Je mening over Natura 2000 en het maatregelenprogramma voor onze Noordzee

Van 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021 organiseert de Dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid twee openbare raadplegingen over het milieubeleid in onze Noordzee: één in het kader van Natura 2000 en één in het kader van de Mariene Strategie.

  • Het ontwerp van de instandhoudingsdoelstellingen en het ontwerp van de beheerplannen voor Natura 2000 in het Belgische deel van de Noordzee:

De Europese Habitat- en Vogelrichtlijn verplicht de lidstaten beschermde gebieden (Natura 2000-gebieden) in te stellen voor de bescherming van habitats en soorten. In het Belgische deel van de Noordzee werd tot nu toe 37% als Natura 2000-gebied aangewezen. De beschermde habitats in deze gebieden zijn de zandbanken, grindbedden en banken van schelpkokerwormen. De bruinvis, de gewone en de grijze zeehond zijn de beschermde soorten.

Om tot een goed beheer van de Natura 2000-gebieden te komen, vraagt de Europese Commissie dat er instandhoudingsdoelstellingen vastgelegd worden en dat er beheerplannen opgesteld worden. Die geven aan wat er binnen het Belgische deel van de Noordzee nagestreefd en ondernomen wordt om de ‘gunstige staat van instandhouding’ van de beschermde habitats en soorten te herstellen of te behouden.

  • Het ontwerp van het maatregelenprogramma voor de Belgische mariene wateren, in het kader van de Mariene Strategie:

De Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRMS) verplicht elke Europese lidstaat om een mariene strategie op te stellen voor de bescherming, het behoud en het herstel van het mariene milieu. Het doel is om een goede milieutoestand te bereiken en een duurzaam gebruik van de mariene wateren te garanderen.

Het maatregelenprogramma voor de Belgische mariene wateren omvat een waaier aan maatregelen die betrekking hebben op verschillende milieuaspecten zoals biodiversiteit, bodemintegriteit, onderwatergeluid en waterkwaliteit. Het betreft onder meer sensibiliseringsacties, bijkomende controle en handhaving en milieuherstellende maatregelen.

DG Leefmilieu coördineert de uitvoering van de KRMS voor België. De wetenschappelijke dienst BMM van het KBIN is verantwoordelijk voor de coördinatie van de monitoring en de beoordeling van de toestand. Dit proces gebeurt in samenwerking met verschillende partners.

Samenhang tussen Natura 2000 en de Mariene Strategie

Natura 2000 en de Mariene Strategie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.  Een goede milieutoestand en duurzaam gebruik van het marien milieu zijn essentieel om de Natura 2000-gebieden uit te bouwen. De bescherming van de habitats en soorten in deze Natura 2000-gebieden zijn op hun beurt belangrijk om de biodiversiteitsdoelen uit de Mariene Strategie te bereiken.

Bovendien zijn een aantal maatregelen vereist voor zowel het bereiken van de goede milieutoestand als voor het beschermen van habitats en soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het gaat bijvoorbeeld om de bescherming van de zeebodem, het herstel van grindbedden en een methodiek voor de beoordeling van cumulatieve effecten.

Het nieuwe maatregelenprogramma geeft daarom niet enkel invulling aan de doelstellingen van de Mariene Strategie, maar ook aan de instandhoudingsdoelstellingen van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn. Omgekeerd werden de instandhoudingsdoelstellingen afgestemd op de geactualiseerde milieudoelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie uit 2018 en werden de bestaande beheerplannen herzien op basis van het nieuwe maatregelenprogramma.

Deze openbare raadplegingen komen voort uit het Verdrag van Aarhus, dat iedereen het recht geeft op inspraak bij beslissingen over het milieu.

Meer info:

Alle documenten en meer informatie over hoe je je opmerkingen kan bezorgen, vind je op www.consult-leefmilieu.be:

Duik in de toekomst in gloednieuwe expo Zeekracht

Voor een buitengewoon dagje aan zee kan je vanaf deze zomer ook in Mechelen terecht. Technopolis opent vanaf begin juli namelijk Zeekracht, een gloednieuwe expo waar je je het ene moment aan de kust, het volgende moment op de bodem van de zee en niet veel later in de haven van de toekomst waant. En dat allemaal dankzij een fraai staaltje technologie. Zeekracht is de eerste expo in Technopolis waar je in een immersieve digitale omgeving als het ware ondergedompeld wordt in een toekomst waar wetenschap en technologie centraal staan. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen is partner in de nieuwe expo, en leverde expertise over het opvolgen en beperken van de ecologische impact van offshore windparken en het stimuleren van onderwaternatuur in dergelijke projecten.

© Technopolis

Vanaf begin juli 2021 opent Zeekracht, een gloednieuwe expo in Technopolis waar je in de zee en de haven van morgen kan duiken. En dat mag je behoorlijk letterlijk nemen. Via projecties en interactieve vloeren en wanden lijkt het alsof je helemaal kopje onder gaat en op de bodem van de zee wandelt waar vissen rondom je voeten zwemmen en je overal volgen. Als je verder kijkt, dan zie je onder andere drijvende zonnepanelen, onderwaterboerderijen en bubbelgordijnen die bruinvissen beschermen tegen onderwaterlawaai. Kortom, zo zag je de zee en de haven nog nooit.

Dat komt doordat Technopolis voor het eerst gebruik maakt van een immersieve digitale ruimte om bezoekers als het ware onder te dompelen in een duurzame toekomst waar wetenschap en technologie centraal staan. Zeekracht is niet alleen een visueel en technologisch hoogstandje. Inhoudelijk vertelt de expo een bijzonder sterk toekomstverhaal waarin wetenschap en innovatie de kracht van de zee optimaal benutten en haar tegelijk beschermen. Daarbij komen belangrijke thema’s aan bod zoals scheepvaart, hernieuwbare energie en voeding.

Die thema’s werden verwerkt in allerlei leuke opdrachten. Al spelend krijg je antwoorden op vragen zoals “Kweken we ons eten binnenkort op een onderwaterboerderij?”, “Komen er kunstmatige energie-eilanden voor Blankenberge of Oostende te liggen?” en “Wat is de kracht en het belang van de zee?”. Daarnaast kan je zelf een windturbine ontwerpen en de stroom aan land brengen, vissoorten ontdekken met een onderwaterdrone, manieren onderzoeken om groene energie op te wekken en op te slaan…. Via een gigantische interactieve haventafel reis je naar de haven (of zeggen we beter energiehub) van de toekomst en ontdek je hoe/of we binnenkort vaarwel zeggen tegen schepen op fossiele brandstoffen.

© Technopolis

Praktisch

Zeekracht is een expo die jong en oud zal weten te fascineren. Jongeren vanaf 12 jaar en volwassenen kunnen zich verdiepen in de talrijke thema’s die aan bod komen en kunnen geïnspireerd raken om (later) zelf aan de slag te gaan in de mariene en maritieme sector. Voor jongere kinderen is vooral het visuele spektakel de moeite alsook de technologie van de immersieve digitale ruimte die maakt dat bv. vissen en andere grafische elementen hun bewegingen volgen. De toegang tot Zeekracht is inbegrepen in de toegangsprijs voor Technopolis.

Spreekbuis voor duurzame ontwikkelingsdoelen VN

Technopolis noemt zich met trots SDG (Sustainable Development Goals) Voice en gebruikt Zeekracht als spreekbuis voor een reeks doelstellingen vastgelegd door de Verenigde Naties om van de wereld een betere plek te maken tegen 2030. Via Zeekracht laten Technopolis en haar partners (doel 17 – betrekken stakeholders) zien hoe belangrijk betrouwbare en duurzame energie is (doel 7), waarom actie tegen klimaatverandering echt nodig is (doel 13) en hoe de zee op een duurzame manier kan benut worden met alle respect voor het leven in het water (doel 14).

Stephane Berghmans, CEO Technopolis: “Zeekracht is de eerste expo in Technopolis waar je als het ware binnenwandelt in de toekomst en met eigen ogen kan zien en ervaren hoe we met wetenschap en innovatie die toekomst duurzamer kunnen maken. Dat was niet mogelijk geweest zonder de financiële en inhoudelijke bijdrage van onze partners, stuk voor stuk boegbeelden van innovatie in België. We hopen dat we samen heel wat kinderen en jongeren zullen inspireren om later bij te dragen aan onze zogenaamde “blauwe economie”. Zeg nu zelf, welke beroepen spreken nog meer tot de verbeelding dan zeebioloog, windparkontwerper of zeewierboer? Wat ze ook kiezen later, onze boodschap is klaarhelder: de beste stuurlui voor onze toekomst staan niet allemaal aan wal. Iedereen kan én mag meewerken aan een betere wereld.

De partners

Zeekracht is een parel van een co-creatieproject. Voor deze baanbrekende expo ging Technopolis in zee met CMB, DEME, Jan De Nul, Port of Antwerp, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, UGent, Vliz, Flux50 en Belgian Offshore Platform.

Campagnevideo

© Technopolis

Online evenement ‘Milieueffecten van offshore windparken’

WinMon.BE @ ULg Colloquium, dinsdag 18 mei 2021

WinMon.BE, het Belgische programma voor milieumonitoring van offshore windparken, is in 2008 van start gegaan en wordt gecoördineerd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN). KBIN en de WinMon.BE partners INBO (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek), ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek) en Marbiol (Onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent), evalueren de omvang van de verwachte effecten van offshore windmolenparken op het mariene ecosysteem en trachten de processen achter deze effecten bloot te leggen.

Op 18 mei, van 9:00 tot 12:00, organiseert het WinMon.BE-consortium een evenement om de resultaten van het monitoringprogramma te delen en te bespreken. Dit symposium wordt georganiseerd als een nevenevenement van het 52e Liège Colloquium on Ocean Dynamics (Towards an understanding and assessment of human impact on coastal marine environments, 17-21 mei 2021; http://labos.ulg.ac.be/gher/home/colloquium/colloquium-2021/), en zal in het Engels verlopen.

De lessen die uit het WinMon.BE-programma werden getrokken, zullen worden gepresenteerd, gevolgd door een panelgesprek. Tijdens dit gesprek zal bijzondere aandacht worden besteed aan de nexus wetenschap-beheer-beleid als beste manier om te komen tot een milieuvriendelijke implementatie en een ecosysteemgericht beheer van offshore hernieuwbare energiebronnen. Deze sessie is gratis en gericht op wetenschappers, industrie, managers en beleidsmakers.

Programma (in het Engels):

  • 9:00 – 9:05: Welcome (Vincent Van Quickenborne – Minister of North Sea)
  • 9:05 – 9:15: Introduction ‘Setting the scene’ (Brigitte Lauwaert – RBINS)
  • 9:15 – 9:40: Keynote: ‘Using a decade of WinMon.BE results to plan for the future’ (Steven Degraer – RBINS)
  • 9:40 – 9:50: ‘The importance of long-term monitoring for environmental impact assessment: epifaunal communities in Belgian OWFs’ (Mirta Zupan, Francis Kerckhof, Bob Rumes & Steven Degraer – RBINS)
  • 9:50 – 10:00: ‘Evolution of piling activities because of increasing insights in associated effects’ (Bob Rumes, Elisabeth Debusschere, Jan Haelters & Alain Norro – RBINS)
  • 10:00 – 10:10: ‘Adaptive survey strategies to assess the impact of OWFs on seabirds’ (Nicolas Vanermen, Wouter Courtens, Marc Van de Walle, Hilbran Verstraete & Eric Stienen – INBO)
  • 10:10 – 10:25: Q&A
  • 10:25 – 10:35: Break
  • 10:35 – 10:45: ‘Functioning of the benthic ecosystem in OWFs: food webs and biogeochemical cycling’ (Ulrike Braeckman, Nene Lefaible, Tom Moens, Jan Vanaverbeke & Steven Degraer – UGent)
  • 10:45 – 10:55: ‘Accounting for opportunities and threats of OWFs for nature conservation’ (Annelies De Backer, Jolien Buyse & Kris Hostens – ILVO)
  • 10:55 – 11:10: Q&A
  • 11:10 – 11:55: Panel Discussion: ‘WinMon.BE: ready for accommodating the future of OWFs?’ Panelists: Ghada El Serafy (Deltares), Annemie Vermeylen (Belgian Offshore Platform), Jesse Verhalle (FPS Health, Food Chain Safety and Environment), Brigitte Lauwaert (RBINS/MUMM) & Steven Degraer (RBINS/MARECO)
  • 11:55 – 12:00: Closing remarks (Steven Degraer – RBINS)

Registratie:

Deelname aan het WinMon.BE evenement is gratis, maar registratie is vereist via de volgende link: http://labos.ulg.ac.be/gher/home/colloquium/colloquium-2021/registration/

Meer informatie over WinMon.BE:

Gedetailleerde informatie over de resultaten van het WinMon.BE-monitoringprogramma is te vinden in de jaarverslagen op https://odnature.naturalsciences.be/mumm/nl/windfarms/.

© KBIN

Luchtobservaties boven de Noordzee in 2020

In 2020 realiseerde het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in het kader van het nationale programma voor luchtobservaties 158 vlieguren boven de Noordzee. Er werden 10 gevallen van operationele zeeverontreiniging door schepen waargenomen, en een accidentele zeeverontreiniging ten gevolge van een aanvaring tussen 2 tankers. Ook werden bij 10 schepen verdachte zwavelwaarden opgemeten in de rookpluimen. Sinds 2020 kunnen ook stikstofemissies worden gemeten met de sniffer-sensor. Met deze uitbereiding blijft België een internationale trekkersrol vervullen op het gebied van de monitoring van scheepsemissies. Het vliegtuig nam ondanks de Covid-19 pandemie ook met succes deel aan een internationaal gecoördineerd toezicht op de olie- en gasinstallaties in het centrale deel van de Noordzee. Verder werden ook de jaarlijkse zeezoogdierentellingen met succes uitgevoerd.

Het Belgische luchttoezichtvliegtuig in actie. © NL Coastguard

Overzicht van de toezichtvluchten

In het kader van het nationale luchttoezichtprogramma werd in 2020 158 uren boven de Noordzee gevlogen. Dit programma wordt georganiseerd door de Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, in samenwerking met Defensie. Door de Covid-19 pandemie konden minder vlieguren worden gepresteerd dan initieel voorzien.  Mits de uitwerking en toepassing van een uitvoerig Covid-19 schakelplan werd in deze uitzonderlijke en moelijke omstandigheden echter alsnog een aanzienlijk deel van de voorziene uren (ca.75%) gepresteerd.

Het merendeel van de vlieguren betrof nationale vluchten (136 uren):

  • 128 uren in het kader van taken van de Belgische kustwacht:
    • 92 uren pollutiecontrole: 56 uren voor toezicht op lozingen van olie en andere schadelijke stoffen (MARPOL Annex I, II en V) en 36 uren voor de monitoring van de zwaveluitstoot door schepen (handhaving van MARPOL Annex VI / SECA – Sulphur Emission Control Area of Zwavelemissiecontrolegebied, zie verder);
    • 27 uren visserijcontrole, in opdracht van de Vlaamse dienst Zeevisserij;
    • 9 uren waarbij vluchten werden geactiveerd naar aanleiding van diverse meldingen, waaronder een aanvaring met vervuiling, een aanzienlijke accidentele olievervuiling op de Westerschelde, een melding van grote hoeveelheden bruine materie die algen bleken te zijn en een melding van een walvis in Belgische wateren.
  • 8 uren zeezoogdierenmonitoring.

Verder werden 22 uren besteed aan internationale vluchten, met name aan de Tour d’horizon-missie ter controle van boorplatformen in de Noordzee (een internationale opdracht in het kader van het Bonn Akkoord).

Accidentele zeeverontreiniging

Op 12 en 13 mei 2020 werd als gevolg van een aanvaring tussen 2 tankers,  de m/t Isolde en m/t Navigator Ceres, een accidentele zeeverontreiniging waargenomen met een andere schadelijke vloeistof dan olie. De vervuiling  was afkomstig van de licht beschadigde Isolde. De olieachtige sporen (beperkt volume) die gedurende 2 dagen en 4 opeenvolgende vluchten op het zeeoppervlak nabij de Isolde werden waargenomen bleken niet veroorzaakt door ladingverlies, maar door een accidenteel verlies van Bioneptan, een bio-olie die wordt gebruikt om de schroefaandrijving te smeren. Gezien de aard en het beperkte geloosde volume (< 100L) vormde deze accidentele vervuiling geen grote dreiging voor het mariene milieu.

Accidenteel verlies van Bioneptan vanaf de m/t Isolde. © KBIN/BMM

Operationele scheepslozingen

Naast de accidentele verontreiniging werden in 2020 10 gevallen van operationele verontreiniging door schepen waargenomen:

  • 2 kleine olieverontreinigingen (MARPOL Annex I) waarbij de vlekken niet gelinkt konden worden aan een schip.

  • 8 verontreinigingen door andere schadelijke vloeistoffen dan olie (MARPOL Annex II). Één van deze verontreinigingen kon aan een schip worden gelinkt. Er werd een controle aangevraagd in de volgende aanloophaven, hieruit bleek dat het een toegelaten lozing van zonnebloemolie-restanten betrof (MARPOL Annex II).
  • De BMM ontvangt ook regelmatig alerts van satellietdetecties van mogelijke zeeverontreinigingen. Deze Clean Sea Net (CSN) satelliettoezichtsservice wordt aangeboden door het Europese Agentschap voor de Veiligheid van de Scheepvaart (EMSA). In 2020 voerde het vliegtuig 5 keer een verificatie-opdracht uit naar aanleiding van een CSN satellietdetectie-alarm van een mogelijke verontreiniging in het Belgische toezichtsgebied. In één geval werd effectief een verontreiniging bevestigd vanuit het vliegtuig, waarbij het ging om een andere schadelijke vloeistof dan olie. Bij de overige 4 verificaties werd niets (meer) geobserveerd. Voor elke verificatie werd feedback bezorgd aan EMSA.

De cijfers tonen aan dat het aantal olieverontreinigingen het laatste decennium sterk gereduceerd is (eerste grafiek), maar dat verontreinigingen door andere schadelijke stoffen nog steeds een courant probleem zijn, dat zelfs in stijgende lijn lijkt (tweede grafiek). Hierbij dient vermeld dat  het vaak gaat om lozingen die conform de internationale lozingsstandaarden zijn, zoals vervat in Annex II van het MARPOL Verdrag. Vanaf 2021 gaat een verstrenging van de MARPOL Annex II lozingsstandaarden van kracht voor de zogenaamde ‘persistent floaters’ zoals paraffine-achtige stoffen. De komende jaren zal de impact van deze verstrenging van lozingsstandaarden op zee worden gemonitord.

Olieverontreiniging in Belgische havens en de Westerschelde

Tijdens de transitvluchten van de luchthaven van Antwerpen (de thuisbasis van het vliegtuig) naar de Noordzee werd één olievlek waargenomen in de haven van Antwerpen en één accidentele olieverontreiniging in de Westerschelde. Deze was het gevolg van corrosie tussen de ballast- en sludgetanks van het containership Hansa Rendsburg, waardoor bij het legen van de balasttank sludge (oliebezinksel) mee naar buiten werd gepompt. Beide vaststellingen werden onmiddellijk gerapporteerd aan de bevoegde autoriteiten om een opvolging te verzekeren.

Monitoring van de zwavel- en stikstofuitstoot door schepen op zee

Door de toepassing van een sniffer-sensor in het vliegtuig staat ons land bekend als een pionier in de internationale strijd tegen de luchtvervuiling door schepen op zee. De sensor laat toe om op het terrein polluenten te meten in de uitstoot van schepen.

Zwavelmetingen staan reeds sinds 2016 op het programma. Om de strenge zwavellimieten voor scheepsbrandstof in het Noordzee zwavelemissie-controlegebied te monitoren werden 25 sniffer-vluchten (36 uren) uitgevoerd met het vliegtuig. Van de 394 schepen waarvan de zwaveluitstoot gemeten werd vertoonden 10 een verdacht hoge zwavelwaarde. Deze werden gerapporteerd aan de bevoegde maritieme inspectiediensten voor verdere opvolging aan wal.

Een kalibratie van de sniffer-sensor wordt uitgevoerd voor elke vlucht. © KBIN/BMM

Door de succesvolle integratie van een NOx-sensor kan het vliegtuig nu ook de concentratie aan stikstofverbindingen (NOx) in de rookpluimen van schepen meten. Deze nieuwe sensor werd in 2020 uitvoerig getest, waarbij ook de stikstofuitstoot van de 394 gecontroleerde schepen kon worden bepaald. Ook de bijhorende monitorings- en rapporteringsprocedures werden uitgewerkt, wat maakt dat België als eerste klaar is om boven zee in te zetten op de monitoring en handhaving van de strenge beperkingen die vanaf 1 januari 2021 in de Noordzee gelden met betrekking tot de stikstofuitstoot van schepen. Het KBIN blijft zo internationaal een sleutelrol spelen op gebied van MARPOL Annex VI. Tijdens de testen van 2020 werd trouwens vastgesteld dat de meerderheid van de gecontroleerde schepen reeds in overeenstemming was met de nieuwe regels, al werden ook enkele schepen gedocumenteerd met stikstofconcentraties in hun uitstoot die meer dan het dubbele bedroeg van de grenswaarden die vanaf 2021 gelden.

Aanvliegen van een schip voor controle van de zwavel- en stikstofuitstoot. © KBIN/BMM

Internationale ‘Tour d’Horizon’ zending

Tijdens de jaarlijkse internationale TdH-missie ter controle van zeeverontreiniging afkomstig van boorplatformen in het centrale deel van de Noordzee (in de Nederlandse, Deense, Britse en Noorse offshore wateren), uitgevoerd in kader van het Bonn Akkoord in September 2020, detecteerde het toezichtsvliegtuig in totaal 24 polluties. Vanwege de Covid-19 pandemie was het team genoodzaakt de klassieke vliegroute met stops in meerdere Noordzeelanden te wijzigen, en uitsluitend te opereren vanuit het Verenigd Koninkrijk.

Van de 24 gedetecteerde polluties konden 21 rechtstreeks gelinkt worden aan een olieplatform. De 3 resterende waarnemingen – 2 olievlekken en een detectie van een andere schadelijke stof – werden allen waargenomen zonder schip of platform in de buurt. Al de waarnemingen werden systematisch gerapporteerd aan de bevoegde Kuststaat, voor verdere opvolging overeenkomstig de internationale procedures.

Olie aan een boorplatform, zoals waargenomen vanuit het toezichtvliegtuig tijdens de internationale TdH-missie in 2020. © KBIN/BMM

Monitoring van zeezoogdieren

In 2020 voerde het KBIN boven de Belgische wateren twee vluchten uit voor het bepalen van de verspreiding en de dichtheid van bruinvissen. Dergelijke surveys worden ook in andere Noordzeelanden op een gestandaardiseerde manier uitgevoerd zodat meerjarige resultaten worden bekomen die een beeld geven van de populatiedynamiek in de hele zuidelijke en centrale Noordzee. De seizoenale surveys konden helaas – omwille van beperkingen door Covid-19 – enkel uitgevoerd worden eind juni en begin september. Hoewel deze maanden buiten de periodes vallen waarin traditioneel de hoogste aantallen bruinvissen worden aangetroffen in onze wateren, werden nog behoorlijke aantallen bruinvissen gespot.

Tijdens de vlucht van eind juni werden 34 bruinvissen waargenomen, begin september waren het er 37. De resulterende schatting van de gemiddelde dichtheid voor het Belgische deel van de Noordzee was in beide surveys quasi dezelfde, respectievelijk 0,56 en 0,55 bruinvissen per km², of in totaal naar schatting 1900 bruinvissen. Tijdens de survey in juni werden ook drie zeehonden waargenomen, en tijdens de survey in september 13, het hoogste aantal zeehonden ooit tijdens een Belgische zeezoogdierensurvey. Onder die zeehonden bevonden zich minstens drie volwassen grijze zeehonden. Tijdens de survey in september werd in het noordwestelijke deel van de Belgische wateren ook nog een tuimelaar gezien.

Zeehonden met beschadigde kop in 2021: wetenschappelijke bevindingen

Tot nu toe spoelden in 2021 reeds 22 dode zeehonden aan langs de Belgische kust. De helft daarvan, meestal jonge grijze zeehonden, vertoonde karakteristieke verwondingen aan de nek en kop. Er werd over onthoofdingen gesproken, en dit veroorzaakte heel wat opschudding. Een forensische analyse door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik concludeert dat deze zeehonden onbedoelde bijvangst waren van de  professionele visserij met warrel- of kieuwnetten. Het plotse grote aantal dode dieren kan worden verklaard door het hoge aantal jonge grijze zeehonden dat momenteel aan onze kust aanwezig is, in navolging van de grote populatiegroei in het zuidoosten van Engeland.

Zeehonden, zowel de gewone zeehond als de grijze zeehond, zijn niet langer bedreigde diersoorten in het zuidelijk deel van de Noordzee: populaties groeien, en zijn voor wat betreft de grijze zeehond omvangrijker dan in om het even welke periode in de geschiedenis van de Noordzee. Dit betekent ook dat zeehonden steeds nadrukkelijker aanwezig zijn in onze wateren en op onze stranden.

Vanaf december 2020 tot het voorjaar van 2021 was er een invasie van zeer jonge grijze zeehonden: dagelijks werden jonge dieren opgemerkt aan onze kust. Ongetwijfeld was het overgrote deel van deze dieren afkomstig uit kolonies in het zuidoosten van het Verenigd Koninkrijk, waar recordaantallen grijze zeehonden geboren werden in november en december 2020. Zo werden in de grootste kolonie, die van Blakeney Point (Norfolk, Engeland), in de winter van 2020-2021 ongeveer 4.000 grijze zeehonden geboren tegenover 3.399 in 2019-2020 en amper 25 in 2001.

Dode zeehonden in 2021

Samen met het hoge aantal waarnemingen van grijze zeehonden spoelden de laatste weken ook opvallend veel zeehonden dood aan, soms meerdere per dag: dit jaar al 22. De helft van deze dieren, de meeste daarvan zeer jonge grijze zeehonden die werden geboren in de voorbije winter, vertoonde een karakteristieke verwonding aan de nek en kop. De meeste spoelden aan tussen Oostende en De Panne. In samenwerking met een dierenarts en een forensisch patholoog werd een aantal van de dieren die typische verwondingen vertoonde, onderzocht.

Gescalpeerde Grijze Zeehond, Oostduinkerke, 20 maart 2021 (© Brandweer Westhoek)

De verwondingen op de jonge grijze zeehonden zijn nagenoeg identiek. De volgende waarnemingen en conclusies werden gemaakt:

  • De kop is meestal niet weg maar wel zwaar beschadigd; de schedel is er vaak nog, met breuken en blootliggend bot: de bovenliggende huid en weefsel zijn verdwenen;
  • Het vel is in een cirkelvormige manier rond de nek afgerukt van de kop vanaf de nek (scalpering);
  • De verwondingen zijn post-mortem (geen bloeduitstortingen in het vetweefsel dat blootligt);
  • De verwonding is eerder een scheurwonde, in laagjes; er zijn geen haartjes doorgesneden, wat insnijding door een scherp mes uitsluit;
  • De verwondingen werden veroorzaakt door mechanische actie: niet door messen maar door een roterend toestel.

Vermoedelijke oorzaak van de verwondingen

Aaseters hebben het gemakkelijkst toegang tot een dode zeehond via de kop. Zo zullen meeuwen snel de ogen uitpikken, en vandaar verder vet en vlees wegpikken via de kop. Zeker bij dieren in ontbinding ontstaat vaak eerst belangrijke schade aan de kop. De verwondingen bij de dode zeehonden in het voorjaar van 2021 hebben echter duidelijk een identieke achtergrond die niet bij aaseters moet gezocht worden, maar bij een menselijke factor.

Onze conclusies van het onderzoek zijn de volgende:

  • De zeehonden zijn incidenteel gevangen bij professionele visserij met warrel- of kieuwnetten, ze zitten vast in het net dat op de bodem staat en verdrinken.
  • De dieren zitten vast met de kop in het net; het systeem van ophalen van een net (systeem met een grote katrol/”drum”) veroorzaakt, samen met het fijne nylon garen, een cirkelvormige insnijding, niet typisch voor een messnede, en leidt tot het draaien van de kop van de zeehonden door het systeem met verbrijzeling van de onderkaak en bovenkaak en met scalperen van de schedel.
  • Na de vangst worden de dieren door de vissers overboord gezet.

De volgende randbemerkingen zijn belangrijk:

  • Het aantal aangespoelde zeehonden is slechts een fractie van het totaal aantal incidenteel gevangen zeehonden.
  • Dieren die zeer vers zijn bij aanspoelen, zijn zeer dicht bij de kust incidenteel gevangen. Dieren in staat van ontbinding kunnen zowel dicht bij als verder van de kust af incidenteel gevangen zijn.
  • Het is zeer onwaarschijnlijk dat vissers moedwillig zeehonden doden.
  • Waarschijnlijke verklaring voor het plotse grote aantal dode dieren is het hoge aantal jonge grijze zeehonden dat momenteel aan onze kust aanwezig is, iets wat vroeger veel minder het geval was.
  • Mogelijke verklaringen waarom vrijwel enkel relatief kleine zeehonden dergelijke verwondingen vertonen, is dat (1) grotere zeehonden bij bovenhalen uit het net door hun gewicht uit het net zullen vallen voor ze met de trommel in contact komen en (2) veel meer kleine zeehonden aanwezig waren in deze periode.
  • Incidentele vangst van zeehonden is goed gekend, en wordt onder meer in het kader van het OSPAR Verdrag en uitvoering van Europese richtlijnen behandeld. De incidentele vangst kan niet beschouwd worden als een overtreding. Wat wel noodzakelijk is maar vrijwel nooit gebeurt, is de melding van bijvangst aan de overheid indien de bijvangst plaatsvindt bij een Belgisch vissersvaartuig (verplicht volgens KB van 21 december 2001).
  • De sterfte van zeehonden door incidentele vangst is in onze wateren niet van een niveau dat het populaties van zeehonden in gevaar brengt. De bijvangst is mogelijk wel problematisch in het kader van onze verplichtingen binnen de Europese Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie.

Besluit

De hernieuwde aanwezigheid van zeehonden leidt tot conflicten: steeds vaker worden zeehonden incidenteel gevangen tijdens visserij-activiteiten, zowel recreatieve als professionele.

Professionele visserij met kieuw- en warrelnetten ligt vermoedelijk aan de basis van de typische verwondingen bij minstens 11 aangespoelde zeehonden in 2021. Het zijn meestal jonge grijze zeehonden geboren in de winter van 2020-2021 die na het spenen starten met hun omzwervingen in de zuidelijke Noordzee. Bij kieuw- en warrelnetvisserij worden vaak kilometerslange netten uitgezet vanaf een vaartuig. De netten worden tot 24 uren ter plaatse gelaten. In het zuidelijke deel van de Noordzee is deze visserij vooal intensief in de maanden februari tot mei, het seizoen waarin tong migreert. Dit visserijtype is populair in het noorden van Frankrijk, en wordt in onze kustwateren zeer weinig bedreven. De Franse vissers hebben geen toegang tot onze twaalfmijlszone. In het noorden van Frankrijk stelt men hetzelfde fenomeen van hoge aantallen gestrande jonge grijze zeehonden vast.

Incidentele vangst van zeezoogdieren moet beschouwd worden als één van de negatieve effecten die visserij heeft op het ecosysteem. Omdat zeehonden populair zijn, leidt dergelijke sterfte vaak tot publieke verontwaardiging. Daarbij moet men ook beseffen dat elke vorm van visserij een impact heeft op het ecosysteem, en staand wantvisserij, gevaarlijk voor zeezoogdieren, heeft voordelen voor het milieu tegenover boomkorvisserij, zoals voor wat betreft CO2-uitstoot, selectiviteit en bodemverstoring.

 

Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) voert, samen met een aantal wetenschappelijke instituten, al sinds het begin van de jaren 1990 onderzoek uit op zeezoogdieren die in België (en in mindere mate Noord-Frankrijk) aanspoelen. Hierover wordt regelmatig gerapporteerd in vaktijdschriften en in het kader van internationale verplichtingen. Sinds 2014 publiceert het Instituut ook jaarrapporten over zeezoogdieren. Deze kunnen geraadpleegd worden op www.marinemammals.be/reports.

Het KBIN houdt er aan de vele vrijwilligers die strandingen gemeld hebben, in het bijzonder deze van het NorthSealTeam, de technische diensten en brandweerdiensten van de kustgemeenten, en de forensisch patholoog en de dierenarts te danken voor de medewerking.

 

Tekst: Jan Haelters(1), Francis Kerckhof(1), Kelle Moreau(1) en Thierry Jauniaux(2)

(1) Wetenschappelijke Dienst Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM); Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN)

(2) Faculté de Médecine vétérinaire, Département de morphologie et pathologie (DMP) – Faculté des Sciences, Département de Biologie, Ecologie et Evolution; Université de Liège

Je mening over het stroomgebiedsbeheerplan voor de kustwateren (2022-2027)

Van 1 maart tot en met 30 september 2021 organiseert de Dienst Marien Milieu van de FOD Volksgezondheid een openbare raadpleging over het ontwerp van het ‘derde stroomgebiedsbeheerplan voor de Belgische kustwateren’. Zo krijgt het grote publiek de kans om zijn mening te geven en kan de overheid hiermee rekening houden bij het uitwerken van het definitieve plan.

Dit stroomgebiedsbeheerplan wordt opgesteld in uitvoering van de Kaderrichtlijn Water, die in 2000 werd goedgekeurd door de Europese Unie. Doel van deze richtlijn is om een goede toestand van alle waterlichamen (rivieren, meren, kust- en overgangswateren en grondwater) te bereiken en te behouden. De Belgische federale overheid is bevoegd voor het beheer van de Belgische kustwateren.

Meer informatie, het ontwerp van het plan, en instructies om je opmerkingen over te maken vind je op www.consult-leefmilieu.be.

Bruinvissen in illegale recreatieve visnetten, maart 2021

Op 8 maart 2021 kwam een bruinvis vast te zitten in een illegaal geplaatst kieuw- of warrelnet op het strand van Oostduinkerke (Koksijde). Bruinvissen die vastraken in dergelijke netten verdrinken bij opkomend tij. Dit dier (zie eerste foto en de daaropvolgende videolinks) kon net op tijd door een alerte strandbezoeker gered worden. Een andere bruinvis die op 4 maart in dezelfde buurt op het strand werd aangetroffen bleek echter zeer recent te zijn gestorven en kwam waarschijnlijk op deze manier om het leven (foto onderaan).

Bruinvis in kieuwnet te Oostduinkerke (Koksijde), 8 maart 2021 ©Filip Van Bellinghen

Video 1 – bruinvis Koksijde 8 maart 2021 © Filip Van Bellinghen

Video 2 – bruinvis Koksijde 8 maart 2021 © Filip Van Bellinghen

Het betreffende type netten werd in België reeds in 2001 verboden voor recreatief gebruik op zee. In 2015, na een rechtzaak tegen ons land door de Europese Commissie, volgde ook een verbod op het recreatief gebruik ervan op het strand. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen neemt inbreuken zeer ernstig, en meldt overtredingen systematisch aan de bevoegde diensten. Zij treden vervolgens op tegen de personen die de illegale netten op het strand plaatsten.

Bruinvis aangetroffen op strand van Oostduinkerke (Koksijde), 4 maart 2021 ©Aäron Fabrice de Kisangani

EuroSea – Verbeteren en integreren van de Europese systemen voor oceaanobservatie en -voorspelling voor een duurzaam gebruik van de oceanen

 

Oceaanwaarnemingen en -voorspellingen zijn van cruciaal belang voor alle activiteiten die met de oceanen verband houden, van wetenschap tot blauwe economie en van beheer tot interacties tussen oceaan en mens. Ondanks het grote belang van de oceaan voor de samenleving zijn er fundamentele lacunes in de huidige systemen voor oceaanobservatie en -voorspelling, waardoor ons vermogen om onze activiteiten in de oceaan op duurzame wijze te beheren, wordt beperkt. Deze lacunes kunnen niet door afzonderlijke naties worden opgevuld.

Samenwerking om lacunes op te vullen

Het project EuroSea ondersteunt de Europese integratie van gecoördineerde waarnemingen en voorspellingen van de toestand en de variabiliteit van de oceanen die op lange termijn kunnen worden gehandhaafd. Drie ‘innovation demonstrator’ werkpakketten zijn gericht op operationele diensten, oceaangezondheid en klimaat.

De EuroSea-visie: bevordering van onderzoek en innovatie om te komen tot een gebruikersgericht, interdisciplinair en responsief Europees systeem voor oceaanobservatie en -voorspelling, dat de essentiële informatie oplevert die nodig is voor het welzijn en de veiligheid van de mens, duurzame ontwikkeling en de blauwe economie in een veranderende wereld.

EuroSea is een Actie voor Innovatie van de EU met als titel “Verbeteren en integreren van de Europese systemen voor oceaanobservatie en -voorspelling voor een duurzaam gebruik van de oceanen” en maakt deel uit van het “The Future of Seas and Oceans Flagship Initiative”, dat wordt gefinancierd via de oproep tot het indienen van voorstellen voor blauwe groei in het kader van Horizon 2020 (BG-07-2019-2020). Het project brengt belangrijke Europese actoren op het gebied van oceaanobservatie en -voorspelling samen met belangrijke eindgebruikers van oceaanobservaties. Een interdisciplinair consortium van 55 partners werkt gedurende 50 maanden samen en kreeg een budget van bijna 12,6 miljoen euro toegewezen. Het project wordt gecoördineerd door GEOMAR Helmholtz Centre for Ocean Research Kiel, Duitsland. De aftrap (1e EuroSea Annual Meeting) vond plaats in het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel op 27-29 november 2019, georganiseerd door GEOMAR, KBIN en EuroGOOS. KBIN is actief in het werkpakket ‘Communication: Engagement, Dissemination, Exploitation and Legacy” dat onder meer het EuroSea-communicatieplan (gecoördineerd door EuroGOOS, KBIN en GEOMAR) en de hierboven gepresenteerde EuroSea-video (gecoördineerd door SOCIB – Balearic Islands Coastal Observing and Forecasting System) heeft geproduceerd.

Het EuroSea-consortium tijdens de kick-off meeting in het Museum voor Natuurwetenschappen (KBIN) in Brussel, 27 november 2019 ©Michael Chia

Tweede jaarlijkse vergadering en Algemene Vergadering van EuroSea

De (virtuele) tweede EuroSea-week vond plaats van 18 tot en met 22 januari 2021 en werd bijgewoond door meer dan honderd projectdeskundigen en gastsprekers van verwante mondiale en Europese initiatieven.

Het DG Onderzoek en Innovatie van de Europese Commissie deelde zijn ambities en benadrukte de belangrijke rol van EuroSea bij het helpen verbeteren van de kennis van de oceanen en duurzaamheid. Het pas opgerichte Europese kantoor van de G7, dat is ondergebracht bij Mercator Ocean International in Toulouse (Frankrijk), deelde zijn plannen met betrekking tot het initiatief van de G7 inzake de toekomst van oceanen en zeeën. Er werden presentaties gegeven door internationale en Europese programma’s en initiatieven voor de coördinatie van oceaanobservatie, waaronder het Global Ocean Observing System (GOOS) – programma in het kader van UNESCO-IOC, het Integrated Marine Observing System (IMOS) – de regionale alliantie van GOOS in Australië, en het kader van het European Ocean Observing System onder leiding van EuroGOOS en de European Marine Board.

De EuroSea-werkpakketten presenteerden de vooruitgang die tijdens de eerste 14 maanden van het project is geboekt, gericht op een betere coördinatie van de Europese oceaanobservatie en -voorspelling. Tijdens de week werd bijzondere nadruk gelegd op de impactbeoordeling van EuroSea. Het protocol dat door de leiders van de werkpakketten 1 (bestuur) en 8 (engagement, verspreiding, exploitatie & nalatenschap) is voorgesteld bestaat erin de belangrijkste EuroSea-impactgebieden te bepalen en een traject uit te stippelen voor de analyse van de impact binnen elk van deze gebieden, die kan worden gemeten of geïllustreerd. De impact van EuroSea strekt zich uit over coördinatie, besluitvormingsondersteuning, wetenschap en operationele diensten, waarbij in de loop van het project vele innovaties zijn gepland. De beste praktijken die tijdens het project worden verzameld zullen via het ‘IOC Ocean Best Practices System’ ter beschikking worden gesteld aan de mondiale oceanografische gemeenschap.

Diversiteit en inclusie vormden een ander speciaal aandachtspunt van de week, met de presentatie door de EuroSea Gender and Diversity Board van de eerste resultaten van zowel een institutionele als een individuele enquête bij de EuroSea-partners. Tijdens een daaropvolgende sessie om ideeën in kaart te brengen, wisselden de deelnemers van gedachten over de toekomst van EuroSea op het gebied van gender, diversiteit, carrière en cultuur, in samenhang met het wetenschappelijke en innovatieve werk van het project en zijn gemeenschap.

In de loop van de week werden vier wetenschappelijke lunches georganiseerd met zeven presentaties waarin een reeks EuroSea-taken werd belicht, gaande van gegevensverzameling tot producten en diensten of netwerkcoördinatiemechanismen.

10 Europese projecten die relevant zijn voor de doelstellingen van EuroSea werden uitgenodigd om hun inspanningen in flash talks voor het voetlicht te brengen. De samenwerking tussen EuroSea en sommige van deze projecten is reeds op gang gebracht via de ‘Horizon Results Booster’ van de Europese Commissie.

De algemene vergadering sloot de week af met de verkiezingen voor de raad van bestuur, plannen voor de exploitatiestrategie van het project en een discussie over de aanbevelingen van de EuroSea internationale wetenschappelijke en technische adviesraad.

België in de frontlinie tegen luchtverontreiniging door schepen op de Noordzee

Deskundigenworkshop MARPOL bijlage VI, februari 2021

Van 2 tot en met 5 februari 2021 is een deskundigenworkshop gehouden met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijke strategie en operationele procedures voor de monitoring van luchtemissies door schepen in het gebied van de Grote Noordzee. De workshop werd voorgezeten door Ronny Schallier van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en werd afgesloten met een reeks aanbevelingen die verder zullen worden onderzocht. Een veelbelovende start!

Het Kustwachtvliegtuig van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (BMM) ©KBIN/BMM

Verontreiniging door scheepvaart moet internationaal worden aangepakt

Het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (MARPOL) is een verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en vormt het belangrijkste mechanisme ter voorkoming van verontreiniging van het mariene milieu door schepen als gevolg van operationele of accidentele oorzaken. In zes bijlagen zijn regels opgenomen voor de preventie van verschillende soorten verontreiniging. De bijlagen I tot en met V hebben betrekking op verschillende stoffen die rechtstreeks door schepen in het water kunnen worden geloosd (olie, andere schadelijke vloeistoffen, schadelijke stoffen in verpakte vorm, afvalwater en vuilnis), terwijl bijlage VI betrekking heeft op luchtverontreiniging door schepen.

Op regionale schaal werken tien landen rond de Noordzee en haar wijdere toegangswegen, samen met de Europese Unie, aan de aanpak van de verontreiniging van de Noordzee door schepen in het kader van het Bonn Akkoord. Preventie, paraatheid en bestrijding staan op de agenda. Het werkterrein van dit akkoord is onlangs uitgebreid met het toezicht op MARPOL bijlage VI, wat de ontwikkeling van een opvolgingsstrategie voor de gehele regio impliceert.

De weg naar geharmoniseerde en gecoördineerde monitoring

Op 2-5 februari 2021 hebben meer dan 60 deskundigen van de ondertekenende partijen van het Bonn Akkoord deelgenomen aan de workshop, samen met de voorzitter van het North Sea Network van Onderzoekers en Aanklagers en vertegenwoordigers van andere regionale overeenkomsten. De plenaire zitting werd voorgezeten door Ronny Schallier van de Belgische Wetenschappelijke Dienst BMM (Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee, onderdeel van KBIN; deskundigen Ward Van Roy en Kobe Scheldeman van het BMM-luchttoezichteam waren ook medeorganisator van de vergadering) en er werden vier parallelle break-out groepen georganiseerd om de juridische, operationele en wetenschappelijke kwesties in verband met de controle en handhaving van MARPOL bijlage VI te bespreken. Namens België leverde ook DG Scheepvaart (FOD Mobiliteit en Vervoer) een waardevolle bijdrage, waarin de juridische context en de rol van haveninspecties werden toegelicht.

Het gebruik van de verschillende platformen en sensoren voor de monitoring van zwaveloxiden (SOx) en stikstofoxiden (NOx) in de emissies van schepen werd overwogen, samen met regionale opvolgingsprogramma’s en het gebruik van de middelen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) om de regionale samenwerking te stimuleren. De workshop werd afgesloten met een reeks aanbevelingen die verder moeten worden onderzocht door een strategische en operationele werkgroep en een technische werkgroep onder de paraplu van de belangrijkste technische werkgroep van de overeenkomst, OTSOPA.

“Zwaveloxiden en stikstofoxiden in de emissies van schepen hebben niet alleen een aanzienlijke invloed op het milieu, maar zijn ook belangrijke veroorzakers van fijne stofdeeltjes en vormen een ernstig probleem voor de volksgezondheid. Deze workshop kan worden beschouwd als een succesvolle start van een gecoördineerde, doeltreffende controle op de naleving van de strenge internationale normen voor scheepsemissies op de Noordzee”, aldus Ronny Schallier. “In de strijd tegen luchtverontreiniging door schepen zullen de 10 landen van het Bonn Akkoord en de EU gezamenlijk verschillende platformen (vliegtuigen, drones, vaste meetstations) en innovatieve sensoren inzetten in het hele Noordzeegebied, van de Golf van Biskaje tot de Schotse en Noorse wateren. In deze gezamenlijke inspanning zal het Kustwachtvliegtuig van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (BMM) een belangrijke voortrekkersrol blijven spelen.”