Nourishing Blue Economy and Sharing Ocean Knowledge – Beleidsnota met aanbevelingen voor duurzame oceaanobservatie en -beheer

Tien innovatieve Europese projecten om systemen voor oceaanobservatie op te zetten, die input leveren voor een empirisch onderbouwd beheer van de oceanen en de blauwe economie, hebben hun krachten gebundeld in de sterke cluster “Nourishing Blue Economy and Sharing Ocean Knowledge”. Onder leiding van het EuroSea-project, waar het KBIN deel van uitmaakt, heeft de groep een gezamenlijke beleidsnota gepubliceerd met aanbevelingen voor duurzame oceaanobservatie en -beheer. De samenwerking wordt ondersteund door de EU Horizon Results Booster en stelt de groep in staat een grotere maatschappelijke impact te bereiken. Vandaag, 15 oktober 2021, wordt de beleidsnota aan de EU gepresenteerd.

De oceaan bedekt 70% van het aardoppervlak en levert tal van ecosysteemdiensten die voor de mens onontbeerlijk zijn of die de kwaliteit van ons leven verbeteren. Denk aan de rol van de oceaan bij de regulering van het klimaat en het leveren van de lucht die we inademen en het zoete water dat we drinken, maar ook aan vis, schaal- en schelpdieren, exploiteerbare anorganische hulpbronnen (zoals zand en mineralen), hernieuwbare energie, scheepvaart, toerisme, enz.

Naar schatting kan de omvang van de blauwe economie tegen 2030 verdubbelen, maar de algemene gevolgen van de intensivering van menselijke activiteiten voor mariene ecosystemen en hun diensten (zoals de opwarming van de oceaan, verzuring, zuurstofgebrek, stijging van de zeespiegel, veranderende verspreiding en abundantie van vis, enz.) zijn nog steeds slecht in kaart gebracht. Bovendien zijn de mariene gegevens gefragmenteerd, niet altijd onderling vergelijkbaar, vertonen zij lacunes en zijn zij moeilijk toegankelijk. Dit beperkt ons vermogen om de oceanen en hun hulpbronnen duurzaam te beheren.

De krachten bundelen in Europa

Bijgevolg is er behoefte aan de ontwikkeling van een kader voor een grondiger inzicht in mariene ecosystemen, dat betrouwbare, tijdige en doelgerichte oceaanwaarnemingen koppelt aan het ontwerp en de uitvoering van een empirisch onderbouwd beheer.

Om bij te dragen tot de toekomstige totstandbrenging van een dergelijk kader hebben tien innovatieve EU-projecten die gebruikersgerichte, interdisciplinaire, responsieve en duurzame oceaaninformatiesystemen op bouwen en de duurzaamheid van de blauwe economie vergroten, hun krachten gebundeld in een sterke cluster om de belangrijkste mondiale mariene uitdagingen beter aan te pakken. Onder leiding van het project EuroSea heeft de groep haar gemeenschappelijke bezorgdheden omgezet in aanbevelingen en deze opgenomen in de gezamenlijke beleidsnota “Nourishing Blue Economy and Sharing Ocean Knowledge. Ocean Information for Sustainable Development” (Voeden van de Blauwe Economie en delen van kennis van de oceaan. Oceaaninformatie voor een duurzaam beheer).

Door met één stem te spreken, streven de 10 projecten samen naar de verwezenlijking van de doelstellingen van de EU Green Deal, de Paris Agreement (Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering) en de Decade of Ocean Science for Sustainable Ocean Development 2021-2030 van de Verenigde Naties (Decade of Ocean Science for Sustainable Development).

Toste Tanhua, EuroSea-coördinator, GEOMAR: “Het was geweldig om met de andere innovatieve projecten samen te werken en gezamenlijke aanbevelingen te formuleren op basis van verschillende perspectieven en expertise. Samen willen we de waarde van onze wetenschappelijke en innovatieve activiteiten concretiseren, zodat ze een grote maatschappelijke impact kunnen hebben”.

De volledige beleidsnota kan hier worden gedownload, de aanbevelingen zijn hieronder samengevat.

Aanbevelingen

  1. Een Europees beleidskader creëren voor financiering van wetenschappelijke oceaanobservaties op lange termijn

Zowel voortgezette waarnemingen als een beter biologisch inzicht zijn nodig om het volledige scala van oceaanvariabiliteit in kaart te brengen en de oceanografische veranderingen, de ecologische implicaties daarvan en de mogelijke gevolgen voor de mensheid te beoordelen. De mechanismen voor waarnemingen en gegevensverstrekking moeten worden gezien als onderzoeksinfrastructuur, waarvoor duurzame en toereikende financiering nodig is. Idealiter zou het resultaat een kaderrichtlijn inzake oceaanobservaties zijn, die zou zorgen voor duurzame ondersteuning en betere coördinatie van de inspanningen op het gebied van oceaanobservatie en -informatie in heel Europa.

  1. De professionalisering van de volgende generatie van “blauw personeel” ondersteunen

De groeiende Blauwe Economie zal meer hooggekwalificeerde en geschoolde werknemers nodig hebben, waarbij de Blauwe Digitale Transformatie ook nieuwe vaardigheden en competenties vereist. Gerichte opleidingsprogramma’s voor onderzoekers moeten worden ondersteund. De volgende generatie “blauw personeel” moet ook worden verrijkt door inspanningen om de deelname te vergroten van minder uitgeruste landen, meer vrouwen aan te trekken, jongeren aan te moedigen, goede wetenschappelijke praktijken te verspreiden, de uitwisseling van personeel te vergemakkelijken en nieuwe gebruikers aan te trekken. Dit zal de inzetbaarheid in zowel de academische als de industriële mariene sector vergroten.

  1. Gegevens omzetten in kennis door te investeren in IT-waarnemingen

De combinatie van verschillende technologieën, die verschillende soorten gegevens verzamelen, zal het mogelijk maken leemten in de kennis van en het inzicht in de dynamiek van de blauwe sector op het gebied van ecologie, biodiversiteit, gevoeligheid voor klimaatverandering en het potentieel voor duurzame exploitatie van de rijkdommen van de oceanen op te vullen. Daarom is het van cruciaal belang opkomende technologieën te ontwikkelen die de oceaan grondiger bestuderen en analyseren, zoals de integratie van modulaire mariene goedkope sensoren in bestaande aardobservatiesystemen, de bevordering van het Internet of Things, de toepassing van kunstmatige intelligentie en machinaal leren, en de bevordering van European High Performance Computing met de nadruk op gegevensopslag in de cloud.

  1. Wereldwijde normen en praktijken voor samenwerking vastleggen

De oceanografische gemeenschap werkt reeds aan de standaardisering van gevevens en samenwerkingspraktijken (interoperabiliteit), maar er is behoefte aan een meer geformaliseerd kader. Dit zal de kwaliteitsniveaus van de gegevens verhogen en zorgen voor een efficiënter en duurzamer gebruik van oceaangegevens en -informatie. Er is behoefte aan een systemische benadering van interoperabiliteit en een gemeenschappelijk (disciplineoverschrijdend) metadatabeleid. Het zou niet mogen uitmaken waar je je gegevens indient opdat ze wereldwijd kunnen worden bekomen en de impact ervan kan worden vergroot.

  1. Versterking van burgerwetenschap

Burgerparticipatie in de besluitvorming moet worden beschouwd als een manier om het beleidsproces transparanter en toegankelijker te maken. Door burgerwetenschapsinitiatieven actief te ondersteunen, bevorderen beleidsmakers de wetenschappelijke vorming en doen zij een beroep op de natuurlijke bereidheid van de burger om een bijdrage te leveren aan de samenleving. Uiteindelijk wordt de oceaanobservatiewetenschap democratischer en ontstaat er een nieuw soort zelfgestuurd, duurzaam en kostenefficiënt concept voor oceaanobservatie. Er moeten ook mechanismen worden opgezet om feedback te geven aan de burgers. Burgers moeten ook kunnen beschikken over gebruiksvriendelijke systemen om gegevens te verzamelen en te uploaden/downloaden.

De beleidsnota “Nourishing Blue Economy and Sharing Ocean Knowledge. Ocean Information for Sustainable Development” wordt vandaag voorgesteld aan EU-vertegenwoordigers tijdens de EuroSea-beleidsfeedbackvergadering van 15 oktober 2021.

Extra informatie

KBIN en oceaanobservatie

De Operationele Directie Natuurlijk Milieu (OD Natuur) van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen heeft een lange traditie met betrekking tot oceaanobservaties, en vult deze rol in op vier niveaus: 1) het coördineren en uitvoeren van een monitoringsprogramma voor de Noordzee, 2) de studie van de biotische en abiotische componenten van zeeën en oceanen, en van de interacties tussen de componenten, 3) het beheer en de verbetering van databanken en wetenschappelijke instrumenten (met inbegrip van het onderzoeksschip RV Belgica, het luchttoezichtvliegtuig OO-MMM en satelliettoepassingen), en 4) het adviseren aan nationale en international beleidsmakers en het vertegenwoordigen van de federale Staat België in internationale beleidsorganen.

Vooral de expertise van de onderzoeksgroep ECODAM (ECOsystem Data Analysis and Modelling; onderdeel van KBIN/OD Natuur) sluit nauw aan bij de missie van het project EuroSea, en verantwoordt de KBIN-deelname aan dit project. ECODAM groepeert een 25-tal hoogopgeleide wetenschappers met een multidisciplinaire achtergrond, en voert wetenschappelijk onderzoek uit in aquatische ecosystemen om ons begrip over zeeën en oceanen te verbeteren, en om deze op basis van wetenschappelijke kennis beter te beheren. De relevante expertise omvat onder meer fysische oceanografie en hydrodynamische modellen (voor getijden, stormen, golven, olievervuiling, nutriënten, fytoplankton, verspreiding van biologische organismen enz.), aquatische optica en teledetectie via satellieten, het ondersteunen van toepassingen en ontwikkelingen van mathematische modellen op nationaal en internationaal niveau, en het ondersteunen van federale, regionale en Europese administraties en activiteiten uit de privésector.

Financiering

De 10 deelnemende projecten hebben financiering ontvangen van het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 (H2020) van de Europese Unie in het kader van de volgende subsidieovereenkomsten: EuroSea 862626; AtlantECO 862923; Blue-Cloud 862409; EU-Atlas 678760; Eurofleets+ 824077; iAtlantic 818123; JericoS3 871153; Mission Atlantic 862428; Nautilos 101000825; ODYSSEA 727277.

Naast EuroSea is het KBIN ook partner in de projecten Eurofleets+ en JericoS3.

De beleidsnota “ Nourishing Blue Economy and Sharing Ocean Knowledge. Ocean Information for Sustainable Development ” kwam tot stand met de steun van de dienst Trust-IT Services van de Horizon Results Booster, gefinancierd door de Europese Commissie, Directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie, Eenheid J5, Gemeenschappelijke dienst voor Horizon 2020-informatie en -gegevens.

Zeezoogdieren in België in 2020

In een nieuw rapport vat het KBIN de resultaten van de monitoring en het onderzoek naar zeezoogdieren in België in 2020 samen. Er spoelden relatief weinig bruinvissen aan, terwijl zeehonden nog steeds vastere voet aan de grond kregen. Een dwergvinvis, twee gewone spitssnuitdolfijnen en een lederschildpad mogen tot de ongewone gasten worden gerekend.

Naar jaarlijkse gewoonte heeft het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) een jaarrapport uitgebracht over de strandingen en waarnemingen van zeezoogdieren en andere beschermde mariene soorten in België. De resultaten van het onderzoek en de monitoring in 2020 worden erin samengevat.

De gewone spitssnuitdolfijn van Nieuwpoort en Wenduine bij aankomst op de faculteit Diergeneeskunde te Merelbeke, 8 augustus 2020. © KBIN/J. Haelters

Gebruikelijke gasten

In 2020 spoelden 65 bruinvissen aan, een relatief laag aantal in vergelijking met de meeste recente jaren. Sinds 2005 waren het er slechts vier keer minder, en in sommige jaren ging het zelfs om meer dan 100 aangespoelde exemplaren. Enkele levende bruinvissen zijn kort na de stranding gestorven. De belangrijkste doodsoorzaak van de dieren die werden onderzocht was predatie door de grijze zeehond, een fenomeen dat pas in 2012 voor het eerst werd beschreven.

43 zeehonden spoelden dood of stervend aan. Dat waren er ongeveer evenveel als in de vorige twee jaren, maar beduidend meer dan in de jaren voordien. Incidentele vangst was de belangrijkste doodsoorzaak van de gestrande zeehonden. Sealife heeft 16 zeehonden in nood opgevangen.

gDe oude, bekende Grijze zeehond ‘Oscar’ op het strand van Nieuwpoort, 9 september 2020. © Luc David

Naast de gekende rustplekken in in de Ijzermonding en de jachthaven van Nieuwpoort, zag 2020 het ontstaan van een nieuwe uithaalplaats voor zeehonden in Oostende. Eerst wilden lokale politici van het Oostendse Klein Strand “geen zoo maken”, maar snel vormden de dieren er een toeristische attractie, onder het waakzame oog van vrijwilligers van het North Seal Team.

Opmerkelijke soorten

De meest opmerkelijke strandingen waren die van een dwergvinvis en van twee gewone spitssnuitdolfijnen. De zeer jonge dwergvinvis was reeds erg verzwakt voor hij breuken aan de onderkaken opliep, stierf en aanspoelde. Het ging slechts om de achtste gedocumenteerde dwergvinvis in België in de laatste 20 jaren. Bij de eerdere gevallen ging het om drie kadavers en vier waarnemingen van levende exemplaren. Spitssnuitdolfijnen komen in de Noordzee niet voor, en worden er slechts heel uitzonderlijk gezien. De strandingen in 2020 waren slechts de zesde en zevende bekende gevallen in België. Mogelijk liggen militaire oefeningen in de Atlantische Oceaan aan de basis van de strandingen van deze soort bij ons en in onze buurlanden.

De onfortuinlijke dwergvinvis van Bredene, 11 december 2021. © KBIN/J. Haelters

De meest spectaculaire vangst in 2020 was die van een lederschildpad: de bemanning van een kustvissersvaartuig kon het dier ongedeerd terug in zee zetten.

Het zeezoogdierenrapport 2020 kwam tot stand als gevolg van de samenwerking van het KBIN met SEALIFE Blankenberge, universiteiten en een veelheid aan wetenschappelijke instellingen, overheidsdiensten, niet-gouvernementele organisaties en vrijwilligers.

De vangst van een zieke zeehond (D2904) op een slipway te Nieuwpoort door een vrijwilliger in samenwerking met de lokale brandweer, 20 januari 2020. © Jean-Marc Rys

Super CEPCO missie boven het Skagerrak

Het Belgische toezichtvliegtuig OO-MMM heeft met succes deelgenomen aan de Coordinated Extended Pollution Control Operation (Super CEPCO) die deze week door Noorwegen, Zweden en Denemarken werd georganiseerd. Tijdens dergelijke operaties bundelen vliegtuigen die vervuiling opsporen van verschillende Noordzeelanden hun krachten en vliegen ze gedurende meerdere dagen over een belangrijk maritiem risicogebied. Deze keer opereerden de vliegtuigen vanuit Oslo en richtten zij zich op het Skagerrak.

Super CEPCO is een meerjarige regionale operatie die wordt georganiseerd in het kader van het Akkoord van Bonn, het mechanisme van de Noordzeelanden om toezicht uit te oefenen als hulpmiddel bij het opsporen en bestrijden van verontreiniging van de zee. Het hoofddoel is een voortdurende controle uit te oefenen op scheepslozingen van olie of andere schadelijke stoffen, die aan het zeeoppervlak kunnen worden opgespoord. Ook wordt het gebruik van satellieten voor de controle en bewaking van verontreiniging van de zee geëvalueerd en wordt de kans om overtreders op heterdaad te betrappen gemaximaliseerd.

Het Belgische programma voor luchttoezicht op de Noordzee werd in 1990 opgestart door de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), dat nu deel uitmaakt van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen. De wetenschappers rustten een voormalig militair Britten-Norman Islander-vliegtuig uit voor wetenschappelijke opdrachten, en de Belgische Defensie levert de piloten. Een efficiënte samenwerking tussen Wetenschapsbeleid en Defensie!

De instrumenten voor milieumonitoring worden permanent geactualiseerd, zodat België in de voorhoede blijft van de strijd tegen de verontreiniging van de zee. Door deel te nemen aan internationale missies neemt ons land niet alleen zijn verantwoordelijkheid op in het kader van de nationale kustwacht, maar ook in relatie tot de ruimere Noordzee. Iets om trots op te zijn!

Beelden: KBIN/BMM

Studiedag zandwinning “ZEEZAND IN EEN 360°-PERSPECTIEF” – 19.11.2021

De dienst Continentaal Plat van de FOD Economie organiseert dit jaar opnieuw een studiedag over de zandwinning in het Belgische deel van de Noordzee. We verwelkomen jullie graag op vrijdag 19 november 2021 op onze studiedag “Een 360°-perspectief op zeezand” in het Zwin Natuur Park te Knokke-Heist.

De resultaten van de monitoring en enkele innovaties komen aan bod, alsook het nieuw referentieniveau voor zandwinning en de impact van het Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026. In de namiddag worden recyclage van zeezand en mogelijke alternatieven onder de loep genomen. Afsluiten doen we met de toepassingen van zeezand in de industrie en in het kader van kustveiligheid.

Het programma is beschikbaar (in Engels, Nederlands en Frans). Op de sprekerslijst onder meer onze collega’s Vera Van Lancker en Dries Van den Eynde.

Praktische informatie

Hoe inschrijven?
Voor 23 oktober 2021
Kostprijs deelname?
150 euro
Taal
De presentaties verlopen in het Nederlands en Engels.
De powerpointpresentaties, de posters en de artikelbundel zijn in het Engels.
Voor bijkomende informatie kan u steeds contact opnemen met mevrouw Helga Vandenreyken per mail.

Plasticvervuiling in Belgische Noordzee: geen alarmerende hoeveelheden microplastics in vis en schaaldieren, kunststofvezels alomtegenwoordig en hotspot nabij Zeebrugge

Ruim drie kwart van alle afval in de Belgische Noordzee bestaat uit macroplastics (grotere partikels plastic afval), en dat is vooral in de kuststrook een belangrijke bron van vervuiling. Kunststofvezels, grotendeels afkomstig van ‘spekking’  uit de sleepnetvisserij, zijn echter overal te vinden, ook verder uit de kust. Ook de kleinere plastic bolletjes of microplastics van >50 µm (één twintigste van een mm) blijken veel vaker op te duiken langs de kuststrook en in havens dan verder op zee. Dat blijkt allemaal uit een eerste systematische monitoringsstudie in de Belgische Noordzee. Via het onderzoeksproject MarinePlastics beschikt de wetenschap nu over de nodige input om een macro- en microplastics monitoringsplan op te zetten voor het Belgisch deel van de Noordzee, een Europese verplichting.

Op de visgronden waar Belgische vissers actief zijn, hebben de onderzoekers ook commerciële vissoorten en schaaldieren onderzocht op microplastics. Daar zijn de aantallen erg laag tot afwezig. Zo duiken er slechts in 5 van de 42 onderzochte visfilets een paar microplastic deeltjes op: 2 à 6 deeltjes per 100 g visfilet. Op basis van deze studie noemen de onderzoekers de vis en schaaldieren van Belgische visserij op dit moment alvast een veilige voedingsbron wat betreft microplasticvervuiling.

In de vangst van Belgische vissers vindt men naast mariene organismen (vissen, schaaldieren etc.) ook allerhande plastics terug. © ILVO

Het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) hebben binnen het twee jaar durende onderzoeksproject MarinePlastics in kaart gebracht hoeveel en welke types plastic voorkomen op de Belgische visgronden. Het gaat zowel om grotere stukken afval (macroplastics groter dan 5 mm) als minuscule plasticdeeltjes (microplastics kleiner dan 5 mm). Dat onderzoek was niet vrijblijvend, maar een verplichting vanuit Europa, dat al sinds 2012 vraagt dat elke lidstaat cijfers verzamelt rond macroplastics op de zeebodem. Vanaf 2020 dient er ook data verzameld te worden rond microplastics in het sediment en in het water. Het project MarinePlastics onderzocht daarnaast ook in welke mate er microplastics aanwezig zijn in de commerciële vissoorten en schaaldieren uit onze visserijgebieden (Noordzee, Kanaal, Keltische Zee, Ierse Zee). De onderzoekers maakten het onderscheid tussen de plastic deeltjes in de vissenmaag (die mensen niet mee consumeren) en de visfilet (die we wel opeten).

Veilige Belgische vis

Uit dat onderzoek komen alvast geruststellende resultaten: er werd vastgesteld dat microplastics >50 µm (dit is een twintigste van een mm; vervuiling met nanoplastics, nog kleinere deeltjes dus, werd in dit project niet onderzocht) zich niet ophopen in commerciële vissen en schaaldieren die werden bemonsterd in visserijgebieden waar Belgische vissers actief zijn. In bijna alle vis- en schaaldierenmonsters (zowel eetbare als niet-eetbare delen) waren de aantallen microplastics zo laag dat de concentratie niet precies bepaald kon worden. In slechts 5 van de 42 visfilets werden 2-6 microplastic deeltjes per 100 g visfilet gevonden, wat niet alarmerend is. Het publiek mag dus worden geïnformeerd dat vis en schaaldieren van de Belgische visserij momenteel veilige producten zijn qua microplasticvervuiling.

Kunststofvezels in water uit de haven van Zeebrugge, gefilterd over een zeef van 100 μm (gefotografeerd door de microscoop). © KBIN/C. De Schrijver

Meer microplastics nabij havens en de kust

Nochtans zijn de concentraties microplastics in de zeebodem en in zeewater soms vrij hoog, zij het variabel. In deze studie was de concentratie microplastics in kustsedimenten (bij Zeebrugge) ongeveer negen keer hoger dan verder van de kust. In zeewater was het verschil nog spectaculairder: water uit de haven van Zeebrugge en nabij de kust bevatte respectievelijk 48 en 10 keer meer microplastics vergeleken met meer zeewaarts gelegen locaties. Momenteel bestaat er geen monitoringprogramma dat de evolutie van dit type vervuiling in België volgt. Om te voldoen aan de Europese verplichtingen moet dus een nationaal monitoringprogramma voor microplastics worden opgezet. De onderzoekers raden hiervoor ook aan om het transport van microplastics in het mariene milieu, mogelijke hotspots en het verband met de verspreiding van macroafval verder te (laten) onderzoeken.

Karien De Cauwer, onderzoeker KBIN: “Door deze studie hebben we een goed beeld van de mate van vervuiling met microplastics nabij de kust en verder zeewaarts. Op basis van een goede opsporingsmethodologie kan de evolutie opgevolgd worden volgens Europese normen. Dit zal toelaten om te evalueren of genomen maatregelen en acties effectief werken. Met meer kennis over locaties waar microplastics zich zouden kunnen opstapelen, kan er nog gerichter gemeten worden.”

Plastic vezels uit de visserij

Grote stukken afval – macroplastics – maken in aantallen 77 tot 88% uit van alle afval in zee. Daarbij is er één item dat blijkbaar overal te vinden is: kunststofvezels. De zeer lichte monofilamenten van ‘spekking’ – de mat van losse draden die de buik van een sleepnet moeten beschermen tegen schade – zijn het belangrijkste plastic item dat gelijkmatig over ons deel van de Noordzee wordt verspreid, ook verder uit de kust. Zwaardere plastics (zoals kratten, flessen en containers) vind je vooral in de buurt van de kust. Belangrijk detail: in het Nederlandse deel van de Noordzee is er meer vervuiling door plastic vezels dan in het Belgische deel. De onderzoekers vragen aan beleid en sector om het vinden en implementeren van een goed biologisch afbreekbaar alternatief voor spekking bovenaan de prioriteitenlijst te zetten. Vanzelfsprekend gaat het dan niet enkel over de Belgische visserijsector, maar dient er initiatief te worden genomen op de schaal van de volledige Noordzee of zelfs heel Europa.

‘Spekking’, de mat van losse draden die de buik van een sleepnet moeten beschermen tegen schade, is een belangrijke bron van kunststofvezels in het Belgisch deel van de Noordzee. © ILVO

Verspreidingsroutes van zwerfvuil?

Er mag dan wel een verband zijn tussen plastic vervuiling en visserij, een eenduidig oorzakelijk verband met visserij-intensiteit is er niet. Met andere woorden: het is niet zo dat het meeste afval wordt gevonden op plaatsen waar het meest intensief wordt gevist. Evenmin werd een direct verband gevonden met zandwinning of offshore windparken. Op één baggerstortplaats, nabij de haven van Zeebrugge, werd een hotspot van afval geïdentificeerd. Het blijft echter onduidelijk of dit het gevolg is van het storten zelf, of van stroming of andere drijvende krachten. Er is dus een gedetailleerd onderzoek nodig naar de hotspots van zwerfvuil op zee, waarbij de impact van verschillende bronnen wordt onderzocht en de transportprocessen van zwerfvuil worden gemodelleerd.

Bavo De Witte, onderzoeker ILVO: “In onze woelige Noordzee is het niet verwonderlijk dat stromingen een sterke invloed kunnen uitoefenen op plastic vervuiling. Via modellering moet het mogelijk zijn om nog meer te weten te komen over de herkomst van verschillende afvaltypes.”

 De volledige rapporten zijn te downloaden via:

Microplastics in seafood from Belgian fisheries areas – ILVO Vlaanderen

Distribution and sources of macrolitter on the seafloor of Belgian fisheries areas – ILVO Vlaanderen

Marine Plastics project synthesis and recommendations – ILVO Vlaanderen & KBIN

Het onderzoeksproject MarinePlastics werd gefinancierd door het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het Financierings-instrument voor de Vlaamse Visserij (FIVA).

België kandidaat voor de Raad van de Internationale Maritieme Organisatie

België stelt zich kandidaat voor herverkiezing in de Raad van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) in categorie C. Deze organisatie van de Verenigde Naties zet zich in voor veilige en duurzame internationale scheepvaart. Ons land is sinds 1951 lid van de IMO en is er trots op dat het sindsdien samen met andere landen heeft bijgedragen tot de ontwikkeling van de maritieme industrie.

Ter ondersteuning van onze kandidatuur voor de Raad van de IMO-verkiezingen van 2021, heeft het DG Scheepvaart het genoegen een video te delen die maritiem België voorstelt en de kernpunten van ons motto onderstreept: “Be sustainable, be safe, be together, be Belgium”.

Onder meer wetenschappelijk onderzoek, monitoring van het mariene milieu en het opvolgen van de naleving van de internationale regels inzake luchtvervuiling door schepen komen in de promotievideo aan bod. Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) verleende daartoe medewerking aan de video, en leverde beelden aan. Onder meer de steun van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), en in het bijzonder van het luchttoezichtteam van de BMM, maar ook van wetenschappelijke duikers en diverse andere KBIN-teams was hierbij onontbeerlijk.

BEKIJK DE VIDEO

België focust in haar kandidatuur onder meer op:

  • bevordering van inclusief bestuur
  • ervaring met een steeds complexer wordende maritieme ruimte en een verscheidenheid aan actoren
  • innovatie voor een duurzame maritieme sector
  • uitvoering van IMO-regelgeving en beschermen van zeevarenden
  • versterking van de scheepvaartcluster

Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “Scheepvaart is van groot belang voor onze economie. Tegelijk zetten we sterk in op de bescherming van de zeeën en oceanen. Zo neemt ons land op internationaal niveau een voortrekkersrol op wanneer het gaat over emissiereductie. Onze Noordzee zelf maakt deel uit van een ECA-zone (Emission Control Area) waarin we met ons sniffervliegtuig streng controleren op de uitstoot van stikstof, zwavel en nog dit jaar ook van black carbon. Onze ambitie is om de CO₂ -uitstoot te verminderen met 55% tegen 2030 en nul-uitstoot te halen tegen 2050. Daarom is het belangrijk dat we opnieuw onze plaats in de cockpit van de IMO kunnen bemachtigen. Zo kunnen we echt onze stempel drukken op de ontwikkeling van een duurzaam maritiem beleid.”

Peter Claeyssens, Directeur-generaal bij het Directoraat-generaal Scheepvaart: “De Internationale Maritieme Organisatie (IMO) bepaalt de regels voor een veilige scheepvaart en de bescherming van onze zeeën en oceanen. Als belangrijke maritieme natie zet België sterk in op veilige en milieuvriendelijke scheepvaart. Daarom wil België mee aan het roer staan van deze organisatie, om onze stempel te kunnen drukken op het continue streven naar een duurzame maritieme mobiliteit wereldwijd.”

De verkiezingen worden in Londen gehouden tijdens de 32e gewone zitting van de Algemene Vergadering, van 6 december 2021 tot en met 15 december 2021.

Meer informatie over de Raad van de IMO en de Belgische kandidatuur vindt u hier.

Bron: FOD Mobiliteit en Vervoer

https://mobilit.belgium.be/nl/nieuws/nieuwsberichten/2021/belgie_kandidaat_voor_de_raad_van_de_internationale_maritieme

Iconische Belgica krijgt tweede leven als Oekraïens onderzoeksschip

Op 13 september 2021 werd de overeenkomst ondertekend voor de overdracht van het legendarische onderzoeksschip Belgica van de Belgische aan de Oekraïense autoriteiten. Enkele dagen later vangt het schip de tocht naar haar nieuwe thuisbasis Odessa aan. Tijdens deze transit worden diverse wetenschappelijke staalnames uitgevoerd. Ook in de Zwarte Zee zal het schip blijven doen waar het in uitblinkt: wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en de gezondheidstoestand van de zee opvolgen. Op basis daarvan kan men maatregelen definiëren die tot het ecologisch herstel van de Zwarte Zee moeten leiden.

De RV Belgica beëindigt haar laatste campagne als Belgisch oceanografisch onderzoeksschip, 25 maart 2021. ©Belgian Navy/J. Urbain

Op maandag 13 september 2021, ondertekenden Dhr. Thomas Dermine, staatssecretaris voor Economisch Herstel en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid, Dhr. Roman Abramovskyy, minister van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne, en Dhr. Viktor Komorin, Directeur van het Oekraïens Wetenschappelijk Centrum voor Ecologie van de Zee, de overeenkomst voor de overdracht van het onderzoeksschip Belgica van het Koninkrijk België aan Oekraïne. Dit gebeurde als gevolg van een samenwerkingsakkoord dat in juli 2021 werd ondertekend door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO), het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en het Ministerie van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne.

Staatssecretaris Thomas Dermine: “Na meer dan een miljoen afgelegde kilometers en meer dan 1.000 wetenschappelijke campagnes om de kennis van de zeeën te vergroten, neemt België vandaag afscheid van het onderzoeksschip Belgica. Als varend laboratorium was het schip 37 jaar lang het vlaggenschip van de Belgische mariene wetenschap. Met pijn in het hart nemen we afscheid, maar ik ben erg blij dat het schip een tweede leven krijgt dankzij onze samenwerking met het Oekraïense Wetenschappelijk Centrum voor de Ecologie van de Zee”.

Staatssecretaris Dermine (Wetenschapsbeleid), Minister Abramovskyy (Ministerie van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne) en Dhr. Komorin (Directeur van het Oekraïens Wetenschappelijk Centrum voor Ecologie van de Zee) ondertekenen de overeenkomst voor de overdracht van het onderzoeksschip Belgica aan Oekraïne. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

Een onschatbaar nalatenschap

Het belang van een performant nationaal onderzoeksschip kan niet voldoende worden onderstreept. Als multidisciplinair onderzoeksschip kon de RV Belgica wetenschappelijk onderzoek ondersteunen op het gebied van visserij, biologie, geologie, klimaat en chemie, en kon België boven zijn gewichtsklasse boksen inzake marien onderzoek en monitoring, mariene ruimtelijke planning en blauwe economie. En dat zowel op nationaal niveau als in internationale context. Het schip gaf ook aan duizenden studenten de mogelijkheid om hun eerste zee-ervaring op te doen. Velen onder hen kregen de smaak dermate te pakken dat ze in de verschillende STEM-sectoren (Science, Technology, Engineering and Mathematics – Wetenschap, Technologie, Techniek en Wiskunde) actief bleven, en niet zelden opklommen tot leidinggevende functies.

Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “De Belgica is een icoon in de onderzoekswereld en van onschatbare waarde geweest voor het Noordzeebeleid. Ze stond onder meer in voor het monitoren van de effecten van zandontginning, windparken en de munitiestortplaats de Paardenmarkt. Haar werkveld was ook veel ruimer dan onze Noordzee. Zo ontdekte ze heuvels van koudwaterkoralen voorbij Ierland en moddervulkanen voor de kust van Marokko. Met de nieuwe Belgica komt er een waardige opvolger om het werk van de ‘oude witte dame’ verder te zetten.”

Onderzoeksschip Belgica tijdens haar laatste dagen in haar traditionele thuishaven Zeebrugge. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

Een nieuw leven in de Zwarte Zee

Na 37 jaren van actieve dienst beëindigde de RV Belgica op 25 maart 2021 haar laatste campagne als Belgisch oceanografisch onderzoeksschip. Hoewel België in het late najaar van 2021 een nieuwe state-of-the-art Belgica verwelkomt, valt het afscheid van de ‘oude witte dame’ zwaar.

Op 16 september verlaat de RV Belgica haar traditionele ligplaats in de Marinebasis van Zeebrugge, en wordt ze officieel Oekraïens eigendom. Oekraïne beschikte recentelijk niet over een operationeel schip dat geschikt is voor oceanografisch onderzoek, maar heeft op dit vlak wel grote ambities. De Belgica zal voortaan de monitoring van het mariene milieu in de Zwarte-Zeeregio versterken, en zo ook van groot belang zijn voor het uitvoeren van de EU Kaderrichtlijn Mariene Strategie, die een onderdeel vormt van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Bovendien zal de monitoring op langere termijn bijdragen tot het opstellen van een op feiten gebaseerd programma van maatregelen en aldus tot het herstel van de toestand van de Zwarte Zee leiden. Als follow-up zijn ook gezamenlijke Belgisch-Oekraïense surveys gepland in zowel de Zwarte Zee als het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan.

Van Oekraïense zijde verklaarde minister Abramovskyy: “Wij zijn de Belgische partij zeer dankbaar voor zo’n belangrijk geschenk aan Oekraïne. Met behulp van het onderzoeksschip Belgica zijn wij van plan om reeds dit jaar de monitoring in de open wateren van de Zwarte Zee terug op te pikken.”

Minister Abramovskyy is terecht fier dat de Belgica vanaf 16 september 2021 Oekraïens eigendom zal zijn. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

De ‘eerste’ vaart

In de komende dagen begint het schip haar reis van Zeebrugge naar haar nieuwe Oekraïense thuishaven Odessa. Tijdens de 8 600 km lange reis zullen de Oekraïense wetenschappers meteen actief zijn. Ze zullen monsters van zeewater en bodemsedimenten verzamelen voor de analyse van een breed scala aan verontreinigende stoffen, drijvend marien afval en microplastics documenteren, stalen van milieu-DNA (‘environmental DNA’) nemen voor de beoordeling van de biodiversiteit en microbieel DNA analyseren om de aanwezigheid van antibioticaresistentiegenen aan het licht te brengen. Dit ambitieuze wetenschappelijke programma, getiteld “Cruise of Three European Seas” (Noordoost-Atlantische Oceaan, Middellandse Zee en Zwarte Zee), alsmede de overdracht van het vaartuig, wordt georganiseerd en gefinancierd door het EU/UNDP-project “European Union for Improving Environmental Monitoring of the Black Sea” (EU4EMBLAS), en wetenschappelijk ondersteund door het Joint Research Centre van de EU.

Minister van Defensie, Ludivine Dedonder: “37 jaar lang heeft Defensie de Belgica ingezet ten dienste van het wetenschappelijk onderzoek op zee. Het schip wordt nu overgedragen aan Oekraïne om er een aan een tweede carrière als wetenschappelijk onderzoekschip te beginnen. Het doet me plezier te weten dat de Belgica – onder een andere naam weliswaar – nieuwe wetenschappelijke opdrachten tegemoet vaart. Binnenkort verwachten we de opvolger in België en zetten we onze goede samenwerkingen met het Federaal Wetenschapsbeleid en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen verder.

Verwacht wordt dat de Belgica midden oktober 2021 in Oekraïne zal aankomen. Daar zal het schip een nieuwe naam krijgen, en vervolgens haar activiteiten in het Zwarte Zeegebied aanvangen.

Autopsie van Grijze zeehond Oscar bevestigt natuurlijke dood als gevolg van hoge leeftijd

In de voormiddag van 12 augustus 2021 werd een Grijze zeehond, een dier bekend bij strandbezoekers onder de naam “Oscar”, dood aangetroffen op het strand van Wenduine. Het post-mortem onderzoek, uitgevoerd door medewerkers van de Universiteit van Luik, in samenwerking met de Universiteit Gent en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, bevestigt wat reeds werd vermoed: Oscar bezweek aan de gevolgen van zijn hoge ouderdom. Dit kon worden afgeleid uit het lege spijsverteringsstelsel, het sterk gesleten gebit en de ernstige vermagerings-verschijnselen, wat uiteindelijk leidde tot een algemeen orgaanfalen.

RIP Grijze zeehond Oscar, strand van Wenduine, 12 augustus 2021 (© Brandweer De Haan)

Voor wie gisteren en vandaag de nationale media volgde was er geen ontkomen aan: de iconische zeehond Oscar zal voortaan niet meer op onze stranden worden waargenomen. Oscar, een volwassen mannetje Grijze zeehond, werd in de voormiddag van 12 augustus 2021 immers dood aangetroffen op het strand van Wenduine (deelgemeente van De Haan). Reeds sinds 2019 verbleef hij met grote regelmaat op de Belgische en Noord-Franse stranden, waar hij uitgroeide tot een vertrouwd zicht voor vele strandbezoekers en natuurliefhebbers. Recent kon hij zelfs genieten van nationale publieke aandacht, en werd hij bekend als een mascotte van de Belgische kust. Van bij het begin van zijn Belgisch avontuur was echter reeds duidelijk dat Oscar een oud dier was. Hij zag er eerder mager uit en lag vaak langdurig passief op het strand, wat bij velen de indruk wekte dat hij met gezondheidsproblemen kampte. Zijn voorkomen en gedrag pasten echter goed bij een oud dier, en een eventuele ingreep van de mens was niet aan de orde. Er werd dus al een tijdje verwacht dat zijn einde niet veraf was.

Oscar in betere tijden aan de Belgische kust. Hij zag er tijdens zijn hele verblijf vaak futloos en mager uit, indicatief voor een hoge leeftijd. Nieuwpoort, 9 september 2020 (© Luc David)

Post-mortem

Het kadaver van Oscar werd onmiddellijk na de vondst verzameld door medewerkers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dat sinds het begin van de jaren 1990 instaat voor de coördinatie van het onderzoek naar de gezondheidstoestand en doodsoorzaken van wilde zeezoogdieren in België. Er werd dadelijk een post-mortem onderzoek georganiseerd, dat werd uitgevoerd door de Faculteit Diergeneeskunde (Departement Morfologie en Pathologie) van de Universiteit van Luik, in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent en het KBIN.

Het onderzoek bevestigde wat reeds werd vermoed: Oscar stierf een natuurlijke dood naar aanleiding van de gevolgen van een hoge leeftijd; zijn lichaam was op. De autopsie bracht de volgende aspecten aan het licht:

  • het spijsverteringsstelsel was volledig leeg, het dier had dus al een hele tijd geen voedsel meer kunnen bemachtigen
  • het gebit werkte ook niet meer mee: vele tanden ontbraken en de resterende tanden waren sterk gesleten
  • ernstige vermageringsverschijnselen (vel over been): er werd geen vetweefsel meer aangetroffen en ook het spierweefsel was grotendeels verdwenen (geatrofieerd)
  • het gewicht bedroeg amper 100,1 kg, terwijl voor een mannelijke Grijze zeehond met een lengte van 2m een ‘gezond’ gewicht van 170 tot 200 kg mag worden verwacht (merk op dat Oscar met zijn 2m een eerder kleine volwassen Grijze zeehond was; sommige mannetjes worden wel 2,5 m lang)
  • de verzwakking door vermagering leidde uiteindelijk tot een algemeen orgaan- en hartfalen
  • over enkele tumoren moet verder onderzoek nog uitsluitsel brengen, maar deze waren naar verwachting niet rechtstreeks verantwoordelijk voor het overlijden
Het oude gebit, met ontbrekende en sterk gesleten tanden, maakte het Oscar niet makkelijker om zich te voeden. Wenduine, 12 augustus 2021 (© KBIN/J. Haelters)

Oscar bereikte een geschatte leeftijd van 20 jaar of meer (de exacte leeftijd is moeilijk te bepalen), wat respectabel is voor een Grijze zeehondmannetje. Van de vrouwtjes is bekend dat ze tot 35 jaar kunnen worden, maar de mannetjes leven doorgaans korter, mogelijk omdat ze hun lichaam zeer zwaar belasten tijdens de paartijd, wanneer ze in de gunst van de vrouwtjes proberen te komen (onder meer bij onderlinge gevechten met andere mannetjes).

Het skelet van Oscar zal worden geprepareerd om te worden gebruikt voor educatieve doeleinden, maar rond zijn uiteindelijke bestemming bestaat nog geen uitsluitsel.

Zeezoogdieren melden: wanneer, waar, hoe?

Voor het melden van waarnemingen van zeezoogdieren op zee kan men terecht bij het KBIN op dolfijn@natuurwetenschappen.be. Dode en gestrande dieren, of dieren die als bijvangst terecht kwamen in professionele of recreatieve visnetten (dood of levend) kunt u best ad hoc melden (telefonisch), rechtstreeks aan het KBIN of onrechtstreeks via een lokale overheidsdienst of algemeen noodnummer. Gezonde levende zeehonden op het strand kunnen worden gemeld aan het NorthSealTeam, dat beroep kan doen op vele vrijwilligers die de situatie lokaal opvolgen om verstoring te vermijden. Voor zeehonden in nood kan men SeaLife contacteren. Een Bruinvis of dolfijn op het strand is altijd in moeilijkheden: het dier ter plaatse terugzetten in zee is meestal geen optie. In dergelijk geval contacteert men best een algemeen noodnummer.

Oscar in betere tijden aan de Belgische kust. De Panne, 11 november 2020 (© Hilde Saesen)

 

De Belgische kust – 76 jaar geleden versus vandaag

Op 4 augustus 1945 vloog een Amerikaans militair vliegtuig langs de hele lengte van de kustlijn van ons land van Knokke tot De Panne. Vanuit de lucht nam een fotograaf meer dan 80 foto’s die een uniek beeld geven van hoe de kust van West-Vlaanderen er net na de Tweede Wereldoorlog uitzag. De foto’s waren netjes opgeborgen in de nationale archieven van de VS, en werden onlangs bij toeval ontdekt door enkele archeologen van de Universiteit Gent die op zoek waren naar foto’s waarop ze restanten van de oorlog konden zien.

Deze foto’s zijn niet alleen interessant omwille van hun historische waarde, maar laten ook toe een vergelijking te maken met de huidige toestand van onze kust. Bestond er maar een gelijkaardige reeks van recente beelden …

KBIN schiet te hulp!

Op dinsdag 14 april 2020, bij laagtij, vloog het KBIN-luchttoezichtteam met het KBIN-vliegtuig OO-MMM langs de hele Belgische kustlijn. Ze maakten unieke beelden van lege stranden tijdens de eerste Covid lockdown.

De pers was er weg van en op 4 augustus 2021, 76 jaar na de Amerikaanse vlucht van 1945, legde de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT) de twee beeldreeksen naast elkaar, waarbij ze zowel verbazingwekkende gelijkenissen als opmerkelijke verschillen onthulden.

Vergelijking van de beelden van de Oostendse kust in 1945 (© US Army) en 2020 (© KBIN)

Bekijk de beeldvergelijkingen (en meer informatie) op de VRT website.

Misschien ontdekt men onze beelden over 76 jaar nog eens in een archief … 😉

Windparken op zee verhogen de koolstofopslag in zeebodems – bruikbare kennis voor mariene ruimtelijke ordening en klimaatveranderingsmodellen

Zeedieren die op  de windturbines op zee groeien (zoals mosselen) beïnvloeden de zeebodem. Dat wisten we al, maar dankzij recente Belgisch-Nederlandse onderzoeksresultaten weten we nu ook hoe belangrijk dit effect precies is. De resultaten werden voorgesteld in twee pas gepubliceerde papers. Die beschrijven in detail hoe organisch materiaal geconcentreerd wordt in en rond de windparken en op grotere afstand in lagere hoeveelheden wordt afgezet. Dit zorgt voor een grotere koolstofopslag in de zeebodem van de windparken, wat van belang is in de context van klimaatcompensatie, maar ook voor wijzigingen binnen de soms kwetsbare bodemfauna. De resultaten kunnen bijdragen tot de besluitvorming over gevoelige onderwerpen zoals de ruimtelijke ordening van offshore windparken in beschermde mariene gebieden en de toekomstige ontmanteling van offshore windturbines.

Luchtzicht op een Belgisch offshore windpark. (©KBIN)

In het kader van de overgang van niet-hernieuwbare (fossiele) naar hernieuwbare energiebronnen neemt het aantal windparken op zee wereldwijd toe. Dit is ook het geval in België, momenteel de vijfde grootste producent van offshore windenergie ter wereld. Een nieuwe offshore windzone, de Prinses Elisabethzone, is ingetekend op het Belgische Marien Ruimtelijk Plan voor de periode 2020-2026. Hiermee zal de oppervlakte gereserveerd voor de nationale offshore windenergieproductie meer dan twee keer zo groot worden (van 238 naar ca 530 km²) en de capaciteit bijna verdubbelen (van 2,26 tot >4,26 Gigawatt). De nieuwe zone valt gedeeltelijk samen met het beschermde zeegebied “Vlaamse Banken“, een aangewezen Natura 2000-gebied in het kader van de EU-Habitatrichtlijn.

Zones voor offshore-windparken in het Belgische deel van de Noordzee (blauw = 1e zone, operationeel; zwart = Prinses Elisabeth-zone, toekomstig) en MPA ‘Vlaamse Banken’ (grote groene polygoon in ZW). (afgeleid van Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026)

Dertien jaren van opvolging van de ecologische effecten van windparken in de 1e Belgische offshore windzone toonden aan dat grote hoeveelheden ongewervelde dieren (mosselen, anemonen, kleine kreeftachtigen, enz.) groeien op de turbines, en dat die op hun beurt vissoorten zoals kabeljauw en pladijs aantrekken. De kennis rond de koloniserende soorten en hun effecten op het mariene ecosysteem bleef echter grotendeels beperkt tot het niveau van individuele turbines en windparken.

Mosselen zijn dominant in de gemeenschap die offshore windturbines koloniseert.  (©KBIN)

Geografische schaalvergroting

Het FaCE-It project (Functionele biodiversiteit in sedimenten onderhevig aan verandering: implicaties voor de biogeochemie en voedselwebben in een management context), dat liep over de periode 2015 – 2020, heeft deze kennis sterk uitgebreid.

“In FaCE-It hebben we de effecten van offshore windparken bestudeerd op het functioneren van het mariene ecosysteem. Voor de allereerste keer hebben we ook de effecten van meerdere offshore windparken in meerdere landen op een grote geografische schaal onderzocht. Er werd gebruik gemaakt van een combinatie van gedetailleerde waarnemingen, experimenten en modelsimulaties, met de nadruk op de effecten van windparken op de werking van de zeebodem.” legt projectcoördinator Jan Vanaverbeke van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen uit.

De projectpartners presenteren hun bevindingen in twee artikels in Frontiers in Marine Science.

Veranderingen in organische aanrijking van de zeebodem (Ivanov et al., 2021)

Dieren die windturbines koloniseren filteren voedsel uit de waterkolom, en zorgen daarna voor een toevoer van organisch materiaal naar de zeebodem rond de turbines, zowel in de vorm van hun uitwerpselen als van dode organismen die naar beneden vallen. Maar waar komt dat organisch materiaal precies terecht? Dat kon worden nagegaan via modellen die enerzijds waterstromingen (hydrodynamica, inclusief getijden en golven) en anderzijds het transport van sedimenten beschrijven. Die modellen werden gekoppeld aan kennis over de dynamiek van organische koolstof en minerale deeltjes in de waterkolom en de sedimenten. Die integratie van gegevens toonde duidelijk aan dat de aanwezigheid van offshore windparken leidt tot sterke veranderingen in de afzetting van organische stof op de zeebodem, zowel in als buiten de windparken. Aangezien dit organisch materiaal het voedsel is voor de organismen die de zeebodem bewonen, kan daardoor (een deel van) de voedselketen worden beïnvloed.

Evgeny Ivanov van de Universiteit van Luik licht toe: “Binnen offshore windparken, en in de gebieden eromheen, komt aanzienlijk meer organisch materiaal op de bodem terecht (tot 15%, en plaatselijk zelfs tot 50% meer), vooral in de gebieden die langs de sterkste getijdenstromingen liggen (volgens een NO/ZW-as ten opzichte van de turbines). In de andere richtingen (naar NW en ZO) wordt een afname van de depositie van organisch materiaal voorspeld (tot 10% minder). Meerdere offshore windparken zullen dus leiden tot een mozaïek van gebieden met verhoogde en verlaagde koolstofafzetting op de zeebodem. In de windparken en in een gebied van 5 km rond de turbines is het resulterend plaatje positief (meer organisch materiaal), terwijl de depositie in het omringende gebied tot 30 km verder weg aanzienlijk afneemt.”

Gemodelleerde jaarlijkse koolstofdepositie op de zeebodem in en rond offshore windparken (in %) vergeleken met de natuurlijke waarden (merk op dat de windparken in de Prinses Elisabeth-zone – de westelijke zone op de kaart – nog niet zijn aangelegd en dat er is uitgegaan van een veronderstelde inplanting van windturbines). (©Universiteit Luik)

Koolstofopslag in offshore windparken (De Borger et al, 2021)

De verhoogde organische aanrijking resulteert in een grotere koolstofopslag in de zeebodem van een offshore windpark. Emil De Borger, destijds verbonden aan de Universiteit Gent en nu aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), berekende om hoeveel koolstof het precies gaat: “Tijdens de levensduur van een offshore windpark (hier gedefinieerd als 20 jaar) wordt tussen 28715 en 48406 ton koolstof opgeslagen in de bovenste 10 cm van de zeebodem in de offshore windparken. Deze koolstof wordt ook wel “blauwe koolstof” genoemd, koolstof die gevangen zit in organische vormen (zoals dieren of planten) en die vervolgens begraven wordt. Wetende dat deze cijfers overeenkomen met 0,014-0,025% van de jaarlijkse broeikasgasemissies in België, kan dit worden beschouwd als een kleine, maar niettemin significante koolstofcompensatie.”

Deze koolstofcompensatie komt bovenop de veel grotere hoeveelheid koolstof (CO2) die niet wordt uitgestoten door het gebruik van een hernieuwbare in plaats van een fossiele energiebron. Ter vergelijking: in België zou de CO2-uitstoot tussen 1,04 en 2,86 miljoen ton verminderen door gebruik te maken van door wind opgewekte energie in plaats van een gasturbine (op basis van gegevens uit 2018). Hieraan dragen de geschatte hoeveelheden koolstof die in het sediment zijn opgeslagen nog eens 1 tot 4,6% bij.

Gemodelleerde veranderingen (%) in de totale hoeveelheid organische koolstof die is opgeslagen in de bovenste 10 cm van het sediment in en rond offshore windparken, in de “huidige” (A) en “toekomstige” (B) scenario’s. (©Universiteit Gent)

Gevolgen voor de ruimtelijke planning van offshore windparken

Deze bevindingen hebben belangrijke gevolgen voor het ontwerp van de nieuwe offshore windparken in en nabij het mariene beschermde gebied (Marine Protected Area – MPA) van de Vlaamse Banken. Binnen deze MPA bevinden zich waardevolle en bedreigde grindbanken, die een thuis zijn voor zeldzame soorten en beschermd worden door EU-wetgeving. Een toename aan depositie van organisch materiaal zou voor deze zeldzame soorten niet noodzakelijk een positief verhaal betekenen. De keuze van de locatie van de nieuwe offshore windparken zal in veel grotere mate de omvang van het effect op de grindbanken bepalen dan het aantal turbines dat doet, en een zorgvuldige inplanting van de turbines is dus nodig om offshore windparken en grindbanken binnen de MPA van de Vlaamse Banken op een milieuvriendelijke wijze samen te laten gaan.

Met behulp van het in FaCE-It ontwikkelde model werd berekend dat de plaatsing van het nieuwe offshore windmolenpark ten minste 3 km stroomafwaarts van de grindbedden slechts zou resulteren in een matige toename van de depositie van organisch materiaal. Wanneer ervoor zou worden gekozen de offshore windmolenparken stroomopwaarts te situeren, wordt aanbevolen een afstand van 7 km aan te houden. In de richting loodrecht op de getijdenstroming wordt een afstand van 2 tot 4 km geadviseerd.

Ook wordt geïllustreerd dat de natuur geen geopolitieke grenzen kent. De effecten overschrijden landsgrenzen: toekomstige offshore windparken in het naburige Franse deel van de Noordzee zullen het Belgische deel beïnvloeden, terwijl het operationele Belgische offshore windgebied nu al het Nederlandse deel van de Noordzee beïnvloedt.

Koolstofopslag van tijdelijke aard?

De verhoogde koolstofopslag in de sedimenten in en rond offshore windparken – en dus het klimaat-regulerende effect – kan van beperkte duur zijn. Als de zeebodem wordt verstoord, kan de opgeslagen koolstof weer vrijkomen in de waterkolom. Dit kan gebeuren als gevolg van bodemverstorende activiteiten zoals sleepnetvisserij (toegestaan buiten een straal van 50 m rond individuele turbines in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, maar volledig verboden in België, Nederland en Duitsland tijdens de operationele fase van de windparken, waar het mogelijk weer kan worden toegestaan na de ontmanteling ervan), of wanneer de concessiezones in hun oorspronkelijke staat worden hersteld na de verwachte levensduur van de windturbines (20-25 jaar).

Daarom zijn de FaCE-It-resultaten over koolstofopslag in sedimenten niet alleen nuttig ter ondersteuning van de ruimtelijke planning van offshore windparken, maar kunnen zij ook informatie verschaffen bij de besluitvorming over toekomstige ontmantelingsscenario’s en –methoden. Een mogelijk scenario daarbij is gedeeltelijke ontmanteling, waarbij een deel van de onderzeese structuur op zijn plaats blijft, een nieuwe bestemming krijgt of wordt verplaatst.

 

FaCE-It (Functionele biodiversiteit in sedimenten onderhevig aan verandering: implicaties voor de biogeochemie en voedselwebben in een management context) is een project gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo), gecoördineerd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en een samenwerking tussen het KBIN, de Onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent, de Vakgroep Astrofysica, Geofysica en Oceanografie van de Universiteit van Luik, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).