Iconische Belgica krijgt tweede leven als Oekraïens onderzoeksschip

Op 13 september 2021 werd de overeenkomst ondertekend voor de overdracht van het legendarische onderzoeksschip Belgica van de Belgische aan de Oekraïense autoriteiten. Enkele dagen later vangt het schip de tocht naar haar nieuwe thuisbasis Odessa aan. Tijdens deze transit worden diverse wetenschappelijke staalnames uitgevoerd. Ook in de Zwarte Zee zal het schip blijven doen waar het in uitblinkt: wetenschappelijk onderzoek uitvoeren en de gezondheidstoestand van de zee opvolgen. Op basis daarvan kan men maatregelen definiëren die tot het ecologisch herstel van de Zwarte Zee moeten leiden.

De RV Belgica beëindigt haar laatste campagne als Belgisch oceanografisch onderzoeksschip, 25 maart 2021. ©Belgian Navy/J. Urbain

Op maandag 13 september 2021, ondertekenden Dhr. Thomas Dermine, staatssecretaris voor Economisch Herstel en Strategische Investeringen, belast met Wetenschapsbeleid, Dhr. Roman Abramovskyy, minister van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne, en Dhr. Viktor Komorin, Directeur van het Oekraïens Wetenschappelijk Centrum voor Ecologie van de Zee, de overeenkomst voor de overdracht van het onderzoeksschip Belgica van het Koninkrijk België aan Oekraïne. Dit gebeurde als gevolg van een samenwerkingsakkoord dat in juli 2021 werd ondertekend door het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO), het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN) en het Ministerie van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne.

Staatssecretaris Thomas Dermine: “Na meer dan een miljoen afgelegde kilometers en meer dan 1.000 wetenschappelijke campagnes om de kennis van de zeeën te vergroten, neemt België vandaag afscheid van het onderzoeksschip Belgica. Als varend laboratorium was het schip 37 jaar lang het vlaggenschip van de Belgische mariene wetenschap. Met pijn in het hart nemen we afscheid, maar ik ben erg blij dat het schip een tweede leven krijgt dankzij onze samenwerking met het Oekraïense Wetenschappelijk Centrum voor de Ecologie van de Zee”.

Staatssecretaris Dermine (Wetenschapsbeleid), Minister Abramovskyy (Ministerie van Milieubescherming en Natuurlijke Rijkdommen van Oekraïne) en Dhr. Komorin (Directeur van het Oekraïens Wetenschappelijk Centrum voor Ecologie van de Zee) ondertekenen de overeenkomst voor de overdracht van het onderzoeksschip Belgica aan Oekraïne. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

Een onschatbaar nalatenschap

Het belang van een performant nationaal onderzoeksschip kan niet voldoende worden onderstreept. Als multidisciplinair onderzoeksschip kon de RV Belgica wetenschappelijk onderzoek ondersteunen op het gebied van visserij, biologie, geologie, klimaat en chemie, en kon België boven zijn gewichtsklasse boksen inzake marien onderzoek en monitoring, mariene ruimtelijke planning en blauwe economie. En dat zowel op nationaal niveau als in internationale context. Het schip gaf ook aan duizenden studenten de mogelijkheid om hun eerste zee-ervaring op te doen. Velen onder hen kregen de smaak dermate te pakken dat ze in de verschillende STEM-sectoren (Science, Technology, Engineering and Mathematics – Wetenschap, Technologie, Techniek en Wiskunde) actief bleven, en niet zelden opklommen tot leidinggevende functies.

Vincent Van Quickenborne, vice-eersteminister en minister van Noordzee: “De Belgica is een icoon in de onderzoekswereld en van onschatbare waarde geweest voor het Noordzeebeleid. Ze stond onder meer in voor het monitoren van de effecten van zandontginning, windparken en de munitiestortplaats de Paardenmarkt. Haar werkveld was ook veel ruimer dan onze Noordzee. Zo ontdekte ze heuvels van koudwaterkoralen voorbij Ierland en moddervulkanen voor de kust van Marokko. Met de nieuwe Belgica komt er een waardige opvolger om het werk van de ‘oude witte dame’ verder te zetten.”

Onderzoeksschip Belgica tijdens haar laatste dagen in haar traditionele thuishaven Zeebrugge. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

Een nieuw leven in de Zwarte Zee

Na 37 jaren van actieve dienst beëindigde de RV Belgica op 25 maart 2021 haar laatste campagne als Belgisch oceanografisch onderzoeksschip. Hoewel België in het late najaar van 2021 een nieuwe state-of-the-art Belgica verwelkomt, valt het afscheid van de ‘oude witte dame’ zwaar.

Op 16 september verlaat de RV Belgica haar traditionele ligplaats in de Marinebasis van Zeebrugge, en wordt ze officieel Oekraïens eigendom. Oekraïne beschikte recentelijk niet over een operationeel schip dat geschikt is voor oceanografisch onderzoek, maar heeft op dit vlak wel grote ambities. De Belgica zal voortaan de monitoring van het mariene milieu in de Zwarte-Zeeregio versterken, en zo ook van groot belang zijn voor het uitvoeren van de EU Kaderrichtlijn Mariene Strategie, die een onderdeel vormt van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne. Bovendien zal de monitoring op langere termijn bijdragen tot het opstellen van een op feiten gebaseerd programma van maatregelen en aldus tot het herstel van de toestand van de Zwarte Zee leiden. Als follow-up zijn ook gezamenlijke Belgisch-Oekraïense surveys gepland in zowel de Zwarte Zee als het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan.

Van Oekraïense zijde verklaarde minister Abramovskyy: “Wij zijn de Belgische partij zeer dankbaar voor zo’n belangrijk geschenk aan Oekraïne. Met behulp van het onderzoeksschip Belgica zijn wij van plan om reeds dit jaar de monitoring in de open wateren van de Zwarte Zee terug op te pikken.”

Minister Abramovskyy is terecht fier dat de Belgica vanaf 16 september 2021 Oekraïens eigendom zal zijn. 13 september 2021. ©KBIN/K. Moreau

De ‘eerste’ vaart

In de komende dagen begint het schip haar reis van Zeebrugge naar haar nieuwe Oekraïense thuishaven Odessa. Tijdens de 8 600 km lange reis zullen de Oekraïense wetenschappers meteen actief zijn. Ze zullen monsters van zeewater en bodemsedimenten verzamelen voor de analyse van een breed scala aan verontreinigende stoffen, drijvend marien afval en microplastics documenteren, stalen van milieu-DNA (‘environmental DNA’) nemen voor de beoordeling van de biodiversiteit en microbieel DNA analyseren om de aanwezigheid van antibioticaresistentiegenen aan het licht te brengen. Dit ambitieuze wetenschappelijke programma, getiteld “Cruise of Three European Seas” (Noordoost-Atlantische Oceaan, Middellandse Zee en Zwarte Zee), alsmede de overdracht van het vaartuig, wordt georganiseerd en gefinancierd door het EU/UNDP-project “European Union for Improving Environmental Monitoring of the Black Sea” (EU4EMBLAS), en wetenschappelijk ondersteund door het Joint Research Centre van de EU.

Minister van Defensie, Ludivine Dedonder: “37 jaar lang heeft Defensie de Belgica ingezet ten dienste van het wetenschappelijk onderzoek op zee. Het schip wordt nu overgedragen aan Oekraïne om er een aan een tweede carrière als wetenschappelijk onderzoekschip te beginnen. Het doet me plezier te weten dat de Belgica – onder een andere naam weliswaar – nieuwe wetenschappelijke opdrachten tegemoet vaart. Binnenkort verwachten we de opvolger in België en zetten we onze goede samenwerkingen met het Federaal Wetenschapsbeleid en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen verder.

Verwacht wordt dat de Belgica midden oktober 2021 in Oekraïne zal aankomen. Daar zal het schip een nieuwe naam krijgen, en vervolgens haar activiteiten in het Zwarte Zeegebied aanvangen.

Fenologie van de postnuptiale trek gebaseerd op vogels geringd in België gedurende de periode 2011-2020

Trekbewegingen zijn cruciale fases in de jaarcyclus van in het wild levende vogels.

In sommige gevallen is het verloop ervan genetisch bepaald, in andere gevallen is het aangeleerd. Maar steeds komt het er op aan om twee gebieden, die soms en zelfs vaak duizenden kilometers van elkaar verwijderd zijn, met mekaar te verbinden.

Het hele traject dat daarbij gevolgd wordt vereist opmerkelijke oriëntatiemogelijkheden, het reageren op weersomstandigheden, goede keuzes maken en het beschikbaar zijn van mogelijke haltes en rustzones. De mogelijkheid om zich efficiënt te voeden tijdens deze haltes om zo de reserves te herstellen die reeds werden aangesproken en dus een volgende stap te kunnen zetten, zijn eveneens van kapitaal belang.

De fenologie, de “timing”, van de trek is een essentiële parameter in de slaagkansen van de trekbewegingen. Vogels moeten tijdig vertrekken om op het juiste moment aan te komen op hun bestemming, waarbij rekening moet gehouden worden met de deeltrajecten en met het beschikbare voedsel vanaf het begin tot het einde van het traject. In het geval van insectenetende zangvogels zijn deze voedselbronnen functie van de jaarcyclus waarbij in de herfst overgeschakeld wordt op een dieet van bessen en vruchten. Op die manier slagen ze er in om uit de zo verkregen suikers hun vetvoorraad aan te vullen die de energie zal leveren bij een volgend deeltraject.

Sommige soorten of populaties binnen die soorten, passen de timing van hun trekbewegingen voortdurend aan. Andere slagen er moeilijk in om dit te doen en zijn sterker gebonden aan hun genetisch bepaalde agenda.

Maar wat gebeurt er bij specifieke weersomstandigheden of als het klimaat snel verandert? In welke mate reageren verschillende vogelsoorten hier goed op? En indien andere daar niet in slagen, heeft dit dan een invloed op de evolutie van hun populaties zowel qua talrijkheid als qua verspreiding?

Door de fenologie te bestuderen van verschillende vogelsoorten die tijdens de trek in België geringd worden, wensen wij deel te nemen aan deze evaluatie.

Deze eerste voostelling van resultaten geeft, per periode van 3 dagen, de gegevens weer die door het ringen werden verzameld tijdens de laatste 10 jaar in België. De cijfers worden uitgedrukt als percentage van het totaal aantal geringde vogels van de betreffende soort tijdens de referentieperiode.  De grootte van de staalname (“n”) wordt op elke grafiek weergegeven. Gezien de aantallen en de relatief beperkte oppervlakte waarbinnen de gegevens werden verzameld (het landoppervlakte van België beslaat “slechts” 30.528 km²), zijn deze cijfers bijzonder robuust.

In een tweede fase zullen wij ook de variatie tussen de verschillende jaren in beeld brengen.

Onze grote dank gaat naar de medewerkers-ringers van het KBIN die bijgedragen hebben tot het verzamelen van deze gegevens en aan Paul Vandenbulcke, auteur van Papageno, het invoerprogramma dat ons de data aanreikte om deze analyse te maken.

Autopsie van Grijze zeehond Oscar bevestigt natuurlijke dood als gevolg van hoge leeftijd

In de voormiddag van 12 augustus 2021 werd een Grijze zeehond, een dier bekend bij strandbezoekers onder de naam “Oscar”, dood aangetroffen op het strand van Wenduine. Het post-mortem onderzoek, uitgevoerd door medewerkers van de Universiteit van Luik, in samenwerking met de Universiteit Gent en het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, bevestigt wat reeds werd vermoed: Oscar bezweek aan de gevolgen van zijn hoge ouderdom. Dit kon worden afgeleid uit het lege spijsverteringsstelsel, het sterk gesleten gebit en de ernstige vermagerings-verschijnselen, wat uiteindelijk leidde tot een algemeen orgaanfalen.

RIP Grijze zeehond Oscar, strand van Wenduine, 12 augustus 2021 (© Brandweer De Haan)

Voor wie gisteren en vandaag de nationale media volgde was er geen ontkomen aan: de iconische zeehond Oscar zal voortaan niet meer op onze stranden worden waargenomen. Oscar, een volwassen mannetje Grijze zeehond, werd in de voormiddag van 12 augustus 2021 immers dood aangetroffen op het strand van Wenduine (deelgemeente van De Haan). Reeds sinds 2019 verbleef hij met grote regelmaat op de Belgische en Noord-Franse stranden, waar hij uitgroeide tot een vertrouwd zicht voor vele strandbezoekers en natuurliefhebbers. Recent kon hij zelfs genieten van nationale publieke aandacht, en werd hij bekend als een mascotte van de Belgische kust. Van bij het begin van zijn Belgisch avontuur was echter reeds duidelijk dat Oscar een oud dier was. Hij zag er eerder mager uit en lag vaak langdurig passief op het strand, wat bij velen de indruk wekte dat hij met gezondheidsproblemen kampte. Zijn voorkomen en gedrag pasten echter goed bij een oud dier, en een eventuele ingreep van de mens was niet aan de orde. Er werd dus al een tijdje verwacht dat zijn einde niet veraf was.

Oscar in betere tijden aan de Belgische kust. Hij zag er tijdens zijn hele verblijf vaak futloos en mager uit, indicatief voor een hoge leeftijd. Nieuwpoort, 9 september 2020 (© Luc David)

Post-mortem

Het kadaver van Oscar werd onmiddellijk na de vondst verzameld door medewerkers van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), dat sinds het begin van de jaren 1990 instaat voor de coördinatie van het onderzoek naar de gezondheidstoestand en doodsoorzaken van wilde zeezoogdieren in België. Er werd dadelijk een post-mortem onderzoek georganiseerd, dat werd uitgevoerd door de Faculteit Diergeneeskunde (Departement Morfologie en Pathologie) van de Universiteit van Luik, in samenwerking met de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent en het KBIN.

Het onderzoek bevestigde wat reeds werd vermoed: Oscar stierf een natuurlijke dood naar aanleiding van de gevolgen van een hoge leeftijd; zijn lichaam was op. De autopsie bracht de volgende aspecten aan het licht:

  • het spijsverteringsstelsel was volledig leeg, het dier had dus al een hele tijd geen voedsel meer kunnen bemachtigen
  • het gebit werkte ook niet meer mee: vele tanden ontbraken en de resterende tanden waren sterk gesleten
  • ernstige vermageringsverschijnselen (vel over been): er werd geen vetweefsel meer aangetroffen en ook het spierweefsel was grotendeels verdwenen (geatrofieerd)
  • het gewicht bedroeg amper 100,1 kg, terwijl voor een mannelijke Grijze zeehond met een lengte van 2m een ‘gezond’ gewicht van 170 tot 200 kg mag worden verwacht (merk op dat Oscar met zijn 2m een eerder kleine volwassen Grijze zeehond was; sommige mannetjes worden wel 2,5 m lang)
  • de verzwakking door vermagering leidde uiteindelijk tot een algemeen orgaan- en hartfalen
  • over enkele tumoren moet verder onderzoek nog uitsluitsel brengen, maar deze waren naar verwachting niet rechtstreeks verantwoordelijk voor het overlijden
Het oude gebit, met ontbrekende en sterk gesleten tanden, maakte het Oscar niet makkelijker om zich te voeden. Wenduine, 12 augustus 2021 (© KBIN/J. Haelters)

Oscar bereikte een geschatte leeftijd van 20 jaar of meer (de exacte leeftijd is moeilijk te bepalen), wat respectabel is voor een Grijze zeehondmannetje. Van de vrouwtjes is bekend dat ze tot 35 jaar kunnen worden, maar de mannetjes leven doorgaans korter, mogelijk omdat ze hun lichaam zeer zwaar belasten tijdens de paartijd, wanneer ze in de gunst van de vrouwtjes proberen te komen (onder meer bij onderlinge gevechten met andere mannetjes).

Het skelet van Oscar zal worden geprepareerd om te worden gebruikt voor educatieve doeleinden, maar rond zijn uiteindelijke bestemming bestaat nog geen uitsluitsel.

Zeezoogdieren melden: wanneer, waar, hoe?

Voor het melden van waarnemingen van zeezoogdieren op zee kan men terecht bij het KBIN op dolfijn@natuurwetenschappen.be. Dode en gestrande dieren, of dieren die als bijvangst terecht kwamen in professionele of recreatieve visnetten (dood of levend) kunt u best ad hoc melden (telefonisch), rechtstreeks aan het KBIN of onrechtstreeks via een lokale overheidsdienst of algemeen noodnummer. Gezonde levende zeehonden op het strand kunnen worden gemeld aan het NorthSealTeam, dat beroep kan doen op vele vrijwilligers die de situatie lokaal opvolgen om verstoring te vermijden. Voor zeehonden in nood kan men SeaLife contacteren. Een Bruinvis of dolfijn op het strand is altijd in moeilijkheden: het dier ter plaatse terugzetten in zee is meestal geen optie. In dergelijk geval contacteert men best een algemeen noodnummer.

Oscar in betere tijden aan de Belgische kust. De Panne, 11 november 2020 (© Hilde Saesen)

 

De Belgische kust – 76 jaar geleden versus vandaag

Op 4 augustus 1945 vloog een Amerikaans militair vliegtuig langs de hele lengte van de kustlijn van ons land van Knokke tot De Panne. Vanuit de lucht nam een fotograaf meer dan 80 foto’s die een uniek beeld geven van hoe de kust van West-Vlaanderen er net na de Tweede Wereldoorlog uitzag. De foto’s waren netjes opgeborgen in de nationale archieven van de VS, en werden onlangs bij toeval ontdekt door enkele archeologen van de Universiteit Gent die op zoek waren naar foto’s waarop ze restanten van de oorlog konden zien.

Deze foto’s zijn niet alleen interessant omwille van hun historische waarde, maar laten ook toe een vergelijking te maken met de huidige toestand van onze kust. Bestond er maar een gelijkaardige reeks van recente beelden …

KBIN schiet te hulp!

Op dinsdag 14 april 2020, bij laagtij, vloog het KBIN-luchttoezichtteam met het KBIN-vliegtuig OO-MMM langs de hele Belgische kustlijn. Ze maakten unieke beelden van lege stranden tijdens de eerste Covid lockdown.

De pers was er weg van en op 4 augustus 2021, 76 jaar na de Amerikaanse vlucht van 1945, legde de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT) de twee beeldreeksen naast elkaar, waarbij ze zowel verbazingwekkende gelijkenissen als opmerkelijke verschillen onthulden.

Vergelijking van de beelden van de Oostendse kust in 1945 (© US Army) en 2020 (© KBIN)

Bekijk de beeldvergelijkingen (en meer informatie) op de VRT website.

Misschien ontdekt men onze beelden over 76 jaar nog eens in een archief … 😉

Windparken op zee verhogen de koolstofopslag in zeebodems – bruikbare kennis voor mariene ruimtelijke ordening en klimaatveranderingsmodellen

Zeedieren die op  de windturbines op zee groeien (zoals mosselen) beïnvloeden de zeebodem. Dat wisten we al, maar dankzij recente Belgisch-Nederlandse onderzoeksresultaten weten we nu ook hoe belangrijk dit effect precies is. De resultaten werden voorgesteld in twee pas gepubliceerde papers. Die beschrijven in detail hoe organisch materiaal geconcentreerd wordt in en rond de windparken en op grotere afstand in lagere hoeveelheden wordt afgezet. Dit zorgt voor een grotere koolstofopslag in de zeebodem van de windparken, wat van belang is in de context van klimaatcompensatie, maar ook voor wijzigingen binnen de soms kwetsbare bodemfauna. De resultaten kunnen bijdragen tot de besluitvorming over gevoelige onderwerpen zoals de ruimtelijke ordening van offshore windparken in beschermde mariene gebieden en de toekomstige ontmanteling van offshore windturbines.

Luchtzicht op een Belgisch offshore windpark. (©KBIN)

In het kader van de overgang van niet-hernieuwbare (fossiele) naar hernieuwbare energiebronnen neemt het aantal windparken op zee wereldwijd toe. Dit is ook het geval in België, momenteel de vijfde grootste producent van offshore windenergie ter wereld. Een nieuwe offshore windzone, de Prinses Elisabethzone, is ingetekend op het Belgische Marien Ruimtelijk Plan voor de periode 2020-2026. Hiermee zal de oppervlakte gereserveerd voor de nationale offshore windenergieproductie meer dan twee keer zo groot worden (van 238 naar ca 530 km²) en de capaciteit bijna verdubbelen (van 2,26 tot >4,26 Gigawatt). De nieuwe zone valt gedeeltelijk samen met het beschermde zeegebied “Vlaamse Banken“, een aangewezen Natura 2000-gebied in het kader van de EU-Habitatrichtlijn.

Zones voor offshore-windparken in het Belgische deel van de Noordzee (blauw = 1e zone, operationeel; zwart = Prinses Elisabeth-zone, toekomstig) en MPA ‘Vlaamse Banken’ (grote groene polygoon in ZW). (afgeleid van Marien Ruimtelijk Plan 2020-2026)

Dertien jaren van opvolging van de ecologische effecten van windparken in de 1e Belgische offshore windzone toonden aan dat grote hoeveelheden ongewervelde dieren (mosselen, anemonen, kleine kreeftachtigen, enz.) groeien op de turbines, en dat die op hun beurt vissoorten zoals kabeljauw en pladijs aantrekken. De kennis rond de koloniserende soorten en hun effecten op het mariene ecosysteem bleef echter grotendeels beperkt tot het niveau van individuele turbines en windparken.

Mosselen zijn dominant in de gemeenschap die offshore windturbines koloniseert.  (©KBIN)

Geografische schaalvergroting

Het FaCE-It project (Functionele biodiversiteit in sedimenten onderhevig aan verandering: implicaties voor de biogeochemie en voedselwebben in een management context), dat liep over de periode 2015 – 2020, heeft deze kennis sterk uitgebreid.

“In FaCE-It hebben we de effecten van offshore windparken bestudeerd op het functioneren van het mariene ecosysteem. Voor de allereerste keer hebben we ook de effecten van meerdere offshore windparken in meerdere landen op een grote geografische schaal onderzocht. Er werd gebruik gemaakt van een combinatie van gedetailleerde waarnemingen, experimenten en modelsimulaties, met de nadruk op de effecten van windparken op de werking van de zeebodem.” legt projectcoördinator Jan Vanaverbeke van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen uit.

De projectpartners presenteren hun bevindingen in twee artikels in Frontiers in Marine Science.

Veranderingen in organische aanrijking van de zeebodem (Ivanov et al., 2021)

Dieren die windturbines koloniseren filteren voedsel uit de waterkolom, en zorgen daarna voor een toevoer van organisch materiaal naar de zeebodem rond de turbines, zowel in de vorm van hun uitwerpselen als van dode organismen die naar beneden vallen. Maar waar komt dat organisch materiaal precies terecht? Dat kon worden nagegaan via modellen die enerzijds waterstromingen (hydrodynamica, inclusief getijden en golven) en anderzijds het transport van sedimenten beschrijven. Die modellen werden gekoppeld aan kennis over de dynamiek van organische koolstof en minerale deeltjes in de waterkolom en de sedimenten. Die integratie van gegevens toonde duidelijk aan dat de aanwezigheid van offshore windparken leidt tot sterke veranderingen in de afzetting van organische stof op de zeebodem, zowel in als buiten de windparken. Aangezien dit organisch materiaal het voedsel is voor de organismen die de zeebodem bewonen, kan daardoor (een deel van) de voedselketen worden beïnvloed.

Evgeny Ivanov van de Universiteit van Luik licht toe: “Binnen offshore windparken, en in de gebieden eromheen, komt aanzienlijk meer organisch materiaal op de bodem terecht (tot 15%, en plaatselijk zelfs tot 50% meer), vooral in de gebieden die langs de sterkste getijdenstromingen liggen (volgens een NO/ZW-as ten opzichte van de turbines). In de andere richtingen (naar NW en ZO) wordt een afname van de depositie van organisch materiaal voorspeld (tot 10% minder). Meerdere offshore windparken zullen dus leiden tot een mozaïek van gebieden met verhoogde en verlaagde koolstofafzetting op de zeebodem. In de windparken en in een gebied van 5 km rond de turbines is het resulterend plaatje positief (meer organisch materiaal), terwijl de depositie in het omringende gebied tot 30 km verder weg aanzienlijk afneemt.”

Gemodelleerde jaarlijkse koolstofdepositie op de zeebodem in en rond offshore windparken (in %) vergeleken met de natuurlijke waarden (merk op dat de windparken in de Prinses Elisabeth-zone – de westelijke zone op de kaart – nog niet zijn aangelegd en dat er is uitgegaan van een veronderstelde inplanting van windturbines). (©Universiteit Luik)

Koolstofopslag in offshore windparken (De Borger et al, 2021)

De verhoogde organische aanrijking resulteert in een grotere koolstofopslag in de zeebodem van een offshore windpark. Emil De Borger, destijds verbonden aan de Universiteit Gent en nu aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), berekende om hoeveel koolstof het precies gaat: “Tijdens de levensduur van een offshore windpark (hier gedefinieerd als 20 jaar) wordt tussen 28715 en 48406 ton koolstof opgeslagen in de bovenste 10 cm van de zeebodem in de offshore windparken. Deze koolstof wordt ook wel “blauwe koolstof” genoemd, koolstof die gevangen zit in organische vormen (zoals dieren of planten) en die vervolgens begraven wordt. Wetende dat deze cijfers overeenkomen met 0,014-0,025% van de jaarlijkse broeikasgasemissies in België, kan dit worden beschouwd als een kleine, maar niettemin significante koolstofcompensatie.”

Deze koolstofcompensatie komt bovenop de veel grotere hoeveelheid koolstof (CO2) die niet wordt uitgestoten door het gebruik van een hernieuwbare in plaats van een fossiele energiebron. Ter vergelijking: in België zou de CO2-uitstoot tussen 1,04 en 2,86 miljoen ton verminderen door gebruik te maken van door wind opgewekte energie in plaats van een gasturbine (op basis van gegevens uit 2018). Hieraan dragen de geschatte hoeveelheden koolstof die in het sediment zijn opgeslagen nog eens 1 tot 4,6% bij.

Gemodelleerde veranderingen (%) in de totale hoeveelheid organische koolstof die is opgeslagen in de bovenste 10 cm van het sediment in en rond offshore windparken, in de “huidige” (A) en “toekomstige” (B) scenario’s. (©Universiteit Gent)

Gevolgen voor de ruimtelijke planning van offshore windparken

Deze bevindingen hebben belangrijke gevolgen voor het ontwerp van de nieuwe offshore windparken in en nabij het mariene beschermde gebied (Marine Protected Area – MPA) van de Vlaamse Banken. Binnen deze MPA bevinden zich waardevolle en bedreigde grindbanken, die een thuis zijn voor zeldzame soorten en beschermd worden door EU-wetgeving. Een toename aan depositie van organisch materiaal zou voor deze zeldzame soorten niet noodzakelijk een positief verhaal betekenen. De keuze van de locatie van de nieuwe offshore windparken zal in veel grotere mate de omvang van het effect op de grindbanken bepalen dan het aantal turbines dat doet, en een zorgvuldige inplanting van de turbines is dus nodig om offshore windparken en grindbanken binnen de MPA van de Vlaamse Banken op een milieuvriendelijke wijze samen te laten gaan.

Met behulp van het in FaCE-It ontwikkelde model werd berekend dat de plaatsing van het nieuwe offshore windmolenpark ten minste 3 km stroomafwaarts van de grindbedden slechts zou resulteren in een matige toename van de depositie van organisch materiaal. Wanneer ervoor zou worden gekozen de offshore windmolenparken stroomopwaarts te situeren, wordt aanbevolen een afstand van 7 km aan te houden. In de richting loodrecht op de getijdenstroming wordt een afstand van 2 tot 4 km geadviseerd.

Ook wordt geïllustreerd dat de natuur geen geopolitieke grenzen kent. De effecten overschrijden landsgrenzen: toekomstige offshore windparken in het naburige Franse deel van de Noordzee zullen het Belgische deel beïnvloeden, terwijl het operationele Belgische offshore windgebied nu al het Nederlandse deel van de Noordzee beïnvloedt.

Koolstofopslag van tijdelijke aard?

De verhoogde koolstofopslag in de sedimenten in en rond offshore windparken – en dus het klimaat-regulerende effect – kan van beperkte duur zijn. Als de zeebodem wordt verstoord, kan de opgeslagen koolstof weer vrijkomen in de waterkolom. Dit kan gebeuren als gevolg van bodemverstorende activiteiten zoals sleepnetvisserij (toegestaan buiten een straal van 50 m rond individuele turbines in het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, maar volledig verboden in België, Nederland en Duitsland tijdens de operationele fase van de windparken, waar het mogelijk weer kan worden toegestaan na de ontmanteling ervan), of wanneer de concessiezones in hun oorspronkelijke staat worden hersteld na de verwachte levensduur van de windturbines (20-25 jaar).

Daarom zijn de FaCE-It-resultaten over koolstofopslag in sedimenten niet alleen nuttig ter ondersteuning van de ruimtelijke planning van offshore windparken, maar kunnen zij ook informatie verschaffen bij de besluitvorming over toekomstige ontmantelingsscenario’s en –methoden. Een mogelijk scenario daarbij is gedeeltelijke ontmanteling, waarbij een deel van de onderzeese structuur op zijn plaats blijft, een nieuwe bestemming krijgt of wordt verplaatst.

 

FaCE-It (Functionele biodiversiteit in sedimenten onderhevig aan verandering: implicaties voor de biogeochemie en voedselwebben in een management context) is een project gefinancierd door het Federaal Wetenschapsbeleid (Belspo), gecoördineerd door het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen (KBIN), en een samenwerking tussen het KBIN, de Onderzoeksgroep Mariene Biologie van de Universiteit Gent, de Vakgroep Astrofysica, Geofysica en Oceanografie van de Universiteit van Luik, het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) en het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ).