Met dit onderzoek willen het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en het Zwin Natuur Park documenteren welke gevolgen wijzigende omstandigheden in de overwinteringsgebieden hebben op het trekgedrag van de Ooievaars.

Jonge ooievaar die eind juni 2019 in het Zwin werd uitgerust met een GPS zender (© Zwin Natuur Park)

Sinds Leon Lippens in 1957 in het Zwin Natuur Park een introductieprogramma voor ooievaars Ciconia ciconia begon, kropen er al een vijfhondertal jongen uit het ei (de eerste in 1965). Meer dan 300 hiervan kregen een wetenschappelijke ring om de poot, in het kader van de langlopende onderzoekstraditie en samenwerking met het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De meerderheid werd ooit minstens één keer teruggemeld (gemiddeld vijf keer per teruggemelde ooievaar), vooral langsheen een as richting zuidwesten, doorheen de westelijke helft van Frankrijk en centraal Spanje. De verste terugmelding van een Zwin-ooievaar is bekend uit Algerije, op 2.164 kilometer van het Zwin. Maar er werden ook Belgische Ooievaars gemeld die in West-Afrika overwinterden, tot in Senegal en Mali. De ooievaar is één van de soorten waarvoor het Zwin in het kader van de EU-Vogelrichtlijn werd aangeduid als speciale beschermingszone.

Terugmeldingen van in België geringde ooievaars, 1965-2019 (© KBIN/Geoapp BeBIRDS)

Dit jaar telde de Zwin-populatie 13 broedparen. In de ruime omgeving konden echter nog 27 paren worden geteld (regio Knokke-Heist, Damme, Brugge, en over de Nederlandse grens) zodat de totale streekpopulatie in 2019 maar liefst 40 broedparen betrof. Enkele jaren geleden werd gestopt met het voederen van de Ooievaars in het Zwin, wat de verspreiding over een groter gebied vermoedelijk in de hand heeft gewerkt.

Naast ringen nu ook zenderen

Ook in 2019 ging in het Zwin aandacht naar het ringen van een aantal jonge ooievaars: op 5 juni werden 13 individuen van een wetenschappelijke ring voorzien. Deze ringen kunnen met een verrekijker of telescoop op afstand worden afgelezen, maar de kans dat een geringde ooievaar wordt waargenomen en gemeld blijft uiteindelijk behoorlijk klein. Hoewel de terugmeldingen ons veel leren, blijven het momentopnames. Met een zender kan een vogel echter voortdurend worden gevolgd, wat veel meer informatie oplevert over de overleving, de verplaatsingen en het habitatgebruik van de gezenderde vogels.

De zenders wegen slechts 25 gram en werken op zonne-energie (© Zwin Natuur Park)

Op 26 juni werden zo voor het eerst drie jonge Zwin-ooievaars (uit twee nesten) met een zendertje uitgerust. Ze wegen slechts 25 gram, wat minder dan één procent van het gewicht van de vogels vertegenwoordigt. Het gaat bovendien om zeer duurzame zenders: ze werken op zonne-energie en geven de gegevens die hun GPS verzamelt door via het GSM-netwerk. Geen nood wanneer er geen bereik is: alles wordt opgeslagen in een intern geheugen en doorgegeven van zodra het mogelijk is. Het is ook mogelijk om de zenderparameters (zoals de frequentie van de locatiebepalingen) van op afstand aan te passen. De nauwkeurigheid is verbluffend, posities worden tot op enkele meters na bepaald.

Het ruimtelijk gebruik van één van de gezenderde jonge ooievaars (periode 20-28 juli, de vogel verblijft nog rond de nestplaats) vertoont een zeer grote resolutie (© KBIN/Geoapp BeBIRDS)

Ooievaars op openluchtstorten

Vóór 1990 staken zowat alle West-Europese ooievaars in het najaar de Straat van Gibraltar (de zeeëngte die Spanje van Marokko scheidt) over om in West-Afrika te overwinteren. Sindsdien is er echter veel veranderd, en begrepen steeds meer ooievaars dat ze deze lange en energieverslindende tocht drastisch konden inkorten door in Spanje te blijven, waar ze op vuilnisbelten al het voedsel vinden dat ze nodig hebben. In de winter van 2018 – 2019 werden zo tot 46.000 overwinterende ooievaars geteld op het Iberisch schiereiland. Dit is maar liefst 20 procent van de West-Europese populatie. Deze vogels kennen bovendien een hogere overlevingskans, en zijn in het voorjaar sneller terug op de broedgronden waar ze dus de beste territoria kunnen inpikken.

De ooievaars hebben geen last van de zender op hun rug (© K. Moreau/KBIN)

Maar … er staan wolken aan de hemel van het Spaanse Ooievaarparadijs! De Europese ‘Waste Framework Directive’ verbiedt vuilnisbelten die aan de open lucht blootgesteld zijn, en de Europese Commissie klaagde Spanje in juni 2018 aan voor het Europese Hof van Justitie, naar aanleiding van het herhaaldelijk onbeantwoord blijven van oproepen om deze wetgeving ook in Spanje toe te passen. De Spaanse vuilnisbelten waar veel ooievaars gebruik van leerden maken, worden binnenkort dus gesloten. Dit zal de toestand en de omstandigheden van hun overwinteringskwartier grondig wijzigen. Met het zenderonderzoek willen het KBIN en het Zwin Natuur Park dus een bijdrage leveren tot het documenteren van de gevolgen die de gewijzigde toestand in Spanje zal hebben op het trekgedrag van de ooievaars.

Twee jonge gezenderde ooievaars in de Kleine Vlakte voor het Zwin (© K. Moreau/KBIN)

De resultaten van het onderzoek zullen op een specifieke projectpagina op de website van het Zwin Natuur Park (www.zwin.be) te volgen zijn. Het is de bedoeling dat in de volgende jaren nog meer ooievaars van een zender zullen worden voorzien.

Het Zwin Natuur Park is als internationale luchthaven voor vogels een kennis- en expertisecentrum voor de vogeltrek. Naast het ringen en zenderen van ooievaars, zet het Zwin Natuur Park ook in op het vogelringen. Van 1 augustus tot 20 oktober 2019 zal er bijna elke dag worden geringd, waarbij het publiek ook een inkijk in deze activiteit kan krijgen. In België wordt het wetenschappelijk ringen van vogels gecoördineerd door de groep BeBIRDS van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN).

EuroGOOS, het Europees Waarnemingssysteem voor de Wereldzeeën

EuroGOOS is de Europese component van het Global Ocean Observing System van de Intergouvernementele Oceanografische Commissie van UNESCO (IOC GOOS). Het EuroGOOS-secretariaat is gevestigd in Brussel, heeft 44 leden en ondersteunt vijf regionale systemen in Europa. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en meer bepaald het Marine Forecasting Centre van dit instituut, is één van deze leden en is betrokken bij het North West Shelf Operational Oceanographic System (NOOS).

EuroGOOS identificeert prioriteiten, verbetert de samenwerking en promoot de voordelen van operationele oceanografie om ervoor te zorgen dat er duurzame waarnemingen in de Europese zeeën worden verzameld die de basis vormen voor een reeks geschikte producten en diensten voor mariene en maritieme eindgebruikers.

De EuroGOOS-werkgroepen, netwerken van waarnemingsplatforms (task teams) en regionale systemen (ROOS) bieden fora voor samenwerking en voor het ontsluiten van hoogwaardige mariene gegevens, en leveren gemeenschappelijke strategieën, prioriteiten en normen. De vele EuroGOOS-netwerken werken aan geïntegreerde, duurzame en doelgerichte Europese oceaanobservatie, die het EOOS-kader (European Ocean Observation System) ondersteunt.

EuroGOOS Algemene Vergadering – Nieuwe Relevantie, Nieuwe Strategie

Op 8 en 9 mei kwam de Algemene Vergadering van EuroGOOS bijeen in Heraklion, onder auspiciën van het Hellenic Centre for Marine Research en George Petihakis, voorzitter van EuroGOOS. De EuroGOOS strategie en integratie waren de belangrijkste thema’s op de agenda. De bijeenkomst werd bijgewoond door EuroGOOS-leden en voorzitters van de EuroGOOS-activiteiten (werkgroepen, infrastructuurteams en de Regional Operational Oceanographic Systems – ROOS).

De Vergadering besprak de evolutie van de organisatie en brainstormde over de EuroGOOS-strategie voor 2020-2030. Het brainstormen werd gedaan aan de hand van een interactieve sessie onder de vorm van een World Café, en behandelde vier belangrijke thema’s van de strategie: high-level prioriteiten, uitdagingen, partnerschappen en nationale voordelen en belangenbehartiging. De resultaten van deze brainstorming zullen worden omgezet in de strategie en een bijhorend routekaart, waarbij het eerste ontwerp in de zomer zal worden voorbereid. De nakende OceanObs19 conferentie zal een verdere bijdrage leveren aan de voorbereiding van de strategie.

De Vergadering besprak ook manieren om een betere integratie tussen de verschillende EuroGOOS-activiteiten te bekomen. EuroGOOS task teams (netwerken van oceaanobservatietechnologieën) en werkgroepen (op het gebied van wetenschap, technologie, data-integratie en kustgebieden) leveren goede praktijken en analyses van de stand van zaken, terwijl de EuroGOOS Regional Operational Oceanographic Systems (ROOS) zorgen voor regionale coördinatie. Eind 2019 zal EuroGOOS een integratieworkshop organiseren waarin al deze activiteiten worden samengebracht, om te brainstormen en afspraken te maken over de nieuwe EuroGOOS-strategie, en over de steun die daarvoor van het EuroGOOS-leiderschap wordt verwacht.

Glenn Nolan (EuroGOOS General Secretary), George Petihakis (EuroGOOS chair) en Sebastien Legrand (Marine Forecasting Centre, Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen) schudden de hand op de nieuwe kantoorovereenkomst. © Dina Eparkhina/EuroGOOS

Nieuwe leden, een nieuwe thuis

 Tijdens het formele gedeelte van de vergadering warden drie nieuwe leden van EuroGOOS goedgekeurd en van harte welkom geheten: SHOM (Frankrijk), PLOCAN (Spanje) en NIVA (Noorwegen). Vertegenwoordigers van deze organisaties presenteerden hun activiteiten en toekomstige bijdragen aan EuroGOOS, die betrekking hebben op technologische ontwikkeling, integratie, monitoring van de oceanen en oceaangeletterdheid. De Vergadering heeft ook een nieuw lid voor de Raad van Bestuur verkozen – Holger Brix van het Helmholtz-Zentrum Geesthacht in Duitsland. Twee leden van de Raad van Bestuur traden af na de voltooiing van hun volledige mandaat – de Vergadering bedankte Urmas Lips (Tallinn University of Technology, Estland) en Bernd Brugge (Federaal Agentschap voor Maritieme en Hydrografische Zaken, BSH, Duitsland) voor hun bijdrage aan het werk van de Raad in de afgelopen zes jaar. Tijdens de Vergadering tekende voorzitter George Petihakis ook de kantoorovereenkomst tussen EuroGOOS en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), vertegenwoordigd door Patrick Roose en Sebastien Legrand. Vanaf eind 2019 zal het KBIN het EuroGOOS-secretariaat onderbrengen in zijn Brusselse kantoren (waar ook het Belgisch Museum voor Natuurwetenschappen is gevestigd).

Tekst: Dina Eparkhina (EuroGOOS), Kelle Moreau (RBINS)

Wanneer originaliteit je doet varen – Een klas uit het 4e op de Belgica

De naamgeving van de Belgica II, het nieuwe Belgische onderzoeksschip dat eind 2020 de Belgica zal opvolgen, werd aangekondigd op 25 april 2019 en deed heel wat inkt vloeien. Maar indien originaliteit en cinematografische creativiteit de belangrijkste selectiecriteria waren geweest, zou het nieuwe schip “Gamma Ruspo” heten. Deze naam werd voorgesteld door de leerlingen van klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen). Ook voor de meest originele video werd een beloning aangekondigd, dus werden de leerlingen op maandag 20 mei verwacht in de militaire haven van Zeebrugge, om een halve dag op de Belgica mee te varen. Kapitein Haddock’s schaduw zal boven de Noordzee zweven…

Op 6 november 2018 lanceerde het Federaal Wetenschapsbeleid een wedstrijd om de naam van het nieuwe Belgische oceanografische schip te bepalen. Na een eerste fase, waarin de scholen een naam konden voorstellen (met een video ter verduidelijking) en een tweede fase waarin iedereen uit zes geselecteerde voorstellen kon kiezen, kondigde de Federale minister van Wetenschapsbeleid op 25 april 2019 de gekozen naam aan: “Belgica II”.  De winnende klas 1LA van Athénée Maurice Destenay in Luik, kon dezelfde dag nog genieten van een zeereis met de Belgica.

Er werd echter ook een tweede winnaar gekozen om de meest overtuigende video te belonen, waarbij originaliteit voorop stond. Voor deze prijs heeft een jury bepaald dat klas 4B van het Institut de la Providence de Champion (Namen) de meest originele productie heeft ingezonden. Hun video is geïnspireerd op de stripfiguren Kuifje en Zonnebloem en legt uit waarom ze het nieuwe schip “Gamma Ruspo” zouden hebben genoemd. Op maandag 20 mei 2019 kreeg deze klas ook een dagtocht met de RV Belgica als geschenk.

Wetenschappers geven uitleg over de meetapparatuur op een tripode die dadelijk op de zeebodem zal worden gezet.

Het Institut de la Providence de Champion, een groene school met belangstelling voor de mariene wetenschappen

Het Institut de la Providence de Champion is een school die op initiatief van de directie, de leerkrachten en de studenten, sinds lange tijd steeds meer initiatieven op het gebied van milieubescherming ontplooit: installatie van fotovoltaïsche panelen, vervanging van alle verlichtingsarmaturen door LED’s, beheer van bijenkasten met een educatieve bijenkorf in het klaslokaal, ondertekening van het “Green deal sustainable canteens”-contract, zachte mobiliteitsweek van 20 tot en met 24 mei 2019, investeringen in herbruikbare bekers en waterfonteinen, milieucertificeringsproces, enz.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat de studenten van het 4e B van het Institut de la Providence de Champion over de naamgevingswedstrijd hoorden. Vooraleer een naam voor te stellen voor de opvolger van de Belgica, werd iedereen uitgenodigd om dit eerbiedwaardige schip te onderzoeken en er meer over te weten te komen. De jongeren leerden dat het belangrijke informatie verzamelt die bijdraagt aan het denken over onder meer duurzame visserij, offshore windturbines, diepzee-mijnactiviteiten en offshore energieopwekking en -opslag. De bundeling van informatie maakte het mogelijk om denklijnen te lanceren om originele namen te formuleren voor de opvolger van de Belgica.

Het was bijzonder druk in de laboratoria van de Belgica.

Gamma Ruspo

Na een kleurrijk debat koos de 4B voor originaliteit. Waarom noemen we dit schip niet “Gamma Ruspo”?

Gamma rus wat? De “Gammarus pulex” is een soort garnaal, “ruspo” betekent “ik zoek” in het Latijn en het is niet nodig om de relatie tussen het woord “gamma” en de wereld van de wetenschap te specifiëren.

Toen de naam eenmaal was gekozen, was het tijd om over te gaan naar het tweede deel van de wedstrijd: film een anderhalve minuut durende video om de voorgestelde naam op een originele manier te presenteren. Een kleine groep studenten improviseerde als filmploeg en maakte eind januari zonder hulp van iemand anders een videoclip waarin zeer Belgische personages (Kuifje en Zonnebloem) worden geassocieerd met het speelse en wetenschappelijke universum van “C’est pas sorcier” (Frans educatief televisieprogramma). Het resultaat kende op het net een bescheiden succes en leidde tot reacties tot in Oostenrijk (de clip is vertaald in de drie landstalen).

Vertolking van Kuifje – één van de protagonisten uit het winnende filmpje – door één van de leerlingen.

De ontknoping

In februari 2019 werd de knoop doorgehakt: “Gamma Ruspo” werd niet geselecteerd als een van de namen waaruit het publiek zou kunnen kiezen. De studenten waren later zeer verbaasd om te horen dat de nieuwe Belgica…” Belgica 2″ zal heten! Ze hadden niet gedacht dat deze wedstrijd tot deze naam zou leiden, hoewel het een sterk merk is dat de geschiedenis en traditie van het Belgisch marien onderzoek eert.

De studenten van Providence toonden zich echter sportief, en gaven toe dat de naam die ze hadden voorgesteld waarschijnlijk niet voldoende bruikbaar was. Een beetje teleurstelling, maar nog steeds de voldoening van te hebben deelgenomen aan een geweldige groepservaring en een geweldige video.

April 2019, grote verrassing: een bericht van de organisatoren van de wedstrijd deelde mee dat hun inzending de wedstrijd voor de meest originele video heeft gewonnen.

Dominique Rappe, leraar Frans van de 4B’s, reageert: “Het is geweldig dat de klas werd beloond, omdat velen van hen het denken ver hebben doorgevoerd en hun belangstelling voor biologie, klimaat en wetenschap in het algemeen hebben bewezen. Het filmteam was volledig autonoom en het was echt hun intuïtieve talent dat werd beloond. Iedereen keek er naar uit om op maandag 20 mei in te schepen op de Belgica voor een excursie. We hebben dit bezoek grondig voorbereid zodat de jongeren zoveel mogelijk informatie konden verzamelen bij de wetenschappers die die dag onderzoek deden. En ze interviewden ook de militairen die het schip besturen. De klas heft zelfs een kleine animatie (een lied) aangeboden om de volwassenen te bedanken die hen ontvingen in hun professionele wereld.”

De leerlingen staan versteld van hoeveel er over een flesje zeewater kan worden verteld.

Inventariseren van macro- en microplastics in de Belgische visserijgebieden en op de stranden

De onderzoekspartners van het EFMZV-FIVA-onderzoeksproject MarinePlastics hebben het startschot gegeven voor een studie die precies in kaart brengt hoeveel en welke types plastic voorkomen op de Belgische visgronden. Het gaat zowel om grotere stukken afval (macroplastics groter dan 5 mm) als minuscule plasticdeeltjes (microplastics kleiner dan 5 mm).

Europa vraagt al sinds 2012 dat elke lidstaat cijfers verzamelt rond macroplastics op de zeebodem. Vanaf dit jaar moeten er ook data verzameld worden rond microplastics in het sediment en in het water. Ook het afval op de stranden moet van Europa worden gemonitord.

Het project MarinePlastics onderzoekt meteen ook in welke mate er microplastics opduiken in  de commerciële vissoorten uit onze visserijgebieden. De onderzoekers maken het onderscheid tussen de plastic deeltjes in de vissenmaag (die mensen niet mee consumeren) en de visfilet (die we wel opeten).

Onze mariene omgeving staat garant voor een rijke variatie aan plastic en ander afval (© K. Moreau/KBIN)

Macroplastics in zee en aan de kust

Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) verzamelt al bijna 10 jaar op vrijwillige basis gegevens over plastic, dat aan boord van de onderzoeksvaartuigen wordt gehesen binnen bestaande meetcampagnes gericht op de staat van de visbestanden en de impact van menselijk activiteiten op zee. Het plastic dat in de visslepen zit, werd volgens de voorschriften van OSPAR en de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) gesorteerd, beschreven, gemeten en gewogen. Het zijn die data die nu een statistische diepteanalyse ondergaan.

Afval dat van de zeebodem werd opgevist (© ILVO)

Bavo De Witte: “Uit een eerste ruwe interpretatie blijkt al dat de hoeveelheid aangetroffen macroplastic toeneemt, en dat er sprake is van hotspot-vindplaatsen zoals de baggerloswal Zeebrugge Oost waar men havenslib naar toe brengt en waar de stroming een bezinkingseffect teweeg brengt.” De analyse moet kwantitatieve en kwalitatieve trends duidelijk maken. Ook vergelijking met cijfers uit het buitenland wordt mogelijk.

ILVO en de Operationele Directie Natuurlijke Milieus van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN-OD Natuur) willen ook onderzoeken of het afval kan gelinkt worden aan menselijke activiteiten zoals toerisme, industrie of visserij. Daarnaast zal per type afval bestudeerd worden of de hoeveelheden stijgen of dalen.

Het KBIN concentreert zich eveneens op  wat aanspoelt op de Belgische stranden. Die hoeveelheid aangespoeld afval neemt niet af, merken ze uit voorafgaande analyses. Ook op de stranden is de toestand slecht, volgens de  evaluatie van de Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Groter en kleiner afval (voornamelijk plastic) dat op onze stranden werd verzameld (© K. Moreau/KBIN)

Microplastics in sediment, water en commerciële vis

Microplastics kunnen rechtstreeks in het milieu komen door slijtage van autobanden, via kledij of via zepen en scrubs. Een eerdere studie heeft aangetoond dat tot 50% van deze ‘land-gebaseerde’ microplastics uiteindelijk in zee terechtkomen.

Microplastics accumuleren in het water en op de zeebodem en breken nog verder af tot nanopartikels (kleiner dan 1 micrometer). Vroeg of laat worden deze micro- en nanoplastics opgenomen door vissen, mosselen, garnalen en andere dieren, waardoor ze uiteindelijk in de menselijke voedselketen terechtkomen. Een deel van die kleine plastic deeltjes blijft ongetwijfeld achter in het deel dat we niet opeten, zoals de maag van een vis. Een gedetailleerde karakterisering van microplastics in bepaalde zee- en visserijproducten zal duidelijk maken hoeveel microplastics we nu echt opeten. Dat is belangrijk om de potentiële gezondheidsrisico’s van microplastics te kunnen inschatten.

Microplastic op filter (© ILVO)

“Bij een wetenschappelijke risicoanalyse moeten er namelijk altijd twee factoren in rekening gebracht worden”, verduidelijkt onderzoeker Bavo De Witte. “Ten eerste: in welke mate word je blootgesteld aan de stof – in dit geval microplastics? En ten tweede: is er een toxisch effect dat geassocieerd kan worden met die mate van blootstelling? Geen van deze twee vragen wordt momenteel adequaat beantwoord door de wetenschap. Dus voor we uitspraken kunnen doen over de (on)schadelijkheid ervan, gaan we nu eerst en vooral in kaart brengen hoeveel microplastics een mens precies binnen krijgt.”

Binnen dit project slaan KBIN-OD Natuur en ILVO ook de handen in elkaar om de aanwezigheid van microplastics in het marien milieu te bestuderen. De Europese regelgeving verwacht immers dat elke lidstaat de hoeveelheid microplastics in de zeebodem en zeewater opvolgt.

MarinePlastics is een initiatief van ILVO en KBIN – OD Natuur.

EFMZV – FIVA staat voor Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij en Financieringsinstrument voor Vlaamse visserij. Het is een onderzoeksfinancieringskanaal voor visserijgerelateerde onderwerpen via Europese en Vlaamse fondsen.

Documenteren van onderwatergeluid in de Belgische Noordzee

Geluid is overal. Niet alleen op het land, maar ook in de zeeën en oceanen. Sommige geluiden zijn van natuurlijke oorsprong, maar ook menselijke activiteiten dragen bij aan het mariene geluidslandschap. We hebben nog geen goed zicht op de types en de verspreiding van deze onderwater-geluiden, laat staan op de effecten die ze kunnen hebben op de mariene fauna. Eind mei 2019 werd in het Belgische deel van de Noordzee een permanent akoestisch opnamestation geïnstalleerd. Deze belangrijke verwezenlijking is gekaderd in het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS). De nieuwe apparatuur zal wetenschappers helpen begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.

Wetenschappelijk duiker Alain Norro (KBIN/MARECO) bij de voorbereiding van de installatie van het permanent akoestisch opnamestation in de Belgische wateren. © KBIN

Als u zich de onderwaterwereld voorstelt als een stille en serene wereld, moet u die gedachte misschien herzien. Geluiden zijn alomtegenwoordig, ook in het mariene milieu. Onderwatergeluid kan worden geproduceerd door natuurlijke (golven, weer, dieren) en antropogene (scheepvaart, bouw) bronnen. Ons begrip van de effecten van deze geluiden op de mariene fauna is echter nog steeds beperkt. In de afgelopen jaren kreeg de introductie van onderwatergeluid in het mariene milieu meer politieke en wetenschappelijke aandacht en worden er monitoringsystemen opgezet.

Impulsief geluid

Het grootste deel van de monitoring-inspanning gaat naar impulsief geluid. Deze categorie van geluid bestaat uit geluiden met een korte duur (impulsachtig), die grotendeels ongewenst en van antropogene oorsprong zijn. Het heien van funderingspalen bij de bouw van offshore windturbines, sonars en de vernietiging van munitie op zee zijn de bekendste bronnen van impulsief geluid. Deze kunnen schadelijk zijn voor de mariene fauna. Een tijdelijke verplaatsing van Bruinvissen Phocoena phocoena werd al aangetoond tijdens heiwerkzaamheden, en wetenschappers hebben ook enig inzicht gekregen in de effecten van impulsieve geluiden op vissen. Maar om de volledige impact op deze en andere mariene organismen te begrijpen, is nog veel meer onderzoek nodig. De groeiende kennis wordt vertaald in regelgeving. Zo schrijft de Belgische wetgeving nu al voor dat het geluidsniveau van impulsieve geluiden bij heiwerkzaamheden niet hoger mag zijn dan het niveau waarop schadelijke effecten kunnen worden aangetoond. De drempelwaarde is momenteel gedefinieerd op 185 dB op 750 m van de geluidsbron. Wanneer deze grenswaarde wordt overschreden, moeten er geluidsbeperkende maatregelen worden toegepast.

Continu geluid

Ons begrip van de niveaus en ruimtelijke en temporele patronen van continue omgevingsgeluiden in het mariene milieu is momenteel veel minder ontwikkeld. Deze geluiden – meestal van lage frequenties – kunnen een stijgende trend vertonen als gevolg van de toename van menselijke activiteiten zoals scheepvaart, baggerwerk, zandwinning, visserij en duurzame energieproductie op zee. Mogelijke negatieve effecten op de mariene fauna kunnen subtiel en chronisch zijn en zijn daarom moeilijker in te schatten. De beperkte hoeveelheid beschikbare gegevens laat nog geen rapportage aan nationale en internationale beleidsmakers toe.

De Westhinder meetpaal. © A. Norro/KBIN

Doorlopende monitoring van het onderwatergeluid

Aangezien de geluidsbronnen, de geluidsoverdracht en de verspreiding van kwetsbare soorten allemaal grensoverschrijdende kwesties zijn, moeten deze ook grensoverschrijdend worden aangepakt. De internationale rapportage-verplichtingen van de EU-lidstaten in het kader van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) vormen een sterke stimulans voor de ontwikkeling van een regionale aanpak, zowel wat het monitoren als de methodologie betreft. België heeft zich effectief geëngageerd om bij te dragen tot een dergelijke internationale aanpak en de resultaten te gebruiken voor de nationale evaluatie. Om dit te bereiken, sloot het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) zich aan bij het project ‘Joint Monitoring Programme for Ambient Noise North Sea’ (JOMOPANS).

In dit project is KBIN onder meer verantwoordelijk voor de installatie van een permanent akoestisch opnamestation in het Belgische deel van de Noordzee. Het Westhinderplatform werd als geschikte locatie gekozen. De Westhinder fungeerde aanvankelijk als een automatisch elektronisch lichtplatform, en speelt nu ook een belangrijke rol als knooppunt van het monitoringnetwerk van het Vlaams Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust. Eind mei 2019 werd het geluidsopnamestation JOMOPANS aan dit platform toegevoegd. Technici van respectievelijk het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust en wetenschappelijke duikers van het KBIN zorgden respectievelijk voor het lucht- en onderwatergedeelte van de installatie. Het instrument zal continu omgevingsgeluid monitoren dat wordt gegenereerd door zowel natuurlijke als antropogene bronnen. Bekijk de illustratieve video!

Naar een op kennis gebaseerd beheer

“Het recent geïnstalleerde akoestische opnamesysteem zal de hoogwaardige data leveren die nodig zijn om de types (niveau en frequentie) en timing van geluiden rond het Belgische meetstation te beschrijven.” zegt Alain Norro, wetenschappelijk duiker van het KBIN. “In combinatie met de gegevens van andere JOMOPANS stations, zullen we zo beginnen te begrijpen hoe het onderwatergeluid over de Noordzee is verspreid.” Het Belgische station zal dan ook een essentieel onderdeel zijn van het netwerk dat de nodige informatie zal leveren om wetenschappers en beheerders in staat te stellen omgevingslawaai te integreren in hun beoordeling van de milieutoestand van de Noordzee. In een volgende stap zal de doeltreffendheid van verschillende opties om de potentiële milieu-impact van omgevingslawaai in het Noordzeebekken te verminderen, worden geëvalueerd.

JOMOPANS is een Interreg-project (Noordzeeregio) dat wordt gefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling van de Europese Unie. Het projectconsortium bestaat uit 11 partners uit 7 landen (RBINS is de enige Belgische partner) en wordt gecoördineerd door Rijkswaterstaat (Nederland).

Zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’ in De Haan

Van 1 juli tot 31 augustus 2019 loopt in het gemeenschapshuis ‘t Schelpestik te De Haan (Vosseslag 131, 8420 De Haan) de zomertentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Het lokale aanspoelen van de vinvis Antonius in oktober 2018 vormde de aanleiding voor het initiatief, en diverse skeletonderdelen van dit imposante dier keerden inmiddels terug naar De Haan om de ruggengraat van de tentoonstelling te vormen. De gemeente De Haan spaarde daarnaast echter ook geen moeite om diverse experten en collecties aan te spreken en aldus een unieke verzameling zeezoogdierenbeenderen en walvisgerelateerde items samen te brengen. De tentoonstelling is in deze periode dagelijks te bezoeken tussen 10 en 13 uur en van 14 tot 17 uur, en de toegang is gratis. Een tip voor de zomermaanden!

© KBIN/K. Moreau

Antonius

Op 24 oktober 2018 werd het kadaver van een Gewone Vinvis Balaenoptera physalus opgemerkt in het Belgische deel van de Noordzee. Omdat het in een drukke scheepvaartroute dobberde, werd beslist om het gecontroleerd aan land te brengen. Op 25 oktober, rond 02.00 uur ‘s nachts, arriveerde het kadaver zo op het strand van Vosseslag, De Haan. Binnen één dag was alles opgeruimd. Haast was nodig omdat er een springtij zat aan te komen. “Het was aan fantastische ervaring om getuige te zijn van de perfecte samenwerking tussen vele overheidsdiensten, op elk bestuursniveau, en wetenschappelijke instellingen, met als resultaat een grondig wetenschappelijk onderzoek én een snelle en efficiënte verwijdering van de resten.” zegt Jan Haelters, coördinator van het Belgische strandingennetwerk en marien bioloog aan het KBIN, met terechte fierheid.

Opruimen van het kadaver van vinvis Antonius © KBIN/J. Haelters

De autopsie, uitgevoerd door dierenartsen en studenten van de universiteiten van Gent en Luik en biologen van het KBIN, wees uit dat het bijna volgroeide mannetje, 18 m lang en ca 30.000 kg zwaar, waarschijnlijk een natuurlijke dood was gestorven. “Ik zag meteen het potentieel van deze gebeurtenis, en verzocht de gemeenteraad om toestemming om delen van het skelet te laten prepareren.” deelt Wilfied Vandaele, burgemeester van De Haan, mee. Die toestemming kwam er, en de faculteit Diergeneeskunde van de UGent prepareerde naast de onderkaken ook een borstvin en een ruggewervel van de walvis, die intussen de naam Antonius had gekregen.

De indrukwekkende kaken van vinvis Antonius zijn terug in De Haan en vormen de centrale blikvangers van de tentoonstelling ‘Kijk, een walvis’. Meerdere personen passen er netjes in. © KBIN/K. Moreau
Borstvin van Antonius © KBIN/K. Moreau

Zeezoogdieren in De Haan

Vinvis Antonius vormt uiteraard de blikvanger van de tentoonstelling, maar met dit dier was De Haan op het vlak van onfortuinlijke zeezoogdieren niet aan haar proefstuk toe. “Van een aantal zeldzame specimens die in deze gemeente aanspoelden werden eerder ook reeds delen geprepareerd en ondergebracht in de collectie van het KBIN.” verduidelijkt Olivier Pauwels, conservator van de vertebratencollectie van het KBIN. Burgemeester Vandaele voegt hieraan toe “We kregen enkele skeletten en overblijfselen van zeezoogdieren in bruikleen, bijvoorbeeld de schedel van een in 1843 bij ons aangespoelde jonge Orka Orcinus orca. Deze items worden in het tweede deel van de tentoonstelling gebruikt om het leven en de problemen van zeezoogdieren te belichten.”

Schedel van de jonge Orka die in 1843 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Verder vonden ook twee schedels van Gewone Spitssnuitdolfijnen Mesoplodon bidens (moeder met jong, aangespoeld in 1933 te Harendijke in de deelgemeente Wenduine) en eentje van een Griend Globicephala melas (aangespoeld in 1995 in De Haan) hun weg van Brussel naar de zomerexpo. En omdat deelgemeente Wenduine een bijzondere relatie heeft met de Bruinvis Phocoena phocoena (de soort figureert in het wapenschild van Wenduine), werd ook een schedel van een Bruinvis aan de door het KBIN uitgeleende verzameling toegevoegd. “Dankzij vinvis Antonius en de eerder in De Haan aangespoelde dieren, en dankzij de samenwerking met de gemeente De Haan, krijgen we de kans om twee grote pijlers van ons instituut – onderzoek en collectie – aan elkaar te verbinden en samen in de kijker te plaatsen!” glundert Kelle Moreau, marien bioloog en woordvoerder van het KBIN.

Schedel van het volwassen vrouwtje Gewone Spitssnuitdolfijn dat in 1933 aanspoelde in Wenduine © KBIN/K. Moreau

Extra informatie en activiteiten

Tot slot bezochten medewerkers van De Haan ook het Nederlandse natuurcentrum Ecomare uit Texel. Hier werden enkele dolfijnenskeletten ontleend, en een reeks historische gebruiksvoorwerpen die verband houden met de walvisjacht. In de rand van de expositie vinden bovendien nog een aantal nevenactiviteiten plaats. Zo zijn er onder meer een fiets- en wandelzoektocht en crea-workshops voor kinderen.

De unieke combinatie van het verhaal (en onderdelen) van Antonius met diverse andere biologische en historische verhalen, verteld aan de hand van zeldzame artefacten, uitgewerkt op overzichtelijke infopanelen en uitgebreid met aanvullende activiteiten, maakt dat ‘Kijk, een walvis’ de moeite van een bezoek meer dan waard is! Een aanrader voor jong en oud, en een waardevolle tip voor de zomermaanden!

Mummies in Afrika

… of toch zo dicht als je in Brussel bij Afrika kan zijn. Op vrijdag 14 juni bezocht het MUMM-team van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuur-wetenschappen (KBIN) in het kader van hun jaarlijkse teambuilding immers het vernieuwde AfricaMuseum in Tervuren.MUMM (in het Nederlands beter bekend als de BMM) staat voor ‘Management Unit of the Mathematical Model of the North Sea’ en groepeert de KBIN-wetenschappers die de overheid adviseren in verband met menselijke activiteiten in het Belgisch deel van de Noordzee (het MARIMA-team), het luchttoezicht uitvoeren (het SURV-team, waarbij ook de OO-MMM-piloten werden uitgenodigd) en daarnaast onder meer ook de federale monitoring van zeezoogdieren op zee uitvoeren, het strandingennetwerk coördineren, eutrofiëring bestuderen en aan Europa rapporteren over de gezondheids-toestand van ons stukje Noordzee. Ook de ontwikkeling en het onderhoud van wetenschappelijke websites en toepassingen van de Operationele Directie Natuurlijk Milieu (OD Natuur, de grootste wetenschappelijke directie binnen het KBIN) gebeurt door specialisten van MUMM (het SWAP-team). Een groot en divers team dus, dat tijdens de teambuilding-dag een aantal keren verschillend werd opgedeeld om werknemers met verschillende taken/moedertalen met elkaar in contact te brengen!Voor het bezoek aan het AfricaMuseum kozen de mummies voor de gidsbeurt ‘A blend of Central Africa’, waarin gedurende twee uren onder meer werd stilgestaan bij de materiële cultuur, het immaterieel erfgoed en de biodiversiteit van Centraal Afrika. Er kon natuurlijk ook niet worden voorbij gegaan aan de Belgische koloniale geschiedenis, en hoe we daar in de huidige context mee om kunnen gaan. Hedendaagse thema’s als de multiculturele samenleving en duurzame ontwikkeling maakten het verhaal af. Sommigen waagden zich ook aan enkele Afrikaanse danspasjes.Na het interessante museumbezoek en een wandeling bij perfecte weersomstandigheden maakten we voor de lunch onze opwachting in het Tervuurse restaurant De Linde, waar we genoten van de juni-editie van het marktmenu. De opeenvolging van zeer gesmaakte voorproevertjes, voorgerechten, hoofdgerechten en desserts, vergezeld van aperitieven en aangepaste wijnen (uiteraard optioneel), maakte dat we het restaurant voldaan verlieten.De productie van een groepsfoto was zowat het enige waartoe we nadien nog in staat waren. Uit pure noodzaak zochten we daarna een naburig terrasje op, om verder te bekomen van het feestmaal.

Wie hard werkt, moet af en toe ook  hard ontspannen!

Boven, van links naar rechts: Ronny Schallier, Yolande Maes, Karien De Cauwer, Alexander Vermeire, Jan Haelters, Brigitte Lauwaert, Mia Devolder, Abdel Eslama, Geert Present, Kelle Moreau / Onder, van links naar rechts: Samuël Orsi, Lucien Schwind, Nabil Youdjou, Annelore Van Nieuwenhove, Ruth Lagring, Dries Noppen, Ward Van Roy, Kobe Scheldeman, Michel Kapel, Pieter Janssens

Zeezoogdieren in België in 2018

Wetenschappers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen vatten de beschikbare informatie over zeezoogdieren in België in 2018 samen in het rapport Strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en opmerkelijke andere soorten in België in 2018. De nieuwste editie bevat naast een bespreking van de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren, opmerkelijke vissen en een Lederschildpad in 2018 ook opiniestukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Kadaver van Gewone vinvis in de Belgische wateren op 24 oktober 2018 (© KBIN/SURV)

Het KBIN heeft, zoals elk jaar, gegevens samengebracht over zeezoogdieren in België, met medewerking van SEALIFE Blankenberge, de Universiteit van Luik en Natuurpunt. In 2018 spoelden 134 zeezoogdieren dood of stervend aan in België, waarvan 89 Bruinvissen, 1 Witsnuitdolfijn, 1 Gewone vinvis, 18 Grijze zeehonden, 11 Gewone zeehonden en 14 zeehonden die niet tot op soort gebracht werden. Daarnaast verzorgde SEALIFE Blankenberge 30 zeehonden: 17 Grijze en 13 Gewone (het hoogste aantal Grijze zeehonden ooit, en voor het eerst meer Grijze dan Gewone zeehonden).

Kadaver van Gewone vinvis op het strand van De Haan op 25 oktober 2018 (© KBIN/Jan Haelters)

Van de Bruinvissen met gekende doodsoorzaak was 10% gestorven door verdrinking in visnetten, en 30% door predatie door Grijze zeehonden. De Gewone vinvis, een mannetje van 18 m lang dat dood op zee gevonden was, was vermoedelijk door een natuurlijke doodsoorzaak gestorven. Het aantal gestrande dode en stervende zeehonden (43) was het hoogste aantal ooit. Zes van de Grijze en één van de Gewone zeehonden waren vermoedelijk gestorven door incidentele vangst. Een Grijze zeehond stierf verstrikt in een stuk nylon touw, en een andere stikte in een platvis.

Tuimelaars in de Belgische wateren op 16 juli 2018 (© KBIN/SURV)

De meest opvallende waarnemingen in 2018 waren zeer hoge aantallen Bruinvissen in april (geschat op bijna 20.000 in onze wateren, op basis van tellingen vanuit de lucht) en het relatief frequent voorkomen van Tuimelaars.

Het jaarrapport bevat verder kaderstukjes over de zin en onzin van opvang van zeehonden, de impact van afval op zeezoogdieren en het gebruik van de haven van Nieuwpoort als rustplaats voor zeehonden.

Gewone zeehonden in de haven van Nieuwpoort op 17 november 2018 (© Linda Vanthournout)

Geïnteresseerden kunnen het nieuwe rapport, alsook voormalige rapporten, bekomen via www.marinemammals.be/reports.

Meer dan 40 ondertekenaars van de Brusselse Verklaring over klimaatverandering en oceanen

Op 19 februari vond de internationale conferentie ‘Climate Change and Oceans Preservation’ plaats op initiatief van de twee Belgische ministers van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling en van de Noordzee. De Verklaring van Brussel werd enthousiast ontvangen op de conferentie en de steun blijft komen. 33 landen en 11 organisaties hebben de verklaring ondertekend.

De Verklaring van Brussel roept op om vooruitgang te maken in een aantal lopende processen, in het bijzonder de onderhandeling van een nieuw verdrag over biodiversiteit op hoge zee en de nieuwe doelstellingen onder het Biodiversiteitsverdrag.

De Verklaring heeft ook als grote verdienste de vele bestaande engagementen rond oceanen en klimaat voor het eerst samen te brengen in één document dat landen ondertekenen en roept op om een passend gevolg te geven aan het oceanenrapport van de VN-klimaatcommissie dat in september 2019 uitkomt.

Landen maar ook organisaties hebben de verklaring ondertekend

Verschillende landen ondersteunen de verklaring: Europese landen maar ook landen uit Afrika, Latijns-Amerika, Azië en vele eilanden. Chili, waar de volgende klimaatconferentie (COP25, of “the Blue COP”, zoals de Chileense Minister voor Leefmilieu het noemt) in december 2019 zal plaatsvinden, heeft zich ertoe verbonden de doelstellingen van de verklaring op deze conferentie te bevorderen. Onder andere de volgende landen ondertekenden de verklaring: België, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Portugal, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Denemarken, Albanië, Bosnië-Herzegovina, Noorwegen, Ijsland, Monaco, Gabon, Ivoorkust, Marokko, Kaapverdië, Chili, Costa Rica, Nicaragua, Peru, Tadzjikistan, Dominicaanse Republiek, Gemenebest Dominica, Marshalleilanden, Sao Tome en Principe, Seychellen, St. Lucia, St. Kitts en Nevis, St. Vincent en de Grenadines … Er tekenden ook verscheidene internationale organisaties waaronder: EIB (European Investment Bank), Future Ocean Alliance (een onafhankelijke organisatie die wordt gefinancierd door de Global Environment Facility – ’s werelds grootste donor voor milieuverbeteringsprojecten), Wind Europe, Ocean Energy Europe, Air Centre, Natural Resources Defense Council (NRDC), Global Ocean Trust, Ocean Care, de KBRV (Koninklijke Belgische Redersvereniging), het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) en het KBIN (Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen).

Tijdens een event dat begin april in New York door de Permanente Vertegenwoordiging van België bij de Verenigde Naties georganiseerd werd, riep de Belgische ambassadeur landen op om zich bij deze groeiende groep te voegen. De nieuwe ondertekenaars werden op 7 mei door Ministers Marghem en De Backer uitgenodigd voor de tweede ondertekeningsceremonie op de FOD Volksgezondheid.

“De toestand van de biodiversiteit is helaas een uiterst zorgwekkende actuele kwestie geworden. Met de Verklaring van Brussel wil de federale overheid zich er samen met de ministers, ambassadeurs en vertegenwoordigers van 33 landen en verschillende organisaties toe verbinden om de uitdaging van de klimaatimpact op de oceanen aan te gaan. Ik roep andere landen op om zich bij ons aan te sluiten om ons optreden op Europees en internationaal niveau te versterken”, voegde Marie Christine Marghem toe.

Omzetten in de praktijk

België timmert al meteen druk aan de weg om de verklaring in de praktijk om te zetten. Onlangs zaten Belgische en Europese oceaan- en klimaatonderhandelaars samen om te kijken hoe ze oceanen concreet deel kunnen laten uitmaken van de volgende klimaat-COP en België trekt mee de groep van de “Friends of the Blue COP”. 2019, met op het einde de blauwe klimaattop, is een unieke kans om klimaatmaatregelen aan te gaan voor de oceaan.

Om de daad bij het woord te voegen, heeft Minister De Backer op 7 mei ook officieel de Belgische steun uitgesproken voor het 30×30 initiatief, een call for action om tegen 2030 30% van de oceaan te beschermen. Ons land heeft niet minder dan 35% van het Belgische deel van de Noordzee beschermd, maar om de oceaan echt een kans te geven tegen klimaatverandering is een netwerk van grote en efficiënte mariene beschermde gebieden nodig. België zal dit objectief pushen in de verschillende klimaat-, oceaan- en biodiversiteitsprocessen.

“Alleen door internationaal samen te werken kunnen we de klimaatverandering en de nadelige effecten ervan op zeeën en oceanen tegengaan. Iedereen moet een inspanning leveren. Daarom onderteken ik het internationale engagement om tegen 2030 30 procent van onze oceanen te beschermen. België is nog ambitieuzer en beschermt vandaag al 35 procent van onze Noordzee. Samen houden we oceanen en zeeën proper”, concludeerde Philippe De Backer.

Tekst: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties roept op tot een beter bestuur van de mondiale zandvoorraden.

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties (UNEP – United Nations Environment Programme) lanceerde op 7 mei 2019 in Genève een nieuw rapport waarin de standpunten van verschillende belanghebbenden in verband met de duurzaamheidsuitdagingen van zandwinning en zandgebruik worden onderzocht. UNEP wil met dit rapport een wereldwijde discussie over zandwinning stimuleren, in aansluiting op de recente goedkeuring van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering.

Duurzaamheidsuitdagingen bij de wereldwijde ontginning en gebruik van zandvoorraden

De schaal waarop zand- en grindwinning wereldwijd plaatsvindt, maakt het één van de grote duurzaamheidsuitdagingen van de 21e eeuw. Jaarlijks wordt naar schatting 40 tot 50 miljard ton zand gewonnen uit groeven en putten, in rivieren, langs kusten en in het mariene milieu. De groeiende wereldbevolking, de verstedelijking, verschuivingen in onze consumptiepatronen, en de hiermee gepaard gaande ontwikkeling van infrastructuur, zijn belangrijke factoren die de ontginning van gemakkelijk beschikbare zandbronnen hebben doen verdrievoudigen over de laatste twee decennia. Zonder zand immers geen beton, geen asfalt, geen glas, … en dus ook geen scholen, ziekenhuizen, wegen, zonnepanelen en andere noodzakelijke infrastructuur. Ook waterzuivering en landwinning zijn grote gebruikers. Zand wordt zelfs gebruikt bij de industriële productie van electronica en cosmetica … Na water is het tegenwoordig de meest ontgonnen natuurlijke hulpbron. Verder hebben dammen en winning de sedimenttoevoer van rivieren naar veel kustgebieden verminderd, wat heeft geleid tot verminderde afzettingen in rivierdelta’s en versnelde stranderosie.

De groeiende trend van niet-duurzame en illegale zandwinning in mariene, kust- en zoetwater-ecosystemen heeft verstrekkende gevolgen voor het milieu, de maatschappij en de economie (bv. toerisme, visserij). Wetenschappelijk onderzoek en opvolging, alsook een adequaat beleid ter ondersteuning van een verantwoorde winning en consumptie, lopen in grote delen van de wereld echter achter. De internationale handel in zand en grind blijft intussen verder groeien. Door de grote vraag in regio’s zonder lokale zand- en grindvoorraden zal deze bedrijfsactiviteit naar verwachting met 5,5% per jaar toenemen. Als gevolg van internationale zandwinningsverboden, zandwinning voor landwinningsprojecten, en de effecten van ongereguleerde zandwinning in internationale rivieren, is zand- en grindwinning ook een snel groeiende grensoverschrijdende kwestie geworden.

Er is geen wereldwijde monitoring van het zandgebruik. Cement is echter goed gerapporteerd. Uit de monitoring van deze gegevens blijkt dat de cementproductie de afgelopen twee decennia is verdrievoudigd. (© UNEP/GRID-Geneva)

Nieuwe oplossingen voor een beter bestuur van wereldwijde zandreserves

Het Milieuprogramma van de Verenigde Naties erkent de noodzaak om de wereldwijde beleidslijnen en normen in overeenstemming te brengen met de plaatselijke beschikbaarheid van zand, de ontwikkelingsbehoeften en de handhavingsrealiteit, en zet zich in om deze uitdagingen onder de aandacht te brengen om, samen met alle stakeholders, beter te besturen. De organisatie kijkt dan ook uit naar de verdere ontwikkeling van doeltreffende instrumenten die een betere opvolging van de winning en het gebruik van zandvoorraden, en een efficiënte besluitvorming in verband met het beperken van de gevolgen van zandwinning, mogelijk zullen maken.

Zandverwerking aan land (© Shutterstock)

Het nieuwe rapport ‘Sand and Sustainability: Finding New Solutions for Environmental Governance of Global Sand Resources’ is geënt op deze thematiek. Het vestigt de aandacht op de duurzaamheidsuitdagingen en oplossingen voor de zandwinning en -consumptie, en beveelt gezamenlijke acties aan om de bestaande normen te actualiseren, monitoringprogramma’s op te zetten en een dialoog op gang te brengen in de gehele gebruiksketen. Bijkomend wordt gepleit om onnodige zandconsumptie te vermijden, toenemend gerecycleerde en alternatieve materialen te gebruiken, en milieu-impacten te reduceren door meer verantwoorde ontginningspraktijken. Het rapport kwam in oktober 2018 tot stand tijdens een dialoog tussen deskundigen, gefaciliteerd door UNEP/GRID-Genève (GRID = Global Resource Information Database) en de Universiteit van Genève met financiering van het Zwitserse Federale Ministerie van Milieu.

VN-resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen

Het ‘Sand and Sustainability’-rapport sluit aan op de recente goedkeuring (april 2019) van een nieuwe resolutie over een beter bestuur van minerale hulpbronnen door de vierde VN-milieuvergadering, en werd officieel voorgesteld op 7 mei 2019 in het Palais des Nations, Genève, in aanwezigheid van Mevr. Joyce Msuya, waarnemend directeur van het UNEP. De resolutie stuurt aan op het verzamelen van informatie over duurzame praktijken en kennishiaten, en op het oplijsten van uitvoeringsstrategieën en beoordelingsmethodes. Verslag dient te worden uitgebracht aan de vijfde zitting van de milieuvergadering van de Verenigde Naties.

Lossen van zand dat op zee werd gewonnen, Oostende, België (© KBIN)

Mariene zandontginning in België

Intussen investeert België verder in een beter beheer van haar minerale grondstoffen. In de Belgische mariene wateren wordt al meer dan 40 jaar zand ontgonnen onder de bevoegdheid en controle van de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie. “Om het beheer op de lange termijn te ondersteunen, werd voor het Belgisch en zuidelijk Nederlands deel van de Noordzee een geologische kennisbasis ontwikkeld die de beschikbare hoeveelheden per zandkwaliteit bevraagbaar maakt.” verduidelijkt Vera Van Lancker van de onderzoeksgroep ‘Suspended Matter and Seabed Monitoring and Modelling’ van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. “Een koppeling met een numeriek instrumentarium laat bovendien toe om verschillende impactscenario’s van extractie te verrekenen.” Het eindrapport van het project TILES of  ‘Transnational and Integrated Long-term Marine Exploitation Strategies’ is beschikbaar op de website van het Belgisch Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO). Gezien de voorraden niet onuitputbaar zijn, wordt gepleit voor meer doordachte ontginningsstrategieën.

Zand is geen hernieuwbare grondstof. (© Shutterstock)